EIÜVt1DEn-t1IEUW5
Overdenking
Op z'n flakkees gezeit:
Of tat te duvel
d'r mee speult
JIKKEMIEN
Uitleenmagazijn
Groene Kruis
Begrafenisonderneming
„VOORZORG"
uit de
Heilige Schrift
Hulp aan CNV-leden
Fol(ler„Stand van Zaken"
weer verkrijgbaar
Veilig Verkeers
Recreatie evenement
te Nieuwe Tonge
Terugkeer van een
bekende naam, Olympia
De klop op de deur
HET
■"^KUkVENSTER
nu
No. 5316
TAXATIE NODIG?
makelaar tamboer bellen
DD
2e Blad
VRUDAG 27 JULI 1984
blik op kerk "^P
en samenleving CJ
- Milieu-vervuiling
- Fraude en corruptie
- Pornografie
Luchtvervuiling en bodemverontreiniging
zijn nog steeds zeer aktuele onderwerpen
in onze samenleving. ledere keer weer
horen we van ontdekte gifbelten en van
natuurgebieden die op ontoelaatbare wijze
vergiftigd zijn.
Er is ook een milieuvervuiling in het klein,
waar we met z'n allen wel iets tegen
kunnen doen. Dat kan ieder die met
vakantie is of gaat in deze maanden wel
constateren. Maak maar een bos- of
strandwandeling en overal zult u lege
bierblikjes en verpakking van snoepgoed
aantreffen. Rijd maar een willekeurige
parkeerplaats op langs de openbare weg.
De chauffeurs hebben niet eens de moeite
genomen hun afval te deponeren in de met
opzet geplaatste vuilnisbakken, ze hebben
hun asbakjes ernaast leeggekieperd. We
moeten met droefheid opmerken dat er
aan de mentaliteit ten aanzien van het
milieubewustzijn nog veel mankeert.
Minstens zo erg is de geestelijke milieu
vervuiling, die ons volk van hoog tot laag
schijnt te hebben aangetast. Voorheen
stond Nederland bekend als een Calvi
nistisch volk, dat hard werkte, zuinig en
betrouwbaar was. Maar momenteel blij
ken we tot ver in het buitenland de naam te
hebben van een corrupte en frauduleuze
natie. Lange tijd werd het misbruik van de
sociale wetgeving als een nationaal kwaad
gesignaleerd. Op grote schaal is daar
belastingontduiking bijgekomen. En we
hoeven slechts de naam van de RSV te
noemen om aan te tonen dat dit kwaad tot
in de hoogste regionen is doorgedrongen.
Natuurlijk heeft deze mentaliteitsveran
dering te maken met de economische
teruggang waarvan iedereen in meerdere
of mindere mate nadeel ondervindt. Wil
men zich als bedrijf handhaven dan moe
ten er vaak kromme wegen bewandeld
worden. En wie eenmaal zo'n weg is
ingeslagen gaat vaak van kwaad tot erger.
Het geweten wordt steeds ruimer an
deren doen het immers ook' en een weg
terug is er niet Totdat het kwaad vroeg of
laat wordt ontdekt. En wat er dan boven
komt is vaak nog maar het topje van de
beruchte ijsberg....
Over geestelijke milieuverontreiniging ge
sproken, minister Korthals Altes wil de
pornografie uit het Wetboek van Straf
recht halen. Wéér zo'n geval. Tot heden
toe was het drukken en verspreiden van
pornografische lektuur bij de wet ver
boden. Dat het kwaad desondanks welig
tiert en ongestraft voortgaat is een tweede.
Maar dat nu de wet moet worden aan
gepast aan deze kwalijke praktijken is on
toelaatbaar. De minister hanteert daarbij
het argument dat de wetgever niet als
zedemeester mag optreden. Maar de rege
ring is wel gehouden de geestelijke volks
gezondheid te bevorderen en, zoals onze
geloofsbelijdenis zegt, „de ongebonden
heid der mensen te bedwingen". Doet ze
dat niet, dan werkt ze zelf mee aan de
geestelijke vervuiling.
Waarnemer
Steeds meer leden van het CNV lijken in
het dagelijks leven met steeds meer pro
blemen geconfronteerd te worden. Dit
blijkt althans uit het aantal problemen, die
bij de rechtskundige dienst van het CNV
worden aangekaart.
