ElUVtlDEn-niEUWS
„sport, zonder dat het huiselijk
comfort te lijden heeff
i
Overdenking
uit de
Heilige Schrift
Eerste winterhelft
verliep zacht en nat
Aktie zuinig stoken:
Bestel Uw visitckaartjes
Uitslagen s.v. Steliendam
„Een levende klacht'^ ii
TAXATIE NODIG?
makelaar tamboer bellen
beëdigd taxateur
01870-3477 H3
DD
1 y s 3
Niet ingrijpend
rf Jan. fm Z'fehr-. y^sé
bij Drukkerij Gehvs. de Waal
Langewegl3 SOMMELSDIJK
Een mooi bloemstukje
bestellen
VERVOLGVERHAAL
LAAT MIJ
MAAR
ZWERVEN
G.F.CallenbachB.V.—Nijkerk
2e Blad
VRIJDAG 7 FEBRUARI 1986
No. 5470
De familie Snijder uit de Toscanini-
straat in Den Haag is zeer tevreden
over de Zuinig Stoken-aktie. Ze doen
al een paar seizoenen mee en lezen
wekelijks de tips. Die blijken, zo zeg
gen ze, in veel gevallen bruikbaar. Het
zijn van die kleinigheden, waar je op
moet worden gewezen.
In huize Snijder is tussen 1983 en
1984 het gasverbruik gedaald van
1644 m^ naar 1410 m^. Dat betekent
dus een besparing van 224 m^ Bij de
huidige gasprijzen betekent een derge
lijke besparing een bedrag van zo'n
150,En daar zijn veel leuke dingen
mee te doen.
Maar ook het zuinig stoken op zich
vindt de familie Snijder leuk. „Mee
doen met de aktie heeft ons verbruiks-
bewust gemaakt. Het is een sport om te
proberen wekelijks onder het streef-
verbruik te blijven, zonder dat het
huiselijk comfort te lijden heeft", aldus
de heer Snijder.
De familie Snijder heeft geen ingrij
pende maatregelen getroffen in hun
driekamerflat. Wel is er een pomp-
schakelaar op de cv. gekomen. Daar-
AKTIE ZUINIG STOKEN
De tabel voor de week van
weergegevens Valkenburg ZH
berekeningsmodel GE Ben Haag
mee draait de c.v.-pomp niet langer
dan strikt noodzakelijk is. Dat be
spaart in de eerste plaats weliswaar
niet zoveel gas, maar wel elektriciteit.
Bovendien wordt er nagedacht bij het
stoken. Hoe dan? Gewoon, door de
verwarming lager te draaien als ieder
een het huis uit gaat. En 's avonds een
uur voor het slapen gaan. Er wordt
minder warm gestookt („dan maar
liever een dikke trui aan") en ook de
ketelwaterthermostaat wordt regelma
tig bijgesteld, afhankelijk van de bui
tentemperatuur.
Natuurlijk gaan 's avonds de gordijnen
bijtijds dicht. „En we douche effi
ciënter. Als we gaan, doen we dat
allemaal achter elkaar. Dan hoeft het
water in de leidingen dus niet steeds
opnieuw opgewarmd te worden, maar
volstaan we met één keer".
Hoewel het voor de familie Snijder een
hele klus zal zijn ook dit stookseizoen
nog verder op het verbruik te be
zuinigen, zijn ze vast van plan door te
gaan. „E Ike dag een draadje maakt een
hele trui in eenjaar", zo menen ze.
E.M.G.O.
f
N.V. ENERGIE MAATSCHAPPIJ
GOEREE OVERFLAKKEE
Postbus 5 3240 AA MIDDELHARNiS
Hoflaan 44 Tel. 01870-2244
(van onze weerkundige medewerker)
De winter, berekend over de drie volle
maanden, is op 15 januari met de tweede
helft begonnen. De eerste helft is zachter
dan normaal verlopen met meer neerslag
dan normaal. Wel twee weken een wat
winterse periode, even na Kerst tot 10
januari, maar veel bevroren zoden zette
dit niet aan de dijk. De meeste sneeuw in
die periode kreeg Friesland: plaatselijk
rond 25 cm.
