ElUVtlDEn-niEUWS „sport, zonder dat het huiselijk comfort te lijden heeff i Overdenking uit de Heilige Schrift Eerste winterhelft verliep zacht en nat Aktie zuinig stoken: Bestel Uw visitckaartjes Uitslagen s.v. Steliendam „Een levende klacht'^ ii TAXATIE NODIG? makelaar tamboer bellen beëdigd taxateur 01870-3477 H3 DD 1 y s 3 Niet ingrijpend rf Jan. fm Z'fehr-. y^sé bij Drukkerij Gehvs. de Waal Langewegl3 SOMMELSDIJK Een mooi bloemstukje bestellen VERVOLGVERHAAL LAAT MIJ MAAR ZWERVEN G.F.CallenbachB.V.—Nijkerk 2e Blad VRIJDAG 7 FEBRUARI 1986 No. 5470 De familie Snijder uit de Toscanini- straat in Den Haag is zeer tevreden over de Zuinig Stoken-aktie. Ze doen al een paar seizoenen mee en lezen wekelijks de tips. Die blijken, zo zeg gen ze, in veel gevallen bruikbaar. Het zijn van die kleinigheden, waar je op moet worden gewezen. In huize Snijder is tussen 1983 en 1984 het gasverbruik gedaald van 1644 m^ naar 1410 m^. Dat betekent dus een besparing van 224 m^ Bij de huidige gasprijzen betekent een derge lijke besparing een bedrag van zo'n 150,En daar zijn veel leuke dingen mee te doen. Maar ook het zuinig stoken op zich vindt de familie Snijder leuk. „Mee doen met de aktie heeft ons verbruiks- bewust gemaakt. Het is een sport om te proberen wekelijks onder het streef- verbruik te blijven, zonder dat het huiselijk comfort te lijden heeft", aldus de heer Snijder. De familie Snijder heeft geen ingrij pende maatregelen getroffen in hun driekamerflat. Wel is er een pomp- schakelaar op de cv. gekomen. Daar- AKTIE ZUINIG STOKEN De tabel voor de week van weergegevens Valkenburg ZH berekeningsmodel GE Ben Haag mee draait de c.v.-pomp niet langer dan strikt noodzakelijk is. Dat be spaart in de eerste plaats weliswaar niet zoveel gas, maar wel elektriciteit. Bovendien wordt er nagedacht bij het stoken. Hoe dan? Gewoon, door de verwarming lager te draaien als ieder een het huis uit gaat. En 's avonds een uur voor het slapen gaan. Er wordt minder warm gestookt („dan maar liever een dikke trui aan") en ook de ketelwaterthermostaat wordt regelma tig bijgesteld, afhankelijk van de bui tentemperatuur. Natuurlijk gaan 's avonds de gordijnen bijtijds dicht. „En we douche effi ciënter. Als we gaan, doen we dat allemaal achter elkaar. Dan hoeft het water in de leidingen dus niet steeds opnieuw opgewarmd te worden, maar volstaan we met één keer". Hoewel het voor de familie Snijder een hele klus zal zijn ook dit stookseizoen nog verder op het verbruik te be zuinigen, zijn ze vast van plan door te gaan. „E Ike dag een draadje maakt een hele trui in eenjaar", zo menen ze. E.M.G.O. f N.V. ENERGIE MAATSCHAPPIJ GOEREE OVERFLAKKEE Postbus 5 3240 AA MIDDELHARNiS Hoflaan 44 Tel. 01870-2244 (van onze weerkundige medewerker) De winter, berekend over de drie volle maanden, is op 15 januari met de tweede helft begonnen. De eerste helft is zachter dan normaal verlopen met meer neerslag dan normaal. Wel twee weken een wat winterse periode, even na Kerst tot 10 januari, maar veel bevroren zoden zette dit niet aan de dijk. De meeste sneeuw in die periode kreeg Friesland: plaatselijk rond 25 cm. Twee nachten die even strenge vorst opleverden en daar bleef het bij. Een bij zonderheid van december was wel het zeer geringe aantal uren zon. In Noord en Oost Nederland totaal acht uren, hetgeen in december deze eeuw