De Nederlandse visserij in liet licht
van het EG-visserijheleid
De smeerpoetsen
zijn onder ons
enHellevoetsIuis
f
Problemen en perspectieven
Spreekuur kaakchiiiirgie
in polikliniek Dirksland
Spreekuur oithopaedic
in polikliniek Dllksland
Spreekuur psy chiatiie
in polikliniek Dlfksland
Van Weel-Bethesda Ziekenhuis
Dirksland (Goeree-Overflakkee)
Bruidsjaponnen
Bladz. 2
,EILANDEN-NIEUWS"
VRIJDAG 21 MAART 1986
Het Europees visserijbeleid is pas echt van start gegaan op 25 januari
1983. Toen werden de visserijministers van de EG-lidstaten het met elkaar
eens over een aantal regelingen, die de basis van het visserijbeleid vormen.
Het belangrijkste besluit betrof de procentuele verderling van de vangst
quota over de lidstaten. Daarnaast werden besluiten genomen inzake de
controle op de naleving van de vangstquota en inzake de structuur-
maatregelen welke getroffen zouden moeten worden. Ook werden be
sluiten genomen inzake overeenkomsten met derde landen inzake de
visserij in hun wateren.
Het visserij-akkoord van januari 1986
werd door de vertegenwoordiging van het
visserijbedrijfsleven ontvangen met de
mededeling: „voor ons geen champagne
maar bitter lemon". Daarmee werd ge
ïllustreerd dat het akkoord met zeer ge
mengde gevoelens ontvangen werd. Het
bedrijfsleven had het te accepteren, omdat
het akkoord betekende garantie van de
toegang tot de wateren van de andere
lidstaten (wij zijn voor 60% afhankelijk
van de visserij in wateren van de andere
lidstaten), maar daar staat tegenover dat
wij behoorlijke quota-offers hebben moe
ten brengen. Voorbeelden: ons procen
tuele aandeel in het Noordzee tong-
quotum over de historische jaren (1973-
1978) was 85,8%, bij het EG-akkoord
werd besloten tot een aandeel van 75,5%;
ons historische aandeel van schol was
50,4%, dit werd teruggebracht tot 38,5%
bij het EG-akkoord.
Bij de vaststelling van de procentuele
aandelen, die voor 10 jaar zullen gelden, is
rekening gehouden met de Haagsche ak
koorden van 1976 (nader toelichten) en
het akkoord van Berlijn van 1977. Beide
akkoorden betekenden een aanslag op het
Nederlandse procentuele aandeel ten
gunste van vissers die in zogenaamde
ontwikkelingsregio's zitten (bijvoorbeeld
Schotland, Ierland) en visserijbedrijven
die veel visrechten in wateren van derde
landen verloren hebben (Duitse en Britse
bedrijven die onder meer in de IJslandse
wateren visten).
Met de totstandkoming van het visserij-
akkoord waren in feite de concurrentie
verhoudingen bevroren. Dit is ook één van
de grote bezwaren, welke hetNederlandse
visserijbedrijfsleven tegen dit akkoord
had.
Zelfs wordt ten aanzien van een aantal
vissoorten betwijfeld of de overeenge
komen verdeling wel strookt met het EG-
recht. Dit betreft met name schol en
schelvis.
Van beide soorten is een veel hogere
toegestane vangst vastgesteld dan ge
durende de laatste jaren is opgevangen
door de gezamenlijke lidstaten. Eén land
had echter steeds tekort, namelijk Neder
land. Dit werd met name in 1985 erg
duidelijk. Het visserijbedrijfsleven heeft
daarom ten zeerste aangedrongen op een
EG-besluit dat het mogelijk maakt dat
lidstaten die behoefte hebben aan extra
quotum van soorten waarvan de TAC
anders toch niet volgevist wordt, in de
gelegenheid gesteld worden daarop, bo
ven hun nationale quotum, toch te vissen.
De volgende argumenten werden
daarvoor aangedragen:
1. Het huidige toewijzingsbeleid is in
strijd met de eigenlijke overwegingen
om vangstquota vast te stellen. De ver
deling van quota zou namelijk bedoeld
moeten zijn ter bescherming van de
visstand ter verzekering van de conti
nuïteit van de sector en in het belang
van de consumenten. Constateer je dat
een aantal landen structureel hun quo
ta niet opvist terwijl Nederland er
structureel wel behoefte aan heeft, dan
kun je geen andere conclusie trekken
dan dat men in Brussel het beleid ver
keerd uitvoert. Immers, met een her
verdeling in de loop van het jaar van de
vangstquota wordt niet de visserij in
landen die tóch teveel quotum hebben
geschaad en is bovendien het consu
mentenbelang gebaat. Bij het niet toe
passen van een herverdeling ontstaat
namelijk een onnodige krapte van het
aanbod, waardoor onnodig hoge prij
zen gemaakt worden.