Twee nachten die even strenge vorst
opleverden en daar bleef het bij. Een bij
zonderheid van december was wel het
zeer geringe aantal uren zon. In Noord en
Oost Nederland totaal acht uren, hetgeen
in december deze eeuw niet eerder was
voorgekomen evenmin al de plaatselijk 25
zonloze dagen.
Over het slot van die eerste vorstperiode
waren de meningen verdeeld. Computers
voorspellen zelf niets, ze moeten van
gegevens worden voorzien en die blijken
niet altijd eensluidend te zijn.
Zo was er twee dagen een twijfel of de
dooi het wel of niet zou winnen.
De zeer diepe orkaansdepressie van 930
mb tussen Schotland en IJsland maakte
een eind aan alle twijfel en stuwde met
stormweer zachte lucht naar het vaste
land.
Nu kan er nog best een nieuwe vorst
periode komen die ons op de schaats
brengt. Verleden jaar hadden wij in ja
nuari een strenge vorstperiode vanaf de 6e
tot de 21e, daarna invallende dooi waar
door tot veler teleurstelling een geplande
Elfstedentocht moest worden afgelast.
Maar begin februari sloeg de winter een
tweede keer toe en toen op 21 februari
lukte de tocht alsnog.
Zo tussen 15 en 20 januari, als het helder
is, kun je 's morgens merken dat het al een
kwartier eerder licht wordt sinds de kort
ste dagen en 's avonds al ongeveer een half
uur langer licht.... Alleen bij somber en
regenachtig weer merk je deze vooruit
gang minder goed.
De wintersportgebieden hebben evenals
in 1984 en 1985 tot na nieuwjaar moeten
wachten alvorens er tot in de dalen
sneeuw van enige betekenis ging vallen.
Van het schaatsen is door de sneeuwval
tijdens de achter ons liggende vorstpe
riode weinig terecht gekomen. Voor die
groep is het te hopen dat dit in de komende
vier weken alsnog lukt, daar is het per slot
winter voor.
J.l. dinsdag werd nr. 42 van het feuilleton geplaatst in plaats van nr. 41
Hieronder volgt alsnog nr. 41
Uitslagen interne competitie, 2e ronde,
gespeeld op 21 januari:
Kampioensgroep:
P. van Rhee - A. Roon0-1
K. Hameeteman - L. Koese1-0
A. Bolleman -
K. v.d. Nieuwendijk'Vi - 'vi
W. van Rossum - J. Gottschal.1 - O
R. van Dongen - C. van Astuitg.
Groep 1:
H. Maagdenberg - K. Tanis1-0
W. Breeuwer - G. Sellathuraiafg.
J. van Dam - T. Draperafg.
G. Sellathurai - K. Tanis1-0
D. Hameeteman -
G. J. ZonneveldVi -Vi
D. Hameeteman - J. van Damafg.
Groep 2:
Suzanne Diephout -
Aemold van Gosliga0-1
Jouke van Gosliga -
Mynthe Leydensafg.
H anneke Codée-LianneCodée.1 - O
Rosientje Leydens -
Ireen Diephout1-0
Voorlopige uitslag R.S.B, competitie:
sv Steliendam - Spijkenisse III.2 - 4
(waarschijnlijke uitslag 'iVi - AVi).
STELLENDAM
Ophalen oud papier
Op zaterdag 8 februari 1986 wordt weer
oud papier ingezameld door de financiële
commissie van het open Hervormd Jeugd
werk. Wij beginnen om 8.15 uur op de
Molenkade en Spuipad en om 9.00 uur
vanaf de Nieuweweg richting Stellebos.
Zet U het gebundeld gereed?
,,Al Uw baren en Uw golven zijn
over mij heengegaan".
