De Nederlandse visserij in liet licht van het EG-visserijheleid De smeerpoetsen zijn onder ons enHellevoetsIuis f Problemen en perspectieven Spreekuur kaakchiiiirgie in polikliniek Dirksland Spreekuur oithopaedic in polikliniek Dllksland Spreekuur psy chiatiie in polikliniek Dlfksland Van Weel-Bethesda Ziekenhuis Dirksland (Goeree-Overflakkee) Bruidsjaponnen Bladz. 2 ,EILANDEN-NIEUWS" VRIJDAG 21 MAART 1986 Het Europees visserijbeleid is pas echt van start gegaan op 25 januari 1983. Toen werden de visserijministers van de EG-lidstaten het met elkaar eens over een aantal regelingen, die de basis van het visserijbeleid vormen. Het belangrijkste besluit betrof de procentuele verderling van de vangst quota over de lidstaten. Daarnaast werden besluiten genomen inzake de controle op de naleving van de vangstquota en inzake de structuur- maatregelen welke getroffen zouden moeten worden. Ook werden be sluiten genomen inzake overeenkomsten met derde landen inzake de visserij in hun wateren. Het visserij-akkoord van januari 1986 werd door de vertegenwoordiging van het visserijbedrijfsleven ontvangen met de mededeling: „voor ons geen champagne maar bitter lemon". Daarmee werd ge ïllustreerd dat het akkoord met zeer ge mengde gevoelens ontvangen werd. Het bedrijfsleven had het te accepteren, omdat het akkoord betekende garantie van de toegang tot de wateren van de andere lidstaten (wij zijn voor 60% afhankelijk van de visserij in wateren van de andere lidstaten), maar daar staat tegenover dat wij behoorlijke quota-offers hebben moe ten brengen. Voorbeelden: ons procen tuele aandeel in het Noordzee tong- quotum over de historische jaren (1973- 1978) was 85,8%, bij het EG-akkoord werd besloten tot een aandeel van 75,5%; ons historische aandeel van schol was 50,4%, dit werd teruggebracht tot 38,5% bij het EG-akkoord. Bij de vaststelling van de procentuele aandelen, die voor 10 jaar zullen gelden, is rekening gehouden met de Haagsche ak koorden van 1976 (nader toelichten) en het akkoord van Berlijn van 1977. Beide akkoorden betekenden een aanslag op het Nederlandse procentuele aandeel ten gunste van vissers die in zogenaamde ontwikkelingsregio's zitten (bijvoorbeeld Schotland, Ierland) en visserijbedrijven die veel visrechten in wateren van derde landen verloren hebben (Duitse en Britse bedrijven die onder meer in de IJslandse wateren visten). Met de totstandkoming van het visserij- akkoord waren in feite de concurrentie verhoudingen bevroren. Dit is ook één van de grote bezwaren, welke hetNederlandse visserijbedrijfsleven tegen dit akkoord had. Zelfs wordt ten aanzien van een aantal vissoorten betwijfeld of de overeenge komen verdeling wel strookt met het EG- recht. Dit betreft met name schol en schelvis. Van beide soorten is een veel hogere toegestane vangst vastgesteld dan ge durende de laatste jaren is opgevangen door de gezamenlijke lidstaten. Eén land had echter steeds tekort, namelijk Neder land. Dit werd met name in 1985 erg duidelijk. Het visserijbedrijfsleven heeft daarom ten zeerste aangedrongen op een EG-besluit dat het mogelijk maakt dat lidstaten die behoefte hebben aan extra quotum van soorten waarvan de TAC anders toch niet volgevist wordt, in de gelegenheid gesteld worden daarop, bo ven hun nationale quotum, toch te vissen. De volgende argumenten werden daarvoor aangedragen: 1. Het huidige toewijzingsbeleid is in strijd met de eigenlijke overwegingen om vangstquota vast te stellen. De ver deling van quota zou namelijk bedoeld moeten zijn ter bescherming van de visstand ter verzekering van de conti nuïteit van de sector en in het belang van de consumenten. Constateer je dat een aantal landen structureel hun quo ta niet opvist terwijl Nederland er structureel wel behoefte aan heeft, dan kun je geen andere conclusie trekken dan dat men in Brussel het beleid ver keerd uitvoert. Immers, met een her verdeling in de loop van het jaar van de vangstquota wordt niet de visserij in landen die tóch teveel quotum hebben geschaad en is bovendien het consu mentenbelang gebaat. Bij het niet toe passen van een herverdeling ontstaat namelijk een onnodige krapte van het aanbod, waardoor onnodig hoge prij zen gemaakt worden. 