Uit de Historie
Herkingen
Herkingen een avond lang in
angstige spanning om iiet iot
van Jan Bestman (15)
Bladz. 2
„EILANDEN-NIEUWS
VRUDAG 19 APRIL 1985
(I; slot volgt)
Laat mij, vóór ik iets uit Herkingens
historie vertel, het volgende lied over
Herkingen, „doen" lezen:
In de wijde, grote polders
ligt een plaatsje aan de zee.
't Is de parel van ons eiland
Volgestampt met stamboekvee.
't Is niet groot, maar ook niet klein
zonder visbank zou 't niets zijn.
Aan het brede, brede water
langs het Grevelingse strand
gaan we zwemmen als we willen
of we lezen daar de krant,
't Is de plek voor groot en klein
zonder water zou 't niets zijn.
't Zijn dejuun en 't zijn de penen
ja het rijke veldgewas,
die de boeren hier verbouwen,
prima soort en eerste klas.
't Is het beste van het eiland,
Ja van heel ons vaderland.
Beste mensen moet U horen,
wat ik nu vertellen ga:
Het heeji jaren moeten duren,
doch er is een boulevard!
Al zijn de wegen ook met slijk
de boulevard is onze dijk.
Op het veld daar groeit het koren,
in de bedstee huist de muis
Toch is dit de plaats van 't eiland
met het hoogste brandweerhuis.
Beste mensen 't is een lust
ons mooie plaatsje aan de kust.
Is het zomer, is het winter.
Herken is het mooiste oord.
't Is de zee en 't zijn haar golven,
die er soms de rust verstoort,
't Is de plek van heel Flakkee,
die het dichtst ligt aan de zee.
De visbank
In dit gedicht wordt al gauw de aandacht
gevraagd voor de visbïink. Daarom eerst
dit plaatje.
Herkingen
Herkingen is gelegen aan de zuidkant van het
eiland. Het heeft een/raaihaventje. Dezeedijk
langs de Grevelingen is een lustoord voor de
sportvisser en biedt onvergetelijke vergezichten
op de wijde rivier. De oude visbank is een
historisch bouwwerkje.
Het vlaggetje bleef er op staan, gedurende
de tijd, dat Nederland z'n zelfstandigheid
had verloren en het ingelijfd was bij Frank
rijk. (Ook op het verre eiland Decima
bleef die vlag in die tijd).
Vóór die inlijving in 1810, werd in 1808
Herkingen bezocht door koning Lodewijk
Napoleon, de broer van Keizer Napoleon,
die hem gemaakt had tot koning over
Holland, en het gemeentebestuur en de
kerkeraad ontvingen hem in de visbank
onder het vlaggetje.
Hij gaf toen aan de Kerk 2000 gulden.
(Ik ontleende de gegevens over Lodewijk
Napoleon aan een samenspraak van Jan
Knape: „Flakkee is een eiland". Daarin
komen van de Flakkeese dorpen wetens
waardige dingen aan de orde. Ze is dien
stig aan heemkunde op school).
De visbank komt ook voor in een ver
haaltje van mijn vader:
Z'n oom Adriaan van der Wekke, pas
seerde eens de Visbank en riep naar jeugd
onder die bank: „Wie me liefheeft, volge
me". En 'n meisje, of jonge vrouw volgde
hem, en zij trouwden.
„'t Is de plek van heel Flakkee, die het
dichtst ligt aan de zee".
Daardoor kon zich, zie E.N. van 28-1-
1969, het volgende daar gemakkelijk af
spelen:
Gered na verblijf van 9 uren
in een mosselstaak
Herkingen zal zich het afgelopen week
end nog lang heugen. Normaliter dom
pelt de kleine gemeenschap zich vrijdags,
aan het eind van de werkweek, in een
zoete rust maar vrijdagavond maakte de
rust plaats voor een vretende onrust, de
15-jarige Jan Bestman was niet terug
gekomen van een tocht over de slikken,
kennelijk omdat een dichte mist elke
oriëntatiemogelijkheid camoufleerde,
terwijl het grauwe waterrees.... 's Nachts
werd jan toch nog gered, een mogelijk
heid die iedereen die aan de uitgebreide
reddingsaktie deelnam al vrijwel had uit
gesloten. Jan is weer thuis, als hij vanuit
de woonkamer naar buiten kijkt rusten
zijn ogen op het vers gedolven graf van
zijn herder Asta, die het avontuur niet
overleefde.