Léon Phemambucq, coördinator van
deze dienst in Zeeland: „Het aantal pro
blemen, waarmee we in de eerste zes
maanden van dit jaar zijn geconfronteerd,
is, in vergelijking met dezelfde periode van
vorig jaar, bijna verdubbeld".
Problemen met de buren, zoals erfschei-
dingskwesties en burengerucht, zijn altijd
al veel „aangedragen" bij de juridische
dienst van het Christelijk Nationaal Vak
verbond, evenals problemen met de ver
zekeringsmaatschappijen, waarbij vooral
de verkeersongevallen hoog scoren.
Phernambucq: „Opvallend is dat onze
leden steeds méér problemen lijken te
krijgen met postorderbedrijven. Het is een
feit dat deze bedrijven, waarschijnlijk ge
dwongen door een slechter wordende be-
talingsmoraal, agressiever gaan optreden
naar mensen die volkomen te goeder
trouw zijn. De betalingsmogelijkheden
zijn veelal volstrekt ondoorzichtig.
Daarbij komt nog dat bij financiering een
zeer hoge rente wordt berekend. Wanneer
er artikelen worden teruggezonden, ont
staan er vrij veel problemen. Vaak ook
komen nooit bestelde artikelen op de
rekening".
Een ander veelvoorkomende zaak is de
terugvordering van schenkingen, die reeds
langere tijd geleden zijn gedaan, door de
gemeenten. Deze terugvordering vindt
plaats op het moment dat de schenker in
een bejaardenhuis gaat wonen.
Phemambucq: „De gemeenten lijken op
dat gebied langer in de tijd terug te gaan
dan een paar jaar geleden het geval was.
Toen werden we bijna nooit met dergelijke
problemen geconfronteerd".
Ook smartegeldkwesties, consument
zaken en de krediethypotheekregeling
zijn, evenals erfeniskwesties, zaken, waar
voor de bondsleden steeds méér de rechts
kundige dienst weten te vinden.
De rechtskundige dienst bemiddelt niet
in echtscheidings- en strafzaken. De ar-
beidskwestie, die via de rechtskundige
dienst binnenkomen, worden besproken
en „doorgesluisd" naar de bonden. Ook
voor belastingkwesties is de nazorg voor
de bonden.
Het spreekuur van de rechtskundige
dienst wordt gehouden op iedere eerste
donderdag van de maand in „De Scha
kel", Bachtensteene 14, Middelburg, van
19.00 - 20.00 uur (behalve in augustus).
Daarnaast is het mogelijk zaken direct aan
te melden via het CNV-Dienstencentrum,
Gerbrandyhof 40, postadres: Postbus
197, 4460 AD Goes, tel. 01100-20310.
beëdigd taxateur
01870-3477 M
NIEUWE TONGE
Het Groene Kruis te Nieuwe Tonge
maakt bekend dat per ingang van 1 augus
tus a. s. het uitleenmagazijn geopend is van
13.00 uur tot 13.30 uur.
Het uitlenen van verpleegartikelen ge
schied uitsluitend op vertoon van de lid-
maatschapskaart.
Tevens Taxi (dag en nacht bereikbaar).
P. Vroegindeweij, Emmalaan 18, Middelharnis
Tel. 01870-2996
De bekende folder „Stand van Zaken bij
de sociale verzekeringen en voorzienin
gen" is weer verschenen, aangepast aan
de gegevens per 1 juli 1984.
De folder geeft duidelijke informatie
over de sociale verzekeringen. Men vindt
er alle premiepercentages in vermeH
maar ook de uitkeringsbedragen. Verder
een algemeen overzicht over de inhoud
van de wetten.
De folder is een samenwerkingsprodukt
van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, het Ministerie van Wel
zijn, Volksgezondheid en Cultuur en het
Voorlichtingscentrum Sociale Verzeke
ring (VSV).
Wenst u de folder te ontvangen, dan kunt
u zich wenden tot het VSV, ZwaansvHet
3, 1081 AP AMSTERDAM. Telefoon
020-44 84 18.
Daar zijn overigens ook folders verkrijg
baar over alle sociale verzekeringswetten
afzonderlijk Bij wat grotere aantallen
worden kosten in rekening gebracht.
