Uit de Historie Herkingen Herkingen een avond lang in angstige spanning om iiet iot van Jan Bestman (15) Bladz. 2 „EILANDEN-NIEUWS VRUDAG 19 APRIL 1985 (I; slot volgt) Laat mij, vóór ik iets uit Herkingens historie vertel, het volgende lied over Herkingen, „doen" lezen: In de wijde, grote polders ligt een plaatsje aan de zee. 't Is de parel van ons eiland Volgestampt met stamboekvee. 't Is niet groot, maar ook niet klein zonder visbank zou 't niets zijn. Aan het brede, brede water langs het Grevelingse strand gaan we zwemmen als we willen of we lezen daar de krant, 't Is de plek voor groot en klein zonder water zou 't niets zijn. 't Zijn dejuun en 't zijn de penen ja het rijke veldgewas, die de boeren hier verbouwen, prima soort en eerste klas. 't Is het beste van het eiland, Ja van heel ons vaderland. Beste mensen moet U horen, wat ik nu vertellen ga: Het heeji jaren moeten duren, doch er is een boulevard! Al zijn de wegen ook met slijk de boulevard is onze dijk. Op het veld daar groeit het koren, in de bedstee huist de muis Toch is dit de plaats van 't eiland met het hoogste brandweerhuis. Beste mensen 't is een lust ons mooie plaatsje aan de kust. Is het zomer, is het winter. Herken is het mooiste oord. 't Is de zee en 't zijn haar golven, die er soms de rust verstoort, 't Is de plek van heel Flakkee, die het dichtst ligt aan de zee. De visbank In dit gedicht wordt al gauw de aandacht gevraagd voor de visbïink. Daarom eerst dit plaatje. Herkingen Herkingen is gelegen aan de zuidkant van het eiland. Het heeft een/raaihaventje. Dezeedijk langs de Grevelingen is een lustoord voor de sportvisser en biedt onvergetelijke vergezichten op de wijde rivier. De oude visbank is een historisch bouwwerkje. Het vlaggetje bleef er op staan, gedurende de tijd, dat Nederland z'n zelfstandigheid had verloren en het ingelijfd was bij Frank rijk. (Ook op het verre eiland Decima bleef die vlag in die tijd). Vóór die inlijving in 1810, werd in 1808 Herkingen bezocht door koning Lodewijk Napoleon, de broer van Keizer Napoleon, die hem gemaakt had tot koning over Holland, en het gemeentebestuur en de kerkeraad ontvingen hem in de visbank onder het vlaggetje. Hij gaf toen aan de Kerk 2000 gulden. (Ik ontleende de gegevens over Lodewijk Napoleon aan een samenspraak van Jan Knape: „Flakkee is een eiland". Daarin komen van de Flakkeese dorpen wetens waardige dingen aan de orde. Ze is dien stig aan heemkunde op school). De visbank komt ook voor in een ver haaltje van mijn vader: Z'n oom Adriaan van der Wekke, pas seerde eens de Visbank en riep naar jeugd onder die bank: „Wie me liefheeft, volge me". En 'n meisje, of jonge vrouw volgde hem, en zij trouwden. „'t Is de plek van heel Flakkee, die het dichtst ligt aan de zee". Daardoor kon zich, zie E.N. van 28-1- 1969, het volgende daar gemakkelijk af spelen: Gered na verblijf van 9 uren in een mosselstaak Herkingen zal zich het afgelopen week end nog lang heugen. Normaliter dom pelt de kleine gemeenschap zich vrijdags, aan het eind van de werkweek, in een zoete rust maar vrijdagavond maakte de rust plaats voor een vretende onrust, de 15-jarige Jan Bestman was niet terug gekomen van een tocht over de slikken, kennelijk omdat een dichte mist elke oriëntatiemogelijkheid camoufleerde, terwijl het grauwe waterrees.... 