EIÜVt1DEn-t1IEUW5 Overdenking Op z'n flakkees gezeit: Of tat te duvel d'r mee speult JIKKEMIEN Uitleenmagazijn Groene Kruis Begrafenisonderneming „VOORZORG" uit de Heilige Schrift Hulp aan CNV-leden Fol(ler„Stand van Zaken" weer verkrijgbaar Veilig Verkeers Recreatie evenement te Nieuwe Tonge Terugkeer van een bekende naam, Olympia De klop op de deur HET ■"^KUkVENSTER nu No. 5316 TAXATIE NODIG? makelaar tamboer bellen DD 2e Blad VRUDAG 27 JULI 1984 blik op kerk "^P en samenleving CJ - Milieu-vervuiling - Fraude en corruptie - Pornografie Luchtvervuiling en bodemverontreiniging zijn nog steeds zeer aktuele onderwerpen in onze samenleving. ledere keer weer horen we van ontdekte gifbelten en van natuurgebieden die op ontoelaatbare wijze vergiftigd zijn. Er is ook een milieuvervuiling in het klein, waar we met z'n allen wel iets tegen kunnen doen. Dat kan ieder die met vakantie is of gaat in deze maanden wel constateren. Maak maar een bos- of strandwandeling en overal zult u lege bierblikjes en verpakking van snoepgoed aantreffen. Rijd maar een willekeurige parkeerplaats op langs de openbare weg. De chauffeurs hebben niet eens de moeite genomen hun afval te deponeren in de met opzet geplaatste vuilnisbakken, ze hebben hun asbakjes ernaast leeggekieperd. We moeten met droefheid opmerken dat er aan de mentaliteit ten aanzien van het milieubewustzijn nog veel mankeert. Minstens zo erg is de geestelijke milieu vervuiling, die ons volk van hoog tot laag schijnt te hebben aangetast. Voorheen stond Nederland bekend als een Calvi nistisch volk, dat hard werkte, zuinig en betrouwbaar was. Maar momenteel blij ken we tot ver in het buitenland de naam te hebben van een corrupte en frauduleuze natie. Lange tijd werd het misbruik van de sociale wetgeving als een nationaal kwaad gesignaleerd. Op grote schaal is daar belastingontduiking bijgekomen. En we hoeven slechts de naam van de RSV te noemen om aan te tonen dat dit kwaad tot in de hoogste regionen is doorgedrongen. Natuurlijk heeft deze mentaliteitsveran dering te maken met de economische teruggang waarvan iedereen in meerdere of mindere mate nadeel ondervindt. Wil men zich als bedrijf handhaven dan moe ten er vaak kromme wegen bewandeld worden. En wie eenmaal zo'n weg is ingeslagen gaat vaak van kwaad tot erger. Het geweten wordt steeds ruimer an deren doen het immers ook' en een weg terug is er niet Totdat het kwaad vroeg of laat wordt ontdekt. En wat er dan boven komt is vaak nog maar het topje van de beruchte ijsberg.... Over geestelijke milieuverontreiniging ge sproken, minister Korthals Altes wil de pornografie uit het Wetboek van Straf recht halen. Wéér zo'n geval. Tot heden toe was het drukken en verspreiden van pornografische lektuur bij de wet ver boden. Dat het kwaad desondanks welig tiert en ongestraft voortgaat is een tweede. Maar dat nu de wet moet worden aan gepast aan deze kwalijke praktijken is on toelaatbaar. De minister hanteert daarbij het argument dat de wetgever niet als zedemeester mag optreden. Maar de rege ring is wel gehouden de geestelijke volks gezondheid te bevorderen en, zoals onze geloofsbelijdenis zegt, „de ongebonden heid der mensen te bedwingen". Doet ze dat niet, dan werkt ze zelf mee aan de geestelijke vervuiling. Waarnemer Steeds meer leden van het CNV lijken in het dagelijks leven met steeds meer pro blemen geconfronteerd te worden. Dit blijkt