In samenwerking met Uw Campingbe-
heerders, organiseert de afdeling Nieuwe
Tonge van V.V.N, een ontspannend en
tevens leerzaam op het verkeer gericht,
recreatie-evenement
Programma:
Van 10.30 uur tot 12.00 uur: Gelegen-
beid zich de ogen te laten testen in de
Informatie-caravan van V.V.N.
Van 13.30 uur tot 15.00 uur: Verkeers-
tuin voor de kinderen van 6 tot 12 jaar.
Van 15.30 uur tot 17.30 uur: Fiets en
Bromfiets behendigheidsproeven (met
eigen of geleende (brom)-fiets).
Van 19.30 uur tot 21.30 uur: Film
programma. Een komische kleurenfilm,
„De Rode Piraat" met Burt Lancaster
in de hoofdrol. In het voorprogramma
een tekenfilm met Woody Woodpecker.
Een en ander zal plaats vinden op het
parkeerterrein resp. in de kantine van
„Camping de Grevelingen", Havenweg
1, Nieuwe Tonge (Battenoord).
In 1962 verdween een bekende type
aanduiding uit het modelprogramma van
Opel, Olympia. In 1935 begon Opel met
de benaming „Olympia" voor een nieuw
1300 cc model, vooruitlopend op de Olym
pische Spelen van 1936.
Ditmaal siert de benaming 3 types uit de
Kadett modelreeks, gebaseerd op de 3 drs.
basis 1.2 S, 1.2 S Special en 1.3 S Special.
Deze Olympia versie is voorzien van sier-
strepen en metallic lak. Het klanten
voordeel varieert van 1259,tot
1346,waardoor de 1.2 S Olympia in
Zie, Ik sta aan de deur,
en Ik klop
(Openbaring 320a)
Deze tekstwoorden zijn genomen uit de
brief, die de Heere Jezus door middel van
Johannes op Patmos, het schrijven aan de
gemeente van Laodicea. Ja, Hij is het. Die
Zichzelf hier noemt de Amen, de trouwe
en waarachtige Getuige, het Begin der
schepping Gods. Toen Johannes Hem
zag, was hij als dood aan Zijn voeten ge
vallen. Deze Jezus kon zeggen: Ik ben
dood geweest, en zie. Ik ben levend in alle
eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels
der hel en des doods.
Ja, Hij is opgestaan uit de doden en zit nu
in de heerlijkheid aan Gods rechterhand.
Hem is gegeven alle macht in hemel en op
aarde.
En het is deze Koning der Kerk, Die
Johannes een zevental brieven laat schrij
ven. Pastorale brieven aan de zeven ge
meenten in Klein Azië. En dan wordt
daarmee de ene gemeente bemoedigt en
de andere bestraft. En dat laatste zien we
in de brief aan de Laodicenzen. De Heere
heeft in deze brief niets om te prijzen. Het
tekstwoord bedoelt ook de schuld en droe
ve toestand der gemeente aan te tonen.
De uiterlijke welvaart was zeer schadelijk
geweest voor het geestelijke leven in de
gemeente. En nu is er de klop op de deur.
Zie ik sta aan de deur, en Ik klop. Hier
spreekt de verhoogde Christus, de Koning
der Kerk. Hier spreekt Hij Die gekomen
is, niet om gediend te worden, maar om te
dienen eii Zijn ziel te geven tot een
rantsoen voor velen. Hier spreektHij, Die
de toom van God, waaronder Zijn volk
voor eeuwig had moeten verzinken, van
het begin van Zijn leven tot het einde voor
hen heeft gedragen, en alle gehoorzaam
heid en gerechtigheid der Goddelijke Wet
voor hen heeft vervuld. Hier spreekkt Hij,
Die de vervloeking van Zijn volk op Zich
heeft geladen, opdat Hij hen met Zijn
zegening vervullen zou.
Hier spreekt de enige Borg en Middelaar,
de bron van alle geestelijk leven in de
gemeente Gods.
Er heerste in Laodicea Zulk een lauwe
toestand. Ze waren niet heet, zij waren
niet koud, ze waren daar zo lauw tegen
over de Heere, zo walgelijk lauw.
