EiüvriDEn-riiEmi/s Overdenking goed JIKKEMIEN uit de Heilige Schrift Gezond op reis Diplomazwemmen Doorbraak in Afrikaanse landen Een welmenende raad (i) 2e Blad VRUDAG 20 JANUARI 1984 No. 5263 Bladerend in het Handboek van Natuurmonumenten stuiten we op liet St. Adolfsgat, behorend tot de gemeente Oostflakkee. Wij links en rechts vragen aan iedereen die het maar horen wil waar we dat gat moeten zoeken. Geen mens die het weet. Dan een telefoontje naar de heer H. Stuurman, gepensioneerd hoofd-ambtenaar van de techni sche dienst van ons aller Water schap. Hij helpt ons uit den droom. „Dat Adolfsgat heet in de volks mond Het Grote Gat. Je kunt het vinden...." En zo komt het dat we nu op de Plaatse Langeweg rijden. Links van ons tellen we de Noordbouten af. We moeten de derde hebben die mis schien beter bekend staat als de Bosweg. Zo kom je op de parallelweg van Rijks weg achttien. Dan nog een klein stukje en je bent bij de buitendijk. Even autootje aan de kant zetten en dan lopen we over de hoge graskruin naar het punt waar de Slikdijk op deze deltahoge zeewering stoot. Dan ontrolt zich voor het oog van de camera Het Grote of St. Adolfsgat. Het ligt dus binnendijks en is omgeven door vruchtbare akkers. Veel riet staat er naar je te wuiven en grote plassen trekken af en toe een rimpelig gezicht als een water hoentje een sprintje trekt. Er is ook wat .begroeiing en we ontwaren zowaar een bruggetje. Maar van hier kun je er wellicht moeilijk bijkomen. Daarom weer terug naar de Langeweg om vervolgens de koplampen te wenden naar de tweede Noordbout of Veenweg. Een doodlopend paadje, zegt een bordje. Het is ook nog een weggetje met een knik erin. Maar als je die bent gepasseerd dan sta je alras voor water- en rietpartijen van een gebiedje dat behoort tot de Staatsnatuurreservaten dat ook on der toezicht staat van Staatsbosbeheer. En die heeft er bordjes neergezet die de bezoeker er op moet attenderen dat er geen vrije toegang is in dit moerasgebied. Want zo wordt dit stukje Flakkee ge typeerd door Natuurmonumenten. Het is zeven hectare groot en bestaat voor een deel uit open water en riet moeras. Er is drassig grasland met de vegetatie van een brak milieu. Om er toch wat meer van te ontdekken lopen we rechtsom door een pas geploegde voor. De landbouwer, wiens grond al is bewerkt voor de winter, heeft zijn ploeg niet vlak langs de begroeiing gestuurd. Er is nog een strook waarop je behoorlijk uit de voeten kan, langs een rand ontsproten waterwilg waartussen zich een braamsoort heeft ge vlochten. En dan ineens zien we dat sluippaadje, links in het hoge riet We kunnen natuurlijk de verleiding niet weer staan. Behoedzaam kruipen we door een tunneltje van Phragmites australis van misschien wel drie meter hoog. Gelukkig liggen er wat stukken hout die kennelijk moeten dienstdoen als vlonder. Dan be treden we eigenlijk een gebaand pad. Maar wel voorzichtig, want ondanks de loopplankjes moet je toch uitkijken om niet je schoenen over te scheppen. Het dorre riet en de bosjes aan weerszijden van ons staat dan ook met flinke natte voeten in de grond. Maar die kunnen er tegen. We zijn gauw uitgemijmerd want we stoten ons scheenbeen tegen een klinker- harde rand van een roeiboot. Een on gepast fragment van ons vocabulaire ont snapt vantussen de samengeperste lippen. Letterlijk en figuurlijk een ontmoeting tegen het zere been. Het bootje Ugt er half ondergedoken bij en is kennelijk in geen tijden in aktie geweest. We zouden er nu niet mee dur ven spelevaren want het is niet zee(plas)- waardig. Toch