's Nachts werd jan toch nog gered, een mogelijk heid die iedereen die aan de uitgebreide reddingsaktie deelnam al vrijwel had uit gesloten. Jan is weer thuis, als hij vanuit de woonkamer naar buiten kijkt rusten zijn ogen op het vers gedolven graf van zijn herder Asta, die het avontuur niet overleefde. Dodelijk ongerust heeft moeder Bestman in de vroege vrijdagavond tal van adressen op Herkingen gevraagd of Jan daar mis schien was gezien. Haar hoop werd steeds weer teleurgesteld, vooral toen bleek dat Jan, altijd op zoek naar schelpen voor zijn verzameling, weer het slik was opgegaan. Bij goed weer maakt niemand zich daar druk om omdat Jan er bijzonder goed thuis is maar nu zo diende de bange werkelijk heid zich aan, moest hij in de mist zijn verdwaald en vader en moeder Bestman waren op het ergste voorbereid. Het sprankje hoop dat er nog leefde werd hen ontnomen toen de herdershond dood op de slikken werd gevonden. Het dier blijkt niet te zijn verdronken maar het moet van uitputting tijdens een wanhopige zwem tocht zijn gestorven. Jan heeft 's middags iemand, ergens op de slikken, om hulp horen roepen op welk geluid hij, ondanks de mist is afgegaan. Ruim een kilometer was hij al van de wal toen hij zich de werkelijkheid realiseerde, de weg terug was door een dichte mist afgesloten en de jongeman dankt zijn leven aan de vindingrijkheid die hij toen demonstreerde. Tot zijn middel door het ijskoude water wadend wist hij een mos selstaak bereiken, de hond zwemmend naast zich. Hij heeft een poos in de staak gezeten maar hij realiseerde zich terdege dat hij dat niet lang zou volhouden! Weer ging hij te water totdat hij een dubbele staak bereikte, waarvan de beide pols- dikke stammen met touwtjes aan elkaar waren geknoopt; Jan maakte de touwtjes los om een soort gaffel te maken, ontdeed zich van zijn overal, schoopte zijn laarzen uit en klom in de met „pokken" aan- gekoekte staken, daarbij zijn voet tot bloedens tot verwondend. De hond tracht te zich tevergeefs hoger op te werken, het dier bleef rondzwemmen en moet ten slotte van uitputting zijn gestorven. 's Avonds kwam een uitgebreide speur- aktie op gang. Brandweerkorpsen, BB en tal van burgers trokken, onder leiding van burgemeester Bos, in gesloten formatie over de slikken in de verwachting ergens het levenloze lichaam aan te treffen. In een bootje zochten de beide broers van jan het water af. Voor hen was de spanning moordend, de bevrijding was des te groter toen Piet van der Veer zijn lichtbundel op de doodgewaande jongen liet rusten. Aan de kade in Herkingen werd een gejuich gehoord. Jan was gevonden, hij leefde. Met een bootje werd hij, door en door koud en met een krachteloos onderli chaam, uit de staak geholpen waaraan hij zich negen uur had vastgeklemd. Aan de haven wachtte de ambulance om hem ter observatie naar het ziekenhuis te brengen. De kruiken die zijn door vreugde en dank baarheid overrompelde moeder voor hem in bed had gelegd waren niet nodig. Een angstig avontuur had een gelukkig slot gekregen, een slot, waarop niemand meer had durven hopen. Op het havenplateau werden de redders door burg. Bos hartelijk bedankt. Pas toen begaf Herkingen zich ter ruste.... Uit E.N. van 28-1-1969 Het verhaal hiervan, heeft de schrijver P. Stouthamer geïnspireerd om in zijnjeugd- boek Bonno, deze gebeurtenis te ver werken. Hij heeft zich van de omstandig heden en de omgeving op de hoogte ge steld, waardoor hij de sfeer goed heeft kunnen tekenen. Slechts 20 pagina's van dit spannende boek gaan over deze vermissing en red ding. (E.N. 16-6-1970). Uit dit nr. deze illus tratie, overgenomen uit het boekje. Uit E.N. deze