althans uit het aantal problemen, die bij de rechtskundige dienst van het CNV worden aangekaart. Léon Phemambucq, coördinator van deze dienst in Zeeland: „Het aantal pro blemen, waarmee we in de eerste zes maanden van dit jaar zijn geconfronteerd, is, in vergelijking met dezelfde periode van vorig jaar, bijna verdubbeld". Problemen met de buren, zoals erfschei- dingskwesties en burengerucht, zijn altijd al veel „aangedragen" bij de juridische dienst van het Christelijk Nationaal Vak verbond, evenals problemen met de ver zekeringsmaatschappijen, waarbij vooral de verkeersongevallen hoog scoren. Phernambucq: „Opvallend is dat onze leden steeds méér problemen lijken te krijgen met postorderbedrijven. Het is een feit dat deze bedrijven, waarschijnlijk ge dwongen door een slechter wordende be- talingsmoraal, agressiever gaan optreden naar mensen die volkomen te goeder trouw zijn. De betalingsmogelijkheden zijn veelal volstrekt ondoorzichtig. Daarbij komt nog dat bij financiering een zeer hoge rente wordt berekend. Wanneer er artikelen worden teruggezonden, ont staan er vrij veel problemen. Vaak ook komen nooit bestelde artikelen op de rekening". Een ander veelvoorkomende zaak is de terugvordering van schenkingen, die reeds langere tijd geleden zijn gedaan, door de gemeenten. Deze terugvordering vindt plaats op het moment dat de schenker in een bejaardenhuis gaat wonen. Phemambucq: „De gemeenten lijken op dat gebied langer in de tijd terug te gaan dan een paar jaar geleden het geval was. Toen werden we bijna nooit met dergelijke problemen geconfronteerd". Ook smartegeldkwesties, consument zaken en de krediethypotheekregeling zijn, evenals erfeniskwesties, zaken, waar voor de bondsleden steeds méér de rechts kundige dienst weten te vinden. De rechtskundige dienst bemiddelt niet in echtscheidings- en strafzaken. De ar- beidskwestie, die via de rechtskundige dienst binnenkomen, worden besproken en „doorgesluisd" naar de bonden. Ook voor belastingkwesties is de nazorg voor de bonden. Het spreekuur van de rechtskundige dienst wordt gehouden op iedere eerste donderdag van de maand in „De Scha kel", Bachtensteene 14, Middelburg, van 19.00 - 20.00 uur (behalve in augustus). Daarnaast is het mogelijk zaken direct aan te melden via het CNV-Dienstencentrum, Gerbrandyhof 40, postadres: Postbus 197, 4460 AD Goes, tel. 01100-20310. beëdigd taxateur 01870-3477 M NIEUWE TONGE Het Groene Kruis te Nieuwe Tonge maakt bekend dat per ingang van 1 augus tus a. s. het uitleenmagazijn geopend is van 13.00 uur tot 13.30 uur. Het uitlenen van verpleegartikelen ge schied uitsluitend op vertoon van de lid- maatschapskaart. Tevens Taxi (dag en nacht bereikbaar). P. Vroegindeweij, Emmalaan 18, Middelharnis Tel. 01870-2996 De bekende folder „Stand van Zaken bij de sociale verzekeringen en voorzienin gen" is weer verschenen, aangepast aan de gegevens per 1 juli 1984. De folder geeft duidelijke informatie over de sociale verzekeringen. Men vindt er alle premiepercentages in vermeH maar ook de uitkeringsbedragen. Verder een algemeen overzicht over de inhoud van de wetten. De folder is een samenwerkingsprodukt van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Wel zijn, Volksgezondheid en Cultuur en het Voorlichtingscentrum Sociale Verzeke ring (VSV). Wenst u de folder te ontvangen, dan kunt u zich wenden tot het VSV, ZwaansvHet 3, 1081 AP AMSTERDAM. Telefoon 