is het niet uit de lucht komen vallen. Wat doet dat scheepken daar? De SBB-man, de heer R. Hulsink van de afdeling natuurbehoud, vertelt dat er wel vis in de plassen zwemt en dat er ook Nu nog een foto maken maar dat moet dan wel in hurkhouding. Onze medegezellin houdt het riet een beetje opzij en dan zien we ook in de zoeker dat er zich weer donkere wolken gaan samenpakken boven het Bommelse Gors. Dus maar gauw maken dat we weg komen. We plonsen wat terug door de tunnel en als we die verlaten kijken we eerst schielijk om ons heen. We hebben weliswaar niets be schadigd of verontrust maar we zijn wel op verboden terrein geweest. In een eldorado ook voor vogels en insekten. Hoe is dat eigenlijk ontstaan? De heer Hulsink vertelt dat indertijd het Plaatse gebied is ingedijkt door Adolf van Cleve. In 1682 brak hier de dijk door en dat ging met zulk een geweld gepaard zodat in de directe omgeving nog elf zware dijkdoorbraken plaats vonden. Ook daar van zijn nog sporen te vinden maar dat is misschien een ander verhaal. De naam Adolfsgat is in ieder geval uit de doeken. wordt gevangen. Maar, dat kan alleen maar door iemand, beter gezegd: dat mag alleen maar door hem die zich in het rijke bezit weet van het ook historisch waarde vol Ambachtsheerlijk visrecht En wie dat is dat weet alleen hij die zich door de Ambachtsheerlijkheid weet aangesteld. Daarmee achten we dan de aanwezigheid van dat vaartuigje verklaard. van leerlingen uit liet Instructie bad van IVI'harnis en Diricsiand De volgende leerlingen uit Middelhamis behaalden te Dirksland hun A of B di ploma van de K.N.Z.B. Diploma A Dai v.d. Valk; Christine Barends; Kor- stiaan Kamp; Bianca v.d. Berg; Simone Jordaan; Dennis Hermans; Marco v.d. Marel; Bastiaan de Vries; Leendert(Leon) Peeman; Koen Blanken; Onno Mijs; Ernst-Jan Mackloet; Arjo de Korte; Ri- anne Bom; Monique v.d. Maden; Annette Korpershoek; Jolanda Jordaan; Sacha Donkersloot; Marian v.d. Groef; Anne- mieke Hoogenboezem; Ellen Verolme; Chantal O verweel; Merina v.d. Doel; Hester de Leeuw; Marianne de Boed; Jolanda Verolme; Bennie Gebraad; Eddy Broere; Bram Verwers. Diploma B John de Geus; André Vervloed; Leo de Vos; Ester de Nijs; André Breeman; Mar tin v.d. Groef; Theo vanBiert; Marco v.d. Ouden; ErwinBoth; Arie vanBiert;Harm de Waart; Jasper Boogert; Richard v.d. Valk; Adriana Albregts; Gerarda v.d. Mey; Bettina van Oort; Willeke Blok; Corma Langbroek; Martijn Paul. Er groeit nu, behalve het massale riet een soort klaver en ruwe bies die mede zorgen voor een zout milieu. Ook is er moeras- andijvie. Dat is een grote plant met gele bloemen (als de bloei er is) die eveneens zout water prefereert. Er zijn ook lis- dodden. En ook mede daarom moet er wel eens wat worden gekapt en gesnoeid. Lis- dodden staan dieper dan het hoge riet en daarom moet ook hier nederlands hoogste grassoort wel eens een pluimpje kleiner worden gemaakt opdat de lisdodden zich onder het rietgeweld toch kunnen hand haven. In een vegetatie zoals hier onder de hoog spanningsdraden is er altijd een afval en daarmee ook een opeenstapeling van or ganisch afval. Bijvoorbeeld van planten, riet en bosjes. Dat wordt dan alsmaar hoger met het gevolg dat er weer een nieuwe voedingsbodem ontstaat voor an dersoortige begroeiing. Inmiddels vallen de eerste druppels uit een verse winterse bui. De plassen maken allemaal kringetjes en de rietpluimen bib beren even als ze door een spat van vijf tiende millimeter worden getroffen. Het duurt niet lang of het druppelen gaat over in een aanzwellend