foto: (31-10-'70;E.N.) Tenslotte hierover: In hele andere omstandigheden dan in de nacht van 25 januari hebben Piet van der Veer en Jan Bestman, beiden uit Herkingen, dinsdagavond oog in oog gezeten. De eenmans-reddingsaktie die dhr. van der Veer, naast de massale aktie in de nacht begon om de op het slik verdwaalde Jan Bestman te vinden had, wonder boven wonder, resultaat. Het Carnegie Heldenfonds heeft de pres tatie van dhr. van der Veer met de op een na hoogste onderscheiding willen hono reren. Dinsdagavond werd de bronzen medaille op het gemeentehuis te Dirks- land door burgemeester Bos uitgereikt, in aanwezigheid van de families van der Veer en Bestman. Het optreden van dhr. v.d. Veer werd door de buregemeester „zeer moedig" bevon den, „wanneer van der Veer er niet op uit was gegaan zou het nog lang geduurd hebben eer de reddingsploeg Jan zou hebben gevonden" was de burgemeester duidelijk geworden, wat niet wegnam dat hij grote waardering had voor alle mannen die de nacht het slik op gegaan waren. Centraal staat echter de figuur van dhr. v.d. Veer die met gevaar voor eigen leven anderen het leven heeft gered. „De Hemel zij gedankt, het is gelukt", verzuchtte burg. Bos die daarop met bijzonder veel genoegen de toekenning van de hoge on derscheiding bekend maakte en hem dhr. v.d. Veer opspeldde. ,,Voor moedig ge drag op de Grevelingen" vermeldt een inscriptie op de achterzijde van de me daille. Opmerking: Het jeugdboek „Bonno" werd uitgegeven door N. Samson n.v. te Alphen aan de Rijn en kan ik ieder ter lezing aanbevelen. Ik hoop dat het nog leverbaar is. „'t Is de zee en 't zijn haar golven, die er soms de rust verstoord". Ja, ook daarvan kunnen de Herkenezen meepraten. Wel heeft de Ramp van 1953 geen slacht offers in deze gemeente gekost (in Batte- noord wel) maar men heeft in Herkingen wel grote wateroverlast gehad (mede) doordat, om een andere grote polder droog te houden, een opening werd ge maakt in een dijk, zodat daar het water door, in grote hoeveelheden het Herkingse gebied binnenstroomde. Met man en macht werd dit groote geworden gat ge dicht! Ik acht het na zoveel jaren niet zinvol, ons te verdiepen in de schuldvraag in deze zaak, te meer daar ze niet tot rechts vervolging heeft geleid. Na de ramp is de opbouw van Herkingen krachtig aange pakt en is het veelszins een nieuw dorp geworden. Zelfs de oude visbank is verplaatst. Een zekere J. S. besloot z'n vers: „De Vis bank" aldus: Als straks de rust is weergekeerd.... „de hoagte" is gelikwideerd.... Dan staat in een modern milieu, met zijn oranje, blanje, bleu, de „ouwe visbank" heel alleen, daar 't oude allemaal verdween! Dan ziet hij enigszins verbaasd, hoe alles nu is uitgeraasd.... Dan zal 't voor hem erg eenzaam zijn, te staan.... alleen.... op 't Visbankpleinl! Over de ramptijd geef ik nog de volgende citaten: Uit E.N. van 14 maart 1953: De voorzitter burgemeester Van Heyst opende (de eerste gemeenteraadsvergade ring na de ramp) met gebed, waarna hij de laatste vergadering in herinnering bracht, bij welke gelegenheid hij in zijn Nieuw jaarsrede gewaagde van de rust, die Her kingen kenmerkte. Die rust was door de ramp verstoord, al was het een voorrecht, waarvoor dank jegens God paste, dat in de bebouwde kom niemand was omgekomen. Helaas was dit anders in het nabijgelegen Battenoord, waar op de Herkingse grond vier doden te betreuren vielen. Staande herdacht de raad deze slachtoffers t.w. 1 mevr. Wed. Tannetje Volaart, geb. Me lissant; 