020-44 84 18. Daar zijn overigens ook folders verkrijg baar over alle sociale verzekeringswetten afzonderlijk Bij wat grotere aantallen worden kosten in rekening gebracht. In samenwerking met Uw Campingbe- heerders, organiseert de afdeling Nieuwe Tonge van V.V.N, een ontspannend en tevens leerzaam op het verkeer gericht, recreatie-evenement Programma: Van 10.30 uur tot 12.00 uur: Gelegen- beid zich de ogen te laten testen in de Informatie-caravan van V.V.N. Van 13.30 uur tot 15.00 uur: Verkeers- tuin voor de kinderen van 6 tot 12 jaar. Van 15.30 uur tot 17.30 uur: Fiets en Bromfiets behendigheidsproeven (met eigen of geleende (brom)-fiets). Van 19.30 uur tot 21.30 uur: Film programma. Een komische kleurenfilm, „De Rode Piraat" met Burt Lancaster in de hoofdrol. In het voorprogramma een tekenfilm met Woody Woodpecker. Een en ander zal plaats vinden op het parkeerterrein resp. in de kantine van „Camping de Grevelingen", Havenweg 1, Nieuwe Tonge (Battenoord). In 1962 verdween een bekende type aanduiding uit het modelprogramma van Opel, Olympia. In 1935 begon Opel met de benaming „Olympia" voor een nieuw 1300 cc model, vooruitlopend op de Olym pische Spelen van 1936. Ditmaal siert de benaming 3 types uit de Kadett modelreeks, gebaseerd op de 3 drs. basis 1.2 S, 1.2 S Special en 1.3 S Special. Deze Olympia versie is voorzien van sier- strepen en metallic lak. Het klanten voordeel varieert van 1259,tot 1346,waardoor de 1.2 S Olympia in Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop (Openbaring 320a) Deze tekstwoorden zijn genomen uit de brief, die de Heere Jezus door middel van Johannes op Patmos, het schrijven aan de gemeente van Laodicea. Ja, Hij is het. Die Zichzelf hier noemt de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods. Toen Johannes Hem zag, was hij als dood aan Zijn voeten ge vallen. Deze Jezus kon zeggen: Ik ben dood geweest, en zie. Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. Ja, Hij is opgestaan uit de doden en zit nu in de heerlijkheid aan Gods rechterhand. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. En het is deze Koning der Kerk, Die Johannes een zevental brieven laat schrij ven. Pastorale brieven aan de zeven ge meenten in Klein Azië. En dan wordt daarmee de ene gemeente bemoedigt en de andere bestraft. En dat laatste zien we in de brief aan de Laodicenzen. De Heere heeft in deze brief niets om te prijzen. Het tekstwoord bedoelt ook de schuld en droe ve toestand der gemeente aan te tonen. De uiterlijke welvaart was zeer schadelijk geweest voor het geestelijke leven in de gemeente. En nu is er de klop op de deur. Zie ik sta aan de deur, en Ik klop. Hier spreekt de verhoogde Christus, de Koning der Kerk. Hier spreekt Hij Die gekomen is, niet om gediend te worden, maar om te dienen eii Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Hier spreektHij, Die de toom van God, waaronder Zijn volk voor eeuwig had moeten verzinken, van het begin van Zijn leven tot het einde voor hen heeft gedragen, en alle gehoorzaam heid en gerechtigheid der Goddelijke Wet voor hen heeft vervuld. Hier spreekkt Hij, Die de vervloeking van Zijn volk op Zich heeft geladen, opdat Hij hen met Zijn zegening vervullen zou. Hier spreekt de enige Borg en Middelaar, de bron van alle geestelijk leven in de gemeente Gods. Er heerste in Laodicea Zulk een lauwe toestand. Ze waren niet heet, zij waren niet