Emigratie uit Zuid-Holland in 1800 en de omstandigheden waaronder dat gebeurde Als men over immigratie of emigratie leest, dan wordt veelal het verloop van de wedervaren van een groep immigranten of een bepaalde indivi duele immigrant in het land van bestemming behandeld. In het volgende wordt dat omge draaid en zullen we de emigratie vanuit het oogpunt van de oorsprong trachten te bekijken en de omstandigheden waaronder de emigratie van een groep mensen plaats vond zal nader onder de loep worden genomen. Uit noodzaak moet veel worden overgelaten aan de verbeelding van de lezer. Dit verhaal gaat over het eiland Goeree. Rien Poortvliet tekent heel prachtig in zijn boeken het idyllische aspect van het leven op Goeree, zoals het tot voor kort was of misschien nog wel is op bepaalde plekjes. Voor duizenden mensen in de vorige eeuw maakte dit achterlopen op de ontwikke lingen elders het noodzakelijk dat men een bestaan moest gaan zoeken in een ander land. Werkgelegenheid verminderde snel en door verbetering van de volks gezondheid groeide de bevolking sterk aan. Als men werk had dan ging ongeveer 90% van dat inkomen weg aan noodzakelijke levensbehoeften. Zelfs voor de boeren was het haast niet houdbaar, want als er een boerderij verdeeld moest worden na overlijden van de eigenaar, dan moest de erfgenaam zijn broers in contanten hun deel uitbetalen en daarboven van zijn gelijke deel als zijn broers nam de Staat ook haar deel (recht van Soulte). Dit had tot gevolg dat vele bedrijven verkaveld werden in oneconomische delen. In het algemeen is het zo, dat als emigranten het land hebben verlaten, dat ze alleen herinnerd worden door familie en dan nog maar voor een of twee generaties. Hun vertrek is veelal officieel geregistreerd, hetzelfde alsof ze zouden zijn overleden. Daarna zijn ze alleen nog maar statistieken. De juiste omstandigheden van vertrek, dat meer dan 100 jaar geleden plaats vond, moet dus gerecon strueerd worden. Mijn aandacht werd gevestigd op deze emigratie toen ik onlangs een brief ontving uit de U.S.A. met enkele vragen over genealogie. Uit deze brief bleek dat: „Een grote groep Nederlanders kwam naar Illinois in het midden van 1800. Deze Nederlanders vestigden zich in een gebied dat nu deel uitmaakt van het zuidelijke gedeelte van Chicago". De brief vermeld plaatsnamen zoals Roseland (Hoge Prairie), South Holland (Lage Prairie) en Lansing. De voorouders van de schrijver komen oorspronkelijk uit Ouddorp Z.H. Onderzoek wees uit dat verhoudingsgewijs vele emigranten Oud dorp en het nabijgelegen Goedereede hebben verlaten in de vorige eeuw. In de periode 1848-1880 verlieten 6800 personen de Provincie Zuid Holland om zich elders te vestigen. Het merendeel van deze groep ging naar Noord Amerika, nl. 6520. Vanaf het vroegere eiland Goeree emi greerden er in die periode 2777 personen, die allen naar de U.S.A. vertrokken. Dus meer dan 42% van de emigranten die naar Noord Amerika gingen kwamen van dit betrekkelijk kleine gebied. ledere emigrant had eigen redenen, die tot vertrek noopte. Soms was het om geloofs- redenen, soms om economische redenen en soms om het avontuur. Omdat het reizen moeilijk was was de reden altijd zeer sterk. Vóór 1855 werd het reizen uitsluitend gedaan per zeilschip en duurde de reis naar Noord Amerika ongeveer 40 dagen, waarna de reis overland dan nog bijkomt. Na 1855 werd voor een groot deel overge gaan naar stoomschepen voor het passagiersvervoer en de overtocht duurde dan 8-10 dagen. In vele gevallen zien we dat eerst een kleine groep of enkele personen vooruit reisden, waarna spoedig meerderen volgden. Het waarom De eerste vraag, die naar voren komt, is dus „Waarom vertrokken er zoveel