ElMVIIDEfl-IIIEUWS
NIEUWE BOEKEN
Overdenking uU de HetUge Schrift
Oudjaar 1985
Nieuwjaar 1986
Hoofdzaken bï|
Gevonden voorwerpen
gemeente Oostflakkee
halfjuli t/m half dec. 1985
No. 5459
HUIS VERKOPEN?
makelaar tamboer bellen
voor deskundige bemiddeling
HD 01870-3477 m
DD
Levensvragen
VERVOLGVERHAAL
LAAT MIJ
MAAR
ZWERVEN
31 -
G.F.GallenbachB.V.—Nijkerk
2e Blad
DINSDAG 31 DECEMBER 1985
Drs. M. Burggraaf, Christelijk onderwijs
vandaag. Reformatiereeks, deel 13.
Uitg. Kok te Kampen. Paperback.
120pag. Prijs f 17,90
De rector van de reformatorische scho
lengemeenschap „Guido de Brés" te Rot
terdam schreef een goed boek over het
thema, aangegeven in de titel. Terecht is
op de acherflap genoteerd dat goede voor
lichting wordt geboden aan betrokkenen
als schoolbesturen, onderwijsgevenden en
ouders.
Een scala van onderwerpen komt aan de
orde. De geschiedenis van de christelijke
school en de onderwijsvrijheid om te be
ginnen. In dat kader merkt Burggraaf (in
het spoor van ds. H. G. Abma) op dat
onze situatie waarbij de mogelijkheid
wordt geboden aan ouders om christelijke
scholen te stichten en in stand te houden
de „next best" oplossing is. Het beste
stelsel is dat van de christlijke overheids-
school waar de overheid als haar roeping
ziet zorg te dragen voor de plaats van de
Bijbel op school.
Onder meer komen verder aan de orde de
vraag naar democratisering, de relatie
onderwijs en opvoeding, de veranderingen
in het onderwijs en de identiteit van het
christelijk onderwijs. De huidige crisis
daarin wordt niet verzwegen. Terecht
meent de auteur dat de identiteitscrisis
van de christelijke school in hoge mate
bepaald wordt door de crisis inzake het
Schiftgeloof.
De betrokkenen noemde ik al. Laten zij
allen dit boek aanschaffen, bestuderen en
(eventueel) bespreken.
Ds. M. Golverdingen e.a.. Belijden en
opvoeden.
Uitg. Den Hertog te Houten. Paperback.
234pag. Prijs f 24,50
Deze kloeke bundel bevat gedachten, ver
want aan het vorige boek, namelijk „over
de christelijke school vanuit een refor
matorische visie", aldus de ondertitel. De
uitgave kwam tot stand in samenwerking
met de Stichting Scholengemeenschap op
Reformatorische Grondslag ,,De Drie
star" te Gouda. Alle medewerkers zijn of
waren met deze school verbonden.
Ds. Golverdingen schreef een diepgra
vend en goed gedocumenteerd artikel over
„Calvijn en de vorming van de jeugd".
Calvijn reformeerde naast de kerk ook de
school. Gebruik makend van het huma
nistische schooltype heeft hij in Geneve
een qua onderwijsinhoud werkelijke gere
formeerde scholengemeenschap doen
ontstaan.
Drs. Jac. Kruidenier beschreef het lager
onderwijs in de periode 1795 tot 1920.
J. Koppejan vervolgens laat het ontstaan
en de groei van het zo genoemde „refor
matorische" onderwijs zien. Moet uit het
gestelde op pag. 104 geconcludeerd wor
den dat deze typering, in de zin zoals thans
opgevat en gehanteerd, haar oorsprong
heeft bij de heer P. Kuijt, oprichter van
„De Driestar"?
De heer I. A. Kole, de huidige adjunct
directeur, vult dertig pagina's met pasto
rale ethische notities, met speciale aan
dacht voor de godsdienstbeleving bij jon
geren. De bijdrage toont zijn warme be
trokkenheid op en liefde voor de jeugd in
deze vaderloze samenleving. Alleen dit
artikel al maakt de aanschaf van deze
bundel meer dan waard. De heer Kole
sprak op de predikantenconferentie te
Haamstede in september jongstleden over
het zelfde thema.