niet eerder was voorgekomen evenmin al de plaatselijk 25 zonloze dagen. Over het slot van die eerste vorstperiode waren de meningen verdeeld. Computers voorspellen zelf niets, ze moeten van gegevens worden voorzien en die blijken niet altijd eensluidend te zijn. Zo was er twee dagen een twijfel of de dooi het wel of niet zou winnen. De zeer diepe orkaansdepressie van 930 mb tussen Schotland en IJsland maakte een eind aan alle twijfel en stuwde met stormweer zachte lucht naar het vaste land. Nu kan er nog best een nieuwe vorst periode komen die ons op de schaats brengt. Verleden jaar hadden wij in ja nuari een strenge vorstperiode vanaf de 6e tot de 21e, daarna invallende dooi waar door tot veler teleurstelling een geplande Elfstedentocht moest worden afgelast. Maar begin februari sloeg de winter een tweede keer toe en toen op 21 februari lukte de tocht alsnog. Zo tussen 15 en 20 januari, als het helder is, kun je 's morgens merken dat het al een kwartier eerder licht wordt sinds de kort ste dagen en 's avonds al ongeveer een half uur langer licht.... Alleen bij somber en regenachtig weer merk je deze vooruit gang minder goed. De wintersportgebieden hebben evenals in 1984 en 1985 tot na nieuwjaar moeten wachten alvorens er tot in de dalen sneeuw van enige betekenis ging vallen. Van het schaatsen is door de sneeuwval tijdens de achter ons liggende vorstpe riode weinig terecht gekomen. Voor die groep is het te hopen dat dit in de komende vier weken alsnog lukt, daar is het per slot winter voor. J.l. dinsdag werd nr. 42 van het feuilleton geplaatst in plaats van nr. 41 Hieronder volgt alsnog nr. 41 Uitslagen interne competitie, 2e ronde, gespeeld op 21 januari: Kampioensgroep: P. van Rhee - A. Roon0-1 K. Hameeteman - L. Koese1-0 A. Bolleman - K. v.d. Nieuwendijk'Vi - 'vi W. van Rossum - J. Gottschal.1 - O R. van Dongen - C. van Astuitg. Groep 1: H. Maagdenberg - K. Tanis1-0 W. Breeuwer - G. Sellathuraiafg. J. van Dam - T. Draperafg. G. Sellathurai - K. Tanis1-0 D. Hameeteman - G. J. ZonneveldVi -Vi D. Hameeteman - J. van Damafg. Groep 2: Suzanne Diephout - Aemold van Gosliga0-1 Jouke van Gosliga - Mynthe Leydensafg. H anneke Codée-LianneCodée.1 - O Rosientje Leydens - Ireen Diephout1-0 Voorlopige uitslag R.S.B, competitie: sv Steliendam - Spijkenisse III.2 - 4 (waarschijnlijke uitslag 'iVi - AVi). STELLENDAM Ophalen oud papier Op zaterdag 8 februari 1986 wordt weer oud papier ingezameld door de financiële commissie van het open Hervormd Jeugd werk. Wij beginnen om 8.15 uur op de Molenkade en Spuipad en om 9.00 uur vanaf de Nieuweweg richting Stellebos. Zet U het gebundeld gereed? ,,Al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan". (Psalm 42 8b) We zijn de vorige week geëindigd lezers, door te zeggen, dat David door al Gods baren en golven niet verzwolgen is, maar dat ze integendeel juist over hem heen- gegiaan zijn. Waarom? Wel, omdat een Ander ze voor hem opving, ja, er voor hem in onderging. En we hoorden, dat David dat ook zag in dat natuurgeweld dat zich daar manifesteerde in die bronnen van de Jordaan, waar „de afgrond riep tot de afgrond, bij het gedruis van Gods watergoten". Zag hij daar eerst in „die baren en die golven" die daar met geweld in de diepte stortten, een beeld van zijn zieletoestand, namelijk zijn Godsgemis; nu ziet hij in die bulderende