Razzia in ontwakend
Sommeisdijic
Deel 8, 2e helft, hoofdstuk 6 biz. 553
9 maart 1941:
Acht uur in de morgen van 9 maart 1941, het was zondag, ronkten
de motoren van legervoertuigen bereden door leden van de Grüne
PoUzei, door vrijwel alle straten van Sommelsdijk. Vanaf de Langeweg
begon men onmiddellijk met het arresteren van alle jonge mannen tus
sen 18 en 40 jaar. Het verloop van deze overrompelende gebeurtenis
ging als een lopend vuurtje door heel het dorp. Angst maakte zich van
iedereen meester en men moest machteloos toezien hoe deze razzia
zich met de bekende Duitse „gründlichkeit" voltrok. In elke woning
werd onderzocht of er jongens of mannen van de genoemde leeftijd
aanwezig waren. Het arresteren gebeurde door leden van de Grüne
Polizei die daarbij geassisteerd werden door leden van de Nederlandse
Marechaussee. Laten wij een aantal van de in totaal 176 gearresteerden
het woord geven. Het zijn de heren A. v. d. Baan, J. C. A. W. Hoek, Jac.
V. d. Polder, Joh. Roetman, H. Eozenbeek en P. v. d. Stoep.
De arrestatie
Transport
Aankomst
De internering
Gymnastiek
Contacten
Ontspanning
Geruchten
Naar huis
Het thuisfront
Uit: Het Koninkrijk der Nederlanden
in de tweede wereldoorlog 1939 - 194S
DOOK Dr. L. DE JONG
Concentratiekampen in Nederland
SCHOORL
Lydice
Op 13 december 1943
De voortekens
De rest van dit artikel vindt u op
blz. 2 (de binnenkant van
de voorpagina).
iJr it
Bladz. 2
„EILANDEN-NIEUWS"
VRIJDAG 6 MAART 1981
De heer v. d. Stoep werd nota bene
in zijn slaapkamer gearresteerd! Hij
was waarschijnlijk de eerste arrestant,
want hij woonde n.l. in de v. Aerssen-
straat dichtbij de I^angeweg en stapte
als eerste in een nog lege gereedstaan
de overvalwagen.
En dan begint het verhaal zoals dat
ook door de anderen zou worden ver
teld.
Na de arrestatie werden de jonge
mannen naar de voormalige openbare
ULO te Middelharnis gebracht en wer
den zij verzameld in het gymnastiek
lokaal (thans repetitielokaal van „Sem-
pre Crescendo" en „Ons Koortje").
Al gauw had men behoefte aan een
tolk die in de persoon van de heer P.
Geelhoed, zoon van de toenmalige ge
meentesecretaris van Sommelsdijk
werd gevonden.
Toen de duitsers tot de conclusie wa
ren gekomen dat er eigenlijk te veel
mannen waren opgepakt, verlaagden zij
de leeftijdsgrens tot 30 jaar. Ook zijn
er nog enkele mannen vrij gekomen die
tussen de 18 en 30 jaar waren, o.a. de
heer F. Noordijk, van beroep bakker.
Naar later bleek moest het juiste
aantal mannen komen op 176.
De arrestatie van de heer v. d. Baan
gebeurde in de ouderlijke woning aan
de Dorpsweg. Samen met zijn broer Ja
cob zat hij al spoedig in de eveneens
gereedstaande overvalswagen. De gebr.
v. d. Baan hadden hun zwager, de heer
L. van Noord uit Oude Tonge, de raad
gegeven om op zolder te blijven en niet
mee te gaan. Hij is achtergebleven en
dat is gelukkig goed afgelopen.
Zonder enig schuldgevoel werden de
gebr. v. d. Baan met hun buurtgenoten
naar het schoolgebouw aan de Juliana
van Stolberglaan te Middelharnis afge
voerd.