De heer D. Vogelaar vraagt aandacht
-voor de pedagogiek van Bavinck en Wate-
rink. Een waardevolle doorlichting, waar
bij wat mij betreft iets meer de
neo-calvinistische achtergrond van met
name Waterinks beschouwingen was be
nadrukt.
De heren W. A. Brouwer en P. Mulder
tenslotte vragen nader aandacht voor ba
sis- en voortgezet onderwijs.
Ds. Golverdingen besluit zijn bijdrage
als volgt: „De belofte Gods voor het zaad
der gemeente blijft gelden in deze turbu
lente tijd, die zich steeds verder ver
vreemdt van het zo heilzame bijbelse
denken over mens, kind en samenleving.
Kom, Schepper Geest, vervul Uw kerk
met al het heil van Christus' werk."
P. Kuijt, Wat ouders en opvoeder moeten
weten. Paperback.
Uitg. De Banier te Utrecht.
148pag. Prijs f 27,50
De naarn van de heer Kuijt noemde ik al.
Hij publiceerde onlangs deze „Handrei
king voor gezin en school met betrekking
tot onderwijs en opvoeding naar Schrift en
Belijdenis". Zo luidt althans de ondertitel.
In het boek zelf noemt de schrijver zijn
bundel ,,ons leesboek over de gezinsop
voeding" (30). Inderdaad komt het on
derwijs in het geheel nauwelijks ter
sprake.
Veel 'aandacht wordt besteed aan de
bijbelse visie op huwelijk, gezin en op
voeding. Elk hoofdstuk zet in met een
toepasselijk schriftgedeelte. Het betoog
wordt doorlopend geïllustreerd met voor
beelden uit de opvoedingspraktijk.
Ds. C. G. Geluk e.a.. Jongeren in de
gemeente. Reformatiereeks, deel 15.
Uitg. Kok te Kampen. Paperback.
106pag. Prijs f 16,90
Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan
van de Hervormd-Gereformeerde Jeugd
Bonden (HG JB) verscheen dit boek onder
redaktie van de directeur. De verdere
auteurs zijn ds. J. de Vreugd, drs. G.
Dekker-van de Kuil, M. van Velzen, ds.
W. Dankers en ds. H. G. de Graaff.
Met de uitgave van dit boekje wordt
beoogd de bezinning op de plaats van de
jongeren in de gemeente te stimuleren, een
handreiking te doen voor de omgang met
hen èn het gesprek in de gemeente te
bevorderen. Diverse aspecten rond dit
onderwerp komen aan de orde. Zoals: de
1 fokzeil (156); 1 sleutel, Nemef (157); 1
cheque van Am Ex Co 163); 1 etui inh. sleutel
en geld (175); 1 kindeijack (178); 1 bruine
portemonnee (181); 1 parkerpen en notitie
boekje (182); 1 zwaard van surfplank (183); 1
rubberboot (185); I zwaard van surfplank
(187); 1 bankbiljet (191); I wit, lichtbruine
hond (194); 1 buggy (195); dameskleding.o.m.
vest, rok, trui (199); 1 paar sportsokken(200);
1 bril (202); 3 sleutels aan ring (209); 1 fiets-
sleutel (210); 1 sleutel, merk Kis (211); 1
bankbiljet (213); 1 brilleglas (215); 1 donker
blauw jack (218); 1 hond, bouvier (220); 1 bril
in etui (221); 5 bankbiljetten (222); 1 sleutel
(223); 1 sleutel, merk Bonkey (224); 1 ruiters-
cap (227); I lapjeskat (228); 1 bos sleutels in
etui (230); 1 bos sleutels aan ring(231); 1 rode
portemonnee (232); 1 zwarte kater (337); 2
sleutels aan houder (340); 1 zwarte dames-
horloge(341); 1 kunststof sierwieldop(348); 1
blauwe kinderportemonnee; div. toegangsbe
wijzen zwembad (358); 1 handschoen en sleu
tel (362); 1 sleutel aan rood label (366); 1
sleutel nr. 45 (371); 1 leesbril (371); 1 ge
vlekte poes (374); 1 gebreide handschoen
(375); 1 witte shawl (376); 3 sleutels aan ring
(380); 1 bankbiljet (382); 1 zwarte kinder
portemonnee (383); 1 gebreide want (385); 1
horloge merk Casio (390).