Wat gold wel van die gemeente? Wel, dat
zij zeer ingenomen was met zichzelf. Zelf
genoegzaam werd gezegd: „Ik ben rijk en
verrijkt geworden, en heb geens dings
gebrek".
En tegenover dat lauwe, zelfgenoegzame
Laodicea, dat we niet alleen ver bij ons
vandaan, maar ook in ons eigen hart en
leven hebben te zoeken, treedt de Heere
getrouw op met Zijn: „En gij weet niet, dat
gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en
blind, en naakt Juist dat blind zijn voor
eigen toestand, voor eigen armoede, dat
ellendig zijn, en het niet te weten, dat is zo
verschrikkelijk.
De Heere Jezus laat het echter niet bij dat
getrouw de waarheid zeggen. Nu richt Hij
Zich tot die gemeente, en in haar ook tot
ons, met Zijn liefelijk en dringend: „Ik
raad U dat gij van Mij koopt goud, be
proefd komende uit het vuur, opdat gij rijk
moogt worden; en witte klederen, opdat gij
moogt bekleed worden en de schande
Uwer naaktheid niet geopenbaard worde,
en zalf Uw ogen met ogenzalf, opdat gij
zien moogt". En is het dat hij bestraft en
kastijdt Hij doet het uit liefde. Hij doet
het, opdat ze zou leren ijverig te zijn, en
zich te bekeren. Dit blijkt ook uit de klop
op de deur. „Zie, Ik sta aan de deur en Ik
klop...."
Welk een ontferming, welk een genade.
Het is de deur van het hart, waaraan
geklopt wordt; de deur van het zondige,
wereldsgezinde hart, met zoveel gren
delen gesloten.
Ach, ons hart trekt van den Heere af. In
het Paradijs hebben we de vorst der duis
ternis binnengelaten. En sindsdien is er
niemand die uit en van zichzelf God zoekt
en naar de Heere vraagt
Maar „Zie" zo begint de tekst dat wijst
er op, dat iets bijzonders onze aandacht
vraagt
God wil er ons bijtrekken, ons hart er op
richten. Zie nu het wonder, de Heere komt
naar de deur van zulke harten. Hij komt tot
mensen, die door hun zonden de deur van
het hart voor Hem hebben gesloten.
Het tekstwoord wil aan de schuld van
Laodicea ontdekken, maar ook aan de
schuld van ons ongeloof en onbekeerlijk-
heid.
Het zegt, dat het zo niet kan blijven.
Maar dit woord, datzelfde woord, predikt
ons ook de onzegbare lankmoedigheid des
Heeren.
Want Hij geeft Laodicea nog niet prijs.
Hij verwerpt de lauwen nog niet Maar
laten we tegelijk ook wel bedenken, dat wij
met Onze gesloten deuren verantwoorde
lijk blijven, en ieder uur dat de deur voor
Christus dicht blijft, klaagt ons aan.
Hoe lang is er bij U Qouw) al niet aan de
hartedeur geklopt? Reeds vanaf de prille
jeugd afaan. Op school en zondagsschool,
catechisatie en vereniging, vroeger bij
vader en moeder thuis, nu in Uw eigen
gezin? En hoe lang al niet in de kerk
diensten, bij de bediening van Zijn Woord
en Sacramenten? Hij klopt in elke leeftijd,
in elke tijd en onder allerlei omstandig
heden, bij ziekte en zorg, rouw en gemis.
In voor- en tegenspoed, steeds en altijd
vraagt Hij aan ons, in alles wat Hij in ons
leven zendt „Hoe staat gij tegenover
mij? Wat dunkt u van den Christus?" Was
er ook niet de klop op de deur, toen in een
gesprek, in een bepaald woord dat iemand
in alle eenvoud zei, niet in het minst ook
bij het lezen van Gods Woord? Eens
houdt het kloppen op, als we door de dood
heen verschijnen moeten voor de rechter
stoel van Christus. En wat ontzettend, als
dan blijkt dat de deur van ons hart nooit
voor Hem openging.
Moest ons oor niet één en al gehoor, ons
hart niet opmerkzaam zijn, als de Heere
met de hamerslag van Zijn Wet komt, ons
ozne schuldbrief voorleest maar ook met
het geklank van het Evangelie laat roepen
en nodigen, ja, als Hij Zelf in Zijn ge
zanten ons laat bidden, om ons met God te
laten verzoenen?