De heer Hoek werd door een Grüne
uit zijn bed gepord. Hij kreeg de raad
om wat kleding, handdoek en zeep mee
te nemen. Even later zat ook de heer
Hoek in een overvalswagen waarin al
meerdere arrestanten zitting hadden
moeten nemen.
Men praatte wat met elkaar, maar
geen van allen wist wat er met hen
ging gebeuren of zelfs wat er eventu
eel gebeurd zou zijn dat tot de razzia
aanleiding gaf.
De arrestatie van de heer van de Pol
der, thans gemeentebode, verliep geheel
anders. Hij werd bij vrienden opgepakt
en werd door 2 duitsers opgenomen in
hun motor met zijspan en regelrecht
naar de ULO-school gebracht.
Weer anders verliep de arrestatie van
de heer Roetman. Deze werd met zijn
broer Benjamin waarschijnlijk als laat
ste gearresteerd omdat zij aan het einde
van de Oudelandsedijk woonden. De
gebr. Roetman voelden zich absoluut
niet schuldig en sloegen de raad van
de duitse politieman om kleding en
wasgerei mee te nemen, in de wind,
waarop de politieman naar zijn hoofd
wees.
Ook een grensgeval was het bij de
familie Rozenheek. Toch werd daar in
de omgeving iedereen die aan de leef
tijdseisen voldeed, opgepakt. De heer
Rozenheek had het bijzonder moeilijk,
hij kon haast niet van zijn familie en
van zijn vee worden losgerukt. Niet
tegenstaande het feit dat ook zijn broer
Jacob werd gearresteerd, bleef hij het
gedurende zijn gevangenschap uiterst
moeilijk hebben. „Ik was zeer nerveus",
erkende hij eerlijk.
Overigens werden langs een deel van
de Langeweg en de Molenweg te Som
melsdijk geen arrestaties verricht. Kin
derrijke gezinnen met opgroeiende jon
gens bleven daardoor gelukkigerwijze
buiten schot. Wat het „oppakken" be
treft zouden soortgelijke verhalen kun
nen worden opgetekend uit de mond
van alle nog in leven zijnde personen
welke dit alles hebben meegemaakt. Of
schoon dit niets met de internering te
maken heeft zijn van deze groep man
nen intussen al 35 mannen overleden.
Het was werkelijk heel erg triest.
Uit het gezin H. van Es op de West-
dijk moesten vier zonen mee en dat
zelfde lot trof het gezin van Jac. Mul
der, wonende op de Wurft in de zgn.
„Tien Azen".
Het nevenstaande artikel werd
samengesteld door dhr D. Hoog-
zand, geïnteresseerd als hij is in
de geschiedenis van zijn dorp en
dorpsgenoten. Dhr. Hoogzand heeft
de informatie deels uit eigen
waarneming en voor het overgrote
deel uit gesprekken met hen die
werden Weggevoerd. Daardoor
kwam een getrouwe weergave van
de werkelijke gebeurtenissen van
die bange 9e maart tot stand, re
den waarom het Rijksinstituut
voor oorlogsdocumentatie alle be
langstelling voor het artikel heeft
getoond.
Van de families L. Edewaard, C. Hoog
zand, Iz. de Korte, G. v. d. Sluis, J.
Verbiest, St. Visser en H. Vogelaar
moesten drie zonen mee. Talrijk waren
de gezinnen met twee jongens.
Er zijn op die zondagmorgen van 9
maart 1941 te Sommelsdijk verschrik
kelijk veel tranen gevloeid en waar de
tranen niet tevoorschijn kwamen was
het verdriet zeker zo groot. En dan nog
de kwelling van die onbeantwoorde
vragen. Waarom zijn de jongens toch
opgepakt? Waarheen zullen ze worden
getransporteerd? Wat zal hun te wach
ten staan?
In menig gezin werd gebeden voor
hun lot!
In de bekende overvalwagens werden
zij omstreeks half één weggevoerd.