Voorwerpen af te halen c.q. informatie hierover
op het groepsbureau der Rijkspolitie, Voor
straat 13 te Oude Tonge, tel. 01874 - 1244,
onder vermelding van het nummer welke
achter het voorwerp staat.
leefwereld van jongeren, jongerenpasto
raat en het geestelijk leiderschap. Het
slothoofdstuk trekt enige lijnen aangaande
de toekomst van de kerk.
- o -
Dr. J. Hoek en drs. A. B. F. Hoek-van
Kooten, Man en vrouw in Gods weg.
Reformatiereeks, deel 14.
Uitg. Kok te Kampen. Paperback.
128 pag. Prijs f 17,90
Dit boek, een praktische handreiking
over huwelijk en sexualiteit, vormt een
vervolg op het eerder verschenen boek van
dr. hoek ,,Man en vrouw naar Gods
beeld" (Reformatiereeks, deel 12); nog
steeds te verkrijgen voor de prijs van
17,50.
Na de bijbelse bezinning in het eerste
deeltje volgt hier dus een op de praktijk
gerichte uitwerking. Het echtpaar Hoek
richt zich op het brede terrein van huwe
lijk, gezin, sexualiteit, ongehuwd-zijn en
alternatieve relaties. Elk hoofdstukje ein
digt met gespreksvragen. Aan het slot
wordt enige aanvullende literatuur opge
somd. Een verantwoord boek!
Mr. W. Silfhout, Arbeid als opdracht.
Kompasserie, deel 1
Uitg. Den Hertog te Houten. Paperback.
145 pag Prijs f 17,90
Dit boek is de eerste van een reeks die
bedoelt bezinnend materiaal te bieden op
het gebied van bijbelkunde, dogmatiek,
kerkgeschiedenis en ethiek. Eigenlijk di
verse terreinen dus. Direkte aanleiding is
de behoefte aan studieboekjes voor de
Cursus Godsdienst Onderwijs van de Ge
reformeerde Gemeenten. Het gebruik be
hoeft daartoe echter niet beperkt te blij
ven.
De heer Silfhout biedt in dit werkje
materiaal ter bezinning over het vraagstuk
van de arbeid en de arbeidsverhoudingen.
Binnen het hem geboden bestek tracht hij
aan te geven welke overwegingen een rol
kunnen spelen bij het nemen van beslis
singen in dat kader. Gefundeerd wordt
ingegaan op het doel van de arbeid, de
onderlinge relatie van werkgever en werk
nemer, arbeidskonflikten, inkomensver
deling, werkloosheid en de plaats van de
vrouw op de arbeidsmarkt.
De titel van de serie wil aangeven dat de
redaktie een vaste koers wenst te varen,
namelijk die naar het Woord.
J. K.
Heere maak mij bekend mijn einde.
(Psalm 39 6)
Het leven van de mens is vervuld met vragen. Ze zijn
onderscheiden ten opzichte van de omstandigheden
van het leven. De omstandigheden in het leven van de
dichter van psalm 39 zijn bang. David is op de vlucht
voor het leger van zijn zoon Absalom. De Heere heeft
gesproken: „Het zwaard zal van uw huis niet wijken".
Dit nu moet hij smartelijk beleven.
Temidden van het levensverdriet roept hij tot de
levende God: „Heere maak mij bekend mijn einde". De
Heere riep David eenmaal van achter de schapen en
verkoor hem als koning over Israël. Veel is hem in het
verleden ontvallen. De levensverwachting heeft niet
gegeven wat hij had gehoopt. Teleurgesteld in veel en
velen, maar bovenal in zichzelf mag hij zijn hart
opheffen tot de God van zijn leven. Veel is David
verloren, oneindig veel heeft hij overgehouden. Want
de onverbreekbare band met de Heere voelt hij krachtig
en sterk. Hij vraagt aan de Heere om openbaring van
zijn einde. Onder het einde verstaan wij het slot van een
zaak of daad. Zo zal alles eens aan het eind komen. Ons
leven, de zonde, de dienst van de wereld, maar ook de
strijd van de gemeente des Heeren.