2. Jacoba van Zielst, geb. Hartog en 3 en 4. het echtpaar Joh. de Jong en Paulina Volaert. Een minuut stilte werd in acht genomen als ook voor de totaal 500 doden op ons eiland en de 1800 over de hele waterlinie. II. 7 maart 1953 stond, naar ik denk, in 't E.N.: Ondeskundig een dijk doorgestoken Bij Herkingen werd op 3 Februari, kort na de overstroming dus, op last van een bestuurslid van de dijkring Flakkee een zomerkade van de polder Klinkerland doorgestoken. Dit geschiedde met het oogmerk de meer landinwaarts gelegen Dirkslandse polder te behouden. Dit is inderdaad gelukt. Ook Dirksland bleef door deze maatregel gespaard. Al leen betreurt men thans ten zeerste, dat er onvoldoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen. Het gat in de zomerkade van de Klinkerlandse polder had volgens des kundigen slechts een dag moge bestaan. Daarna had het met gereed liggend ma teriaal, ten minste vijfduizend zakken zand, onmiddellijk weer dichtgeworpen moeten worden. Dit is niet geschied om dat het materiaal om de breuk te her stellen, niet ter plaatse was. Het gevolg hiervan is geweest, dat het gat in de dijk steeds breder en dieper is geworden. Thans is het 9 meter diep en 75 meter breed. Bij vloed staat het water tot de kozijnen van ongeveer 100 woningen. Ook de kerk van Herkingen staat in het water. Men poogt thans met man en macht het gat te dichten, doch de stromingen zijn zo sterk dat de zinkstukken niet houden en weer wegslaan. De Khnkerlandse polder beslaat een groot oppervlak, hij strekt zich uit van Her kingen tot Battenoord en Nieuwe Tonge. De subst-off. van justitie te Rotterdam, mr. R. H. F. M. Grasso, onderzoekt thans de aansprakelijkheidsvraag. Naschrift van de Redactie: Dit bericht kwam in de Nieuwe Rott. Courant voor en heeft in alle dagbladen gestaan. Wij ver namen van bevoegde zijde dat dit grote gat bij gunstige omstandigheden a.s. Woens dag gedicht zal zijn. III. „De Rotterdammer" van 14 maart: Je kunt een stroomgat in een dijk natuur lijk dichten met caissons, dragliners, pers zuigers en bakken. Je kunt het echter ook doen, door er tienduizenden zandzakken stuk voor stuk in te gooien. Je kunt zo'n gat laten dichten door een dijkenbouwer, die met directieketen, woonwagens en werk volk je gemeente overstroomt. Je kunt het ook doen door de gemeente-omroeper met de bel te laten rondgaan en hem een papiertje met de volgende tekst in de hand geven: „Alle mannelijke inwoners tussen de 16 en 60 jaar worden verzocht, van avond om zeven uur te verzamelen, om gezamenlkijk zandzakken naar het gat in de dijk te sjouwen". Zo deed burgemeester D. van Heyst van Dirksland, Melissant en Herkingen het, toen het gat in de Herkingse dijk dicht moest. Dat was gistermiddag. En gister avond om zeven uur plaatste de burge meester zich aan het hoofd van een stoet van ongeveer 250 gemeenteleden die met bedachtzame pas naar het dijkgat liepen. Van de andere kant naderde een dergelijke stoet, ook nagewuifd door de achter blijvende vrouwen: daar voerde de bur gemeester van Nieuwe Tonge zijn ge meentenaren aan. Handdruk op de eerste dichting Tegen half acht stonden beide groepen op de dijkhoofden. Zij riepen wat verwaaide woorden tegen elkaar en maakten verge lijkingen tussen eigen en andermans ent housiasme. Maar de geweldige stapels zandzakken wachtten en al spoedig trok men de broekriem iets strakker aan, sloeg men een lege zak als capuchon over het hoofd en zette men de eerste zandbak op de schouder. Het