Dodelijk ongerust heeft moeder Bestman
in de vroege vrijdagavond tal van adressen
op Herkingen gevraagd of Jan daar mis
schien was gezien. Haar hoop werd steeds
weer teleurgesteld, vooral toen bleek dat
Jan, altijd op zoek naar schelpen voor zijn
verzameling, weer het slik was opgegaan.
Bij goed weer maakt niemand zich daar
druk om omdat Jan er bijzonder goed thuis
is maar nu zo diende de bange werkelijk
heid zich aan, moest hij in de mist zijn
verdwaald en vader en moeder Bestman
waren op het ergste voorbereid. Het
sprankje hoop dat er nog leefde werd hen
ontnomen toen de herdershond dood op
de slikken werd gevonden. Het dier blijkt
niet te zijn verdronken maar het moet van
uitputting tijdens een wanhopige zwem
tocht zijn gestorven.
Jan heeft 's middags iemand, ergens op de
slikken, om hulp horen roepen op welk
geluid hij, ondanks de mist is afgegaan.
Ruim een kilometer was hij al van de wal
toen hij zich de werkelijkheid realiseerde,
de weg terug was door een dichte mist
afgesloten en de jongeman dankt zijn
leven aan de vindingrijkheid die hij toen
demonstreerde. Tot zijn middel door het
ijskoude water wadend wist hij een mos
selstaak bereiken, de hond zwemmend
naast zich. Hij heeft een poos in de staak
gezeten maar hij realiseerde zich terdege
dat hij dat niet lang zou volhouden! Weer
ging hij te water totdat hij een dubbele
staak bereikte, waarvan de beide pols-
dikke stammen met touwtjes aan elkaar
waren geknoopt; Jan maakte de touwtjes
los om een soort gaffel te maken, ontdeed
zich van zijn overal, schoopte zijn laarzen
uit en klom in de met „pokken" aan-
gekoekte staken, daarbij zijn voet tot
bloedens tot verwondend. De hond tracht
te zich tevergeefs hoger op te werken, het
dier bleef rondzwemmen en moet ten
slotte van uitputting zijn gestorven.
's Avonds kwam een uitgebreide speur-
aktie op gang. Brandweerkorpsen, BB en
tal van burgers trokken, onder leiding van
burgemeester Bos, in gesloten formatie
over de slikken in de verwachting ergens
het levenloze lichaam aan te treffen. In
een bootje zochten de beide broers van jan
het water af. Voor hen was de spanning
moordend, de bevrijding was des te groter
toen Piet van der Veer zijn lichtbundel op
de doodgewaande jongen liet rusten. Aan
de kade in Herkingen werd een gejuich
gehoord. Jan was gevonden, hij leefde.
Met een bootje werd hij, door en door
koud en met een krachteloos onderli
chaam, uit de staak geholpen waaraan hij
zich negen uur had vastgeklemd. Aan de
haven wachtte de ambulance om hem ter
observatie naar het ziekenhuis te brengen.
De kruiken die zijn door vreugde en dank
baarheid overrompelde moeder voor hem
in bed had gelegd waren niet nodig. Een
angstig avontuur had een gelukkig slot
gekregen, een slot, waarop niemand meer
had durven hopen.
Op het havenplateau werden de redders
door burg. Bos hartelijk bedankt. Pas toen
begaf Herkingen zich ter ruste....
Uit E.N. van 28-1-1969
Het verhaal hiervan, heeft de schrijver P.
Stouthamer geïnspireerd om in zijnjeugd-
boek Bonno, deze gebeurtenis te ver
werken. Hij heeft zich van de omstandig
heden en de omgeving op de hoogte ge
steld, waardoor hij de sfeer goed heeft
kunnen tekenen.
Slechts 20 pagina's van dit spannende
boek gaan over deze vermissing en red
ding.
(E.N. 16-6-1970). Uit dit nr. deze illus
tratie, overgenomen uit het boekje.