koud, ze waren daar zo lauw tegen over de Heere, zo walgelijk lauw. Wat gold wel van die gemeente? Wel, dat zij zeer ingenomen was met zichzelf. Zelf genoegzaam werd gezegd: „Ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek". En tegenover dat lauwe, zelfgenoegzame Laodicea, dat we niet alleen ver bij ons vandaan, maar ook in ons eigen hart en leven hebben te zoeken, treedt de Heere getrouw op met Zijn: „En gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt Juist dat blind zijn voor eigen toestand, voor eigen armoede, dat ellendig zijn, en het niet te weten, dat is zo verschrikkelijk. De Heere Jezus laat het echter niet bij dat getrouw de waarheid zeggen. Nu richt Hij Zich tot die gemeente, en in haar ook tot ons, met Zijn liefelijk en dringend: „Ik raad U dat gij van Mij koopt goud, be proefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden en de schande Uwer naaktheid niet geopenbaard worde, en zalf Uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt". En is het dat hij bestraft en kastijdt Hij doet het uit liefde. Hij doet het, opdat ze zou leren ijverig te zijn, en zich te bekeren. Dit blijkt ook uit de klop op de deur. „Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop...." Welk een ontferming, welk een genade. Het is de deur van het hart, waaraan geklopt wordt; de deur van het zondige, wereldsgezinde hart, met zoveel gren delen gesloten. Ach, ons hart trekt van den Heere af. In het Paradijs hebben we de vorst der duis ternis binnengelaten. En sindsdien is er niemand die uit en van zichzelf God zoekt en naar de Heere vraagt Maar „Zie" zo begint de tekst dat wijst er op, dat iets bijzonders onze aandacht vraagt God wil er ons bijtrekken, ons hart er op richten. Zie nu het wonder, de Heere komt naar de deur van zulke harten. Hij komt tot mensen, die door hun zonden de deur van het hart voor Hem hebben gesloten. Het tekstwoord wil aan de schuld van Laodicea ontdekken, maar ook aan de schuld van ons ongeloof en onbekeerlijk- heid. Het zegt, dat het zo niet kan blijven. Maar dit woord, datzelfde woord, predikt ons ook de onzegbare lankmoedigheid des Heeren. Want Hij geeft Laodicea nog niet prijs. Hij verwerpt de lauwen nog niet Maar laten we tegelijk ook wel bedenken, dat wij met Onze gesloten deuren verantwoorde lijk blijven, en ieder uur dat de deur voor Christus dicht blijft, klaagt ons aan. Hoe lang is er bij U Qouw) al niet aan de hartedeur geklopt? Reeds vanaf de prille jeugd afaan. Op school en zondagsschool, catechisatie en vereniging, vroeger bij vader en moeder thuis, nu in Uw eigen gezin? En hoe lang al niet in de kerk diensten, bij de bediening van Zijn Woord en Sacramenten? Hij klopt in elke leeftijd, in elke tijd en onder allerlei omstandig heden, bij ziekte en zorg, rouw en gemis. In voor- en tegenspoed, steeds en altijd vraagt Hij aan ons, in alles wat Hij in ons leven zendt „Hoe staat gij tegenover mij? Wat dunkt u van den Christus?" Was er ook niet de klop op de deur, toen in een gesprek, in een bepaald woord dat iemand in alle eenvoud zei, niet in het minst ook bij het lezen van Gods Woord? Eens houdt het kloppen op, als we door de dood heen verschijnen moeten voor de rechter stoel van Christus. En wat ontzettend, als dan blijkt dat de deur van ons hart nooit voor Hem openging. Moest ons oor niet één en al gehoor, ons hart niet opmerkzaam zijn, als de Heere met de hamerslag