EiüvriDEn-riiEmi/s
Overdenking
goed
JIKKEMIEN
uit de
Heilige Schrift
Gezond op reis
Diplomazwemmen
Doorbraak
in Afrikaanse landen
Een welmenende raad (i)
2e Blad
VRUDAG 20 JANUARI 1984
No. 5263
Bladerend in het Handboek van
Natuurmonumenten stuiten we op
liet St. Adolfsgat, behorend tot de
gemeente Oostflakkee. Wij links en
rechts vragen aan iedereen die het
maar horen wil waar we dat gat
moeten zoeken. Geen mens die het
weet. Dan een telefoontje naar de
heer H. Stuurman, gepensioneerd
hoofd-ambtenaar van de techni
sche dienst van ons aller Water
schap. Hij helpt ons uit den droom.
„Dat Adolfsgat heet in de volks
mond Het Grote Gat. Je kunt het
vinden...." En zo komt het dat we
nu op de Plaatse Langeweg rijden.
Links van ons tellen we de Noordbouten
af. We moeten de derde hebben die mis
schien beter bekend staat als de Bosweg.
Zo kom je op de parallelweg van Rijks
weg achttien. Dan nog een klein stukje en
je bent bij de buitendijk. Even autootje aan
de kant zetten en dan lopen we over de
hoge graskruin naar het punt waar de
Slikdijk op deze deltahoge zeewering
stoot. Dan ontrolt zich voor het oog van de
camera Het Grote of St. Adolfsgat. Het
ligt dus binnendijks en is omgeven door
vruchtbare akkers. Veel riet staat er naar
je te wuiven en grote plassen trekken af en
toe een rimpelig gezicht als een water
hoentje een sprintje trekt. Er is ook wat
.begroeiing en we ontwaren zowaar een
bruggetje.
Maar van hier kun je er wellicht moeilijk
bijkomen. Daarom weer terug naar de
Langeweg om vervolgens de koplampen te
wenden naar de tweede Noordbout of
Veenweg. Een doodlopend paadje, zegt
een bordje. Het is ook nog een weggetje
met een knik erin. Maar als je die bent
gepasseerd dan sta je alras voor water- en
rietpartijen van een gebiedje dat behoort
tot de Staatsnatuurreservaten dat ook on
der toezicht staat van Staatsbosbeheer.
En die heeft er bordjes neergezet die de
bezoeker er op moet attenderen dat er
geen vrije toegang is in dit moerasgebied.
Want zo wordt dit stukje Flakkee ge
typeerd door Natuurmonumenten.
Het is zeven hectare groot en bestaat
voor een deel uit open water en riet
moeras. Er is drassig grasland met de
vegetatie van een brak milieu. Om er toch
wat meer van te ontdekken lopen we
rechtsom door een pas geploegde voor.
De landbouwer, wiens grond al is bewerkt
voor de winter, heeft zijn ploeg niet vlak
langs de begroeiing gestuurd. Er is nog een
strook waarop je behoorlijk uit de voeten
kan, langs een rand ontsproten waterwilg
waartussen zich een braamsoort heeft ge
vlochten. En dan ineens zien we dat
sluippaadje, links in het hoge riet We
kunnen natuurlijk de verleiding niet weer
staan. Behoedzaam kruipen we door een
tunneltje van Phragmites australis van
misschien wel drie meter hoog. Gelukkig
liggen er wat stukken hout die kennelijk
moeten dienstdoen als vlonder. Dan be
treden we eigenlijk een gebaand pad.
Maar wel voorzichtig, want ondanks de
loopplankjes moet je toch uitkijken om
niet je schoenen over te scheppen. Het
dorre riet en de bosjes aan weerszijden van
ons staat dan ook met flinke natte voeten
in de grond. Maar die kunnen er tegen.
We zijn gauw uitgemijmerd want we
stoten ons scheenbeen tegen een klinker-
harde rand van een roeiboot. Een on
gepast fragment van ons vocabulaire ont
snapt vantussen de samengeperste lippen.
Letterlijk en figuurlijk een ontmoeting
tegen het zere been.
Het bootje Ugt er half ondergedoken bij
en is kennelijk in geen tijden in aktie
geweest. We zouden er nu niet mee dur
ven spelevaren want het is niet zee(plas)-
waardig. Toch is het niet uit de lucht
komen vallen. Wat doet dat scheepken
daar?