2. Het niet geven aan Nederland en an
dere landen die er behoefte aan hebben
van de mogelijkheid om het teveel aan
vangstquota van andere landen op te
vissen, is in strijd met onder meer
artikel 30 van het EG-verdrag. Dit is
het artikel dat de vrijheid van concur
rentie moet waarborgen.
Op het moment dat men op politiek
niveau van mening is dat het verant
woord is om als EG in zijn totaliteit een
bepaald quantum op te vissen en men
voert geen beleid waardoor het werke
lijk opvissen van het quantum mogelijk
is, maar daarentegen een aantal lid
staten ernstig belemmerd wordt in zijn
mogelijkheden, werkt men in strijd met
hetEG-beginsel van vrije concurrentie
en vrij handelsverkeer.
3. Dit beleid druist ook in tegen het in de
EG geaccepteerde beginsel dat dié
landen, die een bepaalde specialiteit
bezitten, ook de mogelijkheid moeten
hebben om van dat speciaUsme ge
bruik te maken.
Deze stellingname is binnen visserij
bedrijfskringen aanleiding geweest om de
rechtmatigheid van de scholquota voor
Nederland voor de rechter aan te vechten.
De rechtbank heeft daarop besloten een
zogenaamd pre-judicieel advies te vragen
aan het Europees Hof van Justitie. De
rechtbank gebruikt de volgende over
weging: ,,De rechtbank vraagt zich af of de
verdeling in de Verordening van de EG
nummer 1/85 in haar feitelijke uitwerking
(niet uitputten van deelquota tegenover
overschrijden van het Nederlandse quo
tum terwijl het gemeenschappelijke quo
tum (TAC) niet zal worden opgevist)
beperldngen tegenover Nederlandse vis
sers bevat, die het handelsverkeer belem
meren en die niet noodzakelijk zijn voor de
instandhouding van de biologische rijk
dommen van de zee".
Dit is een zeer principiële vraag, welke
door het Visserijschap volledig onder
steund kan worden. Teneinde de zaak niet
Op uitnodiging van de politieke
groepering RPF/VisseriJbelangen
te Goedereede heeft drs. D. J. Lang
straat, Secretaris Visserijcentrum
een bijzonder interessante inlei
ding gehouden over de visserijpro
blematiek. We nemen onderstaand
de lezens- en behartenswaardige
inhoud in z 'n geheel over. Zij nog
vermeld dat drs. Langstraat be
nadrukte zich van elke politieke
uitspraak of voorkeur te onthou
den.
alleen te laten afhangen van de schol heeft
het Visserijschap besloten om dezelfde
advocaat opdracht te geven om ook te
bewerkstelligen via een proefproces, dat
een pre-judicieel advies aan het Europese
Hof gevraagd wordt inzake de schelvis.
Waarom inzake schelvis: van deze vis
soort is in 1985 veel en veel minder
opgevangen dan de totaal toegestane
vangst. In tegenstelling tot schol, waar
voor men uiteindelijk besloten heeft tot
een verlaging van de TAC, is ondanks het
feit dat de TAC niet volgevist was, door de
biologen geadviseerd tot verhoging ervan.
De Europese Visserijraad heeft dienover
eenkomstig besloten.
Wil men serieus de afspraken op EG-
niveau naleven, dan kan geen andere
conclusie getrokken worden dan dat lid
staten, die behoefte hebben aan meer
schelvisquotum, in de gelegenheid gesteld
worden dat meerdere op te vissen, omdat
andere lidstaten de vissoort toch niet
opvissen.
Blijft men nalatig op dat punt dan is men
zeer inconsequent bezig.
Aan de ene kant dwingt Brussel de
Nederlandse visserij tot strikte naleving
van de vangstquota, aan de andere kant
houdt het zichzelf niet aan de gemaakte
afspraken.
Frustraties
Met de naleving van de vangstquota
hebben de meeste Nederlandse vissers de
grootst mogelijke moeite. De verklaring
daarvoor is duidelijk: in 1975 werden
vangstquota vastgesteld, waaraan de
meeste vissers zich aanvankelijk hielden.