2. Het niet geven aan Nederland en an dere landen die er behoefte aan hebben van de mogelijkheid om het teveel aan vangstquota van andere landen op te vissen, is in strijd met onder meer artikel 30 van het EG-verdrag. Dit is het artikel dat de vrijheid van concur rentie moet waarborgen. Op het moment dat men op politiek niveau van mening is dat het verant woord is om als EG in zijn totaliteit een bepaald quantum op te vissen en men voert geen beleid waardoor het werke lijk opvissen van het quantum mogelijk is, maar daarentegen een aantal lid staten ernstig belemmerd wordt in zijn mogelijkheden, werkt men in strijd met hetEG-beginsel van vrije concurrentie en vrij handelsverkeer. 3. Dit beleid druist ook in tegen het in de EG geaccepteerde beginsel dat dié landen, die een bepaalde specialiteit bezitten, ook de mogelijkheid moeten hebben om van dat speciaUsme ge bruik te maken. Deze stellingname is binnen visserij bedrijfskringen aanleiding geweest om de rechtmatigheid van de scholquota voor Nederland voor de rechter aan te vechten. De rechtbank heeft daarop besloten een zogenaamd pre-judicieel advies te vragen aan het Europees Hof van Justitie. De rechtbank gebruikt de volgende over weging: ,,De rechtbank vraagt zich af of de verdeling in de Verordening van de EG nummer 1/85 in haar feitelijke uitwerking (niet uitputten van deelquota tegenover overschrijden van het Nederlandse quo tum terwijl het gemeenschappelijke quo tum (TAC) niet zal worden opgevist) beperldngen tegenover Nederlandse vis sers bevat, die het handelsverkeer belem meren en die niet noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de biologische rijk dommen van de zee". Dit is een zeer principiële vraag, welke door het Visserijschap volledig onder steund kan worden. Teneinde de zaak niet Op uitnodiging van de politieke groepering RPF/VisseriJbelangen te Goedereede heeft drs. D. J. Lang straat, Secretaris Visserijcentrum een bijzonder interessante inlei ding gehouden over de visserijpro blematiek. We nemen onderstaand de lezens- en behartenswaardige inhoud in z 'n geheel over. Zij nog vermeld dat drs. Langstraat be nadrukte zich van elke politieke uitspraak of voorkeur te onthou den. alleen te laten afhangen van de schol heeft het Visserijschap besloten om dezelfde advocaat opdracht te geven om ook te bewerkstelligen via een proefproces, dat een pre-judicieel advies aan het Europese Hof gevraagd wordt inzake de schelvis. Waarom inzake schelvis: van deze vis soort is in 1985 veel en veel minder opgevangen dan de totaal toegestane vangst. In tegenstelling tot schol, waar voor men uiteindelijk besloten heeft tot een verlaging van de TAC, is ondanks het feit dat de TAC niet volgevist was, door de biologen geadviseerd tot verhoging ervan. De Europese Visserijraad heeft dienover eenkomstig besloten. Wil men serieus de afspraken op EG- niveau naleven, dan kan geen andere conclusie getrokken worden dan dat lid staten, die behoefte hebben aan meer schelvisquotum, in de gelegenheid gesteld worden dat meerdere op te vissen, omdat andere lidstaten de vissoort toch niet opvissen. Blijft men nalatig op dat punt dan is men zeer inconsequent bezig. Aan de ene kant dwingt Brussel de Nederlandse visserij tot strikte naleving van de vangstquota, aan de andere kant houdt het zichzelf niet aan de gemaakte afspraken. Frustraties Met de naleving van de vangstquota hebben de meeste Nederlandse vissers de grootst mogelijke moeite. De verklaring daarvoor is duidelijk: in 