(Psalm 42 8b)
We zijn de vorige week geëindigd lezers,
door te zeggen, dat David door al Gods
baren en golven niet verzwolgen is, maar
dat ze integendeel juist over hem heen-
gegiaan zijn. Waarom? Wel, omdat een
Ander ze voor hem opving, ja, er voor
hem in onderging. En we hoorden, dat
David dat ook zag in dat natuurgeweld dat
zich daar manifesteerde in die bronnen
van de Jordaan, waar „de afgrond riep tot
de afgrond, bij het gedruis van Gods
watergoten". Zag hij daar eerst in „die
baren en die golven" die daar met geweld
in de diepte stortten, een beeld van zijn
zieletoestand, namelijk zijn Godsgemis;
nu ziet hij in die bulderende watervallen
ook nog een ander beeld, namelijk dat van
Gods bescherming, of liever gezegd van
Gods verbondstrouw. En waarin open
baart zich nu Gods verbondstrouw an
ders, dan in Zijn lieve Zoon, Die de Ver
bondsmiddelaar is? Welnu, het is, alsof
we David horen bidden in Psalm 71:2
(ber.): ,,Wees mij een Rots om in te
wonen; een Schuilplaats, waar mijn hart
steeds toevlucht vindt in smart. Uw hoog
bevel zal blijkbaar tonen, dat Gij, o grote
Ontfermer, mijn Burg zijt en Beschermer"
En dat gebed nu mocht David verhoord
weten, zodat hij in Christus steeds toe
vlucht mocht vinden in zijn smart van
wege zijn Godsgemis!
Stel u het beeld maar weer voor ogen
lezers: Die baren en golven die daar van
bovenaf over de geweldige rotsmassa
heen naar beneden storten. U kunt zich
echter, denk ik, ook wel voorstellen dat het
daar in die kloven van dat rotsgebergte
waar al die baren en golven overheen
spoelden, een ideale schuilplaats was om
te schuilen voor achtervolgende vijanden!
Wie zou hem daar zoeken? Immers nie
mand?
Welnu lezer, ziet, terwijl Saul hem op de
hielen zit, mag die man in dat woeste
bergland, ver verwijderd van Gods altaren,
schuilen onder dat geweldige overhan
gende gesteente, waaroverheen met don
derend geweld de watermassa's, de baren
en de golven zich naar beneden storten!
Hij is er onder gekropen, en zit daar veilig
in een van de rotsspleten. En ziet, al die
baren en die golven gaan over hem heen!
Ze deren hem niet, want dat rotsgebergte
kan er tegen! O zeker, de druppels van die
golven en die baren, die alle kanten op
vliegen, zullen hem wel eens geraakt heb
ben, maar toch, daar was hij veilig! Het
verging hem als die dieren uit Spreuken 30
26, van wie we lezen: ,,De konijnen zijn
csn machteloos "olk pochtsms stsM*^" z?
hun huis in de rotssteen". Machteloos en
weerloos in zichzelf, maar sterk en veilig
in de rotssteen!
En.... merkwaardig, maar juist onder dat
overhangende gesteente, in die rotskloof,
waar het rumoer duidelijk is te horen, daar
is het juist het veiligst! De golven en de
baren mogen door haar woeden het berg-
gevaarte doen daveren, de vijand (Saul)
mag er omheen zwerven, 't gaat over hem
heen en aan hem voorbij! 't Rumoer der
volken, als der baren, betoomt God waar
Hij wil!
Lezer, is dit nu niet een kostelijk beeld van
een zondaar, die door het geloof mag
schuilen onder en in Die Rots des be-
houds Christus Jezus? Heeft Hij toch niet
alleen kunnen zeggen: ,,A1 Uw baren en
Uw golven zijn over Mij heengegaan?"
En dat niet alleen! Hij is er in onder
gegaan! Al de baren en al de golven van
Gods toom over de zonde zijn op Hem
aangerold, ze hebben Hem overspoeld, ja,
de golven hebben zich boven Hem ge
sloten, toen Hij het op Golgotha in de
grootste Godverlatenheid uitriep: „Mijn
God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij
verlaten!?" Doet dat niet als vanzelfden-
ken aan ons avondmaalsformulier, dat
zegt Hij van God verlaten, opdat wij tot
God zouden genomen en nimmermeer
van Hem verlaten worden!? Daarom im
mers lezer, omdat Hij de toom Gods,
onder welke wij eeuwig hadden moeten
verzinken, van het begin Zijner mens
wording tot het einde Zijns levens op de
aarde voor de Zijnen heeft gedragen en
alle gerechtigheid der Goddelijke wet
voor hen heeft vervuld; daarom kan ook
dat heerlijke geloofslied volgen op onze
tekst: „De Heere zal des daags Zijn
goedertierenheid gebieden, en des nachts
zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot de
God mijns levens". Want dat woordje
„maar", dat onze Statenvertalers aan het
begin van deze tekst ingelast hebben, is
wel mooi en wel goed, maar het staat er
niet! Ik heb het in zes vertalingen van de
bijbel dan ook alleen maar bij de Staten-
vertaHng gevonden. OokCalvijnb.v. heeft
het niet! Naar mijn bescheiden mening
denk ik dan ook, dat, ziende op Christus,
op Wie onze tekst toch bovenal slaat, we
gemst kunnen lezen: Daarom, omdat al
Gods baren en Gods golven over Hem
zijn heengegaan, daarom zal de Heere des
daags Zijn goedertierenheid gebieden en
zal des nachts Zijn lied bij mij zijn; het
gebed tot de God mijns levens!