Niemand kan zeggen: de klop op de deur
geldt mij niet bij mij is nooit aangeklopt
Ook als U dit leest is er weerde klop. Zie,
Hij klopt.
Ach, zo klaagt iemand, ik kan de zonde
grendels niet los krijgen. Wel, ge hebt te
doen met een God, Die ruimte maakt voor
Zichzelf. Door de inwerkende genade,
door de kracht van de Heilige Geest komt
er een horen naar de klop op de deur van
het hart en een open doen van de deur in
berouw, in gebed en geloof door een
zondaar, die het uitroept „Heere, ik ben
niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt
inkomen". Neen, niemand komt tot Chris
tus dan die het van de Vader gehoord en
geleerd heeft die de Vader trekt, en die het
van de Vader gegeven is. Zodat niemand
voor Christus' vermaningen zijn hart open
doet dan die God Zelf eerst het hart opent
om Zijn Woord in acht te nemen. Maar
neem het toch ook wel ter harte, dat we
met een God te doen hebben. Die Zelf wil
geven wat Hij beveelt
En als Hij binnenkomt, vervult Hij met
Zijn tegenwoordigheid, dan vult Hij het
ontledigde hart met Zijn heil.
Daar wordt dan de voorsmaak gekend van
't zalig hemelleven; altijd bij den Heere te
wezen.
Hebt U de klop op de deur van Uw hart al
gehoord, weet U van dat door en voor
Hem ontsloten hart?
Weersta het toch niet langer. Het kan zo
spoedig te laat zijn. De dood wenkt ieder
uur. Daarom:
Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil, en troostrijk woord;
Verhardt u niet, maar laat u leiden.
J. v.d. B.
basisuitvoering voor 16.730,staat
geprijsd.
Ook in de Ascona serie heeft Opel een
speciale aanbieding: extra voorzien van
rechter buitenspiegel, portier-kaartenvak
rechts en zoemer voor ingeschakelde kop
lampen geldt voor deze Ascona een cata
logusprijs van 19.995,hetgeen een
voordeel voor de klant inhoudt van
2343,—
„Baal, baal", zei Babs van Hans van den
Doel, „daer komt een bekenden an. Het
liekent wel of tat te duvel d'r mee speult".
In wie komt taer an? Kees Vis, waer dat 'n
vroeger, jaeren kammeroad mee geweest
is.
Hans in Kees wazze vroeger oaltiêd bi
mekoare, al van schoolè of an. As je dat
teminsten zoe noeme wil, want schole
gaen, daer had Kees niet veul mee op. Die
bleef wel thuüs as 'n der kangs toe zag. Z'n
voader mos 'k wéét niét hoe dichte op
schole komme, want Kees was weer weze
visse....
Visse, dat was z'n lust in z'n leven.
Op te Sasdiek weunende z'n opoe in daer
gieng 'n dan nogal 's nae toe, as 'n stilletjes
Üiuüs bleef.
Opoe was blieë dat ze 't leven had, dus die
had t'r genéèns aarg in, dat Kees eigelijk
op schole mos weze. Dat brak pas deur,
toen Kees z'n voader bie de meester mos
komme, in toen dat oak niet hielp de
puUiesje d'r an te passé kwam. Want toen
drong het wel bie opoe deur, want Kees
z'n voader kwam zage: „Moeder, je mot
tie joon nae schole stiere, want noe mod 'k
wel drie gulden betaele, omdat t'n oaltied
mar thuüs bluuft'"
„Drie gulden", zei opoe, „daer motje niet
over dienke. Zoe 'n léèlijke snotneuze,
wat mot tie noe mit drie gulden doewe,
daer mod' 'k haest te héle weke van leve".
„Drie gulden", mompelde ze nog 's nae;
„je zou mar zage dat je het uut 'n pitje
schept Opoe was een vroom maanse, mar
ze zei d'r achteran: „Wel verdompeldag
alèvel, zoe 'n hoap caanten".
Ze wou niè floeke oor, mar jae.... zoe'n
hoap caanten, zoe as ze zei.