ruisen. Onder die omstandigheden verlaten we dit stukje aantrekkelijk zilte flakkees moeras in welks ecosysteem ook het hemelwater een rol speelt. Af en toe treedt de mens hier regelend op. De heer Hulsink zegt het zo: „We maaien alleen maar om een zo ge varieerd mogelijk natuurpatroon te ver krijgen. Overigens is het een natuurlijke ontwikkeling in het Grote- of Sint Adolfsgat". J. v. P. „Ik raad u, dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard wor de; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt". (Openbaring 318) Deze weimenende raad, vervat in de laat ste van de 7 brieven, die de verheerlijkte Zaligmaker, in glanzende heerlijkheid wandelend tussen dé 7 kandelaren, heeft gedicteerd, is gericht aan de gemeente van Laodicea. Met die gemeente ging het niet goed. Zeker.... uitwendig gezien leek het anders te zijn. Naar het uiterlijk was Laodicea in zeer goede doen. Men was op natuurlijk gebied rijk! Als belangrijke handelsplaats bloeide er het bankwezen en stapelde men schat ten op schatten. Ook was de stad beroemd door de stoffen van bijzonder fijne wol, afkomstig van in de omgeving gehouden schapen. En dan was er ook nog een school voor geneeskunde, waar onder de daar bereide zalven, vooral de ogenzalf beroemd was. Trots op deze voorspoed kon men zeggen: „Wij zijn rijk en verrijkt en hebben aan geen ding gebrek". En toch stond het er met deze rijke gemeente treurig voor. Immers.... meegezogen door het materia- Usme, voelde de christelijke gemeente van Laodicea zich ook op geestelijk gebied rijk en verrijkt Heel voldaan over zich zelf, hebben ze ook geesteUjk aan geen ding gebrek. In grote zelfgenoegzaamheid gaan ze hun weg en denken met hun vermeend geestelijk bezit voor God te kunnen bestaan. Ze zijn niet ongods dienstig, maar.... het hart is er niet bij. Er is bij deze gemeente geen ijver, noch naar de ene, noch naar de andere kant Zij is niet koud.... ze is ook niet heet. Onverschillig? Neen. Belangstellend? Neen. Niet tegen Christus, maar ook niet van harte vóór Hem. 't Was alles half en half en dat vond Laodicea mooi genoeg. Tot een besliste en beslissende keus kwam het niet. Daarom roept Christus haar toe: „Ik weet uwe werken, dat gij noch koud zijt noch heet Och of gij koud waart of heet Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch koud noch heet Ik zal u uit mijn mond spuwen". Zoals een glas lauw water walgelijk van smaak is, zo is Laodicea walgelijk ge worden en dreigt Christus haar uit zijn mond te spuwen. Maar zie dan ook hier weer, dat de Heiland ook in zijn toom nog aan ontferming denkt Dat deze harde boodschap juist voortvloeit uit zijn liefde en trouw! Ook dit volk lokt en nodigt Hij nog. Hij komt in deze handelsstad tot hen als een Koopman. Hij raadt hen in hun armoede, naaktheid en blindheid, van Hem te kopen: goud, witte kleren en ogenzalf. Dat goud hebben ze nodig. Want hun geestelijke rijkdom is een ingebeelde rijk dom! Doodarm zijn ze! Hun ontbreekt alles, om welgetroost te leven en eenmaal zalig te sterven. Er werd in Laodicea handel gedreven in goud. En nu gaat Christus als het ware naast deze handelaars staan met Zijn goud. En vergeleken met dit goud is al het goud van deze aarde ^/afergoud! Alleen bij Jezus Christus is het echte goud te verkrijgen. Dit goud maakt waarlijk rijk. Zo stelt Christus Zich voor, in de heerlijk heid van zijn Middelaarschap. Zo wijst Hij heen naar de schatten die Hij heeft verworven in Zijn heilswerk. Dit goud alleen is zuiver en echt, waardevast door vuur gelouterd. Het heeft de toets