En wat is dan nu die goedertierenheid die
de Heere des daags gebiedt, anders dan
die Rots des behouds, door Wie alle
golven en baren van Gods toom zijn op
gevangen en van Wie Petms zegt, dat
gesmaakt wordt, dat Hij goedertieren is?
En dat lied in de nacht en dat gebed, is dat
niet precies hetzelfde als bij Paulus en
Silas, die, ook te middernacht, schuilende
onder die Rots des Behouds, baden en
psalmen zongen?
Lezer, kent u dat nu ook, dat in diepe
smart verslagen neerzitten omdat u de
Heere mist? Wellicht zijn er onder de
lezers, die zich ook voelen als zo'n hert,
dat door de jagers achterna gezeten wordt
en die elk ogenblik het dodelijk schot
verwachten! ziet in het natuurgeweld
om u heen ook wel 's uw beeld. Nee,
watervallen zijn hier niet en bergen ook
niet! Maar geweldige stormen zijn de
meeste lezers van ,,Eilandennieuws" niet
vreemd, zeker de ouderen niet. Denk
maar aan de stormramp van 195 3!
Verschrikkelijk!
De baren en de golven werden door de
geweldige storm over deze eilanden uit
gestort. Wat is toen deze psalm vaak ge
zongen hé: „'k Zucht, daar kolk en af
grond loeit, daar 't gedmis der waat'ren
groeit, daar Uw golven, daar Uw baren
mijn benauwde ziel vervaren!" Ja, voor
sommigen is dit alles tot eeuwige zegen
geworden!
Welnu, bij u die dit leest is het misschien
op dit moment wel zo in uw hart. B aren en
golven van zonde en schuld rollen over en
door elkaar heen! Ach nee, u durft niet te
zeggen: „Uw baren en Uw golven!" U
durft u bij D avid niet te vergelijken, want u
zegt Dat was een levende man! U kunt
ook niet naar het verleden kijken, door te
zeggen: ,,Mijn benauwde ziel versmelt, als
zij zich voor ogen stelt, hoe ik, onder stem
en snaren, feest hield met Gods blijde
scharen!" Want dat feest des geloofs hebt
u nooit gekend!
En zo zit u daar maar in uw barre noorden
en u zegt: O, als die Saul uit de hel mij te
pakken krijgt, dan zal hij mij naar de hel
slepen! En zo roept daar in je hart „de
afgrond tot de afgrond", d.w.z. de echo's
van Gods geboden roepen het elkaar
alsmaar toe: Schuld, schuld, schuld! Want
dat al die veroordelingen van de wet en de
haat van die Sal uit de hel golven en baren
van God zijn, daar ben je 't wel mee eens,
o ja, maar dan golven en baren van ver
oordelingen, waar je in onder zult gaan!
Denkt u dat? En toch is dat niet zo! 't Staat
ook niet in de tekst! Trouwens, dan hebt u
zoeven ook niet goed geluisterd, toen 'k u
wees op die Ene, Die inderdaad in die
golven en baren onderging, opdat... opdat
u tot God genomen en nimmermeer van
Hem verlaten zoudt worden en.... opdat u
er niet in zou ondergaan, maar dat ze juist
over u heen zouden gaan!
En daarom: Kom, vertrouw op Hem, o
volk, in smart, stort voor Hem uit uw
ganse hart, want Hij is een Toevlucht 't
allen tijde! Neem eens een voorbeeld aan
die konijnen, die stomme dieren, die bij
het minste gevaar in de rotssteen vluchtten!