Waarheen? Niemand van de gevange
nen wist het. Eenmaal over het Ha
ringvliet gezet, los van hun geboorte
eiland (dat gold voor de meesten van
hen) zat men strak en oncomfortabel
in de overvalwagens, steeds bewaakt
door de Grüne Polizei.
In de buurt van Wassenaar werd er
gestopt. Daar mocht men een plas doen.
Staande in een lange rij werd daar al
gemeen gebruik van gemaakt. Een ar
restant had het onderweg al in een
klomp gedaan. De heer Hoek herinner
de zich hiervan nog dat hij in een tuin
keek waarin de voorjaarsbloemen in
rood, wit, blauwe kleuren waren ge
groepeerd. „Hier woont vast een Oran
jeklant", dacht hij glimlachend. Daar
na moest men weer de wagens in.
De kolonne zette zich weer in bewe
ging. Men ging zich steeds meer af
vragen waarom in noordelijke richting
werd gereden. Zou men dan wellicht
niet naar Duitsland behoeven te worden
getransporteerd? Was de wens hier soms
de klassieke vader van de gedachte?
Maar, al bleef de kolonne in noor
delijke richting gaan, er was dan nog
altijd een mogelijkheid om over de Af
sluitdijk naar Duitsland of nog verder
naar het oosten te zullen worden ge
bracht.
Allerlei gissingen werden gemaakt,
totdat de kolonne in zijn geheel stop
hield ergens in het duingebied van het
Noordhollandse Schoorl, waar een klein
interneringskamp was gesitueerd. Nog
altijd wist men niet waar men was
aangekomen.
Bij aankomst zetten de bewakers een
grote muil op, joegen de mannen uit
de auto's en maakten de gevangenen
duidelijk, ook met schoppen en trappen,
dat het zonder meer ernst was. De man
nen werden gewoonweg in de barakken
gejaagd. Zij werden in twee dubbel-
barakken ondergebracht. In elke barak
was plaats voor precies 44 persenen.
Nu begreep men waarom in de ULÓ-
school te Middelharnis het getal op 176
moest worden gebracht.
Men moest op de gereedstaande bed
den gaan liggen. Het was na deze span-
De duitsers bleven waakzaam;
ook wanneer de mannen sportten.
nende rush opmerkelijk stil. Niemand
sprak een woord. Op de vraag van een
der bewakers wie of er Duits sprak of
verstond kwam er van slechts enkelen
maar een schuchter klinkend antwoord.
Deze werden als „barakoversten'' of
kamerwachten aangewezen en moesten
hun slaapplaats bij de ingang van de
barak innemen.
Dat waren de heren F. H. Born, P.
Geelhoed, H. Groenendijk en A. Vroeg-
indewei.
Na het in ontvangst nemen van de
kampregels ontstond van lieverlee een
wat minder gespannen toestand.
Van de burgerkok kregen de mannen
te horen dat zij in het kamp Schoorl
terecht waren gekomen. Met deze man,
die in Schoorl woonachtig was, kwa
men meer kontakten die uiteraard niet
ten nadele van de gevangenen uitvielen.
Op de vraag of er iemand van de jon
gens werd afgeranseld of tot bloedens
toe geslagen werd, kwam gelukkig een
ontkennend antwoord. Wel heeft dhr
Roetman één keer iemand zich ineen
zien krimpen om de hem toegebrachte
slagen met de kolf van een geweer te
ontwijken.
's Anderendaags werd door de be
wakers gevraagd of er zich Joden on
der de arrestanten bevonden. Dat was
niet het geval. In dit verband wil de
familie Rozenheek nadrukkelijk ont
kennen dat hun broer Jacob vanwege
zijn Joods uiterlijk voortdurend zou zijn
geslagen. Dat werd namelijk in Som
melsdijk vaak verteld.
Anderzijds was men niet bepaald met
vakantie. Klachten over het voedsel,
veel stamppot, waren er natuurlijk wel,
maar hier moet worden gerelativeerd,
daar het in alle andere kampen veel en
veel slechter is geweest.