Uit E.N. deze foto:
(31-10-'70;E.N.)
Tenslotte hierover:
In hele andere omstandigheden dan in
de nacht van 25 januari hebben Piet van
der Veer en Jan Bestman, beiden uit
Herkingen, dinsdagavond oog in oog
gezeten. De eenmans-reddingsaktie die
dhr. van der Veer, naast de massale
aktie in de nacht begon om de op het slik
verdwaalde Jan Bestman te vinden had,
wonder boven wonder, resultaat. Het
Carnegie Heldenfonds heeft de pres
tatie van dhr. van der Veer met de op een
na hoogste onderscheiding willen hono
reren. Dinsdagavond werd de bronzen
medaille op het gemeentehuis te Dirks-
land door burgemeester Bos uitgereikt,
in aanwezigheid van de families van der
Veer en Bestman.
Het optreden van dhr. v.d. Veer werd door
de buregemeester „zeer moedig" bevon
den, „wanneer van der Veer er niet op uit
was gegaan zou het nog lang geduurd
hebben eer de reddingsploeg Jan zou
hebben gevonden" was de burgemeester
duidelijk geworden, wat niet wegnam dat
hij grote waardering had voor alle mannen
die de nacht het slik op gegaan waren.
Centraal staat echter de figuur van dhr.
v.d. Veer die met gevaar voor eigen leven
anderen het leven heeft gered. „De Hemel
zij gedankt, het is gelukt", verzuchtte
burg. Bos die daarop met bijzonder veel
genoegen de toekenning van de hoge on
derscheiding bekend maakte en hem dhr.
v.d. Veer opspeldde. ,,Voor moedig ge
drag op de Grevelingen" vermeldt een
inscriptie op de achterzijde van de me
daille.
Opmerking:
Het jeugdboek „Bonno" werd uitgegeven
door N. Samson n.v. te Alphen aan de
Rijn en kan ik ieder ter lezing aanbevelen.
Ik hoop dat het nog leverbaar is.
„'t Is de zee en 't zijn haar golven, die er
soms de rust verstoord".
Ja, ook daarvan kunnen de Herkenezen
meepraten.
Wel heeft de Ramp van 1953 geen slacht
offers in deze gemeente gekost (in Batte-
noord wel) maar men heeft in Herkingen
wel grote wateroverlast gehad (mede)
doordat, om een andere grote polder
droog te houden, een opening werd ge
maakt in een dijk, zodat daar het water
door, in grote hoeveelheden het Herkingse
gebied binnenstroomde. Met man en
macht werd dit groote geworden gat ge
dicht!
Ik acht het na zoveel jaren niet zinvol, ons
te verdiepen in de schuldvraag in deze
zaak, te meer daar ze niet tot rechts
vervolging heeft geleid. Na de ramp is de
opbouw van Herkingen krachtig aange
pakt en is het veelszins een nieuw dorp
geworden.
Zelfs de oude visbank is verplaatst. Een
zekere J. S. besloot z'n vers: „De Vis
bank" aldus:
Als straks de rust is weergekeerd....
„de hoagte" is gelikwideerd....
Dan staat in een modern milieu,
met zijn oranje, blanje, bleu,
de „ouwe visbank" heel alleen,
daar 't oude allemaal verdween!
Dan ziet hij enigszins verbaasd,
hoe alles nu is uitgeraasd....
Dan zal 't voor hem erg eenzaam zijn,
te staan.... alleen....
op 't Visbankpleinl!
Over de ramptijd geef ik nog de volgende
citaten:
Uit E.N. van 14 maart 1953:
De voorzitter burgemeester Van Heyst
opende (de eerste gemeenteraadsvergade
ring na de ramp) met gebed, waarna hij de
laatste vergadering in herinnering bracht,
bij welke gelegenheid hij in zijn Nieuw
jaarsrede gewaagde van de rust, die Her
kingen kenmerkte. Die rust was door de
ramp verstoord, al was het een voorrecht,
waarvoor dank jegens God paste, dat in de
bebouwde kom niemand was omgekomen.