En nu moet u niet zeggen: Een mens kan
niet naar de Heere Jezus vluchten, want
dan ben ik echt bang dat u het gevaar niet
ziet waarin u verkeert! En u moet ook niet
zeggen: Ja, maar die Schuilplaats moet
geopenbaard worden, want die zie je niet!
Dat is volkomen waar, maar dat doet de
Heere toch middelijk? Die Schuilplaats
wordt u toch ook nu aangewezen?
Bidt u wel 's lezer, als u gaat lezen in uw
bijbel, als u opgaat naar Gods huis, als u
een meditatie leest, enz. enz.? Vraagt u
dan wel 's: „Wil mij het ware heilspoor
wijzen; mijn ziel heeft zich tot U gewend,
Heere!?" Wat denkt u, zou de Heere Zich
dan onbetuigt laten? O nee! Dan zal de
Heere u juist leren om uw zaligheid met
vreze en beven te werken, omdat Hijzelf
het is. Die in u werkt, beide het willen en
het werken, naar Zijn welbehagen! (Fil.
2 12, 13). Kortom, dan gaat u door het
geloof zeggen: „Gij zijt mij Schild, de
Rots, waarheen ik vlucht; Gij kunt en wilt
mijn ondergang beletten; 'k vertrouw op
U, en 't blijft nog staag mijn zucht, om op
Uw Woord mijn vaste hoop te zetten!"
(Ps. 119 57 ber.). O, m'n beste lezer,
verwacht het toch niet van spectaculaire
dingen! Daar was diezelfde dichter ook al
zo bang voor toen hij zei: ,,Maak in Uw
Woord mijn gang en treden vast, opdat ik
mij niet van Uw paan moog' keren! Maar
op deze zal Ik zien", zegt de Heere, „op de
arme en verslagene van geest en die voor
Mijn Woord beeft!" (Jes. 66 2b). O, 't is
zo mijn hartelijke wens lezers, dat u allen
mag schuilen onder die Rots des behouds,
om het te ervaren: ,,A1 Uw baren en Uw
golven zijn over mij heengegaan!" O, dan
wordje verwondering voorDie Rotssteen,
Die alles voor je opving, hoe langer hoe
groter! Want 't is daar toch zo veilig hé? Ik
kan Hem u niet genoeg aanprijzen, lezers!
Jesaja zegt niet voor niets: „Vertrouwtop
de Heere tot in der eeuwigheid, want in de
HEERE HEERE is een eeuwige Rots
steen" (26 4). In Hem zal de Heere u dan
ook des daags Zijn goedertierenheid ge
bieden en zal des nachts Zijn lied bij u zijn;
het gebed tot de God uws levens! Och en
dan kan in dat leven des geloofs uit Hem,
alles om je heen wel eens loeien en kuimen
de spatten van die baren en die golven je
wel eens raken, maar dan is Hij toch de
Rotssteen vanje hart en je Deel in eeuwig
heid!
En zo mocht die dichter daar in dat hoge
barre noorden, ver verwijderd van Gods
altaren mus en zwaluw wel's benijden, die
daar maar rondvlogen bij 't heiligdom;
maar daar mocht hij ook door het geloof
zingen: „'k Zal Zijn lof, zelfs in de nacht
zingen, daar ik Hem verwacht; en mijn
hart, wat mij moog' treffen, tot de God
mijns levens heffen!" En daar heeft hij het
ook ervaren: „Ulieden heeft geen ver
zoeking bevangen dan menselijke; doch
God is getrouw. Welke u niet zal laten
verzocht worden boven hetgeen gij ver
moogt, maar Hij zal met de verzoeking
ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt
verdragen" (1 Kor. 10: 13).
Kijk lezer, zo'n God, zo'n Zaligmaker
heeft nu Gods Kerk! En die God, die
Zaligmaker, wordt u nu nog in al Zijn
dierbaarheid en beminnelijkheid aan
geprezen. En laat u maar nooit wijsmaken
dat die God een harde God is!