mensen van het vroegere eiland Goeree en wat waren de redenen?" Immigranten zijn in het algemeen anonieme mensen, die de sporen van hun leven in het land van oorsprong alleen maar hebben nagelaten in officiële documen tatie, die vergaard werd voor administratieve of legale redenen. De waarschijnlijke redenen van vertrek kun nen nagegaan worden door de achtergrond te onder zoeken van het gebied, waar de leden van de groep immigranten vandaan kwamen en natuurlijk ook van het land van oorsprong zelf. De feiten over de immigranten zelf houden in de persoonlijke gegevens, zoals de naam, geboortedatum, geslacht, huwelijk, kinderen e.d. Deze zaken werden in Nederland voor 1811 kerkelijk geregistreerd. In 1811 werd de Burgerlijke stand van kracht en in 1843 de Bevolkingsregisters. In 1848 werden alle gemeenten verplicht gesteld om alle emi granten gezinshoofden te registreren. Ze werden vereist om ieder jaar een Staat van Landverhuizers naar Noord Amerika en andere Overzeesche Gewesten" te sturen aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze staten bestaan over een periode van 1848-1877 en ze bevatten wat persoonlijke informatie, zoals plaats van oorsprong, naam, beroep, leeftijd, godsdienst, belastingklasse, vrouw, kinderen, dienstboden, reden van vertrek, plaats van bestemming en eventuele bij zonderheden. Deze staten bevatten ongeveer 19.000 namen. Een tekortkoming van deze staten is dat de gezinsleden alleen maar in nummers is aangegeven en de bestemming is aangeduid als Noord Amerika of New York. Natuurlijk zijn er veel mensen vertrokken, die daar geen kermis van gaven. In de U.S.A. bestaan passagiers lijsten, die details geven over alle inkomende immi granten. Er zijn ongeveer 250.000 passagierslijsten voor de periode 1820 - 1880, die ongeveer 60.000 Nederlandse immigranten namen bevatten. Deze lijs ten geven evenwel niet aan de immigranten, die via Canada naar de U.S.A. reisden of op andere wijze het land binnenkwamen. Een volledige lijst van emigranten uitNederland, of van de immigranten in de U.S.A. bestaat dus niet. Van de gegevens die beschikbaar zijn is het toch wel mogelijk om een beeld te krijgen hoe of de emigratie verlopen is. In dit artikel bekijken we de emigratie en de mogelijke redenen van vertrek in algemene vorm. Het gaat dus niet over de wedervaren van de immigranten nadat ze in het nieuwe land arriveerden. Aankomst in het nieuwe land We weten dat een gedeelte van de emigranten van het eiland Goeree naar de omgeving van Chicago gegaan is, maar op dit moment is niet bekend of ze ook naar elders zijn gegaan, wat natuurlijk wel waarschijnlijk is. In de vorige eeuw hokten de Nederlandse immigranten nogal samen in eigen gemeenschappen in de U.S.A. Zo zijn er landelijke colonies gesticht, zoals Holland (Michigan), Pella (lowa), en Little Chute (Wisconsin). Ook werden ze gevonden in stadswijken in Patterson, Albany, Baltimore, Chicago, Grand Rapids en St. Louis. De Nederlanders hebben evenwel eigenlijk nooit de „Noord Amerika koorts" gehad. Geen massa emi gratie zoals uit Ierland heeft er plaats gevonden. De Nederlandse emigratie begon druppelsgewijs in de jaren 1820-1840, toen verschillende personen en families vertrokken naar Noord Amerika voor per soonlijke redenen. De gewetens opstand tegen de staatskerk gedurende 1830-1850, tesamenmetde aardappelziekte van 1845 en 1846 waren oorzaken van emigratie van verschil lende groepen in de jaren 1846-1857. In die periode zijn hele gemeenten van Afgescheidenen en Rooms Katholieken naarde U.S.A. gegaan methun geestelijke leiders. De economische depressie, die laat in 1857 begon en de daarop volgende burgeroorlog (1861- 1864) stremde deze groep immigranten