Emigratie uit Zuid-Holland in 1800
en de omstandigheden waaronder dat gebeurde
Als men over immigratie of emigratie leest, dan
wordt veelal het verloop van de wedervaren van
een groep immigranten of een bepaalde indivi
duele immigrant in het land van bestemming
behandeld. In het volgende wordt dat omge
draaid en zullen we de emigratie vanuit het
oogpunt van de oorsprong trachten te bekijken en
de omstandigheden waaronder de emigratie van
een groep mensen plaats vond zal nader onder de
loep worden genomen.
Uit noodzaak moet veel worden overgelaten aan de
verbeelding van de lezer. Dit verhaal gaat over het
eiland Goeree. Rien Poortvliet tekent heel prachtig in
zijn boeken het idyllische aspect van het leven op
Goeree, zoals het tot voor kort was of misschien nog
wel is op bepaalde plekjes. Voor duizenden mensen in
de vorige eeuw maakte dit achterlopen op de ontwikke
lingen elders het noodzakelijk dat men een bestaan
moest gaan zoeken in een ander land. Werkgelegenheid
verminderde snel en door verbetering van de volks
gezondheid groeide de bevolking sterk aan.
Als men werk had dan ging ongeveer 90% van dat
inkomen weg aan noodzakelijke levensbehoeften. Zelfs
voor de boeren was het haast niet houdbaar, want als er
een boerderij verdeeld moest worden na overlijden van
de eigenaar, dan moest de erfgenaam zijn broers in
contanten hun deel uitbetalen en daarboven van zijn
gelijke deel als zijn broers nam de Staat ook haar deel
(recht van Soulte). Dit had tot gevolg dat vele bedrijven
verkaveld werden in oneconomische delen.
In het algemeen is het zo, dat als emigranten het land
hebben verlaten, dat ze alleen herinnerd worden door
familie en dan nog maar voor een of twee generaties.
Hun vertrek is veelal officieel geregistreerd, hetzelfde
alsof ze zouden zijn overleden. Daarna zijn ze alleen
nog maar statistieken.
De juiste omstandigheden van vertrek, dat meer dan
100 jaar geleden plaats vond, moet dus gerecon
strueerd worden.
Mijn aandacht werd gevestigd op deze emigratie toen ik
onlangs een brief ontving uit de U.S.A. met enkele
vragen over genealogie. Uit deze brief bleek dat: „Een
grote groep Nederlanders kwam naar Illinois in het
midden van 1800. Deze Nederlanders vestigden zich in
een gebied dat nu deel uitmaakt van het zuidelijke
gedeelte van Chicago". De brief vermeld plaatsnamen
zoals Roseland (Hoge Prairie), South Holland (Lage
Prairie) en Lansing. De voorouders van de schrijver
komen oorspronkelijk uit Ouddorp Z.H. Onderzoek
wees uit dat verhoudingsgewijs vele emigranten Oud
dorp en het nabijgelegen Goedereede hebben verlaten
in de vorige eeuw.
In de periode 1848-1880 verlieten 6800 personen de
Provincie Zuid Holland om zich elders te vestigen. Het
merendeel van deze groep ging naar Noord Amerika,
nl. 6520. Vanaf het vroegere eiland Goeree emi
greerden er in die periode 2777 personen, die allen naar
de U.S.A. vertrokken.
Dus meer dan 42% van de emigranten die naar
Noord Amerika gingen kwamen van dit betrekkelijk
kleine gebied. ledere emigrant had eigen redenen,
die tot vertrek noopte. Soms was het om geloofs-
redenen, soms om economische redenen en soms om
het avontuur. Omdat het reizen moeilijk was was de
reden altijd zeer sterk.
Vóór 1855 werd het reizen uitsluitend gedaan per
zeilschip en duurde de reis naar Noord Amerika
ongeveer 40 dagen, waarna de reis overland dan nog
bijkomt. Na 1855 werd voor een groot deel overge
gaan naar stoomschepen voor het passagiersvervoer en
de overtocht duurde dan 8-10 dagen. In vele gevallen
zien we dat eerst een kleine groep of enkele personen
vooruit reisden, waarna spoedig meerderen volgden.
Het waarom
De eerste vraag, die naar voren komt, is dus „Waarom
vertrokken er zoveel mensen van het vroegere eiland
Goeree en wat waren de redenen?"