door staan, is gekeurd en deugdelijk bevonden. Alleen dit goud maakt waarlijk rijk en kan niet worden verloren. Dat goud had Laodicea nodig. Dat goud hebben ook wij nodig. Alleen dit zuivere goud kan ons brengen in de vrijheid van de kinderen Gods en in Gods gemeenschap. Maar die hemelse Koopman biedt nog andere waren te koop aan. Hij heeft ook witte kleren, opdat schande van hun naakt heid niet geopenbaard worde. De Laodi- cenzen meenden bekleed te zijn. Met een zelfgeweven kleed van deugden, dachten zij de schande van hun naaktheid te kun nen bedekken. Maar de Heere ziet er dwars doorheen. Een vroom, godsdienstig gewaad kan hun naakt zijn niet bedekken. „Gij zijt naakt" zegt Christus, want uw christen zijn is geveinsd en onoprecht Hij zou hen naar recht uit zijn mond moeten spuwen. Maar Hij doet het nog niet Neen.... Hij raadt hen aan van Hem te kopen: witte kleren. Witte kleren. Het is de gerechtigheid door Christus aange- brachtt Wie dit kleed mag dragen is rechtvaardig en rein in Gods oog. Met dit kleed bedekt mogen arme en naakte zon daren aanzitten aan de feestdis van de bmiloft des Heeren. Gelukkig zij, die bekend werden gemaakt met de schande van hun naaktheid en leerden smeken om het bedekkend kleed van Christus gerech tigheid. Zij zullen ervaren, dat de Heere hen wil bekleden voor eeuwig. Maar wee de mens, die dit kleed mist Want de schande van zijn naaktheid zal eenmaal voor de rechterstoel van God geopen baard worden. Haast u dan nog naar deze hemelse Koopman, Die zijn witte kleed u ^^^^^- (wordt vervolgd) B. H.H. ft 1 1. .1 De stroom van mensen in een aantal landen in Afrika, die tothetgeloof in Jezus Christus komen is zó groot dat deze nauwelijks nog kan worden overzien. Het zijn er vele duizenden per dag! De Bijbelgenootschappen kunnen het werk haast niet meer aan. Ze doen daarom een dringend beroep op alle mensen, die de bijbel als het boek van hun leven be schouwen, die honderdduizenden mensen aan bijbels te helpen. Ook het Nederlands Bijbelgenootschap steunt dit werk. Het hoopt van harte, dat zeer vele landgenoten deze arbeid niet alleen in hun voorbede zullen blijven ge denken doch ook spontaan met hun geld „over de bmg" zullen blijven komen bij voorbeeld via postrekening 44.000 tn.v. het N.B.G., postbus 620, Haarlem. Als het Europees gezondheidspaspoort eerunaal is ingevoerd, zullen ongeveer 25 miljoen Europese burgers met ernstige of chronische ziekten op reis kunnen gaan zonder bang te hoeven zijn dat ze in het buitenland in geval van nood de arts niet kunnen meedelen aan welke ziekte ze Ujden. Birmenkort zal daarom een meertalig gezondheidspaspoort worden ingevoerd dat beoogt de mobiliteit van ingezetenen in de Gemeenschap te bevorderen. Dit document zal niet verplicht worden gesteld. Belangstellenden kunnen het pas poort opvragen waarin alle gegevens ver meld zullen staan met betrelïing tot de behandehng van de eventuele ziekten van de eigenaar van het paspoort met inacht neming van de medische ethiek en het medisch beroepsgeheim. Volgens schattingen zou 8 tot 10% van de Europese bevolking geïnteresseerd zijn in een dergelijk paspoort. HUIS VERKOPEN? makelaar tamboer bellen voor deskundige bemiddeling CZl 01870-3477 m DD VERVOLGVERHAAL door Dignate Robbertz G. F. Callenbach B.V. Nijkerk 5 -------------------------------------- Miete, de meid, had staan kneden en veegde het meel van haar armen. Waer is 't krentebroód en 't witte? vroeg Janne. Dat doen we in de tweede bakte, vrouwe, zei Miete vriendelijk en begon een musterd uit elkaar te