en veranderde eigenlijk het hele karakter van de Nederlandse emi gratie. Na die tijd kwamen de immigranten en ver anderde eigenlijk het hele karakter van de Nederlandse emigratie. Na die tijd kwamen de immigranten als enkeling of als familie, maar niet meer in gemeenten. Op het hoogtepunt van de emigratie gingen er 12.000 personen per jaar uit Nederland weg. Dit was ongeveer 10% van de bevolkingsaanwas. Speciaal op het platte land ging de bevolkingsaanwas zeer snel omhoog en gebrek aan werk op het platteland noopte daar tot emigratie op een veel grotere schaal dan vanuit de steden. Als we het bevolkingsverloop van agrarische gemeenschappen bestuderen in Nederland in de vorige eeuw, dan zien we dat vele mensen die gemeenschap pen verlaten hebben. Die migranten vestigden zich evenwel in hoofdzaak in de steden, die in Nederland begonnen te groeien ca. 1850, toen ook enigszins de industrialisatie in Nederland op gang kwam. Velen vonden ook werk bij de aanleg van de spoorwegen, en de ontwikkeling van stoom zorgde voor de teruggang van het molenbedrijf, zowel bouw als onderhoud. Op de eilanden in Zuid Holland en Zeeland) en andere afgelegen gebieden moest men als men wilde verhuizen van het eiland af, of vertrekken uit een vertrouwd gebied. Dat op zichzelf was een hele stap en emigreren was betrekkelijk maar een iets grotere stap. Bijna 90% van alle emigranten waren arm of min- gegoed en hadden Noord Amerika als bestemming. Dit alles verklaard niet de grote emigratie van het vroegere eiland Goeree, wat we nader zullen trachte te Het eiland Goeree heeft een lange geschiedenis. Het is eertijds verbonden geweest met Voome en Putten, en heette in die tijd West Voome. Het schijnt bevolkt geweest te zijn sedert ongeveer 100 A.D. Het is voor lange tijd een apart eiland geweest, variërend in opper vlakte. De duinen gaven een toevluchtsoord voor de bewoners als het water over het lage land vloeide. Doordat de lage gebieden regelmatig overstroomden, was het onmogelijk om landbouw te beoefenen en moest men zich in hoofdzaak tevreden stellen met veeteelt. Ook werd er veel aan visserij gedaan. De mensen op dit eiland hadden op die manier een schamel bestaan en door omstandigheden werd ook de groei van de bevolking beperkt. De eerste polder werd gemaakt tussen de duinstroken in 1494. Bij 1750 had door verdere inpoldering het eiland Goeree ongeveer haar huidige vorm gekregen. De polders bevatten veel zandgrond en vergden veel bemesting. Met de visserij, de landbouw en de veeteelt kon de betrekkelijk kleine bevolking zich in het levensonder houd voorzien. De bevolking, in het jaar 1700, wordt geschat op 530 inwoners (ongeveer 150 gezinnen). De oppervlakte van het eiland was ongeveer 3700 HA, waarvan de helft bestond uit duinen. Bijna 100 jaar later, in 1795, was de bevolking gegroeid tot 1827 zielen. Gedurende de 18de eeuw had de meekrap teelt een enorme opgang gemaakt. Meekrap is een wortel, die gekweekt werd om kleurstoffen mee te maken. Deze oogst vereiste veel arbeid op het land, zowel als op de fabrieken, die meestoven genoemd werden. Verdere oogsten waren, vlas, tarwe, erwten, gerst en aard appelen, met betrekkelijk weinig vee wegens gebrek aan weilanden. Omdat er weinig vee was was er weinig mest, en dus werd die, of ingevoerd voor gebruik of niet toegepast. Er waren ook schapen en pluimvee. Land bouw vond plaats door een rotatiesysteem, waarbij eenderde van het land braak lag. Er waren zeer weinig boomgaarden voor fruit. Waarschijnlijk is de visserij in de Napoliontische tijd zeer sterk teruggelopen. Misschien was het aanslibben van de havens ook een van de oorzaken van de terug gang van de visserij. In ieder geval waren er na 