De SBB-man, de heer R. Hulsink van de
afdeling natuurbehoud, vertelt dat er wel
vis in de plassen zwemt en dat er ook
Nu nog een foto maken maar dat moet dan
wel in hurkhouding. Onze medegezellin
houdt het riet een beetje opzij en dan zien
we ook in de zoeker dat er zich weer
donkere wolken gaan samenpakken boven
het Bommelse Gors. Dus maar gauw
maken dat we weg komen. We plonsen
wat terug door de tunnel en als we die
verlaten kijken we eerst schielijk om ons
heen. We hebben weliswaar niets be
schadigd of verontrust maar we zijn wel op
verboden terrein geweest. In een eldorado
ook voor vogels en insekten. Hoe is dat
eigenlijk ontstaan?
De heer Hulsink vertelt dat indertijd het
Plaatse gebied is ingedijkt door Adolf van
Cleve. In 1682 brak hier de dijk door en
dat ging met zulk een geweld gepaard
zodat in de directe omgeving nog elf zware
dijkdoorbraken plaats vonden. Ook daar
van zijn nog sporen te vinden maar dat is
misschien een ander verhaal. De naam
Adolfsgat is in ieder geval uit de doeken.
wordt gevangen. Maar, dat kan alleen
maar door iemand, beter gezegd: dat mag
alleen maar door hem die zich in het rijke
bezit weet van het ook historisch waarde
vol Ambachtsheerlijk visrecht En wie dat
is dat weet alleen hij die zich door de
Ambachtsheerlijkheid weet aangesteld.
Daarmee achten we dan de aanwezigheid
van dat vaartuigje verklaard.
van leerlingen uit liet Instructie
bad van IVI'harnis en Diricsiand
De volgende leerlingen uit Middelhamis
behaalden te Dirksland hun A of B di
ploma van de K.N.Z.B.
Diploma A
Dai v.d. Valk; Christine Barends; Kor-
stiaan Kamp; Bianca v.d. Berg; Simone
Jordaan; Dennis Hermans; Marco v.d.
Marel; Bastiaan de Vries; Leendert(Leon)
Peeman; Koen Blanken; Onno Mijs;
Ernst-Jan Mackloet; Arjo de Korte; Ri-
anne Bom; Monique v.d. Maden; Annette
Korpershoek; Jolanda Jordaan; Sacha
Donkersloot; Marian v.d. Groef; Anne-
mieke Hoogenboezem; Ellen Verolme;
Chantal O verweel; Merina v.d. Doel;
Hester de Leeuw; Marianne de Boed;
Jolanda Verolme; Bennie Gebraad; Eddy
Broere; Bram Verwers.
Diploma B
John de Geus; André Vervloed; Leo de
Vos; Ester de Nijs; André Breeman; Mar
tin v.d. Groef; Theo vanBiert; Marco v.d.
Ouden; ErwinBoth; Arie vanBiert;Harm
de Waart; Jasper Boogert; Richard v.d.
Valk; Adriana Albregts; Gerarda v.d.
Mey; Bettina van Oort; Willeke Blok;
Corma Langbroek; Martijn Paul.
Er groeit nu, behalve het massale riet een
soort klaver en ruwe bies die mede zorgen
voor een zout milieu. Ook is er moeras-
andijvie. Dat is een grote plant met gele
bloemen (als de bloei er is) die eveneens
zout water prefereert. Er zijn ook lis-
dodden. En ook mede daarom moet er wel
eens wat worden gekapt en gesnoeid. Lis-
dodden staan dieper dan het hoge riet en
daarom moet ook hier nederlands hoogste
grassoort wel eens een pluimpje kleiner
worden gemaakt opdat de lisdodden zich
onder het rietgeweld toch kunnen hand
haven.
In een vegetatie zoals hier onder de hoog
spanningsdraden is er altijd een afval en
daarmee ook een opeenstapeling van or
ganisch afval. Bijvoorbeeld van planten,
riet en bosjes. Dat wordt dan alsmaar
hoger met het gevolg dat er weer een
nieuwe voedingsbodem ontstaat voor an
dersoortige begroeiing.