Tegelijkertijd werd geconstateerd dat als
gevolg van die quota onze vloot een over
capaciteit had. Om die reden is een sane
ringsregeling in het leven geroepen (1976-
1977).
Omdat de saneringsregeling van het Mi
nisterie van Landbouw en Visserij niet
leidde tot een voldoende inkrimping van
de visserijvloot, is in overleg tussen het
Ministerie, het Visserijschap en de ban
ken besloten tot een nieuwe gezamenlijke
aanpak, waarbij de drie partijen geld op
tafel zouden leggen. Het een en ander
betekende voor de visserij een heffing van
7 promille om voldoende gelden op tafel te
leggen. Het gevolg was dat we circa 120
schepen uit de vaart haalden. Iedereen
was ervan overtuigd dat dat nodig was,
want anders zouden we met de toege
wezen vangstquota niet rond kunnen ko
men.
De saneringsregeUng was nog maar nau
welijks beëindigd of het werd de meeste
vissers duidelijk dat de Nederlandse over
heid soepel stond ten aanzien van het al
dan niet naleven van de vangstquota. Men
nam niet de moeite om maatregelen te
treffen die de capaciteit van de schepen in
de hand hielden, ondanks aandringen van
het visserijbedrijfsleven om met name een
pk-grens in te voeren. Het overheids-
standpunt was: „het doet er niet toe of je
het met een Mercedes of een Lelijke Eend
opvist, je hebt je te houden aan je quo
tum". Het resultaat was dat veel bedrijven
meer opvisten dan hun quotum, terwijl de
straffen die daartegenover stonden mild
waren. Het gevolg daarvan was, dat nadat
aanvankelijk een kleine groep het met de
regels niet zo nauw nam om concurrentie-
overwegingen een veel grotere groep de
zelfde gedragslijn ging volgen. Eindresul
taat: een gigantische overcapaciteit in
1986. Deze overcapaciteit weegt des te
zwaarder wanneer men alle nieuwbouw-
orders daarbij betrekt.
Samenvattend kan gezegd worden dat de
huidige situatie, welke bepaald niet roos
kleurig is, het gevolg is van:
- een „gemakkelijke" houding van het
bedrijfsleven;
- een mild vervolgingsbeleid;
- een milde houding van het Parlement.
We kuimen spreken van een gezamenlijke
verantwoordelijkheid.
Het een en ander is overigens wel ver
klaarbaar, omdat de visserij en de groei
ervan juist in een periode van een econo
mische teruggang, zorgde voor een opste-
kertje. De werven bleven er bovendien
van bestaan. Vergeet niet dat in de visserij
1 arbeidsplaats op zee er 4 op de wal
opleveren.
Overigens heeft de situatie er ook toe
geleid dat wij steeds meer vis nodig had
den. In 1975 was ons quotum voor tong
9.200 ton. In 1985 is dat quotum pakweg
16.000 ton. Het quotum voor schol was in
1975 47.000 ton. In 1985 was dat meer
dan 81.0()0 tön. Met tong konden we net
rondkomen, maar met de schol lukte het
niet; denk aan het verbod op de schol
visserij vanaf begin december 1985. Met
andere woorden: de uitbreiding van de
capaciteit heeft geleid tot een tekort on
danks verhoging van het scholquotum. Nu
kan dat natuurlijk geen kwaad als Euro
pees gezien het quotum toch niet opgevist
wordt. We moeten er wèl voorzichtig mee
zijn, want zelfs zonder quota zijn er gren
zen aan de groei. Naar mijn mening zijn
deze grenzen wel bereikt.
Huidige situatie
Daarmee zijn wij aangeland bij de hui
dige situatie. Met de huidige visserijvloot
en de geplaatste nieuwbouwopdrachten
kunnen we zeker niet met de toegewezen
quota rondkomen. Zelfs zal een herverde
ling van vangstquota op termijn onvol
doende soelaas bieden. Een aanpassing
van de visserijcapaciteit is hard nodig. Dit
is temeer nodig om te voorkomen dat de
kleintjes weggedrukt worden door die
genen die investeren in schepen met
steeds meer motorvermogen. Ook om
sociale redenen achten wij dat onverant
woord. We hebben liever een kottervloot
van 500 schepen met pakweg 2.800 opva
renden, dan bijvoorbeeld een vloot van
300 schepen of misschien nog minder,
maar met heel veel pk's, met 2.000 op
varenden.