1975 werden vangstquota vastgesteld, waaraan de meeste vissers zich aanvankelijk hielden. Tegelijkertijd werd geconstateerd dat als gevolg van die quota onze vloot een over capaciteit had. Om die reden is een sane ringsregeling in het leven geroepen (1976- 1977). Omdat de saneringsregeling van het Mi nisterie van Landbouw en Visserij niet leidde tot een voldoende inkrimping van de visserijvloot, is in overleg tussen het Ministerie, het Visserijschap en de ban ken besloten tot een nieuwe gezamenlijke aanpak, waarbij de drie partijen geld op tafel zouden leggen. Het een en ander betekende voor de visserij een heffing van 7 promille om voldoende gelden op tafel te leggen. Het gevolg was dat we circa 120 schepen uit de vaart haalden. Iedereen was ervan overtuigd dat dat nodig was, want anders zouden we met de toege wezen vangstquota niet rond kunnen ko men. De saneringsregeUng was nog maar nau welijks beëindigd of het werd de meeste vissers duidelijk dat de Nederlandse over heid soepel stond ten aanzien van het al dan niet naleven van de vangstquota. Men nam niet de moeite om maatregelen te treffen die de capaciteit van de schepen in de hand hielden, ondanks aandringen van het visserijbedrijfsleven om met name een pk-grens in te voeren. Het overheids- standpunt was: „het doet er niet toe of je het met een Mercedes of een Lelijke Eend opvist, je hebt je te houden aan je quo tum". Het resultaat was dat veel bedrijven meer opvisten dan hun quotum, terwijl de straffen die daartegenover stonden mild waren. Het gevolg daarvan was, dat nadat aanvankelijk een kleine groep het met de regels niet zo nauw nam om concurrentie- overwegingen een veel grotere groep de zelfde gedragslijn ging volgen. Eindresul taat: een gigantische overcapaciteit in 1986. Deze overcapaciteit weegt des te zwaarder wanneer men alle nieuwbouw- orders daarbij betrekt. Samenvattend kan gezegd worden dat de huidige situatie, welke bepaald niet roos kleurig is, het gevolg is van: - een „gemakkelijke" houding van het bedrijfsleven; - een mild vervolgingsbeleid; - een milde houding van het Parlement. We kuimen spreken van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het een en ander is overigens wel ver klaarbaar, omdat de visserij en de groei ervan juist in een periode van een econo mische teruggang, zorgde voor een opste- kertje. De werven bleven er bovendien van bestaan. Vergeet niet dat in de visserij 1 arbeidsplaats op zee er 4 op de wal opleveren. Overigens heeft de situatie er ook toe geleid dat wij steeds meer vis nodig had den. In 1975 was ons quotum voor tong 9.200 ton. In 1985 is dat quotum pakweg 16.000 ton. Het quotum voor schol was in 1975 47.000 ton. In 1985 was dat meer dan 81.0()0 tön. Met tong konden we net rondkomen, maar met de schol lukte het niet; denk aan het verbod op de schol visserij vanaf begin december 1985. Met andere woorden: de uitbreiding van de capaciteit heeft geleid tot een tekort on danks verhoging van het scholquotum. Nu kan dat natuurlijk geen kwaad als Euro pees gezien het quotum toch niet opgevist wordt. We moeten er wèl voorzichtig mee zijn, want zelfs zonder quota zijn er gren zen aan de groei. Naar mijn mening zijn deze grenzen wel bereikt. Huidige situatie Daarmee zijn wij aangeland bij de hui dige situatie. Met de huidige visserijvloot en de geplaatste nieuwbouwopdrachten kunnen we zeker niet met de toegewezen quota rondkomen. Zelfs zal een herverde ling van vangstquota op termijn onvol doende soelaas bieden. Een aanpassing van de visserijcapaciteit is hard nodig. Dit is temeer nodig om te voorkomen dat de kleintjes weggedrukt worden door die genen die investeren in schepen met steeds meer motorvermogen. Ook om sociale redenen achten wij dat onverant woord. We hebben liever een kottervloot van 500 schepen met pakweg 2.800 opva renden, dan bijvoorbeeld een