Helaas was dit anders in het nabijgelegen
Battenoord, waar op de Herkingse grond
vier doden te betreuren vielen. Staande
herdacht de raad deze slachtoffers t.w. 1
mevr. Wed. Tannetje Volaart, geb. Me
lissant; 2. Jacoba van Zielst, geb. Hartog
en 3 en 4. het echtpaar Joh. de Jong en
Paulina Volaert. Een minuut stilte werd in
acht genomen als ook voor de totaal 500
doden op ons eiland en de 1800 over de
hele waterlinie.
II. 7 maart 1953 stond, naar ik denk, in
't E.N.:
Ondeskundig een dijk
doorgestoken
Bij Herkingen werd op 3 Februari, kort na
de overstroming dus, op last van een
bestuurslid van de dijkring Flakkee een
zomerkade van de polder Klinkerland
doorgestoken. Dit geschiedde met het
oogmerk de meer landinwaarts gelegen
Dirkslandse polder te behouden.
Dit is inderdaad gelukt. Ook Dirksland
bleef door deze maatregel gespaard. Al
leen betreurt men thans ten zeerste, dat er
onvoldoende voorzorgsmaatregelen zijn
genomen. Het gat in de zomerkade van de
Klinkerlandse polder had volgens des
kundigen slechts een dag moge bestaan.
Daarna had het met gereed liggend ma
teriaal, ten minste vijfduizend zakken
zand, onmiddellijk weer dichtgeworpen
moeten worden. Dit is niet geschied om
dat het materiaal om de breuk te her
stellen, niet ter plaatse was. Het gevolg
hiervan is geweest, dat het gat in de dijk
steeds breder en dieper is geworden.
Thans is het 9 meter diep en 75 meter
breed. Bij vloed staat het water tot de
kozijnen van ongeveer 100 woningen.
Ook de kerk van Herkingen staat in het
water.
Men poogt thans met man en macht het
gat te dichten, doch de stromingen zijn zo
sterk dat de zinkstukken niet houden en
weer wegslaan.
De Khnkerlandse polder beslaat een groot
oppervlak, hij strekt zich uit van Her
kingen tot Battenoord en Nieuwe Tonge.
De subst-off. van justitie te Rotterdam,
mr. R. H. F. M. Grasso, onderzoekt thans
de aansprakelijkheidsvraag.
Naschrift van de Redactie: Dit bericht
kwam in de Nieuwe Rott. Courant voor en
heeft in alle dagbladen gestaan. Wij ver
namen van bevoegde zijde dat dit grote gat
bij gunstige omstandigheden a.s. Woens
dag gedicht zal zijn.
III. „De Rotterdammer" van 14 maart:
Je kunt een stroomgat in een dijk natuur
lijk dichten met caissons, dragliners, pers
zuigers en bakken. Je kunt het echter ook
doen, door er tienduizenden zandzakken
stuk voor stuk in te gooien. Je kunt zo'n gat
laten dichten door een dijkenbouwer, die
met directieketen, woonwagens en werk
volk je gemeente overstroomt. Je kunt het
ook doen door de gemeente-omroeper met
de bel te laten rondgaan en hem een
papiertje met de volgende tekst in de hand
geven: „Alle mannelijke inwoners tussen
de 16 en 60 jaar worden verzocht, van
avond om zeven uur te verzamelen, om
gezamenlkijk zandzakken naar het gat in
de dijk te sjouwen".
Zo deed burgemeester D. van Heyst van
Dirksland, Melissant en Herkingen het,
toen het gat in de Herkingse dijk dicht
moest. Dat was gistermiddag. En gister
avond om zeven uur plaatste de burge
meester zich aan het hoofd van een stoet
van ongeveer 250 gemeenteleden die met
bedachtzame pas naar het dijkgat liepen.
Van de andere kant naderde een dergelijke
stoet, ook nagewuifd door de achter
blijvende vrouwen: daar voerde de bur
gemeester van Nieuwe Tonge zijn ge
meentenaren aan.
Handdruk op de
eerste dichting
Tegen half acht stonden beide groepen op
de dijkhoofden. Zij riepen wat verwaaide
woorden tegen elkaar en maakten verge
lijkingen tussen eigen en andermans ent
housiasme. Maar de geweldige stapels
zandzakken wachtten en al spoedig trok
men de broekriem iets strakker aan,
sloeg men een lege zak als capuchon over
het hoofd en zette men de eerste zandbak
op de schouder.