De apostel Petrus schrijft in zijn brief: „Het einde aller
dingen is nabij". Over enkele dagen is ook het einde van
het jaar 1985 gekomen. Velen zijn het jaar begonnen,
maar hebben het einde vanjaar niet beleefd. Zij hebben
geen deel meer aan dit leven. Zo zal de gedachte van
velen zijn bij hetgeen wat is voorbijgegaan in het
afgelopen jaar. Het is noodzakelijk dat er ook een einde
komt aan ons leven in strijd tegen God en Zijn heilige
dienst. Dan roept de Heere de mens een Goddelijk halt
toe. Dan kan de mens niet meer verder in zijn zonde
weg. Wat heeft David gevraagd aan de Heere? Hij
vraagt immers: „Maak mij bekend mijn einde". Het is
niet het twijfelen aan de genade in zijn leven. Zoals het
vaak kan zijn, ook in het hart van Gods kinderen. Zij
vragen ook vaak: ,,Wat zal mijn einde nog eens zijn?"
Maar David vraagt geheel iets anders. Hij weet dat zijn
einde een storeloos begin zal zijn van de eeuwige
gelukzaligheid, die de Heere hem had beloofd. Hij
vraagt dus: „Heere wilt u mij maar steeds voor ogen
houden wat de toekomst voor mij inhoud?" Indien wij
alleen in dit leven op Christus zijn hopende zijn wij de
ongelukkigste van alle schepselen. Gelukkig zijn zij, die
zo hert einde van deze jaarkring tegemoet gaan. Velen
zijn dit jaar ontvallen. Ingrijpende natuurrampen zijn
over de wereld gegaan. Duizenden werden plotseling
voor het einde van het leven geplaatst. Wij mogen nog
zijn op de voetbank van Gods voeten. De Heere lere
ons op ons einde letten.
Capelle aan de IJssel
ds. P. Blok
De Heere is goed. Hij is tot sterkte in de dag
der benauwdheid en Hij kent degenen, die op
Hem betrouwen. (Nahum 1 7)
De naam Nahum betekent „vertrooster". De tijd
waarin hij profeteerde schijnt troosteloos te zijn. Mach
tige volken hebben zich tot de tanden gewapend en
hebben eerst het tien-stammen-rijk overwonnen en
staan met hun legers voor de poorten van Jeruzalem.
Zij spotten met God en Zijn heilige dienst en dagen de
Godvruchtige koning uit tot de strijd of tot een on
voorwaardelijke overgave. Wie zal redden uit de han
den van de sterke vijanden. Wie zal antwoord geven op
de spot en hoon, die tegenkomt? Nahum profeteert, dat
de Heere het doen zal (vs. 2). Een ijverig God en
wreker is de Heere, een wreker is de Heere en zeer
grimmig; een wreker is de Heere aan Zijn weder-
partijders en Hij behoud de toorn zijnen vijanden. De
Heere heeft gezien en gehoord en zal antwoord geven
opdat de toekomst weer hoop geven zal. De Heere is
goed! Hij doet goed en Zijn handelingen zijn volmaakt.
Ook in de bange tijdsomstandigheden waarin wij leven.
Dreigende wolken verschijnen aan de wereld. Een
verschrikkelijke wapenwedloop doet velen angstig vra
gen: „Wie zal ons het goede doen zien?" De geestvan
de revolutie gaat steeds verder en voert velen weg van
het spoor van Gods getuigenis. Hoe zal toch de
toekomst zijn? Zo zien wij dat ten tijde van Nahum
maar ook in onze tijd vele moedbenemende om
standigheden zich voordoen.
Toch klinkt de boodschap ons tegen: „De Heere is
goed".
In de dag van de benauwdheid zal Hij betonen een
sterkte te zijn. Een sterkte is een bolwerk waarin
schuiling is te vinden. Zo belooft de Heere ook in het
jaar 1986 een bolwerk te zijn waarin schuiling en plaats
is voor de belegerde gemeente des Heeren. De sterkte
van de wereld en zondedienst zullen vernietigd worden
maar de Heere is een sterkte in de dag van de benauwd
heid. Bovendien weet Hij, wie het zijn, die op Hem
betrouwen. De ogen des Heeren zijn over degenen, die
Hem vrezen en Hij rukt ze uit de handen van de
vijanden. In de geschiedenis van Gods Woord lezen wij
vaak van de bijzondere bewaring en verzorging van
Israël en Zijn nieuw testamentische gemeente. Ook
voor het nieuwe jaar moge dit onze verwachting zijn.