Immigranten zijn in het algemeen anonieme mensen,
die de sporen van hun leven in het land van oorsprong
alleen maar hebben nagelaten in officiële documen
tatie, die vergaard werd voor administratieve of legale
redenen. De waarschijnlijke redenen van vertrek kun
nen nagegaan worden door de achtergrond te onder
zoeken van het gebied, waar de leden van de groep
immigranten vandaan kwamen en natuurlijk ook van
het land van oorsprong zelf.
De feiten over de immigranten zelf houden in de
persoonlijke gegevens, zoals de naam, geboortedatum,
geslacht, huwelijk, kinderen e.d.
Deze zaken werden in Nederland voor 1811 kerkelijk
geregistreerd. In 1811 werd de Burgerlijke stand van
kracht en in 1843 de Bevolkingsregisters. In 1848
werden alle gemeenten verplicht gesteld om alle emi
granten gezinshoofden te registreren. Ze werden vereist
om ieder jaar een Staat van Landverhuizers naar
Noord Amerika en andere Overzeesche Gewesten" te
sturen aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Deze staten bestaan over een periode van 1848-1877
en ze bevatten wat persoonlijke informatie, zoals plaats
van oorsprong, naam, beroep, leeftijd, godsdienst,
belastingklasse, vrouw, kinderen, dienstboden, reden
van vertrek, plaats van bestemming en eventuele bij
zonderheden. Deze staten bevatten ongeveer 19.000
namen. Een tekortkoming van deze staten is dat de
gezinsleden alleen maar in nummers is aangegeven en
de bestemming is aangeduid als Noord Amerika of
New York.
Natuurlijk zijn er veel mensen vertrokken, die daar
geen kermis van gaven. In de U.S.A. bestaan passagiers
lijsten, die details geven over alle inkomende immi
granten. Er zijn ongeveer 250.000 passagierslijsten
voor de periode 1820 - 1880, die ongeveer 60.000
Nederlandse immigranten namen bevatten. Deze lijs
ten geven evenwel niet aan de immigranten, die via
Canada naar de U.S.A. reisden of op andere wijze het
land binnenkwamen.
Een volledige lijst van emigranten uitNederland, of van
de immigranten in de U.S.A. bestaat dus niet. Van de
gegevens die beschikbaar zijn is het toch wel mogelijk
om een beeld te krijgen hoe of de emigratie verlopen is.
In dit artikel bekijken we de emigratie en de mogelijke
redenen van vertrek in algemene vorm. Het gaat dus
niet over de wedervaren van de immigranten nadat ze in
het nieuwe land arriveerden.
Aankomst in het nieuwe land
We weten dat een gedeelte van de emigranten van het
eiland Goeree naar de omgeving van Chicago gegaan
is, maar op dit moment is niet bekend of ze ook naar
elders zijn gegaan, wat natuurlijk wel waarschijnlijk is.
In de vorige eeuw hokten de Nederlandse immigranten
nogal samen in eigen gemeenschappen in de U.S.A. Zo
zijn er landelijke colonies gesticht, zoals Holland
(Michigan), Pella (lowa), en Little Chute (Wisconsin).
Ook werden ze gevonden in stadswijken in Patterson,
Albany, Baltimore, Chicago, Grand Rapids en St.
Louis.
De Nederlanders hebben evenwel eigenlijk nooit de
„Noord Amerika koorts" gehad. Geen massa emi
gratie zoals uit Ierland heeft er plaats gevonden. De
Nederlandse emigratie begon druppelsgewijs in de
jaren 1820-1840, toen verschillende personen en
families vertrokken naar Noord Amerika voor per
soonlijke redenen.
De gewetens opstand tegen de staatskerk gedurende
1830-1850, tesamenmetde aardappelziekte van 1845
en 1846 waren oorzaken van emigratie van verschil
lende groepen in de jaren 1846-1857. In die periode
zijn hele gemeenten van Afgescheidenen en Rooms
Katholieken naarde U.S.A. gegaan methun geestelijke
leiders. De economische depressie, die laat in 1857
begon en de daarop volgende burgeroorlog (1861-
1864) stremde deze groep immigranten en veranderde
eigenlijk het hele karakter van de Nederlandse emi
gratie. Na die tijd kwamen de immigranten en ver
anderde eigenlijk het hele karakter van de Nederlandse
emigratie. Na die tijd kwamen de immigranten als
enkeling of als familie, maar niet meer in gemeenten.