Inmiddels vallen de eerste druppels uit
een verse winterse bui. De plassen maken
allemaal kringetjes en de rietpluimen bib
beren even als ze door een spat van vijf
tiende millimeter worden getroffen. Het
duurt niet lang of het druppelen gaat over
in een aanzwellend ruisen. Onder die
omstandigheden verlaten we dit stukje
aantrekkelijk zilte flakkees moeras in
welks ecosysteem ook het hemelwater een
rol speelt.
Af en toe treedt de mens hier regelend
op. De heer Hulsink zegt het zo: „We
maaien alleen maar om een zo ge
varieerd mogelijk natuurpatroon te ver
krijgen. Overigens is het een natuurlijke
ontwikkeling in het Grote- of Sint
Adolfsgat".
J. v. P.
„Ik raad u, dat gij van Mij koopt
goud, beproefd komende uit het
vuur, opdat gij rijk moogt worden;
en witte klederen opdat gij moogt
bekleed worden en de schande uwer
naaktheid niet geopenbaard wor
de; en zalf uw ogen met ogenzalf,
opdat gij zien moogt".
(Openbaring 318)
Deze weimenende raad, vervat in de laat
ste van de 7 brieven, die de verheerlijkte
Zaligmaker, in glanzende heerlijkheid
wandelend tussen dé 7 kandelaren, heeft
gedicteerd, is gericht aan de gemeente van
Laodicea.
Met die gemeente ging het niet goed.
Zeker.... uitwendig gezien leek het anders
te zijn.
Naar het uiterlijk was Laodicea in zeer
goede doen. Men was op natuurlijk gebied
rijk! Als belangrijke handelsplaats bloeide
er het bankwezen en stapelde men schat
ten op schatten. Ook was de stad beroemd
door de stoffen van bijzonder fijne wol,
afkomstig van in de omgeving gehouden
schapen. En dan was er ook nog een
school voor geneeskunde, waar onder de
daar bereide zalven, vooral de ogenzalf
beroemd was.
Trots op deze voorspoed kon men zeggen:
„Wij zijn rijk en verrijkt en hebben aan
geen ding gebrek". En toch stond het er
met deze rijke gemeente treurig voor.
Immers.... meegezogen door het materia-
Usme, voelde de christelijke gemeente van
Laodicea zich ook op geestelijk gebied
rijk en verrijkt Heel voldaan over zich
zelf, hebben ze ook geesteUjk aan geen
ding gebrek. In grote zelfgenoegzaamheid
gaan ze hun weg en denken met hun
vermeend geestelijk bezit voor God te
kunnen bestaan. Ze zijn niet ongods
dienstig, maar.... het hart is er niet bij. Er
is bij deze gemeente geen ijver, noch naar
de ene, noch naar de andere kant
Zij is niet koud.... ze is ook niet heet.
Onverschillig? Neen. Belangstellend?
Neen.
Niet tegen Christus, maar ook niet van
harte vóór Hem. 't Was alles half en half
en dat vond Laodicea mooi genoeg. Tot
een besliste en beslissende keus kwam het
niet. Daarom roept Christus haar toe: „Ik
weet uwe werken, dat gij noch koud zijt
noch heet Och of gij koud waart of heet
Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch koud
noch heet Ik zal u uit mijn mond spuwen".
Zoals een glas lauw water walgelijk van
smaak is, zo is Laodicea walgelijk ge
worden en dreigt Christus haar uit zijn
mond te spuwen.
Maar zie dan ook hier weer, dat de
Heiland ook in zijn toom nog
aan ontferming denkt Dat deze harde
boodschap juist voortvloeit uit zijn liefde
en trouw! Ook dit volk lokt en nodigt Hij
nog. Hij komt in deze handelsstad tot hen
als een Koopman. Hij raadt hen in hun
armoede, naaktheid en blindheid, van
Hem te kopen: goud, witte kleren en
ogenzalf.
Dat goud hebben ze nodig. Want hun
geestelijke rijkdom is een ingebeelde rijk
dom! Doodarm zijn ze! Hun ontbreekt
alles, om welgetroost te leven en eenmaal
zalig te sterven.
Er werd in Laodicea handel gedreven in
goud. En nu gaat Christus als het ware
naast deze handelaars staan met Zijn
goud. En vergeleken met dit goud is al het
goud van deze aarde ^/afergoud! Alleen
bij Jezus Christus is het echte goud te
verkrijgen. Dit goud maakt waarlijk rijk.