De Heere heeft Daniël in de leeuwenkuil niet verlaten
of begeven. Hij heeft de drie Jongelingen in de vurige
oven niet aan de vlammen ten prijs gegeven.
Zo biedt de nieuwe jaarkring verwachting voor de op
Hem betrouwende mens. Heft dan de hoofden omhoog
en aanschouw de waarheid van Nahums profetie. De
wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid, maar,
die de wil van God doet blijft in der eeuwigheid.
Daarvan getuigde Asaf!" Wie heb ik nevens u in de
hemel? nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Waarschijnlijk is er geen pijn zo bekend als
hoofdpijn: we worden er allemaal op ver
schillende momenten en op diverse ma
nieren mee geconfronteerd. Uit onderzoek
blijkt bijvoorbeeld dat gemiddeld 80% van
de Nederlandse bevolking wel eens last
heeft van hoofdpijn. Ter illustratie van de
hoogte van dit cijfer; 30% van de bevolking
zegt wel eens griep te hebben of verkouden te
zijn.
Er zijn vele oorzaken van hoofdpijn. Het
kan ontstaan als gevolg van een griep of
verkoudheid, na het hoofd stoten, als uiting
van onderdrukte agressie stress) en span
ning, na een vergiftiging (alcohol/kolen-
damp) of bij een gezwel. In de meeste
gevallen is hoofdpijn dan vaak het enige of
belangrijkste gevolg. We spreken dan van
tijdelijke hoofdpijn. Juist omdat hoofdpijn
als een vrij normale aandoening wordt be
schouwd, accepteren de meeste mensen het
en behandelen deze tijdelijke klacht zelf met
een pijnstiller. Er zijn vele vrij verkrijgbare
pijnstillers (dat wil zeggen: zonder recept)
bij de drogist of apotheek. De meeste zijn
gebaseerd op acetylsalicylzuur of parace
tamol.
De laatste ontwikkeling is de pijnstiller
Nerofen, gebaseerd op de stof ibuprofen.
Als gevolg van gebleken effectiviteit en vei
ligheid, heeft de Nederlandse overheid deze
stof dit jaar als tweede stof in deze eeuw
vrijgegeven voor verkoop zonder recept.
Wat moet je nu doen bij voortdurende of
telkens terugkerende hoofdpijn? Het gebruik
van een pijnstiller is een symptomatische
bestrijding van de pijn en neemt dus niet de
oorzaak weg. Het is daarom goed in dat
geval een arts te raadplegen. Maar ook voor
een arts is hoofdpijn vaak een moeilijke
klacht. Hoofdpijn is weinig meetbaar. De
arts probeert daarom meestal door het stel
len van bepaalde vragen de oorzaak te
achterhalen. Zo zal de arts bijvoorbeeld
willen weten of hij te doen heeft met een
enkele plotselinge hoofdpijn, terugkerende
hoofdpijn of blijvende hoofdpijnen.
Emotionele spanningen, vermoeidheid enz.
kunnen een aanwijzing zijn voor de oorzaak
van de kwaal. Ook de tijd van de dag, type en
plaats van de pijn zijn belangrijk. Op basis
van de antwoorden op al deze vragen kan
een arts geacht worden in staat te zijn een
diagnose te stellen.
Binnen het onderwerp hoofdpijn neemt de
schele hoofdpijn oftewel migraine een spe
ciale plaats in. Aretaeus van Cappadocie
(die leefde in de tweede eeuw na Christus)
nam deze ziekte al weer en gaf de eerste
medische beschrijving ervan.
Migraine wordt een van de gewoonste
kwalen van de beschaafde mensheid ge
noemd, maar er zijn maar heel weinig be
trouwbare gegevens over bijvoorbeeld het
aantal patiënten. Mocht u meer willen weten
over migraine, dan kunt u kontakt opnemen
met de Nederlandse Vereniging van Migrai-
nepatiënten (Prinses Beatrixweg 5, 9001
jM in Grouw).