Moeders potje zag er op Flakkee wel
anders uit! Zo mochten de mannen pak
jes van huis ontvangen, waarin toch
zeker ook wel voedsel was verzonden.
Versnaperingen en rookartikelen wer
den daarbij mede opgestuurd. Zelfs de
accordeon van de heer G, Razenberg
werd opgestuurd alsmede een fototoes
tel van dhr C. Verbiest.
Briefwisseling vond normaal plaats.
Censuur zal er ongetwijfeld op zijn ge
weest, doch van vermissing is in elk
geval niets gebleken.
„Jullie moeten zelf wat gaan doen",
zo sprak een burger in het kamp. „Ga
bijvoorbeeld gymnastieken, anders moet
je onder leiding van de duitsers v/at
gaan doen en dat zou wel eens kunnen
tegenvallen. Bovendien kom je de dag
beter door." Deze man had immers wel
gezien wat er met de Amsterdamse Jo
den was gebeurd, zo vlak voordat de
Sommelsdijkers kwamen.
Zo gezegd, zo gedaan. Met toestem
ming van de kampcommandant Stover
werd met de oefeningen begonnen. De
bewaard gebleven foto's spreken voor
zich.
Niet iedereen nam met zoveel graagte
aan de gymnastiekoefeningen deel, an
deren daarentegen vonden het juist
fijn om hun lichaam in goede conditie
te krijgen of te houden.
Als gymnastiekleiders wierpen zich
al gauw de heren S. Verbiest (thans in
Amerika) en C. Hoogzand op, destijds
bekend van de thuisvereniging Sparta-
Hygiëa.
Toch bleven de gym-oefeningen vrij
willig en werd indien er gezondheids
klachten of blessures waren door de
burgerarts al gauw dispensatie ver
leend. Eén keer is het voorgekomen dat
er strafgymnastiek moest worden ge
geven en dat viel om de drommel niet
mee!
Al met al was gymnastiek beslist
heel wat beter dan b.v. dwangarbeid.
Afgezien van briefwisselingen en de
ontvangst van pakketjes, was er geen
rechtstreeks kontakt met familie of
vrienden. Met burgerlijke of kerkelijke
autoriteiten vond evenmin een direkte
ontmoeting plaats.
Als enige burger uit Sommelsdijk,
heeft dhr. J. Mastenbroek, bij de poort
van het kamp een gesprek kunnen voe
ren met zijn zoon Johannes, welke nu
in Engeland woont.
Verder waren er nog externe kon
takten met de leveranciers van het
kamp Schoorl. Via de burgerkok werd
er brood aangekocht. Naast de ver
strekte kamprantsoenen was dat toch
wel een welkome aanvulling. De heer
S. Verbiest hield zich daarmee bezig
en regelde ook de verdeling in porties
daarvan. Overigens moesten van huis
nog wel de voedseldistributiebonnen
worden opgestuurd en aan de kamplei
ding worden afgedragen!
Ofschoon er geen kampwinkel was,
kon men volgens dhr v. d. Baan wel
klompen kopen. Op het laatst liep bijna
iedereen op nieuwe klompen met of
zonder leertjes.
Het verlangen om eens buiten het kamp
te kunnen komen nam bij menigeen
sterk toe. Daar moest iets op verzon
nen worden.
Het valt ook niet mee om zich bin
nen de krijtlijnen op te houden en ze
ker niet als men beseft dat ongeveer
twee meter verder een dubbele afzet
ting met 36 lijnen prikkeldraad was
aangebracht.
Zo ontstond het idee om in Schoorl
naar de kerk te gaan. Dat was een
pracht van een kans om nu eindelijk
eens buiten het kamp te komen. De heer
V. d. Polder vertolkte de teleurstelling
dat er geen kerkbezoek buiten het kamp
werd toegestaan. Wat wel werd toege-
staan was, dat er voortaan op zondag
middag in het kamp zelf een godsdienst
oefening mocht worden gehouden. Dat
resulteerde er in dat dominee Boeke,
Remonstrants predikant te Schoorl, elke
zondagmiddag in het kamp een dienst
leidde voor de gevangenen.