trekken. Jikkemien roerde met de lange haak in de oven, schikte de gloeiende kooltjes langs de kant en op riggels door 't midden. De blikken kon ze er dan dadelijk tussenin schuiven. De boerin wachtte nog even en begon dan het brood op te maken. Dat deed ze altijd zelf, er was nog geen meid op 't Olmenhof geweest die daar aankwam. Miete durfde niet verder praten met Jikkemien over de vrijer, die ze met Annetjesliesje opgedaan had en waar ze de vrije tweede Kerstdag mee uit zou gaan naar stad. Ze gluurde of er nog een brokje deeg overbleef voor een oplaaier. (koek) Het was vandaag niet veel. Zuinig en precies verdeelde Janne, rolde de stukken deeg door een dun laagje meel en liet ze in de gesmeerde blikken zakken. Zwijgend gaf Jikkemien de overhaak aan, toen ze de oplaaiers had geslagen en in de gloed gelegd. Daar was ze handig in, je kon niet te dicht bij de hitte komen, je moest de plakjes deeg precies naar binnen mikken, dat ze plat neerkwamen en niet in de hopen kooltjes of de as. Het deeg vloog op, vlug draaide Janne de koek om, en haalde hem dan met het dwarse uiteinde van de haak naar zich toe. Miete ving ze op in haar schort de boter en suiker had ze al gereedstaan. Ze sneed de dampende koeken open en besmeerde ze. As 't brood d'r in is, dan moe jie in de kaemer komme, Jikkemien, om de schoó- ne gerdienen op 't angen. Nou, zei Miete, toen de boerin weg was, je mag blie zien dat ze vanmiddag te versite moet anders stieng ze êel den dag op je n'anden te kieken. Jikkemien lachte om Miete's kwaad ge zicht dat glom van de warmte. Een veeg meel zat over haar voorhoofd en ze had zwartsel aan haar neus.... Kelf je gezicht is af, Mie. Och.... knorde de meid je moet ook allied schietvier en blaes-assie (zo hard ais v kan) vliege voor dat mens. Ze maakte zich schoon voor het spiegeltje en begon dan de sucade te snijden, de rozijnen en krenten te wassen en de mus kaatnoot te raspen. Een schepje anijs zaad, een paar eieren en gist Dan had ze alles bij elkaar, schepte met de grote houten lepel het meel uit de ton in de trog, voelde met haar hand in de melk op het fornuis of die niet te heet stond en begon dan het Kossemis-brood te kneden. Jikkemien had de blikken met deeg voor grofbrood in de oven geschoven, sloot het deurtje en waste haar handen in een teiltje zeepsop. Door de ijskoude gang ging ze naar de kamer waar een emmer zeemwater ge reedstond. De schone gordijnen lagen op de tafel naast spons en zeem. Er was heel wat te doen in het grote vertrek, dat alleen gebruikt werd bij de grote versite's twee maal in 't jaar en met hoofddagen. De boerin wilde altijd dat de glazenkast uit gehaald werd, met de antieke borden, waar het krenten- en wittebrood van ge geten werd, de platte schotels voorde ham en de stukken kaas en de ronde diepe boterschotels. Dat stond allemaal op het eerste en tweede boord, op het derde en vierde de twaalf kopjes en schoteltjes. De lange smalle kommetjes met de vergulde mandjes links van het oortje, stonden op een vlakke schotel en hadden drie pootjes. De koffie- en theepotten hoorden erbij evenals de melkkannen met spoelkommen en de suikerpotten. De eerste keer dat Jikkemien op 't Olmen hof kwam werken, vlak voor de najaars visite, had ze haar handen tegaere gelegd. Wat een goed was hier, want behalve de grote kast in de kamer was er nog een diepe spinde in den uuze vol met aarde werk en porcelein. En er was een heel servies kinderkoimnetjes. Wat zou Arend er plezier in hebben om uit die mooie ronde bakjes zijn melk te drinken. Ze had de gordijnen