Tenslotte: zoals al eerder is gesteld, hoofd
pijn en migraine komt veel voor. Juist daar
om is men wel eens geneigd de klachten te
bagatelliseren. Wanneer u bijvoorbeeld ze
ker bent van het feit dat u de vorige avond
een glaasje wijn teveel heeft gedronken, dan
is dat geen probleem. U kunt dan om van
uw tijdelijke hoofdpijn af te zijn gerust een
pijnstiller innemen. Probeert u echter u van
tevoren goed te laten informeren over voor-
en nadelen van bepaalde werkzame stoffen.
Uw drogist of apotheek kan u daarbij be
hulpzaam zijn.
Wanneer de hoofdpijn echter blijft aan
houden, dan verdient het aanbeveling om uw
arts te raadplegen en om alvast na te denken
over de antwoorden op de vragen zoals die in
dit artikel staan genoemd.
***'^***'^**•^'^**'^'^*****'^**'^****'^*****'^>^'^'^>^'^'*■^■^■^■'^^■'^^■^■'^'^'^'^'t■>^'^'^'^*'^**'^'^^■'^^■^■'^^■4■>^
ftnajoavan rlen Oever
In zijn hut lagen van dat ogenblik af twee geladen
revolvers en zijn levensregel was, dat geschillen moes
ten worden uitgevochten.
In die geest handelde hij ook.
Eens, de zon van de zeilvaart neigde ter kimme, lag hij
met zijn zeilschip in Zuid-Amerika. Op een morgen
riep hij het volk aan dek en sprak: Ik heb het schip
verkocht, jullie kunt monsteren op een stomer. En ze
stapten over op de Orkanera. Men dacht, dat hij zich
aan diefstal had schuldig gemaakt en wel spoedig
gearresteerd zou worden. Er gebeurde niets. Later
begreep het scheepsvolk, dat hij de eigenaar was. Hij
het de schoorsteen van de stomer geel schilderen. En in
de band kwam een hart te staan. Sedert wordt, wanneer
iemand naar de schoorsteen van de Orkanera kijkt,
spottend gezegd: dat dit het hart van de ouwe is.
De naam van het schip verbasterde men voor de
kapitein. John Morisson heette van toen af aan boord:
Ome Nero.
Vele bijzonderheden waren er aan deze man. Hoewel
krenterig in het doen van uitgaven, voorzag hij zijn
schip steeds direct van de nieuwste apparaten. Ook
trachtte hij zoveel mogelijk iedere opvarende een eigen
hut te geven. Dat was in die dagen onmogelijk voor
uitstrevend. Hij had er echter zijn eigen bedoeling mee.
Hij was een lopende naamlijst. Bijkans alle schepen
wist hij thuis te brengen, veelal schatte hij de tonnemaat
met het oog. En velen verwonderden zich over de
juistheid. Zijn leven lang in het wilde-weg zwalken had
hem een grote kennis van de zeegaten gegeven. Aan
loodsen had hij een broertje dood. Het loodsgeld
begrootte hem meer dan de verzopen dubbeltjes der
matrozen. Hij was vaak hard, toch vaderde hij over zijn
volk. Nergens had hij meer hekel aan dan aan ontucht.
Vrouwen van verdachte zeden haatte hij als de pest.
Met een stuk hout in de hand joeg hij de potkacheltjes,
die zich in vreemde havens rond de verblijven op
hielden, van boord.
Hoewel hij weinig zijn schip verliet, zocht hij voor een
goede matroos alle kroegen af. Eens was het gebeurd,
dat de Orkanera onverwacht varen moest. Twee op
varenden ontbraken. Ze waren al enige dagen op stap.
John Morisson zocht ze in de verdachte huizen, zonder
resultaat, in de herbergen, voor niets, op het politie
bureau. Daar wist men, dat ze in het hospitaal waren.
Hij er heen. En jawel, ze lagen er, ziek.
De dokter zei, dat ze blijven moesten. Ze waren
aangetast.
Was het anders niet?