Zeker,' Hij loutert de Zijnen vaak door
veel lijden, om ze des te meer aan Zich te
verbinden! Maar hard? O nee! Weetje wat
Jeremia zegt? Dit: „De Heere zal niet
verstoten in eeuwigheid. Maar als Hij
bedroefd heeft, zo zal Hij Zich ontfermen
naar de grootheid Zijner goedertieren
heden. Want Hij plaagt en bedroeft de
mensenkinderen niet van harte!" Het is tot
hun eeuwig nut!
Hebt u 't nu gezien lezer, dat wie de Heere
gaat missen, vervuld wordt van een onuit
sprekelijk heimwee? En dat zo'n mens
Hem gaat zoeken en Hem ook zeker zal
vinden? Kijk maar 's waar onze psalm mee
eindigt„Hoop op God, want ik Zal Hem
nog loven; Hij is de menigvuldige Ver
lossing mijns aangezichts, en mijn God!"
Is het niet onuitsprekelijk arm lezers, als
we niet anders kunnen zeggen dan: „Al de
baren en de golven zijn over mij heen
gegaan!? O, haast u toch om uws levens
wil, opdat u 't niet tot in alle eeuwigheid
zult moeten uitroepen: „Al Uw baren en
Uw golven hebben mij verzwolgen!" Dat
hoeft niet, want: Jezus leeft!"
Ouddorp
G. Meuleman
dan
Bloemenhuis Korteweg
Zandpad 68. Middeiharnis
Telefoon 01870 - 2328
FRnasoÉvan den Oever
- 41 -
Ome Nero heeft de kijker bijna niet van zijn ogen.
Ze naderen hèm te traag. De zee is zeer hoog. Hij
vreest Er is geen leven aan boord te ontwaren. Als het
volk zijn schip verlaten heeft, werd het opgepikt Dan is
dat natuurlijk direct aan de slepers bekend gemaakt.
Die hebben overal hun stromannen.
Er is nog geen sleper te zien. Die moeten ze vóór
blijven. Anders is alles vergeefs. En Ome Nero loert
nerveus met zijn blikken de kim af Het gaat hem te
langzaam. Van beneden roepen ze, dat harder on
mogelijk kan.
Hij geeft opdracht de boten klaar te maken om ze te
kunnen strijken.
Bij deze zee? Is-ie gek?
Ome Nero kijkt weer; vóór, achter, naar bak- en
stuurboord. Nog geen haaien op de kust.
De slepers zijn echter snel. Ze kunnen zo komen
aanstormen met een vaart van veertien, zestien mijl.
Zij hebben een schip dat er op gebouwd is.
Maar wie één man óver heeft is binnen.
Dat moet een man van hèm zijn!
Ze lopen in.
Hij is echter niet tevreden over het tempo. Zo kunnen
ze het verliezen.
Harder, eist hij opnieuw.
Onmogelijk, buldert de meester terug.
O, neen?
Ome Nero duikt weer omlaag. Er gaat een keg op de
veiligheid.
Het helpt een beetje.
Ze kunnen meer gaan onderscheiden.
Let op, nog geen kwaad karweitje en mensen-mensen,
als-ie niet zinkt, wat een bergpremie zal dat opleveren!
Stommelingen om er af te stappen, terwijl het schip nog
op zijn lading drijft.
Langs de valreep hebben ze hun schip verlaten.
Langs die valreep kan de man van hem triomfantelijk
omhoog.
Tenzij....
De schroef maalt
En dan: Ome Nero verheft zich, Ze zien hem ver
kleuren van schrik. Het kleine kromme mannetje wordt
gróót, een monument.
Daar komen ze.
Op de brug wordt gekeken. Het is nog maar een pluim,
ja, ja, hij weet het, hij weet... Hij stampvoet De zee is
wild, ze moeten zo gauw mogelijk de boot strijken. Ja,
ja. Maar hij ziet reeds de snoeten van de slepers, hij
weet, het wordt een strijd met de tijd. Die hazewind
honden razen over zee aan. Ze hebben mnners en zijn
ervaren in dit werk. Ze glijden in een wip langszij en
maken vast Er moet wat gebeuren. De boot strijken is
niks.
Wat dan?
Hij weet het wel.
Als hij een jonge vent was.... hij is niet jong, dat voelt hij
best... Maar als hij een jonge vent was.... Dan....