Het leek zo'n ondankbaar karwei, steeds
maar die kleine zandzakken te werpen in
de vernielende kracht van het uit de
polder stromende water. Maar elke keer
als men bij het afwerpen van zijn zand
zak in de kolkende vloed keek, kon men
zien, dat de hoofden dichter bij elkaar
kwamen; het gat werd kleiner....
Precies tien minuten over elf in de koude
avond, klonk er een klein hoeraatje uit de
kop van dit zwoegende dijkleger: „Het
gat is dicht....!" En toen het dunne zand-
zakken-dammetje het hield, trad burge
meester Van Heyst naar voren om op
deze wankele waterkering zijn collega uit
Nieuwe Tonge de hand te drukken. En
met deze handdruk bezegelden die twee
burgervaders de eerste stap naar het
definitieve herstel van hun gemeentes.
„Het leukste van alles vind ik", zegt
dominee A. Boerde van de Nederlands
Hervormde Gemeente te Herkingen te
gen ons, terwijl h^ een zandzak op zyn
schouder schikt, „dat ze nu niet aan d'r
pet tikken en zegen „Dag dominee",
maar dat ze je een duw in je rug geven en
snauwen: „Hé joh, hier met die zak....!"
en je de raad geven niet te blijven staan
kijken, maar op te schieten". Dan gooit
de zieleherder zyn zandzak in het gat
en loopt hü terug met dokter B. EIvé uit
Dirksland, die de hand langs de zilte
lippen strekt en verzucht „Een konin
krijk voor een glas bier...."
Daar moeten we even van rillen, op die
ijskoude dijk. Maar de twee maken er
ernst mee en menen, dat ze wel even vijf
minuten kuimen spijbelen. In ons Volks
wagentje hobbelen we dan gedrieën langs
de dijk en even later zetten we de modder-
laarzen op de kleden van de pastorie. Bier
is er niet in huis. Daarom wordt het maar
karnemelk, die mevrouw Boertje in grote
glazen serveert.
„Het is jammer, dat u niet eerder eens bij
me langs bent gekomen", meent ds. Boer
tje tussen twee ijskoude teugen door.
„Dan had ik u alles kuimen vertellen van
de belevenissen hier voor en na de ramp.
Dan had ik u graag een singelicht over het
moedige gedrag van onze eerste wet
houder Witvliet, die de nacht van de vloed
met zijn been in het gips hij had pas zijn
been gebroken door het water ploe
terde. Aan hem heeft Herkingen veel te
danken. De stakkerd staat nu nog met een
stijf been en zijn stok op de dijk. Ja, dat zit
hem niet lekker, dat hij nu moet toe
kijken....!"
Lang duurt de pauze niet. De dijk moet
dicht en elk paar handen kan men ge
bruiken. Weer staan we op de zand-
zakkendijk, weer zien we de stille, maar
moedige processie van zandzakkendra-
gers en terugkerenden aan ons voorbij
trekken. We krijgen ze gezamenlijk op een
plaatje: dominee Boertje, dokter Elvé en
de gemeentesecretaris Van der Ster, alle
drie met de zandzak op de nek. Wet
houder staat er bij, diep in zijn kraag
gedoken, triest bij. Dat been....!
Er duikt een reus van een kerel op, de
laarzen aan de voeten, de geweldige han
den een eind uit de mouwen van een grof
wind-jack. Een aannemer, een dijkwer-
ker?Ach welnee; dokter G. Stoel, chirurg
in het ziekenhuis van Dirksland, met in
zijn schaduw een andere zakkensjouwer:
dr. J. Wieringa, practiserend arts te Mid-
delharnis. Het lijkt wel een medisch con
gres daar op die dijk, maar de vergade
ring wordt wreed gestoord. Want de
hoofdonderwijzer van de Hervormde
school, de heerA. de Graaffen de onder
wijzer Drogendijk (What is in a name)
van de Gereformeerde school, gevolgd
door de gemeente-ontvanger van Dirks
land, de heer M. Rooy, moeten er met de
zandzakken op de nek, door. „Door
lopen, jongens...." En de jongens lopen
door, drie doktoren, een dominee en twee
onderwijzers.