van Zijn Wet komt, ons ozne schuldbrief voorleest maar ook met het geklank van het Evangelie laat roepen en nodigen, ja, als Hij Zelf in Zijn ge zanten ons laat bidden, om ons met God te laten verzoenen? Niemand kan zeggen: de klop op de deur geldt mij niet bij mij is nooit aangeklopt Ook als U dit leest is er weerde klop. Zie, Hij klopt. Ach, zo klaagt iemand, ik kan de zonde grendels niet los krijgen. Wel, ge hebt te doen met een God, Die ruimte maakt voor Zichzelf. Door de inwerkende genade, door de kracht van de Heilige Geest komt er een horen naar de klop op de deur van het hart en een open doen van de deur in berouw, in gebed en geloof door een zondaar, die het uitroept „Heere, ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen". Neen, niemand komt tot Chris tus dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft die de Vader trekt, en die het van de Vader gegeven is. Zodat niemand voor Christus' vermaningen zijn hart open doet dan die God Zelf eerst het hart opent om Zijn Woord in acht te nemen. Maar neem het toch ook wel ter harte, dat we met een God te doen hebben. Die Zelf wil geven wat Hij beveelt En als Hij binnenkomt, vervult Hij met Zijn tegenwoordigheid, dan vult Hij het ontledigde hart met Zijn heil. Daar wordt dan de voorsmaak gekend van 't zalig hemelleven; altijd bij den Heere te wezen. Hebt U de klop op de deur van Uw hart al gehoord, weet U van dat door en voor Hem ontsloten hart? Weersta het toch niet langer. Het kan zo spoedig te laat zijn. De dood wenkt ieder uur. Daarom: Zo gij Zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil, en troostrijk woord; Verhardt u niet, maar laat u leiden. J. v.d. B. basisuitvoering voor 16.730,staat geprijsd. Ook in de Ascona serie heeft Opel een speciale aanbieding: extra voorzien van rechter buitenspiegel, portier-kaartenvak rechts en zoemer voor ingeschakelde kop lampen geldt voor deze Ascona een cata logusprijs van 19.995,hetgeen een voordeel voor de klant inhoudt van 2343,— „Baal, baal", zei Babs van Hans van den Doel, „daer komt een bekenden an. Het liekent wel of tat te duvel d'r mee speult". In wie komt taer an? Kees Vis, waer dat 'n vroeger, jaeren kammeroad mee geweest is. Hans in Kees wazze vroeger oaltiêd bi mekoare, al van schoolè of an. As je dat teminsten zoe noeme wil, want schole gaen, daer had Kees niet veul mee op. Die bleef wel thuüs as 'n der kangs toe zag. Z'n voader mos 'k wéét niét hoe dichte op schole komme, want Kees was weer weze visse.... Visse, dat was z'n lust in z'n leven. Op te Sasdiek weunende z'n opoe in daer gieng 'n dan nogal 's nae toe, as 'n stilletjes Üiuüs bleef. Opoe was blieë dat ze 't leven had, dus die had t'r genéèns aarg in, dat Kees eigelijk op schole mos weze. Dat brak pas deur, toen Kees z'n voader bie de meester mos komme, in toen dat oak niet hielp de puUiesje d'r an te passé kwam. Want toen drong het wel bie opoe deur, want Kees z'n voader kwam zage: „Moeder, je mot tie joon nae schole stiere, want noe mod 'k wel drie gulden betaele, omdat t'n oaltied mar thuüs bluuft'" „Drie gulden", zei opoe, „daer motje niet over dienke. Zoe 'n léèlijke snotneuze, wat mot tie noe mit drie gulden doewe, daer mod' 'k haest te héle weke van leve". „Drie gulden", mompelde ze nog 's nae; „je zou mar zage dat je het uut 'n pitje schept Opoe was een vroom maanse, mar ze zei d'r achteran: „Wel verdompeldag alèvel, zoe 'n