leek zo'n ondankbaar karwei, steeds maar die kleine zandzakken te werpen in de vernielende kracht van het uit de polder stromende water. Maar elke keer als men bij het afwerpen van zijn zand zak in de kolkende vloed keek, kon men zien, dat de hoofden dichter bij elkaar kwamen; het gat werd kleiner.... Precies tien minuten over elf in de koude avond, klonk er een klein hoeraatje uit de kop van dit zwoegende dijkleger: „Het gat is dicht....!" En toen het dunne zand- zakken-dammetje het hield, trad burge meester Van Heyst naar voren om op deze wankele waterkering zijn collega uit Nieuwe Tonge de hand te drukken. En met deze handdruk bezegelden die twee burgervaders de eerste stap naar het definitieve herstel van hun gemeentes. „Het leukste van alles vind ik", zegt dominee A. Boerde van de Nederlands Hervormde Gemeente te Herkingen te gen ons, terwijl h^ een zandzak op zyn schouder schikt, „dat ze nu niet aan d'r pet tikken en zegen „Dag dominee", maar dat ze je een duw in je rug geven en snauwen: „Hé joh, hier met die zak....!" en je de raad geven niet te blijven staan kijken, maar op te schieten". Dan gooit de zieleherder zyn zandzak in het gat en loopt hü terug met dokter B. EIvé uit Dirksland, die de hand langs de zilte lippen strekt en verzucht „Een konin krijk voor een glas bier...." Daar moeten we even van rillen, op die ijskoude dijk. Maar de twee maken er ernst mee en menen, dat ze wel even vijf minuten kuimen spijbelen. In ons Volks wagentje hobbelen we dan gedrieën langs de dijk en even later zetten we de modder- laarzen op de kleden van de pastorie. Bier is er niet in huis. Daarom wordt het maar karnemelk, die mevrouw Boertje in grote glazen serveert. „Het is jammer, dat u niet eerder eens bij me langs bent gekomen", meent ds. Boer tje tussen twee ijskoude teugen door. „Dan had ik u alles kuimen vertellen van de belevenissen hier voor en na de ramp. Dan had ik u graag een singelicht over het moedige gedrag van onze eerste wet houder Witvliet, die de nacht van de vloed met zijn been in het gips hij had pas zijn been gebroken door het water ploe terde. Aan hem heeft Herkingen veel te danken. De stakkerd staat nu nog met een stijf been en zijn stok op de dijk. Ja, dat zit hem niet lekker, dat hij nu moet toe kijken....!" Lang duurt de pauze niet. De dijk moet dicht en elk paar handen kan men ge bruiken. Weer staan we op de zand- zakkendijk, weer zien we de stille, maar moedige processie van zandzakkendra- gers en terugkerenden aan ons voorbij trekken. We krijgen ze gezamenlijk op een plaatje: dominee Boertje, dokter Elvé en de gemeentesecretaris Van der Ster, alle drie met de zandzak op de nek. Wet houder staat er bij, diep in zijn kraag gedoken, triest bij. Dat been....! Er duikt een reus van een kerel op, de laarzen aan de voeten, de geweldige han den een eind uit de mouwen van een grof wind-jack. Een aannemer, een dijkwer- ker?Ach welnee; dokter G. Stoel, chirurg in het ziekenhuis van Dirksland, met in zijn schaduw een andere zakkensjouwer: dr. J. Wieringa, practiserend arts te Mid- delharnis. Het lijkt wel een medisch con gres daar op die dijk, maar de vergade ring wordt wreed gestoord. Want de hoofdonderwijzer van de Hervormde school, de heerA. de Graaffen de onder wijzer Drogendijk (What is in a name) van de Gereformeerde school, gevolgd door de gemeente-ontvanger van Dirks land, de heer M. Rooy, moeten er met de zandzakken op de nek, door. „Door lopen, jongens...." En de jongens lopen