De heer Roetman wist zich dit nog
allemaal tot in details goed te herin
neren. De dienst stond evenwel onder
duitse kampbewaking. Er mocht niet
worden gekollekteerd.
Ds. Boeke heeft later in de zgn. Brou
werij (thans dierenarts Vink) aan do
Zuidelijke Achterweg te Sommelsdijk,
waar de Remonstranten hun kerkge
bouw hadden een preekbeurt vervuld.
Het laat zich verstaan dat heel wat
ex-gevangenen uit Schoorl, uit sym
pathie voor de predikant, deze dienst
hebben bijgewoond. I
Men kwam dus niet uit het kamp.
De heer v. d. Stoep, en misschien ook
wel anderen, heeft wel eens overwogen
om te gaan vluchten, maar de gedachte
aan represailles weerhielden hem zijn
plan ten uitvoer te brengen.
In het kamp waren geen andere ge
vangenen ondergebracht. Men moest
zich blijven schikken in een onzekere
situatie, welke steeds aan groot gevaar
onderhevig bleef. Men was een gevan
gene en nog wel zonder enige rechts
bijstand.
En toch mocht er één jongen naar
huis. Dat was de heer F. H. Born. Hij
mocht het kamp Schoorl verlaten om
deel te kunnen nemen aan het eind
examen H.B.S.
Naast de dagelijkse taken zoals de
boel schoon houden, eten halen, gym
nastiek, kleren wassen e.d. was er toch
ook nog ruimte gelaten voor ontspan
ning.
Er werd op de accordeon gespeeld
door Gerard Razenberg. Er werd ge
zongen. Er werd gedamd en gekaart.
En er werd gelachen om voordrachten
en schetsjes.
Precies om tien uur moest dat wel
afgelopen zijn. Dan moest iedereen op
bed liggen en stil zijn. Dikwijls hoorde
men de bewakers om de barakken heen
lopen.
Telkens verspreidde zich het gerucht
dat men in vrijheid zou worden ge
steld. Soms werd dat gebaseerd op de
aanwezigheid van geringe voedselvoor
raden bij de keuken. Maar als deze
werden aangevuld, voornamelijk met
aardappelen, dan begonnen sommige
jongens wel eens te zingen van „We
gaan nog niet naar huis", zo vertelde
de heer Hoek.
Op het laatst van de internering ver
slapte, de duitse houding toch wel eni
ger mate. Het strenge was er een beetje
af. Zou dan eindelijk aan de internering
spoedig een einde komen? Dat was ten
slotte de belangrijkste vraag.
Op de morgen van 9 april, precies een
maand na de razzia, werden de mannen
en jongens opnieuw in de overvalwa
gens gezet. Maar voor dat de spullen
werden ingepakt, kreeg ieder van de
Schoorlse burgerwerklieden de drin
gende waarschuwing: NEEM GEEN
SOUVENIRS MEE! Denk om de ge
volgen!!
Ieder gevangene kreeg zijn persoons
bewijs terug. Opnieuw zette de kolonne
zich in beweging, alles onder dezelfde
bewaking. Eerst werd naar Alkmaar
gereden, waar echter op het terrein
van de gasfabriek gestopt werd. Ieder
een moest uitstappen en bij elkaar
gaan staan. Daar werden de Sommels
dijkers door hun burgemeester, de heer
L. J. den Hollander, toegesproken. Na
deze toespraaK moest iedereen weer
instappen en zette de kolonne die mor
gen zich voor de tweede keer in bewe
ging. Het eerste gedeelte reed recht
streeks door tot aan het veer Helle-
voetsluis - Middelharnis. Eenmaal op
de boot gestapt waren ze vrij en zonder
bewaking keerde ieder zijns weegs
„naar huis"!