hoap caanten". Ze wou niè floeke oor, mar jae.... zoe'n hoap caanten, zoe as ze zei. Mar het hielp wel, want Kees kreeg zoe'n pinne op z'n neuze, dat 'n noait meer stilletjes thuüs bleef. Mar Kees gieng wel op z'n elfdejaer mit 'n sloepe mee, as kofjekokertje. In zoe was Kees opgegroeid, op te „woelige baren, bij storm en bij wind". Het waeter was z'n lus en z'n leven geweest In zoe was het oak mit Hans v.d. Doel gegaen. Ze binne oallebeië vertrokke, toen de vaert uüt Menheerse verdween. Kees gieng in Mussluus weune in Hans zat tan in Vlaeringe, van Vlaeringe aweer nae Katwijk mar toen 'n nae d'n tweeden oorlog an de walle kon komme, toen deé 'n dat Toch bleef 'n het water trouw. Hie wier sluüswachter, haevenméèster in vuurtorenwachter. Hie passerende heel wat viertorens voordat 'n an z'n pussioen toe kwam. Mar hie heit taemae nog jaeren in het zéèmanshuus in Egmond gezete. Mar verhaelen dat t'n doewe kon.einde- loas. Jae, want zoe dé 'n dan oak tat verhael van die bovengenoemde drie gulden. „Want", zei 'n, ,,drie gulden, je wist het nié bié mekoare te kriegen, mar mit te hele ftimmielje kwam het toch nog vo me koare". Zoe deé je vroeger mekoare hellepe. In gedachten liet t'n d'r op vollege: Dat hei je téènworig niè méér zoe, komt t'r mar 's om. Ze kieke soms genééns nae d'r voader in moeder om. „Jae mar", viel z'n vrouwe 'n bié, „daer hawe wiele gièn klaegen over. De kinders in de kleinkinders, ze komme oaltied. Weer of gièn weer, nae opa in oma modde ze toe". Ze zei: „Die'n kleinsten zeit tan al: Opa kan scheepjes tekene, in zoe moai ver- tale". „Och jae", zei z'n vrouwe dan: „Hie gaet nog nae de kante, as 't kan. Dat velage ze ommers noait". „Ikke wel oor, je doet t'r nog 's wat op. Een lekker zootje vis. Dat is tan weer mee genome voor moeder Lena". „Noe motje toch hoare, of tat het van d'n naaremen gaet". Ze bleef oak weer mit t'r gedachten bie vroeger hange. „Och", zei ze, „hie heit oaltied ordaantelijk verdiend. Ik ha noait t'n leste caant hoeve te gebruuken oor". „Dat mod 'k zage. Ik ha oaltied glok gehad oor. Dat was al as kleine jongen, toen 'k zat te vissen, bie opoe voorde deure. Toen had 'k al vaste ofnemers. Dat hei je noe éènmal, as je negosienant bint". Z'n bezoek schoot in de lache in zeit „Biejoezitoallest'rin. Je binteen waeter- rotte in een koapman. Ze schote oalle drieë, z'n vrouwe hie zself in degene die om een verhael kwam, in de lache; ,jae dat gae soe, as je een langew wegt in je leven ofleidt dan maek je van oalles mee, mar, liet tn d'r op vollege, geef mar 's een borreltje in, want ik kriege een droage kele van 't praeten". „In dan mod 'k toch éérst de persberichten hoare". „Jae, hiè bluüf nog graeg mit oalles op te hoagte". „Ikke wel oor", zei 'n, „dan kan 'k nog 's hoare over de milieuvervuuling". Want ater maeke ze d'r eige noe druk over, mar dat is allang al gaende. Ze binne daer veul te laete over begonne, dat begon al in mien jeugd. Want toen 'k bie opoe voOr de deure zat te vissen in dat t'r van oalles beet De Sommerdiekse haevene, daer wazze spieringen in botjes bie de vleet Nè zoe goed as in de Menheerse haevene. Op 't hoad, o.... daer zat oak zuvvel vis, mar toen de gasfubriek gekomme is, toen hadde m'n het gehad. Gien visje haest In ik mos toch voor m'n klanten zurrege. En net as 'k zage.... milieuvervuuling. Ze hawe het te laete bekeke. De gas fubriek, m'n wazze d'r o zoe blieë mee, mar het water wier toen al een naande bedurreve. ^.