vloot van 300 schepen of misschien nog minder, maar met heel veel pk's, met 2.000 op varenden. De visserij-organisaties hebben er bij de Staatssecretaris en de Tweede Kamer op aangedrongen om de capaciteitsbeperking (2.000 pk-grens) op de kortst mogelijke termijn in te voeren. Dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Tot nu toe blijkt men op het Ministerie van Landbouw en Vis serij (met name van ambtelijke zijde) niets te voelen voor een 2.000 pk-grens, on danks het feit dat de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer heeft toegezegd daar aan te gaan werken. Men vindt dit te veel ingrijpen in de individuele ondernemers- vrijheid. Bij ons ervaart een dergelijke visie geen enkel begrip. Immers, men heeft allang ingegrepen in de individuele ondernemers- vrijheid door de invoering van het stelsel van individuele vangstquota. Er zijn vis sers geweest die, in het licht van de hun toegewezen vangstquota, besloten hebben niet in schepen met zwaardere motoren te investeren. Zij zouden nu het slachtoffer worden van een situatie waarin vissers die die individuele quota wat minder serieus genomen hebben, wèl geïnvesteerd heb ben in schepen met zwaardere motoren. Dat is niet rechtvaardig. We mogen overigens de Nederlandse overheid niet verwijten helemaal niets gedaan te hebben. De huidige Staats secretaris heeft de moed opgebracht in ieder geval een licentiestelsel door te voeren en een voorstel te doen tot be perking van de lengte voor de bomen voor de boomkorvisserij. Dit kan zonder meer effect hebben. Visplannen nodig Aan de huidige situatie dient met name het hoofd geboden te worden door vis plannen. De Producentenorganisaties of hun afdelingen moeten die visplannen opstellen en indienen bij de Nederlandse overheid. Bij die visplannen dienen in begrepen te zijn stilligwerken. De Staats secretaris heeft duidelijke aanwijzingen in die richting gegeven. De Nederlandse visserij is best bereid om mee te werken aan die visplannen. Op zich is men zelfs voorstander daarvan, binnen het kader ook van groeps contingenten. Die plannen moeten dan echter wel afdwingbaar zijn. Men moet weten dat als iemand zich niet houdt aan bepaalde regelingen, zoals bij voorbeeld stilligregelingen, of wanneer niet-deelnemers in een groepscontingent meer vissen dan hun quotum hen toestaat, zij ook aangepakt worden, opdat voor komen wordt dat de deelnemers van het groepscontingent het slachtoffer daarvan worden. Daar ligt een grote moeilijkheid. Tot nu toe heeft men ervaren dat de Nederlandse overheid onvoldoende bescherming biedt. Overtreders van contingenten wordt niets of nauwelijks iets in de weg gelegd. Conclusie: het huidige beleid met het groepscontingentenstelsel staat of vak bij een adequaat justitieel optreden. Dit geldt uiteraard ook voor de stilligregelingen. Je vraagt je overigens wel af of het mogelijk is om met inachtneming van een stilligregeling van pakweg 10 weken tóch rendabel het bedrijf uit te voeren. Volgens het Landbouw-Economisch Instituut is dat wel degelijk mogelijk, omdat als ge volg van het stilliggen het aanbod verkrapt met als resultaat prijsstijging van de vis. Daarnaast betekent stilliggen ook be sparing van kosten. Het is alleen de vraag of we niet te laat zijn met een dergelijke regeling. In dit geval gaat het verwijt wel voor 100% naar de Nederlandse overheid. De Neder landse overheid heeft tot nu toe niets kunnen afdwingen. Het gevolg is dat het eerste kwartaal veel vis gevangen is. Gaat men zo door, dan valt te vrezen dat ons tong- en scholquotum voor het einde van het jaar is volgevist. Resultaat daarvan zal zijn dat de handel verstoken zal zijn van voldoende aanvoer, met als gevolg dat niet voldaan kan worden aan de leverings verplichtingen van, met name buitenland se, afnemers. Het gevolg daarvan is dat het volgende jaar de handel