Op het hoogtepunt van de emigratie gingen er 12.000
personen per jaar uit Nederland weg. Dit was ongeveer
10% van de bevolkingsaanwas. Speciaal op het platte
land ging de bevolkingsaanwas zeer snel omhoog en
gebrek aan werk op het platteland noopte daar tot
emigratie op een veel grotere schaal dan vanuit de
steden. Als we het bevolkingsverloop van agrarische
gemeenschappen bestuderen in Nederland in de vorige
eeuw, dan zien we dat vele mensen die gemeenschap
pen verlaten hebben. Die migranten vestigden zich
evenwel in hoofdzaak in de steden, die in Nederland
begonnen te groeien ca. 1850, toen ook enigszins de
industrialisatie in Nederland op gang kwam. Velen
vonden ook werk bij de aanleg van de spoorwegen, en
de ontwikkeling van stoom zorgde voor de teruggang
van het molenbedrijf, zowel bouw als onderhoud.
Op de eilanden in Zuid Holland en Zeeland) en andere
afgelegen gebieden moest men als men wilde verhuizen
van het eiland af, of vertrekken uit een vertrouwd
gebied. Dat op zichzelf was een hele stap en emigreren
was betrekkelijk maar een iets grotere stap.
Bijna 90% van alle emigranten waren arm of min-
gegoed en hadden Noord Amerika als bestemming.
Dit alles verklaard niet de grote emigratie van het
vroegere eiland Goeree, wat we nader zullen trachte te
Het eiland Goeree heeft een lange geschiedenis. Het is
eertijds verbonden geweest met Voome en Putten, en
heette in die tijd West Voome. Het schijnt bevolkt
geweest te zijn sedert ongeveer 100 A.D. Het is voor
lange tijd een apart eiland geweest, variërend in opper
vlakte. De duinen gaven een toevluchtsoord voor de
bewoners als het water over het lage land vloeide.
Doordat de lage gebieden regelmatig overstroomden,
was het onmogelijk om landbouw te beoefenen en
moest men zich in hoofdzaak tevreden stellen met
veeteelt. Ook werd er veel aan visserij gedaan. De
mensen op dit eiland hadden op die manier een schamel
bestaan en door omstandigheden werd ook de groei van
de bevolking beperkt.
De eerste polder werd gemaakt tussen de duinstroken
in 1494. Bij 1750 had door verdere inpoldering het
eiland Goeree ongeveer haar huidige vorm gekregen.
De polders bevatten veel zandgrond en vergden veel
bemesting.
Met de visserij, de landbouw en de veeteelt kon de
betrekkelijk kleine bevolking zich in het levensonder
houd voorzien. De bevolking, in het jaar 1700, wordt
geschat op 530 inwoners (ongeveer 150 gezinnen). De
oppervlakte van het eiland was ongeveer 3700 HA,
waarvan de helft bestond uit duinen. Bijna 100 jaar
later, in 1795, was de bevolking gegroeid tot 1827
zielen. Gedurende de 18de eeuw had de meekrap teelt
een enorme opgang gemaakt. Meekrap is een wortel,
die gekweekt werd om kleurstoffen mee te maken. Deze
oogst vereiste veel arbeid op het land, zowel als op de
fabrieken, die meestoven genoemd werden. Verdere
oogsten waren, vlas, tarwe, erwten, gerst en aard
appelen, met betrekkelijk weinig vee wegens gebrek aan
weilanden. Omdat er weinig vee was was er weinig
mest, en dus werd die, of ingevoerd voor gebruik of niet
toegepast. Er waren ook schapen en pluimvee. Land
bouw vond plaats door een rotatiesysteem, waarbij
eenderde van het land braak lag. Er waren zeer weinig
boomgaarden voor fruit.
Waarschijnlijk is de visserij in de Napoliontische tijd
zeer sterk teruggelopen. Misschien was het aanslibben
van de havens ook een van de oorzaken van de terug
gang van de visserij. In ieder geval waren er na 1813
slechts enkele garnalen scheepjes over van de vissers-
vloot.
In de achttiende eeuw hebben zich schorren gevormd
tussen Goeree en Overflakkee. Die schorren leidden
tot de inpoldering van de Eendrachtspolder in 1780 en
daardoor werden die twee eilanden dus een.