^orA vervolgd) T. H. v.d. Vad ».^^♦^^♦^^♦#♦^^♦♦^^♦♦♦♦♦^^#.*♦*^^♦^^♦*^^*♦♦*♦♦♦♦*♦»*♦^^♦^^*♦♦♦^^»^^*J^Jf♦#♦♦#^^»^^♦^^♦♦***^^^^^^^^^^♦♦♦^^**^^♦ VERVO LGVERHAAL door Dignate Robbertz G. F. Callenbach B.V. Nijkerk 56----------------------------------------- Ze had eerst de knoop uit haar schort zitten doen, de uitgerekte gefrommelde punten hingen stijf aan weerskailten van haar stoel. Oe maek je man 't tegenwoordig? vroeg de boerin. Dat schikt nogal. Vee last van 't zuur mee die wermte. Vrouw van Hoeve knikte. 't Is jammer. Ie doe altied zó goed z'n best, m'n man ei 't er nog spiet van dat t'un nie as errebeier wou bluuve. Het was heel stil in het grote huis, een weldadige rust die Jikkemien goed deed, na de gespannen dagen van werken. Ze proefde de goeie smaak van de koekjes, die de boerin zelf gebakken had en genoot van de sterke theelucht. En Keetje maekt 't goed op Berke- bosch? Ze is 't er noe weer al een paerjaer en.... vrouw van Hoeve lachte ondeu gend.... ze begint ook al over d'r schouwer te kieken. Jikkemien voelde dat ze een kleur kreeg. Een beetje verlegen zei ze: Ons bin d'r nie zó voor, voral m'n man nie. 't Is gin slieke (geen gelijke) en je begriept noe net de zeune van 't Olmen- of. Dat is mar zó as je 't bekieke wil. De kinders moete op den duur mee mekaare leve. Och.... dat is zó. Ik vor mien bin bange dat Kee op den duur nie aert o peen of. 't Past dat ielk in z'n omgevienge bluuft en onze fermielje is van kind op kind erre beier geweest. Vrouw van Hoeve zocht in haar beurs naar geld om Jikkemien te betalen. Och, wie weet is 't kinderspil.... ik zou daer nie mee tusschen zitte.... Ze telde het geld uit. Kiek, zó is 't dan! En kom je Vriedag werke? Dat is goed, vrouwe en bedankt Ze liep met Jikkemien mee tot op de straat en vroeg naar Arend. Z'n baas is goed tevree en je kan mer ieversten je brood mee verdiene. Zó is 't lachte de boerin, goeien dag, oor en de complementen thuus. In het Westen kwamen donderkoppen op. De zon trok langzaam weg en de lucht werd bedekt met grijze strepen en drei gende bonken. Jikkemien stak dwars over het land tot ze bij het zandpad kwam dat naar het dorp liep. Ze zag een troep jongens over de Blankert hollen en bleef staan om te kijken of Jan er bij was, maar de afstand was te groot. Achter de dichte bossen van Zeeduin flitste een korte bliksem, het rommelde diep en nog ver weg. Ze haastte zich naar huis. Voor ze over het vondertje ging keek ze naar Simen, die de tarwe van Wisse stond te stukken, maar hij had alleen aandacht voor zijn werk. Het was benauwd warm in huis, ze zette de deur wagenwijd open en waste haar verhit gezicht en armen. De zon kwam nog even geelachtig van achter de wolken en scheen op het buisje van Jan, dat opgevouwen naast het kam- menet lag. Gisteravond had ze het be- zempje in de hals gespeld en nu had ze nog tijd genoeg om het in te naaien en de trenzen op het achtersplit te maken voor Simen thuis kwam. Als Jan Zondag mee naar de kerk ging kon hij het aandoen. Zijn eerste lakense buisje. Noe begin ik al op een boer te liekenen, had hij gezegd, toen ze het paste. Ze beet de draad af met haar voortanden en streek langs het zachte glanzende goed. Een felle bliksemstraal vulde den uuze met oranje licht, ze liet het buis op de vloer glijden en bukte zich bij de ratelende slag, die de ruiten deed trillen en