Zo stelt Christus Zich voor, in de heerlijk
heid van zijn Middelaarschap. Zo wijst
Hij heen naar de schatten die Hij heeft
verworven in Zijn heilswerk. Dit goud
alleen is zuiver en echt, waardevast door
vuur gelouterd. Het heeft de toets door
staan, is gekeurd en deugdelijk bevonden.
Alleen dit goud maakt waarlijk rijk en kan
niet worden verloren.
Dat goud had Laodicea nodig. Dat goud
hebben ook wij nodig. Alleen dit zuivere
goud kan ons brengen in de vrijheid van de
kinderen Gods en in Gods gemeenschap.
Maar die hemelse Koopman biedt nog
andere waren te koop aan. Hij heeft ook
witte kleren, opdat schande van hun naakt
heid niet geopenbaard worde. De Laodi-
cenzen meenden bekleed te zijn. Met een
zelfgeweven kleed van deugden, dachten
zij de schande van hun naaktheid te kun
nen bedekken. Maar de Heere ziet er
dwars doorheen. Een vroom, godsdienstig
gewaad kan hun naakt zijn niet bedekken.
„Gij zijt naakt" zegt Christus, want uw
christen zijn is geveinsd en onoprecht Hij
zou hen naar recht uit zijn mond moeten
spuwen. Maar Hij doet het nog niet
Neen.... Hij raadt hen aan van Hem te
kopen: witte kleren. Witte kleren. Het is
de gerechtigheid door Christus aange-
brachtt Wie dit kleed mag dragen is
rechtvaardig en rein in Gods oog. Met dit
kleed bedekt mogen arme en naakte zon
daren aanzitten aan de feestdis van de
bmiloft des Heeren. Gelukkig zij, die
bekend werden gemaakt met de schande
van hun naaktheid en leerden smeken om
het bedekkend kleed van Christus gerech
tigheid. Zij zullen ervaren, dat de Heere
hen wil bekleden voor eeuwig. Maar wee
de mens, die dit kleed mist Want de
schande van zijn naaktheid zal eenmaal
voor de rechterstoel van God geopen
baard worden. Haast u dan nog naar deze
hemelse Koopman, Die zijn witte kleed u
^^^^^- (wordt vervolgd)
B.
H.H.
ft
1 1. .1
De stroom van mensen in een aantal
landen in Afrika, die tothetgeloof in Jezus
Christus komen is zó groot dat deze
nauwelijks nog kan worden overzien.
Het zijn er vele duizenden per dag! De
Bijbelgenootschappen kunnen het werk
haast niet meer aan. Ze doen daarom een
dringend beroep op alle mensen, die de
bijbel als het boek van hun leven be
schouwen, die honderdduizenden mensen
aan bijbels te helpen.
Ook het Nederlands Bijbelgenootschap
steunt dit werk. Het hoopt van harte, dat
zeer vele landgenoten deze arbeid niet
alleen in hun voorbede zullen blijven ge
denken doch ook spontaan met hun geld
„over de bmg" zullen blijven komen bij
voorbeeld via postrekening 44.000 tn.v.
het N.B.G., postbus 620, Haarlem.
Als het Europees gezondheidspaspoort
eerunaal is ingevoerd, zullen ongeveer 25
miljoen Europese burgers met ernstige of
chronische ziekten op reis kunnen gaan
zonder bang te hoeven zijn dat ze in het
buitenland in geval van nood de arts niet
kunnen meedelen aan welke ziekte ze
Ujden.
Birmenkort zal daarom een meertalig
gezondheidspaspoort worden ingevoerd
dat beoogt de mobiliteit van ingezetenen
in de Gemeenschap te bevorderen.
Dit document zal niet verplicht worden
gesteld. Belangstellenden kunnen het pas
poort opvragen waarin alle gegevens ver
meld zullen staan met betrelïing tot de
behandehng van de eventuele ziekten van
de eigenaar van het paspoort met inacht
neming van de medische ethiek en het
medisch beroepsgeheim.
Volgens schattingen zou 8 tot 10% van
de Europese bevolking geïnteresseerd zijn
in een dergelijk paspoort.
HUIS VERKOPEN?
makelaar tamboer bellen
voor deskundige bemiddeling
CZl 01870-3477 m
DD
VERVOLGVERHAAL
door Dignate Robbertz
G. F. Callenbach B.V. Nijkerk
5 --------------------------------------
Miete, de meid, had staan kneden en
veegde het meel van haar armen.