door, drie doktoren, een dominee en twee onderwijzers. Dan dringen we zoetjes-aana naar de kop van deze kunstmatige dijk, want we willen zo héél graag een plaatje maken van die laatste meter water, die dichtgegooid wordt. Maar we lopen in de weg, en dat willen we in geen geval. Een man met een alpinopetje op het verhitte hoofd, een grove broek kreukelig in de rubberlaarzen gevouwen, die op de zolderschuit vóór het gat brokken basalt doorgeeft en in het water gooit, begrijpt ons dilemna. „Kom maar hier op de bak, dan kun je d'r beter bij". We kijken hem eens goed aan. Een rijswerker, een polderjongen? Nee, vergis je niet: burgemeester Van Heyst, die van een andere man op de schuit een por krijgt: „niet kletsen, meester, wérken....!" Het gat wordt kleiner, steeds kleiner. Er rest nog een meter water, waardoor het uitvloeiende water woester dan eerst kolkt. De zandzakken en basaltkeien drij ven als snippers papier met de stroom mee naar buiten. Maar een sleepbootje duwt driftig met zijn stompe neus tegen de schuit met basaltkeien en houdt die voor het gat. En de mannen, de naamlozen, de ranglozen en pretentielozen van Her kingen en Nieuwe Tonge, gooien keer op keer hun zandzak in het gat. We pakken de hoofduitvoerder van aan nemer van Hattum en Blankevoort bij de pand van zijn jas. „Hoe staat het er nu mee?" Hij kijkt bedenkelijk. „Het verval is groot en met zandzakken begin je niet veel. Maar om een uur of één vannacht zal het wel gebeurd zijn. Hij heeft de laatste zin nog niet voltooid, als er een vaag rumoer ontstaat aan de dijk-kop. Er wordt gejuicht en enkele zakkendragers komen met opgewonden gezichten terug. „Het gat is dicht....!" We kijken op ons horloge. Elf minuten over elf, drie-en-twintig-uur elf... Een belang rijke minuut in Herkingens geschiedenis. Nog een half uur lang blijft men zand- zaldken op die wankele verbindingsdam gooien en dan komt de koffie. Met de handen om de dampende mok kijken ze elkaar met glukndere ogen aan. Het is gelukt. Waterstaat kijkt in de toekomst. Dat doet ook ir. Den Breën, die tevreden glim lachend terzijde staat. „Voor hén is het klaar, voor ons begint het pas. Nu gaan we de slaperdijk dichtspuiten. Hoe we dat doen? Ik mag het u eigenlijk nog niet vertellen, maar er komen bij St. Jacobs- hoek een stel perszuigers te liggen, die met lange buizen via enkele tussenstations bijkans de gehele Zuidkust van Flakkee De dijk is dicht en op de eerste wankele zandzakken van deze dichting reiken de bur gemeesters van Herkingen (rechts) en Nieuwe Tonge elkaar de hand. Inderdaad een felicitatie waard! bestrijken. Door die buizen spuiten we dan meteen vanuit een centraal punt alle dijkgaten en beschadigingen van de Zuid kust dicht. Dat wordt geloof ik wel een unicum in de geschiedenis van de dijken- bouw". Een ander unicum in de dijkbouw-historie is deze zandzakkendijk, die een verganke lijk bewijs van echte burgerzin mag heten. De zandzakkendijk zal verdwijnen, de heriimering aan deze ongekende een dracht blijft. Nu is Flakkee veilig. Dokter Elvé zal een dezer dagen naar het vlot kijken, dat hij samen met dominee Boertje vervaardigde en dat „voor eventualiteiten" in de tuin van het doktershuis in Dirksland werd geparkeerd. Ze hebben het vlot „Dodo" genoemd, afkorting van dokter en do minee. Het zal niet meer nodig zijn, want de dijken van Flakkee zijn dicht Het is twaalf uur in de nacht en we lopen Herkingen binnen om ergens een rustig onderkomen te vinden waar we ons