voor de twee grote ramen opgehangen en stond het hoekraam te zemen toen de boerin binnenkwam. Zó, je schiet nogal op. Die kasse zal ik mórge zelf wel uutreeë. Je moet 't tuug van de tilbrie nog poese. Ze verzette de glazen bekers op de schouw en vroeg dan ineens: Oevee uure betaele julder? Jikkemien verschoot van kleur. Ze stond aan heel andere dingen te denken en schrok op van de luide stem. Nog altied 't zelde. Een gulden in de weeke, antwoordde ze zacht. Janne knikte. Suust jae, jae.... en oe lank weune je daer noe? Zo lank as we getrouwd bin, dat weetje toch ook, vrouwe? 't Is kommende zeumer negen jaer. Ze maakte de gordijntjes vast aan de ringen en hing de roe op. Het water was stoffig, ze waste het zeem uit en ging een emmer schoon water halen voor het be schot Toen ze terugkwam stond de boerin bij het raam. Ze had een snoer geslepen granaten in haar hand, het gouden slot met de ingezette stenen hing af langs haar blauwe schort. Oe oud is je man eigelik? Met een moe gebaar zette Jikkemien de emmer neer. Ze voelde al een paar dagen stekende pijn in haar rug en soms was ze duizelig. De koele ogen van de boerin maakten haar zenuwachtig. Ze verbeeldde zich dat die aan haar zou kunnen zien, waar ze zelf nog niet zeker van was. Simen is pas veertig g'oore, zei ze dan. Hm!.... dat is zo joenk nie meer. Dan ebbe julder nog kleine guus. Arend is nog gin zesse, is 't wè? Ze wachtte geen antwoord af, hing de kralen over haar pols, pakte in haar andere hand de gouden strikken en spelden en zei over haar schouder kijkend: Dus je weet je werk. As je mee alles klaer bin vraeg je an Miete wat 't er nog te doen is. Jikkemien hoorde haar nog met de meid praten en dan klapte de deur van den uuze dicht Met de handen in haar schoot ging ze zitten. Zouden ze meer huur moeten betalen? Er was nog een rekening van de dokter en Simen gebruikte nog geregeld poeiers. En Arend z'n jasje was tot op de draad versleten en Kee had geen fatsoenlijke Zondagse muts meer. Leune Schietekatte had verteld dat de metresse (muw mn een hoofdonderwijzer) een werkster nodig had. Ze moest gaan vragen of zij komen kon, dat gaf wat meer verdienste. Janne's stem galmde door het huis. Mie....te.... briengt is waswaeter. Jikkemien begon de mahoniehouten stoe len te wrijven, maar ze bleef prakkizeren. Als Simen de winter nu maar doorhaalde zonder veel dagen thuis te blijven. En als het waar was, wat ze vermoedde.... Nog een mond erbij en zelf een paar maanden niet in staat om te werken. De rimpels om haar mond trokken strakker en ze moest weer stijf met een hand in haar lenden drukken. Op het erf waren gedempte geluiden van paarden en wielen; Jannis lachte luid ruchtig. Met zijn lange benen stapte hij over de sneeuwhopen en riep een gekkig- heid tegen Miete, die haar verhit hoofd uit hetbaldceetraam stak. Jikkemien wreef en boende en rekende. Ze had de stoelen op een rij voor de kast gezet toen Miete met haar doek kwam. (wordt vervolgd) Het Grote of Sint Adolfsgat 3l( ifc de vogelkooi met de protesterende papegaai de ciubfauteuiis die meer dan een ons wegen de schemerlamp met die zware poot het ledikantje van de kleine Joost het ochtendblad van gisteren alle flessen uit de kelder ook de lege de jongens van flakkee expresse nemen echt alles mee als ze aan het verhuizen zijn flakkee expresse 01870-2188 middelharnis >^**'^'^^■**^■*^■^^'^^■*'^*4■**^■^■'^*4■*4■'^*^■4■^■*^■'^'^^■^■^■'*^*^^■'^'^^■^■'^^.'^^■^.^■^.4■^■^■^.^■4■•^4■^.l^>^.4■^■4■*

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1984 | | pagina 5