1813 slechts enkele garnalen scheepjes over van de vissers- vloot. In de achttiende eeuw hebben zich schorren gevormd tussen Goeree en Overflakkee. Die schorren leidden tot de inpoldering van de Eendrachtspolder in 1780 en daardoor werden die twee eilanden dus een. In 1795 vinden we dus een betrekkelijk geïsoleerde gemeenschap op een eiland met 1827 inwoners (on geveer 500 gezinnen). De meeste families hadden onderlinge familiebanden, die door nieuwe huwelijken steeds weer werden versterkt. In 1845 vinden we op het vroegere eiland Goeree ongeveer 2850 inwoners (850 gezinnen). De opper vlakte van het eiland was betrekkelijk constant ge bleven, maar de bevolking was enorm toegenomen. In het algemeen bleven de landbouwprijzen na de Franse revolutie op een hoog peil. Dank zij de aard appel was de Nederlandse landbouw in staat geweest om de bevolking zelf, zowel als het bezettingsleger te voeden. Na 1813 was er zo'n groot overschot aan aardappelen, die onverkoopbaar bleken, dat die op mestvalen gegooid moesten worden en veelal langs de wegen lagen die stapels te rotten. In 1819 daalden de prijzen voor landbouwprodukten zeer sterk. De nieuwe landbouw gebieden, die in het eind van de achttiende eeuw nabij de Zwarte Zee ontsloten waren door Duitse immigranten, begonnen hun produkten te exporteren, die de sterke prijsdaling tot gevolg had. Deze depressie duurde tot ongeveer 1835 en ook daarna was de markt zeer statisch. Aardappelziekte was ook een aanleiding Toen de conjunctuur beter ging worden, ca. 1845, brak de aardappelziekte uit. De aardappel oogsten waren zeer klein. De boeren, in het algemeen, leden daar niet zo onder, want de graanprijzen stegen. De aardappel was echter het volksvoedsel geworden en de minder gegoeden werden met hongersnood bedreigd. Het ging de boeren na die tijd zeer goed. De Krim oorlog (1853- 1856) deed de graanuitvoer uit Rusland dalen en de prijzen gingen sterk omhoog. Deze bloeiperiode voor de boeren duurde tot ongeveer 1880. Ook onderging de landbouw een sterke ontwikkeling in de beschreven periode. Mechanisatie van de landbouw nam plaats, die de werkgelegenheid voor landarbeiders verkleinde. Ook veranderde de traditionele oogsten. Het verbouwen van koolzaad werd na 1870 sterk minder vanwege petroleum en gasverlichting, die toen. meer algemeen werd. Hop, hennep en boekweit werden onbelangrijke gewassen en de meekrapteelt verdween na 1875 helemaal, daar de aniline kleurstoffen, die uit koolteer werden bereid veel goedkoper waren. Tegen het einde van de jaren 1870 begon een depressie, die vooral een agrarisch karakter had. De nieuwe ontwikkelde landbouwgebieden in de U.S.A., die door miljoenen immigranten ontwikkeld was sedert 1840, tesamen met een efficient en goedkoop vervoers systeem, dat tegelijkertijd ontwikkeld was, waren de oorzaak dat tarwe tegen lagere prijzen kon worden aangeboden in Europa, dan de produktiekosten in de Europese landen. Andere landen zoals Argentinië, Rusland, C anada en Australië kwamen ook met granen op de markt. Deze situatie had weer een nieuwe emigratiegolf vanuit Europa tot gevolg. In het midden van 1800 was het bestaan van landarbeiders niet al te best in Nederland. De werkuren waren 52 uur per week in de winter en 60 uur per week in de zomer. Het totale werkjaar was dus ongeveer 2800 uur. Op Goeree bijv. was het jaarloon van een vaste arbeider 260,00 0,80/dag) en voor losse arbeiders 0,70 per dag 210,00/jaar). Vrouwen en kinderen verdienden niet meer dan 0,45 per dag. In andere gebieden van het land lagen de lonen iets hoger. In Nederland zijn de lonen voor enkele eeuwen op dit peil geweest en in de tweede helft van 1800 zijn ze zelfs nog wat teruggelopen. De lonen