Hun thuiskomst had een geheel ander
aanzien. Opnieuw vielen er tranen maar
nu van pure vreugde!
Helaas moest een ander deel in Rot
terdam achterblijven. Zij kregen voor
één nacht onderdak in een schoolge
bouw aan de Oostervantstraat niet ver
van het Centraal Station.
Daar was het een vuile troep en al
ras werden de eerste vlooien gevangen.
Gelukkig scheen de volgende dag let
terlijk en figuurlijk de voorjaarszon.
Want ook deze laatste, gevangenen
werden, zij het gesplitst in twee groe
pen, per overvalwagen naar Hellevoet-
sluis gebracht.
,,In de auto was het verschrikkelijk
koud, je zat zo maar achter een zeiltje",
reageerde de heer v. d. Baan. Het was
dus geen voorbeeld van samen uit, sa
men thuis.
De onuitsprekelijke vreugde bij hun
thuiskomst was daar niet minder om.
Wat had men in Sommelsdijk tijdens
de internering van de 176 mannen ge
daan? Was er een comité tot steun van
de gevangenen gevormd? Was er een
vrouwenorganisatie opgericht om maar
iets te doen voor hun mannen of hun
zonen? Neen. Dat kon ook niet.
Mevr. V. d. Stoep vertelde hierover
zeer gedecideerd. „Ik was in verwach
ting en heb tijdens de eerste dagen dat
de mannen weg waren, geprobeerd om
bij de duitse commandant aan de Lan
geweg gehoor te krijgen om mijn man
in vrijheid te stellen. Maar de aanwezige
duitsers lachten me gewoon uit en ble
ven onverschillig met de benen over
Een beeld uit het
concentratiekamp Schoorl.
hun bureau zitten. Het waren vrese
lijke dagen vol angst. Er gingen geruch
ten over fusillades. Pas toen het be
richt kwam waar de mannen heen wa
ren gebracht en dat er brieven moch
ten worden geschreven, verminderde
de angst wel wat", herinnerde zich
mevr. v. d. Stoep.
Zo heeft mevr. Rozenheek verteld dat
het vooral voor de moeders zo vrese
lijk was. Zij wisten immers van hun
kinderen dat ze volkomen onschuldig
waren en toch gevangen werden geno
men.
Mevr. Rozenheek heeft op de ochtend
van de razzia bij de ULO-school waar
de mannen werden verzameld nog ge
probeerd om iets voor haar broers- af
te geven, maar zij kreeg evenals zovele
andere vrouwen geen kans meer om
nog maar iets te doen
Bovendien zat de schrik voor de be
zetter bij de Sommelsdijkse gemeen
schap er voor goed in!!!
Men durfde bij wijze van spreken
nog geen bloemetje voor het raam te
plaatsen op de dag van terugkeer in
de ouderlijke woning. Vermeld dient
nog te worden dat elke ex-gedetineerde
een tien gulden biljet
heeft gekregen van de eerwaarde heer
van As, hervormd predikant van Som
melsdijk. Naar later bleek was dit een
persoonlijke gift.
Tenslotte is iedereen er van over
tuigd dat wanneer deze gebeurtenis
enige jaren later had plaats gevonden
Sommelsdijk een eerste Putten had ge
worden
Met dank aan de ex-gevangenen voor
hun spontane medewerking en met veel
dank aan de redaktie van dit blad.
D. Hoogzand
Sommelsdijk
In volgorde van oprichting was het
kamp te Schoorl zelfs de eerste
In juni 1940 werd door de bezetter
besloten om de in ons land wonende
Engelse, Franse en Belgische manne
lijke staatsburgers van 16 jaar en ouder
te interneren.
Zij werden ondergebracht in een aan
de rand van de duinen liggend barak
kenkamp te Schoorl dat vóór de mei
dagen van 1940 delen van een Neder
lands infanterie-regiment gehuisvest
had en na de capitulatie korte tijd in
gebruik was geweest bij een onderdeel
van de Wehrmacht.