dié afnemers kwijt is. Met andere woorden klanten- verlies met als gevolg minder vraag bij de handel, waardoor de vissers geconfron teerd worden met lagere prijzen. Ik hoop dan ook van ganser harte dat de vissers gezamenlijk toch de discipline kunnen opbrengen tot een planmatige bevissing, waardoor dit soort toestanden kan worden voorkomen. Spaanse/Portugese toetreding Sprekend over de huidige situatie mag niet onvermeld blijven de toetreding van Spanje en Portugal tot de EG. Met name de toetreding van Spanje heeft grote in vloed op de totale EG-visserij. De Spaan se vloot omvat maar liefst 17.740 vaar tuigen en voert circa 1 miljoen ton vis aan tegen een waarde van 3,24 miljard 1983). De omvang van de Spaanse vloot bedraagt ongeveer 70% van de totale vloot van de EG van de 10. Met andere woorden: de toetreding van Spanje en Portugal betekent zo goed als een verdubbeling van de EG-visserij. We ^g;" „Schrijf es wat over de vervuiling die we steeds veelvuldiger tegen komen", vroeg dezer dagen iemand van een van de gemeentelijke diensten die daar zorg over hebben. Hij noemde voorbeelden van ergerlijke vervuiling door hondenpoep, zoals een stukje grond bij de Wurft te Sommelsdijk en de straks weer groenende taluds van Westdijk en Zandpad, zowel als het zomaar weggooien van papier en verpakkingen. Zelf konden we die lijst gemakkelijk aanvullen. Een wandeling over het Boomgaardpad leert dat daar in de sloten en langs de taluds maar liefst 140 lege bierblikjes (ja heus!!!) zijn neer gesmeten. Aan de Stadse Zeedijk, op het kruispunt met de Zeedijk liggen op een halve vierkante meter 6 lege bierblikjes, een lege bierfles en drie verpakkingen van nootjes en kaaskoekjes, kennelijk zomaar uit de auto gewerkt. Door wie vraag je je af.... Kennelijk door jongelui die daar, in de auto, een avondje hebben doorgebracht. Ze vonden er weliswaar de begeerde stilte maar ze maken er binnen de kortste keren een mestvaalt van. We voldoen graag aan het verzoek van bovenbedoelde ambtenaar om het aan de kaak te stellen maar tegelijkertijd voelen we onze onmacht om er ook maar iets tegen te kunnen doen, temeer omdat we mogen veronderstellen dat alle lezers van ons blad te gecultiveerd zijn om zich met deze praktijken bezig te houden. krijgen er wel degelijk mee te maken, vooral gezien de afspraak dat uiterlijk 31 december 1993 de Europese Commissie (het dagelijks bestuur van de EG) aan de Europese Ministerraad voorstellen moet doen voor het meedelen van de Spaanse vloot in de traditionele EG-vangstquota. Alhoewel verschillende lidstaten zonder meer tegen het meedelen van de Spaanse vloot in de Noordzee-quota zijn, moeten we daar wel uitermate attent op zijn. We zien wat dat betreft de komst van de Spanjaarden duidelijk als de komst van concurrenten. Perspectief Toch biedt de Spaanse toetreding mede perspectief voor onze visserij in de vorm van nauwe samenwerking met onze con currenten. De persoonlijke verhoudingen zijn bijzonder goed. Het een en ander heeft al geleid tot nauw overleg tussen Spaanse en Nederlandse reders inzake de visserij voor de kust van de Verenigde Staten en de visserij bij de Falkland-eilanden. Het is ook duidelijk geworden dat de Spanjaar den onder meer vissen in een gebied op de hoogte van Canada, maar buiten de 200- mijlszone van dat land, in de Atlantische Oceaan. Men vist daar, in dat dus vrije gebied, met een veertiental schepen (leng te ongeveer 40 meter) en is tot de con clusie gekomen dat de visserij daar niet alleen interessant is op pelagische soorten zoals makreel, maar ook op platvissoorten zoals de „yellow tail flounder" en de „American place". Men heeft aangeboden om met ons sa men te werken. Men wil alle adviezen geven over de visserij aldaar teneinde de claim van enkele EG-lidstaten op de vis serij in die wateren harder te maken. Ik denk dat het een goede