in de U.S.A. waren 1,50/dag voor land arbeiders en ambachtlieden konden tot 5,00/dag verdienen. Wat geloof betreft waren de mensen op Goeree voor 90% Nederlands Hervormd en zeer conservatief in hun opvattingen. De' kerkelijke veranderingen na 1813 werden niet gewaardeerd op Goeree, maar heeft niet geleid tot emigratie voorzover nagegaan kan worden. Daar de hele gemeenschap van gelijke mening was hebben de ingevoerde kerkelijke veranderingen niet veel onmiddellijke invloed gehad. De dominees, die in Ouddorp stonden bijv. waren: S. Lalau 1808-1817; vertrokken naar Oud-Beijerland. A. G. van Dijkhuizen 1818-1864, overleden. Bij KoninklijkBesluit, 1 januari 1816, werd de eeuwen oude vorm van de Calvinistische Kerk in Nederland veranderd. Het nieuwe reglement gaf de Koning de macht om de samenstelling van de classicale en provinciale besturen te veranderen. De Synode, die samengesteld was uit vertege'nwoor- digers van alle provincies, werd een gereedschap in de hand van de Minister van Kerkelijke Zaken. De naam van de kerk werd veranderd van Gerefor meerde tot Hervormde Kerk. De reactie op dit besluit kwam snel. Al in 1816 scheidde de gemeente Axel zich af onder de leek Vijgeboom en vormde de Herstelde Kerk van Christus. De introductie van gezangen in toevoeging van de psalmen in de kerkdiensten was een voortdurende doom in het oog van de stricte Calvinisten. In 1834 scheidde Hendrik de Cock, dominee in Ulram (Gr.), zich publiekelijk af met de gehele gemeente. Ds. Hendrik Peter Scholte uit Doeveren N.B. volgde. Een vervolging van afgescheidenen volgde, maar deze was grotendeels over in 1845. Het kan geconcludeerd worden dat de emigratie vanuit Goedereede en Oud dorp niet godsdienst als motief had. Het vervoer Als laatste punt beschouwen we vervoer op het eiland Goeree en Overflakkee. Vervoer is een heel belangrijk aspect in landbouw en veeteelt. In het begin van de negentiende eeuw bestonden er geen verharde wegen op het eiland. Alle wegen waren klei of zandwegen. Op het vroegere eiland Goeree in de omgeving van Ouddorp waren het hoofdzakelijk zand wegen. In de winter waren de wegen dus niet begaan baar en als het regende in de zomer waren ze niet bruikbaar. De eerste verharde weg werd in 1844 aangelegd op het eiland. Dit was de Schelpweg, die van Dirksland via Sommelsdijk, Middelharais, Nieuwe Tonge naar Oude Tonge liep. In 1852 werd er ook een grintweg tussen Sommelsdijk en Ouddorp aangelegd. In 1857 werd deze weg weer verlengd van Middelhamis naar Stad aan 't Haringvliet, Den Bommel en Ooltgensplaat. Ouddorp en Goedereede kregen dus pas in 1852 een wegverbinding met andere delen van het eiland. Daar er geen spoorweg bestond op het eiland in de vorige eeuw, moesten personen vervoer, goederen en vee- vervoer plaats vinden per schip. Om die redenen bestonden er betrekkelijk veel goed onderhouden ha vens op het eiland. Door de geïsoleerde ligging werd het vervoer van landbouwprodukten evenwel in een ongunstige positie geplaatst in vergelijking met andere streken van het land. De hogere vrachtkosten verminderden de ver diensten. Om een reis naar Rotterdam te maken nam vanuit Ouddorp ongeveer drie uur in beslag, dus was er een hele dag mee gemoeid om daar naartoe heen en terug gegaan en zaken af te handelen. De emigranten uit Ouddorp en Goedereede reisden waarschijnlijk, via Stellendam, naar Hellevoetsluis, waar de schepen op wind lagen te wachten, of naar Rotterdam na 1855 waar dan de grote reis aanvaard werd. In 1845 is er een bevolking op het vroegere eiland Goeree van ongeveer 2850 inwoners (850 gezinnen). We kunnen ons dus nu enigszins voorstellen hoe of het leven er geweest moet zijn. De gezinnen, die weg gingen, waren