Mar het hielp wel, want Kees kreeg zoe'n
pinne op z'n neuze, dat 'n noait meer
stilletjes thuüs bleef.
Mar Kees gieng wel op z'n elfdejaer mit 'n
sloepe mee, as kofjekokertje. In zoe was
Kees opgegroeid, op te „woelige baren, bij
storm en bij wind".
Het waeter was z'n lus en z'n leven
geweest
In zoe was het oak mit Hans v.d. Doel
gegaen.
Ze binne oallebeië vertrokke, toen de
vaert uüt Menheerse verdween.
Kees gieng in Mussluus weune in Hans
zat tan in Vlaeringe, van Vlaeringe aweer
nae Katwijk mar toen 'n nae d'n tweeden
oorlog an de walle kon komme, toen deé 'n
dat Toch bleef 'n het water trouw.
Hie wier sluüswachter, haevenméèster in
vuurtorenwachter. Hie passerende heel
wat viertorens voordat 'n an z'n pussioen
toe kwam. Mar hie heit taemae nog jaeren
in het zéèmanshuus in Egmond gezete.
Mar verhaelen dat t'n doewe kon.einde-
loas.
Jae, want zoe dé 'n dan oak tat verhael van
die bovengenoemde drie gulden.
„Want", zei 'n, ,,drie gulden, je wist het
nié bié mekoare te kriegen, mar mit te hele
ftimmielje kwam het toch nog vo me
koare".
Zoe deé je vroeger mekoare hellepe. In
gedachten liet t'n d'r op vollege: Dat hei je
téènworig niè méér zoe, komt t'r mar 's
om. Ze kieke soms genééns nae d'r voader
in moeder om.
„Jae mar", viel z'n vrouwe 'n bié, „daer
hawe wiele gièn klaegen over. De kinders
in de kleinkinders, ze komme oaltied.
Weer of gièn weer, nae opa in oma modde
ze toe".
Ze zei: „Die'n kleinsten zeit tan al: Opa
kan scheepjes tekene, in zoe moai ver-
tale".
„Och jae", zei z'n vrouwe dan: „Hie gaet
nog nae de kante, as 't kan. Dat velage ze
ommers noait".
„Ikke wel oor, je doet t'r nog 's wat op.
Een lekker zootje vis. Dat is tan weer mee
genome voor moeder Lena".
„Noe motje toch hoare, of tat het van d'n
naaremen gaet".
Ze bleef oak weer mit t'r gedachten bie
vroeger hange. „Och", zei ze, „hie heit
oaltied ordaantelijk verdiend. Ik ha noait
t'n leste caant hoeve te gebruuken oor".
„Dat mod 'k zage. Ik ha oaltied glok gehad
oor. Dat was al as kleine jongen, toen 'k
zat te vissen, bie opoe voorde deure. Toen
had 'k al vaste ofnemers. Dat hei je noe
éènmal, as je negosienant bint".
Z'n bezoek schoot in de lache in zeit
„Biejoezitoallest'rin. Je binteen waeter-
rotte in een koapman.
Ze schote oalle drieë, z'n vrouwe hie zself
in degene die om een verhael kwam, in de
lache; ,jae dat gae soe, as je een langew
wegt in je leven ofleidt dan maek je van
oalles mee, mar, liet tn d'r op vollege, geef
mar 's een borreltje in, want ik kriege een
droage kele van 't praeten".
„In dan mod 'k toch éérst de persberichten
hoare".
„Jae, hiè bluüf nog graeg mit oalles op te
hoagte".
„Ikke wel oor", zei 'n, „dan kan 'k nog 's
hoare over de milieuvervuuling".
Want ater maeke ze d'r eige noe druk over,
mar dat is allang al gaende. Ze binne daer
veul te laete over begonne, dat begon al in
mien jeugd. Want toen 'k bie opoe voOr de
deure zat te vissen in dat t'r van oalles
beet De Sommerdiekse haevene, daer
wazze spieringen in botjes bie de vleet Nè
zoe goed as in de Menheerse haevene. Op
't hoad, o.... daer zat oak zuvvel vis, mar
toen de gasfubriek gekomme is, toen hadde
m'n het gehad. Gien visje haest In ik mos
toch voor m'n klanten zurrege.
En net as 'k zage.... milieuvervuuling.