De visserij-organisaties hebben er bij de
Staatssecretaris en de Tweede Kamer op
aangedrongen om de capaciteitsbeperking
(2.000 pk-grens) op de kortst mogelijke
termijn in te voeren. Dat blijkt makkelijker
gezegd dan gedaan. Tot nu toe blijkt men
op het Ministerie van Landbouw en Vis
serij (met name van ambtelijke zijde) niets
te voelen voor een 2.000 pk-grens, on
danks het feit dat de Staatssecretaris aan
de Tweede Kamer heeft toegezegd daar
aan te gaan werken. Men vindt dit te veel
ingrijpen in de individuele ondernemers-
vrijheid.
Bij ons ervaart een dergelijke visie geen
enkel begrip. Immers, men heeft allang
ingegrepen in de individuele ondernemers-
vrijheid door de invoering van het stelsel
van individuele vangstquota. Er zijn vis
sers geweest die, in het licht van de hun
toegewezen vangstquota, besloten hebben
niet in schepen met zwaardere motoren te
investeren. Zij zouden nu het slachtoffer
worden van een situatie waarin vissers die
die individuele quota wat minder serieus
genomen hebben, wèl geïnvesteerd heb
ben in schepen met zwaardere motoren.
Dat is niet rechtvaardig.
We mogen overigens de Nederlandse
overheid niet verwijten helemaal niets
gedaan te hebben. De huidige Staats
secretaris heeft de moed opgebracht in
ieder geval een licentiestelsel door te
voeren en een voorstel te doen tot be
perking van de lengte voor de bomen voor
de boomkorvisserij. Dit kan zonder meer
effect hebben.
Visplannen nodig
Aan de huidige situatie dient met name
het hoofd geboden te worden door vis
plannen. De Producentenorganisaties of
hun afdelingen moeten die visplannen
opstellen en indienen bij de Nederlandse
overheid. Bij die visplannen dienen in
begrepen te zijn stilligwerken. De Staats
secretaris heeft duidelijke aanwijzingen in
die richting gegeven. De Nederlandse
visserij is best bereid om mee te werken
aan die visplannen. Op zich is men zelfs
voorstander daarvan, binnen het kader
ook van groeps contingenten. Die plannen
moeten dan echter wel afdwingbaar zijn.
Men moet weten dat als iemand zich niet
houdt aan bepaalde regelingen, zoals bij
voorbeeld stilligregelingen, of wanneer
niet-deelnemers in een groepscontingent
meer vissen dan hun quotum hen toestaat,
zij ook aangepakt worden, opdat voor
komen wordt dat de deelnemers van het
groepscontingent het slachtoffer daarvan
worden.
Daar ligt een grote moeilijkheid. Tot nu
toe heeft men ervaren dat de Nederlandse
overheid onvoldoende bescherming biedt.
Overtreders van contingenten wordt niets
of nauwelijks iets in de weg gelegd.
Conclusie: het huidige beleid met het
groepscontingentenstelsel staat of vak bij
een adequaat justitieel optreden. Dit geldt
uiteraard ook voor de stilligregelingen.
Je vraagt je overigens wel af of het
mogelijk is om met inachtneming van een
stilligregeling van pakweg 10 weken tóch
rendabel het bedrijf uit te voeren. Volgens
het Landbouw-Economisch Instituut is
dat wel degelijk mogelijk, omdat als ge
volg van het stilliggen het aanbod verkrapt
met als resultaat prijsstijging van de vis.
Daarnaast betekent stilliggen ook be
sparing van kosten.
Het is alleen de vraag of we niet te laat
zijn met een dergelijke regeling. In dit
geval gaat het verwijt wel voor 100% naar
de Nederlandse overheid. De Neder
landse overheid heeft tot nu toe niets
kunnen afdwingen. Het gevolg is dat het
eerste kwartaal veel vis gevangen is. Gaat
men zo door, dan valt te vrezen dat ons
tong- en scholquotum voor het einde van
het jaar is volgevist. Resultaat daarvan zal
zijn dat de handel verstoken zal zijn van
voldoende aanvoer, met als gevolg dat niet
voldaan kan worden aan de leverings
verplichtingen van, met name buitenland
se, afnemers. Het gevolg daarvan is dat
het volgende jaar de handel dié afnemers
kwijt is. Met andere woorden klanten-
verlies met als gevolg minder vraag bij de
handel, waardoor de vissers geconfron
teerd worden met lagere prijzen. Ik hoop
dan ook van ganser harte dat de vissers
gezamenlijk toch de discipline kunnen
opbrengen tot een planmatige bevissing,
waardoor dit soort toestanden kan worden
voorkomen.