Dan dringen we zoetjes-aana naar de kop
van deze kunstmatige dijk, want we willen
zo héél graag een plaatje maken van die
laatste meter water, die dichtgegooid
wordt. Maar we lopen in de weg, en dat
willen we in geen geval. Een man met een
alpinopetje op het verhitte hoofd, een
grove broek kreukelig in de rubberlaarzen
gevouwen, die op de zolderschuit vóór het
gat brokken basalt doorgeeft en in het
water gooit, begrijpt ons dilemna. „Kom
maar hier op de bak, dan kun je d'r beter
bij". We kijken hem eens goed aan. Een
rijswerker, een polderjongen? Nee, vergis
je niet: burgemeester Van Heyst, die van
een andere man op de schuit een por krijgt:
„niet kletsen, meester, wérken....!"
Het gat wordt kleiner, steeds kleiner. Er
rest nog een meter water, waardoor het
uitvloeiende water woester dan eerst
kolkt. De zandzakken en basaltkeien drij
ven als snippers papier met de stroom mee
naar buiten. Maar een sleepbootje duwt
driftig met zijn stompe neus tegen de
schuit met basaltkeien en houdt die voor
het gat. En de mannen, de naamlozen, de
ranglozen en pretentielozen van Her
kingen en Nieuwe Tonge, gooien keer op
keer hun zandzak in het gat.
We pakken de hoofduitvoerder van aan
nemer van Hattum en Blankevoort bij de
pand van zijn jas. „Hoe staat het er nu
mee?" Hij kijkt bedenkelijk. „Het verval
is groot en met zandzakken begin je niet
veel. Maar om een uur of één vannacht zal
het wel gebeurd zijn.
Hij heeft de laatste zin nog niet voltooid,
als er een vaag rumoer ontstaat aan de
dijk-kop. Er wordt gejuicht en enkele
zakkendragers komen met opgewonden
gezichten terug. „Het gat is dicht....!" We
kijken op ons horloge. Elf minuten over
elf, drie-en-twintig-uur elf... Een belang
rijke minuut in Herkingens geschiedenis.
Nog een half uur lang blijft men zand-
zaldken op die wankele verbindingsdam
gooien en dan komt de koffie. Met de
handen om de dampende mok kijken ze
elkaar met glukndere ogen aan. Het is
gelukt.
Waterstaat kijkt in de toekomst. Dat doet
ook ir. Den Breën, die tevreden glim
lachend terzijde staat. „Voor hén is het
klaar, voor ons begint het pas. Nu gaan we
de slaperdijk dichtspuiten. Hoe we dat
doen? Ik mag het u eigenlijk nog niet
vertellen, maar er komen bij St. Jacobs-
hoek een stel perszuigers te liggen, die met
lange buizen via enkele tussenstations
bijkans de gehele Zuidkust van Flakkee
De dijk is dicht en op de eerste wankele
zandzakken van deze dichting reiken de bur
gemeesters van Herkingen (rechts) en Nieuwe
Tonge elkaar de hand.
Inderdaad een felicitatie waard!
bestrijken. Door die buizen spuiten we
dan meteen vanuit een centraal punt alle
dijkgaten en beschadigingen van de Zuid
kust dicht. Dat wordt geloof ik wel een
unicum in de geschiedenis van de dijken-
bouw".
Een ander unicum in de dijkbouw-historie
is deze zandzakkendijk, die een verganke
lijk bewijs van echte burgerzin mag heten.
De zandzakkendijk zal verdwijnen, de
heriimering aan deze ongekende een
dracht blijft.
Nu is Flakkee veilig. Dokter Elvé zal een
dezer dagen naar het vlot kijken, dat hij
samen met dominee Boertje vervaardigde
en dat „voor eventualiteiten" in de tuin
van het doktershuis in Dirksland werd
geparkeerd. Ze hebben het vlot „Dodo"
genoemd, afkorting van dokter en do
minee. Het zal niet meer nodig zijn, want
de dijken van Flakkee zijn dicht
Het is twaalf uur in de nacht en we lopen
Herkingen binnen om ergens een rustig
onderkomen te vinden waar we ons ver
slag kunnen schrijven. Er heerst in de
straten nog een ongekende drukte. Groep
jes vrouwen en meisjes staan bijeen en
klampen ons aan. „Hoe staat het er
mee?"