Waer is 't krentebroód en 't witte?
vroeg Janne.
Dat doen we in de tweede bakte,
vrouwe, zei Miete vriendelijk en begon
een musterd uit elkaar te trekken.
Jikkemien roerde met de lange haak in de
oven, schikte de gloeiende kooltjes langs
de kant en op riggels door 't midden. De
blikken kon ze er dan dadelijk tussenin
schuiven.
De boerin wachtte nog even en begon dan
het brood op te maken. Dat deed ze altijd
zelf, er was nog geen meid op 't Olmenhof
geweest die daar aankwam. Miete durfde
niet verder praten met Jikkemien over de
vrijer, die ze met Annetjesliesje opgedaan
had en waar ze de vrije tweede Kerstdag
mee uit zou gaan naar stad. Ze gluurde of
er nog een brokje deeg overbleef voor een
oplaaier. (koek) Het was vandaag niet veel.
Zuinig en precies verdeelde Janne, rolde
de stukken deeg door een dun laagje meel
en liet ze in de gesmeerde blikken zakken.
Zwijgend gaf Jikkemien de overhaak aan,
toen ze de oplaaiers had geslagen en in de
gloed gelegd. Daar was ze handig in, je
kon niet te dicht bij de hitte komen, je
moest de plakjes deeg precies naar binnen
mikken, dat ze plat neerkwamen en niet in
de hopen kooltjes of de as.
Het deeg vloog op, vlug draaide Janne de
koek om, en haalde hem dan met het
dwarse uiteinde van de haak naar zich toe.
Miete ving ze op in haar schort de boter
en suiker had ze al gereedstaan. Ze sneed
de dampende koeken open en besmeerde
ze.
As 't brood d'r in is, dan moe jie in de
kaemer komme, Jikkemien, om de schoó-
ne gerdienen op 't angen.
Nou, zei Miete, toen de boerin weg
was, je mag blie zien dat ze vanmiddag
te versite moet anders stieng ze êel den
dag op je n'anden te kieken.
Jikkemien lachte om Miete's kwaad ge
zicht dat glom van de warmte. Een veeg
meel zat over haar voorhoofd en ze had
zwartsel aan haar neus.... Kelf je
gezicht is af, Mie.
Och.... knorde de meid je moet ook
allied schietvier en blaes-assie (zo hard ais v
kan) vliege voor dat mens.
Ze maakte zich schoon voor het spiegeltje
en begon dan de sucade te snijden, de
rozijnen en krenten te wassen en de mus
kaatnoot te raspen. Een schepje anijs
zaad, een paar eieren en gist Dan had ze
alles bij elkaar, schepte met de grote
houten lepel het meel uit de ton in de trog,
voelde met haar hand in de melk op het
fornuis of die niet te heet stond en begon
dan het Kossemis-brood te kneden.
Jikkemien had de blikken met deeg voor
grofbrood in de oven geschoven, sloot het
deurtje en waste haar handen in een teiltje
zeepsop.
Door de ijskoude gang ging ze naar de
kamer waar een emmer zeemwater ge
reedstond. De schone gordijnen lagen op
de tafel naast spons en zeem. Er was heel
wat te doen in het grote vertrek, dat alleen
gebruikt werd bij de grote versite's twee
maal in 't jaar en met hoofddagen. De
boerin wilde altijd dat de glazenkast uit
gehaald werd, met de antieke borden,
waar het krenten- en wittebrood van ge
geten werd, de platte schotels voorde ham
en de stukken kaas en de ronde diepe
boterschotels. Dat stond allemaal op het
eerste en tweede boord, op het derde en
vierde de twaalf kopjes en schoteltjes. De
lange smalle kommetjes met de vergulde
mandjes links van het oortje, stonden op
een vlakke schotel en hadden drie pootjes.
De koffie- en theepotten hoorden erbij
evenals de melkkannen met spoelkommen
en de suikerpotten.
De eerste keer dat Jikkemien op 't Olmen
hof kwam werken, vlak voor de najaars
visite, had ze haar handen tegaere gelegd.
Wat een goed was hier, want behalve de
grote kast in de kamer was er nog een
diepe spinde in den uuze vol met aarde
werk en porcelein. En er was een heel
servies kinderkoimnetjes. Wat zou Arend
er plezier in hebben om uit die mooie
ronde bakjes zijn melk te drinken.