watervallen ook nog een ander beeld, namelijk dat van Gods bescherming, of liever gezegd van Gods verbondstrouw. En waarin open baart zich nu Gods verbondstrouw an ders, dan in Zijn lieve Zoon, Die de Ver bondsmiddelaar is? Welnu, het is, alsof we David horen bidden in Psalm 71:2 (ber.): ,,Wees mij een Rots om in te wonen; een Schuilplaats, waar mijn hart steeds toevlucht vindt in smart. Uw hoog bevel zal blijkbaar tonen, dat Gij, o grote Ontfermer, mijn Burg zijt en Beschermer" En dat gebed nu mocht David verhoord weten, zodat hij in Christus steeds toe vlucht mocht vinden in zijn smart van wege zijn Godsgemis! Stel u het beeld maar weer voor ogen lezers: Die baren en golven die daar van bovenaf over de geweldige rotsmassa heen naar beneden storten. U kunt zich echter, denk ik, ook wel voorstellen dat het daar in die kloven van dat rotsgebergte waar al die baren en golven overheen spoelden, een ideale schuilplaats was om te schuilen voor achtervolgende vijanden! Wie zou hem daar zoeken? Immers nie mand? Welnu lezer, ziet, terwijl Saul hem op de hielen zit, mag die man in dat woeste bergland, ver verwijderd van Gods altaren, schuilen onder dat geweldige overhan gende gesteente, waaroverheen met don derend geweld de watermassa's, de baren en de golven zich naar beneden storten! Hij is er onder gekropen, en zit daar veilig in een van de rotsspleten. En ziet, al die baren en die golven gaan over hem heen! Ze deren hem niet, want dat rotsgebergte kan er tegen! O zeker, de druppels van die golven en die baren, die alle kanten op vliegen, zullen hem wel eens geraakt heb ben, maar toch, daar was hij veilig! Het verging hem als die dieren uit Spreuken 30 26, van wie we lezen: ,,De konijnen zijn csn machteloos "olk pochtsms stsM*^" z? hun huis in de rotssteen". Machteloos en weerloos in zichzelf, maar sterk en veilig in de rotssteen! En.... merkwaardig, maar juist onder dat overhangende gesteente, in die rotskloof, waar het rumoer duidelijk is te horen, daar is het juist het veiligst! De golven en de baren mogen door haar woeden het berg- gevaarte doen daveren, de vijand (Saul) mag er omheen zwerven, 't gaat over hem heen en aan hem voorbij! 't Rumoer der volken, als der baren, betoomt God waar Hij wil! Lezer, is dit nu niet een kostelijk beeld van een zondaar, die door het geloof mag schuilen onder en in Die Rots des be- houds Christus Jezus? Heeft Hij toch niet alleen kunnen zeggen: ,,A1 Uw baren en Uw golven zijn over Mij heengegaan?" En dat niet alleen! Hij is er in onder gegaan! Al de baren en al de golven van Gods toom over de zonde zijn op Hem aangerold, ze hebben Hem overspoeld, ja, de golven hebben zich boven Hem ge sloten, toen Hij het op Golgotha in de grootste Godverlatenheid uitriep: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!?" Doet dat niet als vanzelfden- ken aan ons avondmaalsformulier, dat zegt Hij van God verlaten, opdat wij tot God zouden genomen en nimmermeer van Hem verlaten worden!? Daarom im mers lezer, omdat Hij de toom Gods, onder welke wij eeuwig hadden moeten verzinken, van het begin Zijner mens wording tot het einde Zijns levens op de aarde voor de Zijnen heeft gedragen en alle gerechtigheid der Goddelijke wet voor hen heeft vervuld; daarom kan ook dat heerlijke geloofslied volgen op onze tekst: „De Heere zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot de God mijns levens". Want dat woordje „maar", dat onze Statenvertalers aan het begin van deze tekst ingelast hebben, is wel mooi en wel goed, maar het staat er niet! Ik heb het in zes vertalingen van de bijbel dan ook alleen maar bij de Staten- vertaHng gevonden. OokCalvijnb.v. heeft het niet! Naar mijn bescheiden mening denk ik dan ook, dat, ziende op Christus, op Wie onze tekst toch bovenal slaat, we gemst kunnen lezen: Daarom, omdat al Gods baren en Gods golven over Hem zijn heengegaan, daarom zal de Heere des daags Zijn goedertierenheid gebieden en zal des nachts Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot de God mijns levens! En wat is dan nu die goedertierenheid die de Heere des daags gebiedt, anders dan die Rots des behouds, door Wie alle golven en baren van Gods toom zijn op gevangen en van Wie Petms zegt, dat gesmaakt wordt, dat Hij goedertieren is? En dat lied in de nacht en dat gebed, is dat niet precies hetzelfde als bij Paulus en Silas, die, ook te middernacht, schuilende onder die Rots des Behouds, baden en psalmen zongen? Lezer, kent u dat nu ook, dat in diepe smart verslagen neerzitten omdat u de Heere mist? Wellicht zijn er onder de lezers, die zich ook voelen als zo'n hert, dat door de jagers achterna gezeten wordt en die elk ogenblik het dodelijk schot verwachten! ziet in het natuurgeweld om u heen ook wel 's uw beeld. Nee, watervallen zijn hier niet en bergen ook niet! Maar geweldige stormen zijn de meeste lezers van ,,Eilandennieuws" niet vreemd, zeker de ouderen niet. Denk maar aan de stormramp van 195 3! Verschrikkelijk! De baren en de golven werden door de geweldige storm over deze eilanden uit gestort. Wat is toen deze psalm vaak ge zongen hé: „'k Zucht, daar kolk en af grond loeit, daar 't gedmis der waat'ren groeit, daar Uw golven, daar Uw baren mijn benauwde ziel vervaren!" Ja, voor sommigen is dit alles tot eeuwige zegen geworden! Welnu, bij u die dit leest is het misschien op dit moment wel zo in uw hart. B aren en golven van zonde en schuld rollen over en door elkaar heen! Ach nee, u durft niet te zeggen: „Uw baren en Uw golven!" U durft u bij D avid niet te vergelijken, want u zegt Dat was een levende man! U kunt ook niet naar het verleden kijken, door te zeggen: ,,Mijn benauwde ziel versmelt, als zij zich voor ogen stelt, hoe ik, onder stem en snaren, feest hield met Gods blijde scharen!" Want dat feest des geloofs hebt u nooit gekend! En zo zit u daar maar in uw barre noorden en u zegt: O, als die Saul uit de hel mij te pakken krijgt, dan zal hij mij naar de hel slepen! En zo roept daar in je hart „de afgrond tot de afgrond", d.w.z. de echo's van Gods geboden roepen het elkaar alsmaar toe: Schuld, schuld, schuld! Want dat al die veroordelingen van de wet en de haat van die Sal uit de hel golven en baren van God zijn, daar ben je 't wel mee eens, o ja, maar dan golven en baren van ver oordelingen, waar je in onder zult gaan! Denkt u dat? En toch is dat niet zo! 