Ze hawe het te laete bekeke. De gas
fubriek, m'n wazze d'r o zoe blieë mee,
mar het water wier toen al een naande
bedurreve. ^.^orA vervolgd)
T. H. v.d. Vad
».^^♦^^♦^^♦#♦^^♦♦^^♦♦♦♦♦^^#.*♦*^^♦^^♦*^^*♦♦*♦♦♦♦*♦»*♦^^♦^^*♦♦♦^^»^^*J^Jf♦#♦♦#^^»^^♦^^♦♦***^^^^^^^^^^♦♦♦^^**^^♦
VERVO LGVERHAAL
door Dignate Robbertz
G. F. Callenbach B.V. Nijkerk
56-----------------------------------------
Ze had eerst de knoop uit haar schort
zitten doen, de uitgerekte gefrommelde
punten hingen stijf aan weerskailten van
haar stoel.
Oe maek je man 't tegenwoordig? vroeg
de boerin.
Dat schikt nogal. Vee last van 't zuur
mee die wermte.
Vrouw van Hoeve knikte. 't Is jammer.
Ie doe altied zó goed z'n best, m'n man ei 't
er nog spiet van dat t'un nie as errebeier
wou bluuve.
Het was heel stil in het grote huis, een
weldadige rust die Jikkemien goed deed,
na de gespannen dagen van werken. Ze
proefde de goeie smaak van de koekjes,
die de boerin zelf gebakken had en genoot
van de sterke theelucht.
En Keetje maekt 't goed op Berke-
bosch? Ze is 't er noe weer al een paerjaer
en.... vrouw van Hoeve lachte ondeu
gend.... ze begint ook al over d'r
schouwer te kieken. Jikkemien voelde dat
ze een kleur kreeg. Een beetje verlegen zei
ze: Ons bin d'r nie zó voor, voral m'n
man nie. 't Is gin slieke (geen gelijke) en je
begriept noe net de zeune van 't Olmen-
of.
Dat is mar zó as je 't bekieke wil. De
kinders moete op den duur mee mekaare
leve.
Och.... dat is zó. Ik vor mien bin bange
dat Kee op den duur nie aert o peen of. 't
Past dat ielk in z'n omgevienge bluuft en
onze fermielje is van kind op kind erre
beier geweest.
Vrouw van Hoeve zocht in haar beurs
naar geld om Jikkemien te betalen.
Och, wie weet is 't kinderspil.... ik zou
daer nie mee tusschen zitte.... Ze telde het
geld uit. Kiek, zó is 't dan! En kom je
Vriedag werke?
Dat is goed, vrouwe en bedankt
Ze liep met Jikkemien mee tot op de straat
en vroeg naar Arend.
Z'n baas is goed tevree en je kan mer
ieversten je brood mee verdiene.
Zó is 't lachte de boerin, goeien dag,
oor en de complementen thuus.
In het Westen kwamen donderkoppen op.
De zon trok langzaam weg en de lucht
werd bedekt met grijze strepen en drei
gende bonken.
Jikkemien stak dwars over het land tot ze
bij het zandpad kwam dat naar het dorp
liep.
Ze zag een troep jongens over de Blankert
hollen en bleef staan om te kijken of Jan er
bij was, maar de afstand was te groot.
Achter de dichte bossen van Zeeduin
flitste een korte bliksem, het rommelde
diep en nog ver weg. Ze haastte zich naar
huis.
Voor ze over het vondertje ging keek ze
naar Simen, die de tarwe van Wisse stond
te stukken, maar hij had alleen aandacht
voor zijn werk.
Het was benauwd warm in huis, ze zette
de deur wagenwijd open en waste haar
verhit gezicht en armen.
De zon kwam nog even geelachtig van
achter de wolken en scheen op het buisje
van Jan, dat opgevouwen naast het kam-
menet lag. Gisteravond had ze het be-
zempje in de hals gespeld en nu had ze nog
tijd genoeg om het in te naaien en de
trenzen op het achtersplit te maken voor
Simen thuis kwam.
Als Jan Zondag mee naar de kerk ging kon
hij het aandoen. Zijn eerste lakense buisje.
Noe begin ik al op een boer te liekenen,
had hij gezegd, toen ze het paste.