In 1795 vinden we dus een betrekkelijk geïsoleerde
gemeenschap op een eiland met 1827 inwoners (on
geveer 500 gezinnen). De meeste families hadden
onderlinge familiebanden, die door nieuwe huwelijken
steeds weer werden versterkt.
In 1845 vinden we op het vroegere eiland Goeree
ongeveer 2850 inwoners (850 gezinnen). De opper
vlakte van het eiland was betrekkelijk constant ge
bleven, maar de bevolking was enorm toegenomen.
In het algemeen bleven de landbouwprijzen na de
Franse revolutie op een hoog peil. Dank zij de aard
appel was de Nederlandse landbouw in staat geweest
om de bevolking zelf, zowel als het bezettingsleger te
voeden. Na 1813 was er zo'n groot overschot aan
aardappelen, die onverkoopbaar bleken, dat die op
mestvalen gegooid moesten worden en veelal langs de
wegen lagen die stapels te rotten. In 1819 daalden de
prijzen voor landbouwprodukten zeer sterk. De nieuwe
landbouw gebieden, die in het eind van de achttiende
eeuw nabij de Zwarte Zee ontsloten waren door Duitse
immigranten, begonnen hun produkten te exporteren,
die de sterke prijsdaling tot gevolg had. Deze depressie
duurde tot ongeveer 1835 en ook daarna was de markt
zeer statisch.
Aardappelziekte was ook een aanleiding
Toen de conjunctuur beter ging worden, ca. 1845, brak
de aardappelziekte uit. De aardappel oogsten waren
zeer klein. De boeren, in het algemeen, leden daar niet
zo onder, want de graanprijzen stegen. De aardappel
was echter het volksvoedsel geworden en de minder
gegoeden werden met hongersnood bedreigd. Het ging
de boeren na die tijd zeer goed. De Krim oorlog (1853-
1856) deed de graanuitvoer uit Rusland dalen en de
prijzen gingen sterk omhoog. Deze bloeiperiode voor
de boeren duurde tot ongeveer 1880.
Ook onderging de landbouw een sterke ontwikkeling in
de beschreven periode. Mechanisatie van de landbouw
nam plaats, die de werkgelegenheid voor landarbeiders
verkleinde. Ook veranderde de traditionele oogsten.
Het verbouwen van koolzaad werd na 1870 sterk
minder vanwege petroleum en gasverlichting, die toen.
meer algemeen werd. Hop, hennep en boekweit werden
onbelangrijke gewassen en de meekrapteelt verdween
na 1875 helemaal, daar de aniline kleurstoffen, die uit
koolteer werden bereid veel goedkoper waren.
Tegen het einde van de jaren 1870 begon een depressie,
die vooral een agrarisch karakter had. De nieuwe
ontwikkelde landbouwgebieden in de U.S.A., die door
miljoenen immigranten ontwikkeld was sedert 1840,
tesamen met een efficient en goedkoop vervoers
systeem, dat tegelijkertijd ontwikkeld was, waren de
oorzaak dat tarwe tegen lagere prijzen kon worden
aangeboden in Europa, dan de produktiekosten in de
Europese landen. Andere landen zoals Argentinië,
Rusland, C anada en Australië kwamen ook met granen
op de markt.
Deze situatie had weer een nieuwe emigratiegolf vanuit
Europa tot gevolg. In het midden van 1800 was het
bestaan van landarbeiders niet al te best in Nederland.
De werkuren waren 52 uur per week in de winter en 60
uur per week in de zomer. Het totale werkjaar was dus
ongeveer 2800 uur.
Op Goeree bijv. was het jaarloon van een vaste
arbeider 260,00 0,80/dag) en voor losse arbeiders
0,70 per dag 210,00/jaar). Vrouwen en kinderen
verdienden niet meer dan 0,45 per dag. In andere
gebieden van het land lagen de lonen iets hoger.
In Nederland zijn de lonen voor enkele eeuwen op dit
peil geweest en in de tweede helft van 1800 zijn ze zelfs
nog wat teruggelopen.
De lonen in de U.S.A. waren 1,50/dag voor land
arbeiders en ambachtlieden konden tot 5,00/dag
verdienen.
Wat geloof betreft waren de mensen op Goeree voor
90% Nederlands Hervormd en zeer conservatief in hun
opvattingen. De' kerkelijke veranderingen na 1813
werden niet gewaardeerd op Goeree, maar heeft niet
geleid tot emigratie voorzover nagegaan kan worden.