„De dijk is dicht". Vier woorden. Maar
in de oren van de Herkingers vier trom
pet-klanken. Gelukkig.... Lichten knip
pen uit, dueren gaan op de grendel.
Herkingen gaat slapen. Met een berust
hard, voor het eerst na weken.
Burgemeester Van Heyst is onder de
indruk. „Hier hebben we op gewacht....
De dijkgraaf is voldaan. ,,Het is boven
verwachting vlug gegaan".
De dominee is moe. ,,Ikzal morgen mijn
spieren voelen....!"
Waterstaat kijkt vooruit. „Nu de defini
tieve dichting nog...."
Een oud-Herkenaar, dhr. M. Dorst, in
Canada, schreef aan F. den Eerzamen:
Herkingen ligt aan 't water; bij eb gingen
de jongens er op uit om botjes te vangen en
zeekraal te snijden, die als groente gegeten
werd.
Betje was een morgen niet op school
geweest. Toen de meester haar vroeg,
waar ze geweest was, zei ze: ik heb
pieskraal moeten snijden. Ze wou het wat
deftig zeggen.
Bij vloed zwommen de jongens vaak uren
lang. Ze deden het ook wel in de volle
haven, wat verboden was en nog al eens
herrie gaf met de politie.
Hij beschrijft de ravage, die de storm van
30 september 1911 veroorzaakt heeft.
Met de hoogaars van Verschoor gingen
een aantal mensen in Bruinisse kijken,
waar tientallen vissersschepen op de dijk
zaten.
Dicht bij het dorp was een weervisserij,
het stal genaamd. Daar werd in 't voorjaar
soms zoveel panharing gevangen, dat
men ze op een boerenwagen met mee-
ladders naar Dirksland bracht. In het dorp
zelf ging de dorpsomroeper met de bel
rond, om de bevolking mee te delen, dat
men voor een dubbeltje op de hoek van
Joost een emmer vol vis kon krijgen. Af en
toe waren er pielstaarten in, die ge
vaarlijke wonden konden toebrengen,
maar gewild waren voor de winning van
pielestaertoolje. Een enkele keer zat er
een zalm in, dat was dan een buitenkansje.
De kinderen gingen ook Krukels (ali
kruiken) zoeken, die gekookt een lekkernij
voor de liefhebbers waren.
(Uit Folklore en taal 2; 2de serie 162).
Het dorp Herkingen is gebouwd op een
kruispunt van dijken (welke?) met destijds
maar één straat, de Sint-Elizabethstraat.
't Was altijd een mooi gezicht naar de
schepen op de Grevelingen te kijken,
gedeeltelijk nog zeilschepen, maar er kwa
men steeds meer stoom- en motorschepen.
De scheepvaartgeul lag destijds nog aan
de Norodzijde van de Zandplaat, later
verlegde die zich naar Sint Philipsland.
De mannen verzamelden zich op de
„Vracht"; de naam zou dateren uit de
Franse tijd, toen daar een wachtpost was.
Van de Kaai af keek je over de Krammer
naar Brabant, waar je de toren van Steen
bergen boven het groen zag uitsteken.
Recht voor de haven lag het dorp Brui
nisse, naar rechts Dreischor en verder de
toren van Zierikzee. Ging je een eind de
buitendijk aan, dan zag je het zeegat, het
Brouwershavense Gat. Bij laag afgaand
water zag je de honderdtallen verschil
lende vogels langs de waterrand de kleine
visjes en andere zeedieren buit maken. Bij
hoog water zetten de dijkwerkers de vloei-
planken in de betonnen sponningen. Het
water kwam soms ook in de huizen aan de
Kaaidijk.
In de voortuin ligt het graf van de herdershond
Jan, gelukkig herenigd met vader en moeder.
In huize Bestman stromen fruitmanden en
gelukwens telegrammen, ook van volslagen
onbekenden binnen.
De redder, de 39-jarige Piet v.d. Veer.