Ze had de gordijnen voor de twee grote
ramen opgehangen en stond het hoekraam
te zemen toen de boerin binnenkwam.
Zó, je schiet nogal op. Die kasse zal ik
mórge zelf wel uutreeë. Je moet 't tuug van
de tilbrie nog poese.
Ze verzette de glazen bekers op de schouw
en vroeg dan ineens:
Oevee uure betaele julder?
Jikkemien verschoot van kleur. Ze stond
aan heel andere dingen te denken en
schrok op van de luide stem.
Nog altied 't zelde. Een gulden in de
weeke, antwoordde ze zacht.
Janne knikte. Suust jae, jae.... en oe
lank weune je daer noe?
Zo lank as we getrouwd bin, dat weetje
toch ook, vrouwe? 't Is kommende zeumer
negen jaer.
Ze maakte de gordijntjes vast aan de
ringen en hing de roe op. Het water was
stoffig, ze waste het zeem uit en ging een
emmer schoon water halen voor het be
schot Toen ze terugkwam stond de boerin
bij het raam. Ze had een snoer geslepen
granaten in haar hand, het gouden slot met
de ingezette stenen hing af langs haar
blauwe schort.
Oe oud is je man eigelik?
Met een moe gebaar zette Jikkemien de
emmer neer. Ze voelde al een paar dagen
stekende pijn in haar rug en soms was ze
duizelig.
De koele ogen van de boerin maakten haar
zenuwachtig. Ze verbeeldde zich dat die
aan haar zou kunnen zien, waar ze zelf nog
niet zeker van was. Simen is pas veertig
g'oore, zei ze dan.
Hm!.... dat is zo joenk nie meer. Dan
ebbe julder nog kleine guus. Arend is nog
gin zesse, is 't wè?
Ze wachtte geen antwoord af, hing de
kralen over haar pols, pakte in haar andere
hand de gouden strikken en spelden en zei
over haar schouder kijkend: Dus je
weet je werk. As je mee alles klaer bin
vraeg je an Miete wat 't er nog te doen is.
Jikkemien hoorde haar nog met de meid
praten en dan klapte de deur van den uuze
dicht Met de handen in haar schoot ging
ze zitten.
Zouden ze meer huur moeten betalen? Er
was nog een rekening van de dokter en
Simen gebruikte nog geregeld poeiers. En
Arend z'n jasje was tot op de draad
versleten en Kee had geen fatsoenlijke
Zondagse muts meer. Leune Schietekatte
had verteld dat de metresse (muw mn een
hoofdonderwijzer) een werkster nodig had. Ze
moest gaan vragen of zij komen kon, dat
gaf wat meer verdienste.
Janne's stem galmde door het huis.
Mie....te.... briengt is waswaeter.
Jikkemien begon de mahoniehouten stoe
len te wrijven, maar ze bleef prakkizeren.
Als Simen de winter nu maar doorhaalde
zonder veel dagen thuis te blijven. En als
het waar was, wat ze vermoedde....
Nog een mond erbij en zelf een paar
maanden niet in staat om te werken. De
rimpels om haar mond trokken strakker en
ze moest weer stijf met een hand in haar
lenden drukken.
Op het erf waren gedempte geluiden van
paarden en wielen; Jannis lachte luid
ruchtig. Met zijn lange benen stapte hij
over de sneeuwhopen en riep een gekkig-
heid tegen Miete, die haar verhit hoofd uit
hetbaldceetraam stak. Jikkemien wreef en
boende en rekende.
Ze had de stoelen op een rij voor de kast
gezet toen Miete met haar doek kwam.
(wordt vervolgd)
Het Grote of
Sint Adolfsgat
3l( ifc
de vogelkooi met de protesterende papegaai
de ciubfauteuiis die meer dan een ons wegen
de schemerlamp met die zware poot
het ledikantje van de kleine Joost
het ochtendblad van gisteren
alle flessen uit de kelder ook de lege
de jongens van flakkee expresse nemen echt alles mee
als ze aan het verhuizen zijn
flakkee expresse
01870-2188 middelharnis
>^**'^'^^■**^■*^■^^'^^■*'^*4■**^■^■'^*4■*4■'^*^■4■^■*^■'^'^^■^■^■'*^*^^■'^'^^■^■'^^.'^^■^.^■^.4■^■^■^.^■4■•^4■^.l^>^.4■^■4■*