Daar de hele gemeenschap van gelijke mening was
hebben de ingevoerde kerkelijke veranderingen niet
veel onmiddellijke invloed gehad. De dominees, die in
Ouddorp stonden bijv. waren:
S. Lalau 1808-1817; vertrokken naar Oud-Beijerland.
A. G. van Dijkhuizen 1818-1864, overleden.
Bij KoninklijkBesluit, 1 januari 1816, werd de eeuwen
oude vorm van de Calvinistische Kerk in Nederland
veranderd.
Het nieuwe reglement gaf de Koning de macht om de
samenstelling van de classicale en provinciale besturen
te veranderen.
De Synode, die samengesteld was uit vertege'nwoor-
digers van alle provincies, werd een gereedschap in de
hand van de Minister van Kerkelijke Zaken.
De naam van de kerk werd veranderd van Gerefor
meerde tot Hervormde Kerk. De reactie op dit besluit
kwam snel. Al in 1816 scheidde de gemeente Axel zich
af onder de leek Vijgeboom en vormde de Herstelde
Kerk van Christus.
De introductie van gezangen in toevoeging van de
psalmen in de kerkdiensten was een voortdurende
doom in het oog van de stricte Calvinisten.
In 1834 scheidde Hendrik de Cock, dominee in Ulram
(Gr.), zich publiekelijk af met de gehele gemeente. Ds.
Hendrik Peter Scholte uit Doeveren N.B. volgde. Een
vervolging van afgescheidenen volgde, maar deze was
grotendeels over in 1845. Het kan geconcludeerd
worden dat de emigratie vanuit Goedereede en Oud
dorp niet godsdienst als motief had.
Het vervoer
Als laatste punt beschouwen we vervoer op het eiland
Goeree en Overflakkee. Vervoer is een heel belangrijk
aspect in landbouw en veeteelt.
In het begin van de negentiende eeuw bestonden er geen
verharde wegen op het eiland. Alle wegen waren klei of
zandwegen. Op het vroegere eiland Goeree in de
omgeving van Ouddorp waren het hoofdzakelijk zand
wegen. In de winter waren de wegen dus niet begaan
baar en als het regende in de zomer waren ze niet
bruikbaar.
De eerste verharde weg werd in 1844 aangelegd op het
eiland. Dit was de Schelpweg, die van Dirksland via
Sommelsdijk, Middelharais, Nieuwe Tonge naar Oude
Tonge liep. In 1852 werd er ook een grintweg tussen
Sommelsdijk en Ouddorp aangelegd. In 1857 werd
deze weg weer verlengd van Middelhamis naar Stad
aan 't Haringvliet, Den Bommel en Ooltgensplaat.
Ouddorp en Goedereede kregen dus pas in 1852 een
wegverbinding met andere delen van het eiland. Daar
er geen spoorweg bestond op het eiland in de vorige
eeuw, moesten personen vervoer, goederen en vee-
vervoer plaats vinden per schip. Om die redenen
bestonden er betrekkelijk veel goed onderhouden ha
vens op het eiland.
Door de geïsoleerde ligging werd het vervoer van
landbouwprodukten evenwel in een ongunstige positie
geplaatst in vergelijking met andere streken van het
land. De hogere vrachtkosten verminderden de ver
diensten.
Om een reis naar Rotterdam te maken nam vanuit
Ouddorp ongeveer drie uur in beslag, dus was er een
hele dag mee gemoeid om daar naartoe heen en terug
gegaan en zaken af te handelen. De emigranten uit
Ouddorp en Goedereede reisden waarschijnlijk,
via Stellendam, naar Hellevoetsluis, waar de schepen
op wind lagen te wachten, of naar Rotterdam na 1855
waar dan de grote reis aanvaard werd.
In 1845 is er een bevolking op het vroegere eiland
Goeree van ongeveer 2850 inwoners (850 gezinnen).
We kunnen ons dus nu enigszins voorstellen hoe of het
leven er geweest moet zijn. De gezinnen, die weg
gingen, waren allen tamelijk groot, met gemiddeld vier
kinderen.
Als we ons de behuizing kunnen voorstellen, die
toendertijd bestond, dan krijgen we enigszins een beeld
van het leven op Goeree in die dagen.
Het was niet rooskleurig. Daar ieder gezin waarschijn
lijk meerdere werknemers bevatte, was de invloed van
de mindere werkgelegenheid zeer groot.