De Fransen en Belgen werden spoedig
vrijgelaten, later ook de Engelsen tot
18 jaar. Over het lot van de overigen
kan men uiteraard verder lezen.
Vermoedelijk is Schoorl aanvankelijk
louter aangeduid als „Internierungs-
lager". Het resorteerde onder de Be-
fehlshaber der Sicherheitspolizei und
des S.D.
Tot juni 1941, voor de Sommelsdijkers
relevant, was de kampcommandant SS-
Untersturmführer Johann Stöver.
Het kamp werd bewaakt door man
schappen van de Ordnungspolizei. Groe
pen personen die óf in het kamp een
korte straftijd ondergingen óf er wer
den vastgehouden in afwachting van
transport naar een ander kamp, werden
in het kamp te Schoorl ondergebracht.
Eind februari 1941 waren dat bijna
400 Amsterdamse Joden (met enkele
uit den Haag). Zij werden naar Buchen
wald doorgezonden
Begin maart 1941 (het was de 9e) wa
ren dat een kleine 200 (volgens oogge
tuigen 176 in getal) 18- tot 30-jarige in
woners van Sommelsdijk. Volgens de
„Meldungen aus den Niederlanden" wa
ren zij gearresteerd als vergeldings
maatregel voor het herhaaldelijk bele
digen en lastig vallen van personeel
van de Wehrmacht en de politie.
De Sommelsdijkse mannen en jongens
waren dus strafgijzelaars.
Een maand detentie, schrijft dr. de
Jong op blz. 554. Dat was het inder
daad precies want op 9 april 1941, het
was een koude voorjaarsdag met een
strakke N.W. wind, keerden allen ge
lukkig heelhuids terug.
Na de Sommelsdijkers waren in het
kamp voortdurend gevangenen onder
gebracht.
In het kamp Schoorl was het regime
niet streng en er is voor zover bekend
niet één gevangene gestorven. Eind
oktober 1941 werd het kamp Schoorl
opgeheven.
Hitler had Heydrich benoemd tot
Protector van Bohemen en Moravië.
Heydrich, achter in de dertig, was
oorspronkelijk een marine-officier, maar
was uit de dienst ontslagen wegens
gedragingen tegenover een jong meisje,
die „niet overeenkwamen met het ge
drag van een officier en een heer". Als
verdorven sadist ging hij tot uitersten
in zijn opdracht om de Tsjechen te
onderwerpen. Tot wanhoop gedreven
probeerden de Tsjechen op 27 mei 1942
Heydrich te vermoorden.
De aanvallers ontsnapten en de Duit
sers kondigden de noodtoestand af. Op
4 juni 1942 stierf Heydrich aan zijn ver
wondingen.
Zes dagen later maakten de Duitsers
denkend dat Lidice de moordenaars her
bergde, het gehele dorp met de grond
gelijk. Elke meerderjarige man werd
vermoord en de vrouwen en kinderen
werden over geheel Midden-Europa
verdeeld.
De Nazi's gaven de massamoord toe,
een van de meest genadeloze wraak
nemingen in de geschiedenis
dreven Duitse soldaten alle mannelijke
bewoners van Kalavrita (Griekenland)
boven de vijftien jaar bijeen en schoten
ze dood; 1463 in getal.
Daarna brandden zij de gehele stad
tot de grond toe af. De reden was dat
op, zekere dag drie Duitse soldaten
vanuit een hinderlaag waren gedood.
Het had op 8 maart 1941 de gehele
dag geregend. Pas om een uur of vijf
brak de bewolking en scheen de zon
zelfs enigermate. „Geen Joodse sab
bath goed of kwaad, 't zonnetje schijnt
vroeg of laaf', zo luidde immers een
oud volksrijmpje.