allen tamelijk groot, met gemiddeld vier kinderen. Als we ons de behuizing kunnen voorstellen, die toendertijd bestond, dan krijgen we enigszins een beeld van het leven op Goeree in die dagen. Het was niet rooskleurig. Daar ieder gezin waarschijn lijk meerdere werknemers bevatte, was de invloed van de mindere werkgelegenheid zeer groot. De temggang van de werkgelegenheid door de inkrim ping van de meekrapoogst moet enorm groot geweest zijn. Verschillende personen, zoals Paulus denBleijker en Jan Hoek, waren al vertrokken naar elders in Neder land en natuurlijk zijn er ook nog anderen geweest, die naar elders in Nederland zijn gegaan. Wie de eerste emigrant was kan niet met zekerheid gezegd worden. Misschien is het iemand geweest, die in de dertiger of begin veertiger jaren was geëmigreerd en temgschreef met goede berichten, of het kan ook een familielid geweest zijn van elders in Zuid Holland, die ge ëmigreerd was. Het kan ook zijn dat de groep van 1847 de eerste was. Deze groep van 1847 bestond uit 47 personen. Goedereede: Alva van Es, 24 jaar, vrijgezellin, dienstbode. Comelis Laauwe, 49 jaar, vr. -I- 7 kinderen. Molenaar. Ouddorp: Herman Roon, 51 jaar, vr. 3 kinderen, bouwknecht. Tennis den Uijl, 45 jaar, vr. -I- 7 kinderen, arbeider. Pieter den Uijl, 30 jaar, vrijgezel, arbeider. Lena de Vries, 30 jaar, vrijgezelling, dienstbode. Willem Klein, 24 jaar, vrijgezel, arbeider. Joh's van 't Hof, 43 jaar, vrijgezel, onbekend. Andrie Esveld, 37 jaar, vr. 5 kinderen, winkelier. Jan Reijchel, 57 jaar, vr. -f 4 kinderen, vrachtrijder. Jacob Tak, 20 jaar, vrijgezel, arbeider. Comelis Witte, 65 jaar, vr., arbeider. Abraham Witte, 70 jaar, vrijgezel, arbeider. Pietemella Bosloper, 20 jaar, vrijgezellin, geen. Lambrecht Wijmeijer, 43 jaar, vrijgezel, arbeider. Of allen in een groep zijn weggegaan is niet bekend, noch is hun bestemming bekend. De compositie van deze groep emigranten is dus, zes families met 26 kinderen en 13 alleenstaande personen. Bij 1852 waren er al 271 emigranten vertrokken en in de volgende 5 jaar gingen er nog eens 620 emigranten weg. Dit aantal is naar schatting 25-30% van de bevolking in 1850. Het stopte hier niet bij en de uittocht in de volgende decennia ging voort met ongeveer hetzelfde percentage. Het aantal emigranten vanuit Ouddorp en Goedereede ^^^- 1847-1851 271 1852-1856 620 1857-1861 304 1862-1866 645 1867-1871 460 1872-1876 222 1877-1880 255 Gedurende de burgeroorlog gingen er 142 emigranten naar de U.S.A., aannemend dat de emigranten in 1864 na die oorlog aankwamen. 1861 86 1862 35 142 1863 ■-= 21 1864 144 Nadat de eerste groep weggegaan was, werd het traditie om te emigreren en werd er waarschijnlijk niet veel meer nagedacht over andere mogelijkheden. Zoals ver meld, zijn er ook mensen naar andere streken in Nederland gegaan. Zelfs van hen zijn er ook weer naar de U.S.A. vertrokken, zoals de genoemde Paulus de Bleijker en Jan Hoek, die beiden naar de U.S.A. (Michigan) emigreerden in 1850 met het schip „Catha rine". Hun emigratie staat aangegeven onder de Pro vincie Noord Holland, waar ze op Texel gewoond hebben. Het feit dat ze oorspronkelijk uit Ouddorp kwamen werd zeer toevallig ontdekt. Na 1880 zijn er zeer waarschijnlijk nog velen geëmi greerd en verdere studie kan nog veel aan het licht brengen. Het kan evenwel met grote zekerheid gezegd worden dat bijna ieder (van de oorspronkelijke bewoners) van het vroegere eiland Goeree familie heeft in de U.S.A., omdat daarvandaan zovelen zijn geëmigreerd. Hoeveel mensen in Ouddorp en Goedereede weten daar nog van? Hoelang werd er kontakt onderhouden? Dirk Hoogeveen; Canada

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1985 | | pagina 17