De temggang van de werkgelegenheid door de inkrim
ping van de meekrapoogst moet enorm groot geweest
zijn. Verschillende personen, zoals Paulus denBleijker
en Jan Hoek, waren al vertrokken naar elders in Neder
land en natuurlijk zijn er ook nog anderen geweest, die
naar elders in Nederland zijn gegaan.
Wie de eerste emigrant was kan niet met zekerheid
gezegd worden.
Misschien is het iemand geweest, die in de dertiger of
begin veertiger jaren was geëmigreerd en temgschreef
met goede berichten, of het kan ook een familielid
geweest zijn van elders in Zuid Holland, die ge
ëmigreerd was. Het kan ook zijn dat de groep van 1847
de eerste was.
Deze groep van 1847 bestond uit 47 personen.
Goedereede:
Alva van Es, 24 jaar, vrijgezellin, dienstbode.
Comelis Laauwe, 49 jaar, vr. -I- 7 kinderen. Molenaar.
Ouddorp:
Herman Roon, 51 jaar, vr. 3 kinderen, bouwknecht.
Tennis den Uijl, 45 jaar, vr. -I- 7 kinderen, arbeider.
Pieter den Uijl, 30 jaar, vrijgezel, arbeider.
Lena de Vries, 30 jaar, vrijgezelling, dienstbode.
Willem Klein, 24 jaar, vrijgezel, arbeider.
Joh's van 't Hof, 43 jaar, vrijgezel, onbekend.
Andrie Esveld, 37 jaar, vr. 5 kinderen, winkelier.
Jan Reijchel, 57 jaar, vr. -f 4 kinderen, vrachtrijder.
Jacob Tak, 20 jaar, vrijgezel, arbeider.
Comelis Witte, 65 jaar, vr., arbeider.
Abraham Witte, 70 jaar, vrijgezel, arbeider.
Pietemella Bosloper, 20 jaar, vrijgezellin, geen.
Lambrecht Wijmeijer, 43 jaar, vrijgezel, arbeider.
Of allen in een groep zijn weggegaan is niet bekend,
noch is hun bestemming bekend. De compositie van
deze groep emigranten is dus, zes families met 26
kinderen en 13 alleenstaande personen.
Bij 1852 waren er al 271 emigranten vertrokken en in
de volgende 5 jaar gingen er nog eens 620 emigranten
weg.
Dit aantal is naar schatting 25-30% van de bevolking in
1850.
Het stopte hier niet bij en de uittocht in de volgende
decennia ging voort met ongeveer hetzelfde percentage.
Het aantal emigranten vanuit Ouddorp en Goedereede
^^^- 1847-1851 271
1852-1856 620
1857-1861 304
1862-1866 645
1867-1871 460
1872-1876 222
1877-1880 255
Gedurende de burgeroorlog gingen er 142 emigranten
naar de U.S.A., aannemend dat de emigranten in 1864
na die oorlog aankwamen.
1861 86
1862 35 142
1863 ■-= 21
1864 144
Nadat de eerste groep weggegaan was, werd het traditie
om te emigreren en werd er waarschijnlijk niet veel
meer nagedacht over andere mogelijkheden. Zoals ver
meld, zijn er ook mensen naar andere streken in
Nederland gegaan. Zelfs van hen zijn er ook weer naar
de U.S.A. vertrokken, zoals de genoemde Paulus de
Bleijker en Jan Hoek, die beiden naar de U.S.A.
(Michigan) emigreerden in 1850 met het schip „Catha
rine". Hun emigratie staat aangegeven onder de Pro
vincie Noord Holland, waar ze op Texel gewoond
hebben. Het feit dat ze oorspronkelijk uit Ouddorp
kwamen werd zeer toevallig ontdekt.
Na 1880 zijn er zeer waarschijnlijk nog velen geëmi
greerd en verdere studie kan nog veel aan het licht
brengen.
Het kan evenwel met grote zekerheid gezegd worden
dat bijna ieder (van de oorspronkelijke bewoners) van
het vroegere eiland Goeree familie heeft in de U.S.A.,
omdat daarvandaan zovelen zijn geëmigreerd.
Hoeveel mensen in Ouddorp en Goedereede weten
daar nog van?
Hoelang werd er kontakt onderhouden?
Dirk Hoogeveen; Canada