Maar al knapte het weer ziender
ogen op, het bleef die dag in Sommels
dijk een gespannen toestand. Een de
tachement van de duitse „Grüne Po
lizei" had zijn intrek genomen in de
oude kleuterschool aan de St. Joris
Doelstraat (thans meubelzaak van Van
Zielst).
Bovendien was een afdeling van de
Ned. Marechaussee in het kantonge
rechtsgebouw te Sommelsdijk gehuis
vest. Op tal van muren hadden de duitse
bezetters plakkaten laten aanbrengen
waarop o.a. vermeld stond dat iedere
burger om 7 uur 's avonds in huis moest
zijn. Samenscholing van meerdere per
sonen was verboden en meer van dat
soort regels.'.
Het was ongeveer 10 minuten voor 7
op die bewuste avond toen de heer J.
de Graaf met wat kippeneieren in de
korf aan zijn arm door de Oranje
straat kwam aangelopen. Op de hoek
Oranjestraat - Enkele Ring stonden
wat opgeschoten jongelui aan wie de
heer de Graaf het nieuws vertelde dat
„Brechtje Roodzant werd opgepakt".
De zestien-) zeventienjarige knapen
renden daarop uit nieuwsgierigheid de
Oranjestraat in, in de richting van de
W. Achterweg.
Nauwelijks hadden zij echter de gang
er in of inderdaad kwamen twee zwaar
bewapende duitsers met tussen hen in
de ongelukkige Lambrecht. Vermoede
lijk trokken de duitsers de conclusie
dat de opgeschoten jongens Brecht uit
hun handen wilden bevrijden. Zeker
was in elk geval dat één van de be
wakers zijn automatisch wapen in de
schiethouding nam en een volle lading
op het plaveisel van de Oranjestraat
leeg schoot. In een ommezien liep ieder
die maar lopen kon, zo vlug mogelijk
naar huis. Kinderen schreeuwden ang
stig om hun moeder en moeders
schreeuwden al even angstig om hun
kinderen. In luttele minuten tijds werd
het volkomen stil, maar de angst bleef.
Eén van de jongens, Jozias Hoog
zand, was nog net thuis kunnen ko
men en viel versuft neer in het voor
huis van zijn ouderlijke woning. Hij
was erstig gewond. Het bloed gutste
uit zijn kuit en het was duidelijk dat
er zo spoedig mogelijk een dokter moest
komen. Maar hoe? Vader Hoogzand
moest wel naar een duitse poUtieman
wenken, want burgers waren niet moer
op straat.
Onmiddellijk kwam er een duitser
met getrokken revolver aangelopen en
richtte dat op de heer Hoogzand. Deze
wees op zijn zoon die met een steeds
erger bloedend been was blijven zetten.
„Wat heeft hij gedaan", vroeg de
politieman eerst.
„Niets gedaan", was het onschuldige
antwoord.
„Ja, ja, plakkaten afgescheurd of
ehiien hij spuwde enige keren
met felheid op de straatkeien. „Niets
gedaan", bleef het antwoord.
Intussen was de oudste zoon naar
voren gekomen en wist met behulp van
zijn schoolduits te vertellen dat het al
leen maar ging om een dokter te kun
nen halen. De politieman liet zijn re
volver zakken en nam de oudste zoon
mee.
Een poos later keerde hij met dokter
de Jong (thans praktijk van dokter
van Kempen) terug naar de woning in
de vanGorkumstraat. Natuurlijk wer
den zij begeleid door twee leden van
de Grüne. Die kwamen ook in huis waar
dokter de Jong onmiddellijk met de
verzorging van het verwonde been
was begonnen en Josias een injektie
gaf tegen de klem.
„Er moest wel narigheid van komen",
zei de dokter, „de toestand was veel te
gespannen."
Het was een hele opluchting toen
dokter de Jong door de duitsers naar
huis werd gebracht.
Er bleek nog een gewonde te zijn
maar deze was gelukkig slechts licht
gewond.