't Staat ook niet in de tekst! Trouwens, dan hebt u zoeven ook niet goed geluisterd, toen 'k u wees op die Ene, Die inderdaad in die golven en baren onderging, opdat... opdat u tot God genomen en nimmermeer van Hem verlaten zoudt worden en.... opdat u er niet in zou ondergaan, maar dat ze juist over u heen zouden gaan! En daarom: Kom, vertrouw op Hem, o volk, in smart, stort voor Hem uit uw ganse hart, want Hij is een Toevlucht 't allen tijde! Neem eens een voorbeeld aan die konijnen, die stomme dieren, die bij het minste gevaar in de rotssteen vluchtten! En nu moet u niet zeggen: Een mens kan niet naar de Heere Jezus vluchten, want dan ben ik echt bang dat u het gevaar niet ziet waarin u verkeert! En u moet ook niet zeggen: Ja, maar die Schuilplaats moet geopenbaard worden, want die zie je niet! Dat is volkomen waar, maar dat doet de Heere toch middelijk? Die Schuilplaats wordt u toch ook nu aangewezen? Bidt u wel 's lezer, als u gaat lezen in uw bijbel, als u opgaat naar Gods huis, als u een meditatie leest, enz. enz.? Vraagt u dan wel 's: „Wil mij het ware heilspoor wijzen; mijn ziel heeft zich tot U gewend, Heere!?" Wat denkt u, zou de Heere Zich dan onbetuigt laten? O nee! Dan zal de Heere u juist leren om uw zaligheid met vreze en beven te werken, omdat Hijzelf het is. Die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen! (Fil. 2 12, 13). Kortom, dan gaat u door het geloof zeggen: „Gij zijt mij Schild, de Rots, waarheen ik vlucht; Gij kunt en wilt mijn ondergang beletten; 'k vertrouw op U, en 't blijft nog staag mijn zucht, om op Uw Woord mijn vaste hoop te zetten!" (Ps. 119 57 ber.). O, m'n beste lezer, verwacht het toch niet van spectaculaire dingen! Daar was diezelfde dichter ook al zo bang voor toen hij zei: ,,Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast, opdat ik mij niet van Uw paan moog' keren! Maar op deze zal Ik zien", zegt de Heere, „op de arme en verslagene van geest en die voor Mijn Woord beeft!" (Jes. 66 2b). O, 't is zo mijn hartelijke wens lezers, dat u allen mag schuilen onder die Rots des behouds, om het te ervaren: ,,A1 Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan!" O, dan wordje verwondering voorDie Rotssteen, Die alles voor je opving, hoe langer hoe groter! Want 't is daar toch zo veilig hé? Ik kan Hem u niet genoeg aanprijzen, lezers! Jesaja zegt niet voor niets: „Vertrouwtop de Heere tot in der eeuwigheid, want in de HEERE HEERE is een eeuwige Rots steen" (26 4). In Hem zal de Heere u dan ook des daags Zijn goedertierenheid ge bieden en zal des nachts Zijn lied bij u zijn; het gebed tot de God uws levens! Och en dan kan in dat leven des geloofs uit Hem, alles om je heen wel eens loeien en kuimen de spatten van die baren en die golven je wel eens raken, maar dan is Hij toch de Rotssteen vanje hart en je Deel in eeuwig heid! En zo mocht die dichter daar in dat hoge barre noorden, ver verwijderd van Gods altaren mus en zwaluw wel's benijden, die daar maar rondvlogen bij 't heiligdom; maar daar mocht hij ook door het geloof zingen: „'k Zal Zijn lof, zelfs in de nacht zingen, daar ik Hem verwacht; en mijn hart, wat mij moog' treffen, tot de God mijns levens heffen!" En daar heeft hij het ook ervaren: „Ulieden heeft geen ver zoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw. Welke u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij ver moogt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen" (1 Kor. 10: 13). Kijk lezer, zo'n God, zo'n Zaligmaker heeft nu Gods Kerk! En die God, die Zaligmaker, wordt u nu nog in al Zijn dierbaarheid en beminnelijkheid aan geprezen. En laat u maar nooit wijsmaken dat die God een harde God is! Zeker,' Hij loutert de