dan zwaar en dreunend over het dorp verrommelde. Het begon te regenen, eerst zachtjes met trage droppels, tot het striemend tegen de ramen sloeg en van de weg af in het padje gutste. Ze vouwde het buisje weer in elkaar en schikte de garenklos en de vingerhoed er naast. Onrustig en beklemd liep ze heen en weer. In haar benen trilde nog de onweersslag. Ze stond te luisteren of er brandgeroep over het dorp klonk, want het moest ergens ingeslagen zijn, maar alleen de regen ruiste. De bui schoof over de huizen heen naar zee, het ging sneller voor de wind, ze zag de dikke wolken, die een zwavelgele rand hadden, verglijden. De frisse geur van het natte gras waaierde binnen, toen ze de deur opendeed. Ineens viel een zonne straal binnen en schitterde op het koperen deksel van de doofpot Ze goot het water uit haar klompen en voelde een windvlaag langs zich suizelen, die vluchtig, in het verder gaan, aan de draad van de droogpalen klepperde. Met beide handen hield ze de deurpost vast en zocht met verschrikte ogen in de verten, waar de duinen, als gewassen, oprezen tegen de klarende lucht Een lange man lichtte de klink van het hekje op, hij bleef met z'n hand om het spijltje geklemd staan en knikte stom tegen haar. Riekus Moens, die in het kleine huisje op het vroon woonde. Dag Riekus! Ze hoorde haar eigen stem als van een vreemde. Riekus bleef haar aankijken. Ze streek met de vingertoppen langs haar voorhoofd en wilde vragen wat hij kwam doen. Maar dan bewoog hij zich en liet het spijltje los. Is je man thuus?.... Nee.... Simen is op 't Olmen-of. Ze zag Riekus' mond nog bewegen en schoof werktuiglijk haar voeten in de natte klompen. Je moch maer is mee gae, d'r is ies nie goed. Haar hart begon met snelle slagen te bonzen. Jan! Zijn naam klonk als een windzucht tussen hen in. Bijna onmerkbaar boog Riekus zijn hoofd. Met grote gelijkmatige passen ging ze voor hem uit dwars over het stoppelland waar de rogge gestaan had. Niet één keer keek ze om, zonder aarzelen stapte ze over de grippe en het wankele plankje, dat van het land over de sprink lag. Riekus wilde roepen, haar zeggen dat het kind achter de brem lag, daar ginds, voorbij de vroondulve. Maar zijn lippen bewogen geluidloos en Jikkemien ging recht op de struiken aan, als wist ze zijn gedachten. Het eerst zag ze de sterke blote voeten met de zwarte vereelte zolen. Ze lagen stil in een bosje blauwe klokjes, die welig langs de kant groeiden. Bij hem stonden de veldwachter en Krijn Wisse en dan zag ze vaag Simen, die op zijn knieën zat en zijn hand op Jan's schouder had gelegd. Je mag 't er nie ankomme, zei de veldwachter dadelijk.... in naam der wet moet ik alles eest opschrieve. Jikkemien hoorde het niet. Haar handen gleden langs de bruine benen en schoven de rafeltjes in de broekspijp. Ze tastten hoger, langs zijn borst tot waar het hemd open stond en verder langs zijn keel over zijn gezicht Een verwarde haarsliert hing over zijn voorhoofd. De wimpers waren rustig dichtgegleden over zijn lachende ogen. Op het groenbruine vroon sprankelde het licht en speelde met schaduwvlekken in zijn hand, die open met de palm naar bovengekeerd lag. De andere hand was dichtgeknepen. Toen ze die optilde, viel er een fluitje van vlienderhout uit. Hoog boven hen steeg een leeuwerik, het gezang jubelde door de verzuiverde lucht (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1984 | | pagina 5