Spaanse/Portugese toetreding
Sprekend over de huidige situatie mag
niet onvermeld blijven de toetreding van
Spanje en Portugal tot de EG. Met name
de toetreding van Spanje heeft grote in
vloed op de totale EG-visserij. De Spaan
se vloot omvat maar liefst 17.740 vaar
tuigen en voert circa 1 miljoen ton vis aan
tegen een waarde van 3,24 miljard
1983). De omvang van de Spaanse vloot
bedraagt ongeveer 70% van de totale
vloot van de EG van de 10.
Met andere woorden: de toetreding van
Spanje en Portugal betekent zo goed als
een verdubbeling van de EG-visserij. We
^g;"
„Schrijf es wat over de vervuiling die we steeds veelvuldiger tegen
komen", vroeg dezer dagen iemand van een van de gemeentelijke
diensten die daar zorg over hebben. Hij noemde voorbeelden van
ergerlijke vervuiling door hondenpoep, zoals een stukje grond bij de
Wurft te Sommelsdijk en de straks weer groenende taluds van
Westdijk en Zandpad, zowel als het zomaar weggooien van papier en
verpakkingen. Zelf konden we die lijst gemakkelijk aanvullen. Een
wandeling over het Boomgaardpad leert dat daar in de sloten en langs
de taluds maar liefst 140 lege bierblikjes (ja heus!!!) zijn neer
gesmeten. Aan de Stadse Zeedijk, op het kruispunt met de Zeedijk
liggen op een halve vierkante meter 6 lege bierblikjes, een lege bierfles
en drie verpakkingen van nootjes en kaaskoekjes, kennelijk zomaar uit
de auto gewerkt. Door wie vraag je je af.... Kennelijk door jongelui die
daar, in de auto, een avondje hebben doorgebracht. Ze vonden er
weliswaar de begeerde stilte maar ze maken er binnen de kortste keren
een mestvaalt van.
We voldoen graag aan het verzoek van bovenbedoelde ambtenaar om
het aan de kaak te stellen maar tegelijkertijd voelen we onze onmacht
om er ook maar iets tegen te kunnen doen, temeer omdat we mogen
veronderstellen dat alle lezers van ons blad te gecultiveerd zijn om
zich met deze praktijken bezig te houden.
krijgen er wel degelijk mee te maken,
vooral gezien de afspraak dat uiterlijk 31
december 1993 de Europese Commissie
(het dagelijks bestuur van de EG) aan de
Europese Ministerraad voorstellen moet
doen voor het meedelen van de Spaanse
vloot in de traditionele EG-vangstquota.
Alhoewel verschillende lidstaten zonder
meer tegen het meedelen van de Spaanse
vloot in de Noordzee-quota zijn, moeten
we daar wel uitermate attent op zijn. We
zien wat dat betreft de komst van de
Spanjaarden duidelijk als de komst van
concurrenten.
Perspectief
Toch biedt de Spaanse toetreding mede
perspectief voor onze visserij in de vorm
van nauwe samenwerking met onze con
currenten. De persoonlijke verhoudingen
zijn bijzonder goed. Het een en ander heeft
al geleid tot nauw overleg tussen Spaanse
en Nederlandse reders inzake de visserij
voor de kust van de Verenigde Staten en
de visserij bij de Falkland-eilanden. Het is
ook duidelijk geworden dat de Spanjaar
den onder meer vissen in een gebied op de
hoogte van Canada, maar buiten de 200-
mijlszone van dat land, in de Atlantische
Oceaan. Men vist daar, in dat dus vrije
gebied, met een veertiental schepen (leng
te ongeveer 40 meter) en is tot de con
clusie gekomen dat de visserij daar niet
alleen interessant is op pelagische soorten
zoals makreel, maar ook op platvissoorten
zoals de „yellow tail flounder" en de
„American place".
Men heeft aangeboden om met ons sa
men te werken. Men wil alle adviezen
geven over de visserij aldaar teneinde de
claim van enkele EG-lidstaten op de vis
serij in die wateren harder te maken.