Zijnen vaak door veel lijden, om ze des te meer aan Zich te verbinden! Maar hard? O nee! Weetje wat Jeremia zegt? Dit: „De Heere zal niet verstoten in eeuwigheid. Maar als Hij bedroefd heeft, zo zal Hij Zich ontfermen naar de grootheid Zijner goedertieren heden. Want Hij plaagt en bedroeft de mensenkinderen niet van harte!" Het is tot hun eeuwig nut! Hebt u 't nu gezien lezer, dat wie de Heere gaat missen, vervuld wordt van een onuit sprekelijk heimwee? En dat zo'n mens Hem gaat zoeken en Hem ook zeker zal vinden? Kijk maar 's waar onze psalm mee eindigt„Hoop op God, want ik Zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Ver lossing mijns aangezichts, en mijn God!" Is het niet onuitsprekelijk arm lezers, als we niet anders kunnen zeggen dan: „Al de baren en de golven zijn over mij heen gegaan!? O, haast u toch om uws levens wil, opdat u 't niet tot in alle eeuwigheid zult moeten uitroepen: „Al Uw baren en Uw golven hebben mij verzwolgen!" Dat hoeft niet, want: Jezus leeft!" Ouddorp G. Meuleman dan Bloemenhuis Korteweg Zandpad 68. Middeiharnis Telefoon 01870 - 2328 FRnasoÉvan den Oever - 41 - Ome Nero heeft de kijker bijna niet van zijn ogen. Ze naderen hèm te traag. De zee is zeer hoog. Hij vreest Er is geen leven aan boord te ontwaren. Als het volk zijn schip verlaten heeft, werd het opgepikt Dan is dat natuurlijk direct aan de slepers bekend gemaakt. Die hebben overal hun stromannen. Er is nog geen sleper te zien. Die moeten ze vóór blijven. Anders is alles vergeefs. En Ome Nero loert nerveus met zijn blikken de kim af Het gaat hem te langzaam. Van beneden roepen ze, dat harder on mogelijk kan. Hij geeft opdracht de boten klaar te maken om ze te kunnen strijken. Bij deze zee? Is-ie gek? Ome Nero kijkt weer; vóór, achter, naar bak- en stuurboord. Nog geen haaien op de kust. De slepers zijn echter snel. Ze kunnen zo komen aanstormen met een vaart van veertien, zestien mijl. Zij hebben een schip dat er op gebouwd is. Maar wie één man óver heeft is binnen. Dat moet een man van hèm zijn! Ze lopen in. Hij is echter niet tevreden over het tempo. Zo kunnen ze het verliezen. Harder, eist hij opnieuw. Onmogelijk, buldert de meester terug. O, neen? Ome Nero duikt weer omlaag. Er gaat een keg op de veiligheid. Het helpt een beetje. Ze kunnen meer gaan onderscheiden. Let op, nog geen kwaad karweitje en mensen-mensen, als-ie niet zinkt, wat een bergpremie zal dat opleveren! Stommelingen om er af te stappen, terwijl het schip nog op zijn lading drijft. Langs de valreep hebben ze hun schip verlaten. Langs die valreep kan de man van hem triomfantelijk omhoog. Tenzij.... De schroef maalt En dan: Ome Nero verheft zich, Ze zien hem ver kleuren van schrik. Het kleine kromme mannetje wordt gróót, een monument. Daar komen ze. Op de brug wordt gekeken. Het is nog maar een pluim, ja, ja, hij weet het, hij weet... Hij stampvoet De zee is wild, ze moeten zo gauw mogelijk de boot strijken. Ja, ja. Maar hij ziet reeds de snoeten van de slepers, hij weet, het wordt een strijd met de tijd. Die hazewind honden razen over zee aan. Ze hebben mnners en zijn ervaren in dit werk. Ze glijden in een wip langszij en maken vast Er moet wat gebeuren. De boot strijken is niks. Wat dan? Hij weet het wel. Als hij een jonge vent was.... hij is niet jong, dat voelt hij best... Maar als hij een jonge vent