ver slag kunnen schrijven. Er heerst in de straten nog een ongekende drukte. Groep jes vrouwen en meisjes staan bijeen en klampen ons aan. „Hoe staat het er mee?" „De dijk is dicht". Vier woorden. Maar in de oren van de Herkingers vier trom pet-klanken. Gelukkig.... Lichten knip pen uit, dueren gaan op de grendel. Herkingen gaat slapen. Met een berust hard, voor het eerst na weken. Burgemeester Van Heyst is onder de indruk. „Hier hebben we op gewacht.... De dijkgraaf is voldaan. ,,Het is boven verwachting vlug gegaan". De dominee is moe. ,,Ikzal morgen mijn spieren voelen....!" Waterstaat kijkt vooruit. „Nu de defini tieve dichting nog...." Een oud-Herkenaar, dhr. M. Dorst, in Canada, schreef aan F. den Eerzamen: Herkingen ligt aan 't water; bij eb gingen de jongens er op uit om botjes te vangen en zeekraal te snijden, die als groente gegeten werd. Betje was een morgen niet op school geweest. Toen de meester haar vroeg, waar ze geweest was, zei ze: ik heb pieskraal moeten snijden. Ze wou het wat deftig zeggen. Bij vloed zwommen de jongens vaak uren lang. Ze deden het ook wel in de volle haven, wat verboden was en nog al eens herrie gaf met de politie. Hij beschrijft de ravage, die de storm van 30 september 1911 veroorzaakt heeft. Met de hoogaars van Verschoor gingen een aantal mensen in Bruinisse kijken, waar tientallen vissersschepen op de dijk zaten. Dicht bij het dorp was een weervisserij, het stal genaamd. Daar werd in 't voorjaar soms zoveel panharing gevangen, dat men ze op een boerenwagen met mee- ladders naar Dirksland bracht. In het dorp zelf ging de dorpsomroeper met de bel rond, om de bevolking mee te delen, dat men voor een dubbeltje op de hoek van Joost een emmer vol vis kon krijgen. Af en toe waren er pielstaarten in, die ge vaarlijke wonden konden toebrengen, maar gewild waren voor de winning van pielestaertoolje. Een enkele keer zat er een zalm in, dat was dan een buitenkansje. De kinderen gingen ook Krukels (ali kruiken) zoeken, die gekookt een lekkernij voor de liefhebbers waren. (Uit Folklore en taal 2; 2de serie 162). Het dorp Herkingen is gebouwd op een kruispunt van dijken (welke?) met destijds maar één straat, de Sint-Elizabethstraat. 't Was altijd een mooi gezicht naar de schepen op de Grevelingen te kijken, gedeeltelijk nog zeilschepen, maar er kwa men steeds meer stoom- en motorschepen. De scheepvaartgeul lag destijds nog aan de Norodzijde van de Zandplaat, later verlegde die zich naar Sint Philipsland. De mannen verzamelden zich op de „Vracht"; de naam zou dateren uit de Franse tijd, toen daar een wachtpost was. Van de Kaai af keek je over de Krammer naar Brabant, waar je de toren van Steen bergen boven het groen zag uitsteken. Recht voor de haven lag het dorp Brui nisse, naar rechts Dreischor en verder de toren van Zierikzee. Ging je een eind de buitendijk aan, dan zag je het zeegat, het Brouwershavense Gat. Bij laag afgaand water zag je de honderdtallen verschil lende vogels langs de waterrand de kleine visjes en andere zeedieren buit maken. Bij hoog water zetten de dijkwerkers de vloei- planken in de betonnen sponningen. Het water kwam soms ook in de huizen aan de Kaaidijk. In de voortuin ligt het graf van de herdershond Jan, gelukkig herenigd met vader en moeder. In huize Bestman stromen fruitmanden en gelukwens telegrammen, ook van volslagen onbekenden binnen. De redder, de 39-jarige Piet v.d. Veer.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1985 | | pagina 10