Ik denk dat het een goede zaak is dat de
Nederlandse kottervisserij daarop in
haakt. Wij kunnen altijd via een goed
geformuleerd voorstel bij het Ontwikke-
lings- en Saneringsfonds voor de Visserij
een plan daarvoor maken.
De Spanjaarden zijn overigens ook be
reid om ons adviezen te geven over even
tuele samenwerking met ondernemingen
in andere landen, zoals de West-Afri-
kaanse landen Ooüit-ventures). Zij heb
ben veel ervaring daarin.
Een ander perspectief is dat de Spaanse
toetreding betekent de toetreding van een
nieuwe staat die veel vis importeert 1984:
318.000 ton). Daarbij moet wel opge
merkt worden dat 140.000 a 150.000 ton
van de importen afkomstig was van joint-
ventures met Spaanse ondernemingen.
Wat betreft de perspectieven dient meer
aandacht besteed te worden door de kotter-
vloot aan experimentele visserijprojekten.
Men zou door dat soort projekten een stuk
ontlasting kunnen creëeren voor de druk
exclusieve kollektie tegen
scherpe prijzen
Interesse?
Bel voor een afspraak
01110-5204
B.O.K..
Bruids-, Baby-
kinderkleding
St Domusstraat 4
Zierikzee
op onze Noordzee visstocks, respectieve
lijk quota.
Ook een belangrijk perspectief is de ont
wikkeling van de elektrovisserij. Thans
worden proeven op bedrijfsniveau ge
nomen. Als die slagen, dan betekent dat
dat men de visserij met behulp van elek
trische apparatuur kan uitoefenen, het
geen zal leiden tot een kostenbesparing
van circa 25%. Dat betekent dat men met
minder vis toch nog kan rondkomen.
In het licht van perspectieven moeten
ook negatieve punten genoemd worden.
Wat dat betreft wil ik wel waarschuwen
voor de uitverkoop die wij als Neder
landse visserij van tweedehands kotters
houden in het Verenigd Koninkrijk. De
vloot van Brixham is nog steeds groeiende.
Nu constateer je dat Nederiandse kotters
naar Fleetwood en Lowastoft verkocht
worden, met als gevolg weer een opbloei
van deze als visserij inmiddels onbelang
rijk geworden havens. Met andere woor
den: gaan we op die manier door, dan
betekent het dat op termijn de Britten ook
hun scholquota wèl kunnen opvissen. Wij
hebben hun het materiaal ervoor geleverd.
Ook om die reden is de huidige situatie
van ongebreidelde nieuwbouw en inves
teren in steeds grotere kotters absoluut
ongewenst.
Wat betreft de perspectieven kunnen we
natuurlijk ook een aantal positieve punten
van de EG opsommen:
1. het vrije handelsverkeer;
2. activiteiten op het gebied van onder
wijs: de EG subsidieert allerlei activi
teiten zoals cursussen voor varende
vissers enz.;
3. het marktbeleid; de EG subsidieert de
PO's in de vorm van een vergoeding op
de gedane overbruggingen.
Met ingang van 10 april 1986 zullen de kaakchirurgen CA. Bertheux
en F.R. Praal van het Ikazia Ziekenhuis te Rotterdam spreekuur gaan
houden in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis te Dirksland op iedere
2e en 4e donderdagmorgen van de maand.
Afspraken kunt u maken via het Ikazia Ziekenhuis, telefoon (010) 84.66.11,
toestel 355 (vragen naar afspraak in Dirksland).
IVlet ingang van 7 april 1986 zullen de orthopaeden R. Spruit en A.Vosmaer
van het Ikazia Ziekenhuis te Rotterdam spreekuur gaan houden in het
Van Weel-Bethesda Ziekenhuis en wel op iedere Ie en 3e maandagmorgen
van de maand in Dirksland
en
iedere Ie en 3e maandagmiddag van de maand in Hellevoetsluis.
Afspraken voor zowel Dirksland als Hellevoetsluis kunt u maken via het
afsprakenburo in Dirksland, telefoon (01877) 2355.
Met ingang van 26 maart 1986 zal de psychiater J.S. Kamp spreekuur gaan
houden in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis en wel op iedere
2e en 4e woensdagmiddag van de maand.
Afspraken kunt u maken via de Parkpoli in Rotterdam, telefoon (010)
81.01.15 (vragen naar afspraak voor dr. Kamp in Dirksland).
Zomaar uit de auto gewerkt.