Ze beet de draad af met haar voortanden
en streek langs het zachte glanzende goed.
Een felle bliksemstraal vulde den uuze
met oranje licht, ze liet het buis op de vloer
glijden en bukte zich bij de ratelende slag,
die de ruiten deed trillen en dan zwaar en
dreunend over het dorp verrommelde. Het
begon te regenen, eerst zachtjes met trage
droppels, tot het striemend tegen de ramen
sloeg en van de weg af in het padje gutste.
Ze vouwde het buisje weer in elkaar en
schikte de garenklos en de vingerhoed er
naast.
Onrustig en beklemd liep ze heen en weer.
In haar benen trilde nog de onweersslag.
Ze stond te luisteren of er brandgeroep
over het dorp klonk, want het moest
ergens ingeslagen zijn, maar alleen de
regen ruiste.
De bui schoof over de huizen heen naar
zee, het ging sneller voor de wind, ze zag
de dikke wolken, die een zwavelgele rand
hadden, verglijden. De frisse geur van het
natte gras waaierde binnen, toen ze de
deur opendeed. Ineens viel een zonne
straal binnen en schitterde op het koperen
deksel van de doofpot
Ze goot het water uit haar klompen en
voelde een windvlaag langs zich suizelen,
die vluchtig, in het verder gaan, aan de
draad van de droogpalen klepperde.
Met beide handen hield ze de deurpost
vast en zocht met verschrikte ogen in de
verten, waar de duinen, als gewassen,
oprezen tegen de klarende lucht
Een lange man lichtte de klink van het
hekje op, hij bleef met z'n hand om het
spijltje geklemd staan en knikte stom tegen
haar.
Riekus Moens, die in het kleine huisje op
het vroon woonde.
Dag Riekus! Ze hoorde haar eigen stem
als van een vreemde.
Riekus bleef haar aankijken. Ze streek
met de vingertoppen langs haar voorhoofd
en wilde vragen wat hij kwam doen. Maar
dan bewoog hij zich en liet het spijltje los.
Is je man thuus?....
Nee.... Simen is op 't Olmen-of.
Ze zag Riekus' mond nog bewegen en
schoof werktuiglijk haar voeten in de natte
klompen. Je moch maer is mee gae, d'r
is ies nie goed.
Haar hart begon met snelle slagen te
bonzen.
Jan! Zijn naam klonk als een windzucht
tussen hen in. Bijna onmerkbaar boog
Riekus zijn hoofd. Met grote gelijkmatige
passen ging ze voor hem uit dwars over
het stoppelland waar de rogge gestaan
had. Niet één keer keek ze om, zonder
aarzelen stapte ze over de grippe en het
wankele plankje, dat van het land over de
sprink lag.
Riekus wilde roepen, haar zeggen dat het
kind achter de brem lag, daar ginds,
voorbij de vroondulve. Maar zijn lippen
bewogen geluidloos en Jikkemien ging
recht op de struiken aan, als wist ze zijn
gedachten.
Het eerst zag ze de sterke blote voeten met
de zwarte vereelte zolen. Ze lagen stil in
een bosje blauwe klokjes, die welig langs
de kant groeiden. Bij hem stonden de
veldwachter en Krijn Wisse en dan zag ze
vaag Simen, die op zijn knieën zat en zijn
hand op Jan's schouder had gelegd.
Je mag 't er nie ankomme, zei de
veldwachter dadelijk.... in naam der wet
moet ik alles eest opschrieve.
Jikkemien hoorde het niet. Haar handen
gleden langs de bruine benen en schoven
de rafeltjes in de broekspijp. Ze tastten
hoger, langs zijn borst tot waar het hemd
open stond en verder langs zijn keel over
zijn gezicht Een verwarde haarsliert hing
over zijn voorhoofd. De wimpers waren
rustig dichtgegleden over zijn lachende
ogen.
Op het groenbruine vroon sprankelde
het licht en speelde met schaduwvlekken
in zijn hand, die open met de palm naar
bovengekeerd lag.
De andere hand was dichtgeknepen. Toen
ze die optilde, viel er een fluitje van
vlienderhout uit.
Hoog boven hen steeg een leeuwerik, het
gezang jubelde door de verzuiverde lucht
(wordt vervolgd)