Neen! O, jongens, pakje bullen. Hij was hun kapitein,
ze deden wat hij zei. Aan boord gebood hij de kok; heet
water. Dan wist de kok genoeg. De ouwe was geen
zachte dokter, maar een dag later deden de zieken weer
hun werk.
Ze waren genezen.
Het fijne hieromtrent vernam nimmer iemand, die hem
voor deze therapie niet nodig had.
Zoals gezegd: hij ging weinig de kant op. Maar hoe
langer hij voer, hoe drukker hij het kreeg. Men zag
onder de vaart weleens een schip met óók een hart in de
gele schoorsteen passeren. Dit moest hem toebehoren.
Hij keek het na, tot het in de nevelen verdween.
Spreken over deze dingen deed hij met niemand. Dit
verhoogde de geheimzinnigheid en al gauw kwamen
fantastische verhalen over zijn rijkdom los. De kok had
heel wat spektakel met hem. Hij gaf expres dé kapitein
het onderste van de sju, maar het was hem altijd nog te
machtig. Het moest schraler, van vette sju werd het
volk te weelderig. Hij gaf voor zichzelf nooit meer dan
strikt noodzakelijk was uit. Die regel wilde hij aan
boord tot wet verheffen.
Maar hij was een mens van de meest grillige tegen
stellingen. Eenvoudig en trots, gierig en gul. Op een
keer liet hij, ergens in Zuid-Amerika, aan dek een groot
feest aanrichten. Er werd nergens op gekeken, elkeen
mocht eten en drinken naar hartelust. Waar of het
precies voor was wist niemand. Men veronderstelde,
dat hij een familiefeest herdacht, zeker wist niemand
het. Hij-zelf was niet aanwezig. Hij betaalde alles,
zonder ergens aanmerkingen op te maken. Alleen de
sju was de andere middag niet schraal genoeg naar zijn
zin.
Hoe oud hij was wist niemand.
Zo voor de kant aan dek, een beetje gebogen, de
garibaldi op het hoofd en soms zelfs leunend op een
stok, schatten men hem wel zeventig. Maar buiten, vrij
van krampen, vooral bij bries, wanneer sommigen
ervaren zeerotten nog katterig over de reling hingen,
leek hij wel een jonge ridder, nergens bang van, woest
op varen, wild op vracht.
John Morisson verslond ladingen.
Hij moest getrouwd zijn. Aan die zekerheid had hij
blijkbaar genoeg. Naar vrouwen keek hij nooit, of het
was om ze weg te jagen. Een enkele keer kwam er een
vrouw aan boord in zijn hut. Een dame, naar wie de
bootwerkers met half toegenepen glinsteroogjes loer
den. Dat moest de zijne wezen. Ze begrepen niet, dat
die vrouw in déze man vertier kon hebben. Als ze
vertrok, keek hij haar na tot ze uit het gezicht verdween.
De blik was trots gericht. Hij zwaaide niet en zij
zwaaide niet.
Dat en nog veel meer was er bekend over John
Morisson van de Orkanera.
Niemand wist waar bij die verhalen de grens tussen
werkelijkheid en verbeelding lag.
Er liep een Hollander langs de haven. Hij liet zich naar
de Nederlandse schepen overvaren. Sprak met de
stuurlui. Hier was misschien wel een mannetje nodig en
daar en daar. Maar haast was er niet bij, hij kon nog wel
een paar dagen naar huis gaan. Dacht men, dat hij zo
lang geduld had?
De Hollander stapte naar de waterschout. Hij vroeg:
Is er nog volk nodig?
Ja. Of hij geroepen was. Hij stond tegenover een
ouwe man, een gedrongen verschijning, half geschoren,
een vergroende harde hoed op het hoofd met boven zijn
mond twee lange snoreinden en een paar doordrin
gende ogen.
Er ligt een boot onder stoom. Een Engelsman.
Heden varen.
Direkt varen, vulde het mannetje aan.
Lijkt het wat?
Jawel, meneer. Toen kwam het ruige manneke naar
hem toe. Hij keek hem aan. Een ijskoude blik, vol
nuchtere berekening. Het mannetje kneep in zijn armen
ais een slavenkoper. (wordt vervolgd)