Wat dan?.Hij roept van de bmg. Dit is de eerste keer,
dat hij zo regelrecht tot het volk spreekt.
Het gaat er op of er onder, 't is alles voor niets
geweest of raak. Een boot strijken en over wrikken bij
die zee, ik zie er geen heil in. Als er maar één van hen
aan boord is, hebben ze de winst boven water. Wie
durft?
Wie wil, als we dichterbij zijn, met een lijn er naar toe
zwemmen? We naderen zo kort mogelijk. Lang zwem
men is niet nodig.
Het antwoord laat niet op zich wachten.
Een stem zegt
Ik, kap'tein.
Arend-Michiel van Roon vliegt op. Dit is zijn kans.
Hier kan hij zich weer laten gelden. Gek, hij is nu zelfs
bevreesd dat een ander hem zal verdringen.
Allright. En gauw! Een borrel voor de kou.
Ze zijn niet ver meer.
De slepers evenmin.
Arend-Michiel staat op de reling. Een laatste order.
Als er tweemaal geblazen werd, waren de slepers
vlakbij. En daar ging hij: plons, plons. Koud, hu. Niet
denken. Zwemmen. Hij zwom. Het ging best Maar
ontaard koud was het, wat een verschil met de Zuid-
Chinese Zee. Hij keek niet om. Hij wist alle ogen van
de Orkanera lagen op zijn rug. Hè, dat touw klemde. Hij
werd moe. Was het geen stommiteit van hem om het te
doen? Zou hij nu, vlak bij huis, na al die ontberingen, de
dood ingaan? Niet denken,, niet denken. Niet aan Wil,
niet aan moeder, niet aan Willem, niet aan Albertien
ook. Als hij dacht, haalde hij het zeker niet, en 't was
voor allemaal beter dat hij er wel kwam.
Maar alleen een vent ijzersterk als hij was hiertoe in
staat.
Hij hoorde de sirene van de Orkanera. Eenmaal.
Tweemaal. O, dat betekende, ze zijn dichtbij. De
slepers zitten hem op de hielen. Ja, dat zijn ook van die
snelle krengen, ze bliksemen over het water. Ze zijn nu
dichtbij. Ze denken: we zijn er. Hij ook. Nog een slag.
nog één. Hij zag de wand van het schip. Een Zweed
wist-ie, met hout. Een vette kluif. Hij greep, een golf
sloeg hem af, een volgende kwakte hem tegen de romp.
Au. Je zou te barsten vliegen. Niet denken. Hij was er.
Hij had de valreep. Hij kroop naar boven. Hij zwaaide.
De Orkanera blies. Haal over de tros. Ze vierden.
Gelukkig werkte de winch nog een beetje. Het was
haast geen werk voor hem alleen. De slepers waren er.
Ze vloekten als ketellappers. Eentje kwam langszij: ik
zal runners overgeven, dat klaar je nooit alleen. Hij, in
zijn opgewondenheid, schreeuwde: Ik mot geen run
ners van jullie, wie een poot aan boord durft te zetten,
gaat over de reling.... En hij haalde in. Machtig, wat
was het zwaar. Ze moesten eens weten hoe hij ploe
terde. Toch hield hij vol. Want de kap'tein, zijn eigen
ome Nero, zag hij zwaaien. Dat zei wat Die zwaaide
niet eens wanneer zijn vrouw vertrok.
Arend-Michiel maakte de tros vast en ging in de
midscheeps staan.
Alles wel. De Orkanera streek een sloep aan lij. 't Ging.
Ze brachten hem een stel drogen kleren. De kapitein
kwam zelf mee. Hij kwam niet aan boord. De klim was
hem te hoog. Arend-Michiel riep omlaag:
Die ouwe dibbus lijkt me te diep voor de Schelde,
kap'tein. Breng 'm maar naar de Waterweg. En ome
Nero knikte, 't Was zoiets als: deel jij nou de lakens
maar eens uit!
Arend-Michiel kreeg hulp, het was nodig, maar fijn
vond hij het niet
Alléén had hij deze praam de Waterweg, zijn eigen
bekende Waterweg, binnen willen leiden.
(wordt vervolgd)