was.... Dan.... Wat dan?.Hij roept van de bmg. Dit is de eerste keer, dat hij zo regelrecht tot het volk spreekt. Het gaat er op of er onder, 't is alles voor niets geweest of raak. Een boot strijken en over wrikken bij die zee, ik zie er geen heil in. Als er maar één van hen aan boord is, hebben ze de winst boven water. Wie durft? Wie wil, als we dichterbij zijn, met een lijn er naar toe zwemmen? We naderen zo kort mogelijk. Lang zwem men is niet nodig. Het antwoord laat niet op zich wachten. Een stem zegt Ik, kap'tein. Arend-Michiel van Roon vliegt op. Dit is zijn kans. Hier kan hij zich weer laten gelden. Gek, hij is nu zelfs bevreesd dat een ander hem zal verdringen. Allright. En gauw! Een borrel voor de kou. Ze zijn niet ver meer. De slepers evenmin. Arend-Michiel staat op de reling. Een laatste order. Als er tweemaal geblazen werd, waren de slepers vlakbij. En daar ging hij: plons, plons. Koud, hu. Niet denken. Zwemmen. Hij zwom. Het ging best Maar ontaard koud was het, wat een verschil met de Zuid- Chinese Zee. Hij keek niet om. Hij wist alle ogen van de Orkanera lagen op zijn rug. Hè, dat touw klemde. Hij werd moe. Was het geen stommiteit van hem om het te doen? Zou hij nu, vlak bij huis, na al die ontberingen, de dood ingaan? Niet denken,, niet denken. Niet aan Wil, niet aan moeder, niet aan Willem, niet aan Albertien ook. Als hij dacht, haalde hij het zeker niet, en 't was voor allemaal beter dat hij er wel kwam. Maar alleen een vent ijzersterk als hij was hiertoe in staat. Hij hoorde de sirene van de Orkanera. Eenmaal. Tweemaal. O, dat betekende, ze zijn dichtbij. De slepers zitten hem op de hielen. Ja, dat zijn ook van die snelle krengen, ze bliksemen over het water. Ze zijn nu dichtbij. Ze denken: we zijn er. Hij ook. Nog een slag. nog één. Hij zag de wand van het schip. Een Zweed wist-ie, met hout. Een vette kluif. Hij greep, een golf sloeg hem af, een volgende kwakte hem tegen de romp. Au. Je zou te barsten vliegen. Niet denken. Hij was er. Hij had de valreep. Hij kroop naar boven. Hij zwaaide. De Orkanera blies. Haal over de tros. Ze vierden. Gelukkig werkte de winch nog een beetje. Het was haast geen werk voor hem alleen. De slepers waren er. Ze vloekten als ketellappers. Eentje kwam langszij: ik zal runners overgeven, dat klaar je nooit alleen. Hij, in zijn opgewondenheid, schreeuwde: Ik mot geen run ners van jullie, wie een poot aan boord durft te zetten, gaat over de reling.... En hij haalde in. Machtig, wat was het zwaar. Ze moesten eens weten hoe hij ploe terde. Toch hield hij vol. Want de kap'tein, zijn eigen ome Nero, zag hij zwaaien. Dat zei wat Die zwaaide niet eens wanneer zijn vrouw vertrok. Arend-Michiel maakte de tros vast en ging in de midscheeps staan. Alles wel. De Orkanera streek een sloep aan lij. 't Ging. Ze brachten hem een stel drogen kleren. De kapitein kwam zelf mee. Hij kwam niet aan boord. De klim was hem te hoog. Arend-Michiel riep omlaag: Die ouwe dibbus lijkt me te diep voor de Schelde, kap'tein. Breng 'm maar naar de Waterweg. En ome Nero knikte, 't Was zoiets als: deel jij nou de lakens maar eens uit! Arend-Michiel kreeg hulp, het was nodig, maar fijn vond hij het niet Alléén had hij deze praam de Waterweg, zijn eigen bekende Waterweg, binnen willen leiden. (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1986 | | pagina 5