zaak is dat de Nederlandse kottervisserij daarop in haakt. Wij kunnen altijd via een goed geformuleerd voorstel bij het Ontwikke- lings- en Saneringsfonds voor de Visserij een plan daarvoor maken. De Spanjaarden zijn overigens ook be reid om ons adviezen te geven over even tuele samenwerking met ondernemingen in andere landen, zoals de West-Afri- kaanse landen Ooüit-ventures). Zij heb ben veel ervaring daarin. Een ander perspectief is dat de Spaanse toetreding betekent de toetreding van een nieuwe staat die veel vis importeert 1984: 318.000 ton). Daarbij moet wel opge merkt worden dat 140.000 a 150.000 ton van de importen afkomstig was van joint- ventures met Spaanse ondernemingen. Wat betreft de perspectieven dient meer aandacht besteed te worden door de kotter- vloot aan experimentele visserijprojekten. Men zou door dat soort projekten een stuk ontlasting kunnen creëeren voor de druk exclusieve kollektie tegen scherpe prijzen Interesse? Bel voor een afspraak 01110-5204 B.O.K.. Bruids-, Baby- kinderkleding St Domusstraat 4 Zierikzee op onze Noordzee visstocks, respectieve lijk quota. Ook een belangrijk perspectief is de ont wikkeling van de elektrovisserij. Thans worden proeven op bedrijfsniveau ge nomen. Als die slagen, dan betekent dat dat men de visserij met behulp van elek trische apparatuur kan uitoefenen, het geen zal leiden tot een kostenbesparing van circa 25%. Dat betekent dat men met minder vis toch nog kan rondkomen. In het licht van perspectieven moeten ook negatieve punten genoemd worden. Wat dat betreft wil ik wel waarschuwen voor de uitverkoop die wij als Neder landse visserij van tweedehands kotters houden in het Verenigd Koninkrijk. De vloot van Brixham is nog steeds groeiende. Nu constateer je dat Nederiandse kotters naar Fleetwood en Lowastoft verkocht worden, met als gevolg weer een opbloei van deze als visserij inmiddels onbelang rijk geworden havens. Met andere woor den: gaan we op die manier door, dan betekent het dat op termijn de Britten ook hun scholquota wèl kunnen opvissen. Wij hebben hun het materiaal ervoor geleverd. Ook om die reden is de huidige situatie van ongebreidelde nieuwbouw en inves teren in steeds grotere kotters absoluut ongewenst. Wat betreft de perspectieven kunnen we natuurlijk ook een aantal positieve punten van de EG opsommen: 1. het vrije handelsverkeer; 2. activiteiten op het gebied van onder wijs: de EG subsidieert allerlei activi teiten zoals cursussen voor varende vissers enz.; 3. het marktbeleid; de EG subsidieert de PO's in de vorm van een vergoeding op de gedane overbruggingen. Met ingang van 10 april 1986 zullen de kaakchirurgen CA. Bertheux en F.R. Praal van het Ikazia Ziekenhuis te Rotterdam spreekuur gaan houden in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis te Dirksland op iedere 2e en 4e donderdagmorgen van de maand. Afspraken kunt u maken via het Ikazia Ziekenhuis, telefoon (010) 84.66.11, toestel 355 (vragen naar afspraak in Dirksland). IVlet ingang van 7 april 1986 zullen de orthopaeden R. Spruit en A.Vosmaer van het Ikazia Ziekenhuis te Rotterdam spreekuur gaan houden in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis en wel op iedere Ie en 3e maandagmorgen van de maand in Dirksland en iedere Ie en 3e maandagmiddag van de maand in Hellevoetsluis. Afspraken voor zowel Dirksland als Hellevoetsluis kunt u maken via het afsprakenburo in Dirksland, telefoon (01877) 2355. Met ingang van 26 maart 1986 zal de psychiater J.S. Kamp spreekuur gaan houden in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis en wel op iedere 2e en 4e woensdagmiddag van de maand. Afspraken kunt u maken via de Parkpoli in Rotterdam, telefoon (010) 81.01.15 (vragen naar afspraak voor dr. Kamp in Dirksland). Zomaar uit de auto gewerkt.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1986 | | pagina 14