Razzia in ontwakend Sommeisdijic Deel 8, 2e helft, hoofdstuk 6 biz. 553 9 maart 1941: Acht uur in de morgen van 9 maart 1941, het was zondag, ronkten de motoren van legervoertuigen bereden door leden van de Grüne PoUzei, door vrijwel alle straten van Sommelsdijk. Vanaf de Langeweg begon men onmiddellijk met het arresteren van alle jonge mannen tus sen 18 en 40 jaar. Het verloop van deze overrompelende gebeurtenis ging als een lopend vuurtje door heel het dorp. Angst maakte zich van iedereen meester en men moest machteloos toezien hoe deze razzia zich met de bekende Duitse „gründlichkeit" voltrok. In elke woning werd onderzocht of er jongens of mannen van de genoemde leeftijd aanwezig waren. Het arresteren gebeurde door leden van de Grüne Polizei die daarbij geassisteerd werden door leden van de Nederlandse Marechaussee. Laten wij een aantal van de in totaal 176 gearresteerden het woord geven. Het zijn de heren A. v. d. Baan, J. C. A. W. Hoek, Jac. V. d. Polder, Joh. Roetman, H. Eozenbeek en P. v. d. Stoep. De arrestatie Transport Aankomst De internering Gymnastiek Contacten Ontspanning Geruchten Naar huis Het thuisfront Uit: Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog 1939 - 194S DOOK Dr. L. DE JONG Concentratiekampen in Nederland SCHOORL Lydice Op 13 december 1943 De voortekens De rest van dit artikel vindt u op blz. 2 (de binnenkant van de voorpagina). iJr it Bladz. 2 „EILANDEN-NIEUWS" VRIJDAG 6 MAART 1981 De heer v. d. Stoep werd nota bene in zijn slaapkamer gearresteerd! Hij was waarschijnlijk de eerste arrestant, want hij woonde n.l. in de v. Aerssen- straat dichtbij de I^angeweg en stapte als eerste in een nog lege gereedstaan de overvalwagen. En dan begint het verhaal zoals dat ook door de anderen zou worden ver teld. Na de arrestatie werden de jonge mannen naar de voormalige openbare ULO te Middelharnis gebracht en wer den zij verzameld in het gymnastiek lokaal (thans repetitielokaal van „Sem- pre Crescendo" en „Ons Koortje"). Al gauw had men behoefte aan een tolk die in de persoon van de heer P. Geelhoed, zoon van de toenmalige ge meentesecretaris van Sommelsdijk werd gevonden. Toen de duitsers tot de conclusie wa ren gekomen dat er eigenlijk te veel mannen waren opgepakt, verlaagden zij de leeftijdsgrens tot 30 jaar. Ook zijn er nog enkele mannen vrij gekomen die tussen de 18 en 30 jaar waren, o.a. de heer F. Noordijk, van beroep bakker. Naar later bleek moest het juiste aantal mannen komen op 176. De arrestatie van de heer v. d. Baan gebeurde in de ouderlijke woning aan de Dorpsweg. Samen met zijn broer Ja cob zat hij al spoedig in de eveneens gereedstaande overvalswagen. De gebr. v. d. Baan hadden hun zwager, de heer L. van Noord uit Oude Tonge, de raad gegeven om op zolder te blijven en niet mee te gaan. Hij is achtergebleven en dat is gelukkig goed afgelopen. Zonder enig schuldgevoel werden de gebr. v. d. Baan met hun buurtgenoten naar het schoolgebouw aan de Juliana van Stolberglaan te Middelharnis afge voerd. De heer Hoek werd door een Grüne uit zijn bed gepord. Hij kreeg de raad om wat kleding, handdoek en zeep mee te nemen. Even later zat ook de heer Hoek in een overvalswagen waarin al meerdere arrestanten zitting hadden moeten nemen. Men praatte wat met elkaar, maar geen van allen wist wat er met hen ging gebeuren of zelfs wat er eventu eel gebeurd zou zijn dat tot de razzia aanleiding gaf. De arrestatie van de heer van de Pol der, thans gemeentebode, verliep geheel anders. Hij werd bij vrienden opgepakt en werd door 2 duitsers opgenomen in hun motor met zijspan en regelrecht naar de ULO-school gebracht. Weer anders verliep de arrestatie van de heer Roetman. Deze werd met zijn broer Benjamin waarschijnlijk als laat ste gearresteerd omdat zij aan het einde van de Oudelandsedijk woonden. De gebr. Roetman voelden zich absoluut niet schuldig en sloegen de raad van de duitse politieman om kleding en wasgerei mee te nemen, in de wind, waarop de politieman naar zijn hoofd wees. Ook een grensgeval was het bij de familie Rozenheek. Toch werd daar in de omgeving iedereen die aan de leef tijdseisen voldeed, opgepakt. De heer Rozenheek had het bijzonder moeilijk, hij kon haast niet van zijn familie en van zijn vee worden losgerukt. Niet tegenstaande het feit dat ook zijn broer Jacob werd gearresteerd, bleef hij het gedurende zijn gevangenschap uiterst moeilijk hebben. „Ik was zeer nerveus", erkende hij eerlijk. Overigens werden langs een deel van de Langeweg en de Molenweg te Som melsdijk geen arrestaties verricht. Kin derrijke gezinnen met opgroeiende jon gens bleven daardoor gelukkigerwijze buiten schot. Wat het „oppakken" be treft zouden soortgelijke verhalen kun nen worden opgetekend uit de mond van alle nog in leven zijnde personen welke dit alles hebben meegemaakt. Of schoon dit niets met de internering te maken heeft zijn van deze groep man nen intussen al 35 mannen overleden. Het was werkelijk heel erg triest. Uit het gezin H. van Es op de West- dijk moesten vier zonen mee en dat zelfde lot trof het gezin van Jac. Mul der, wonende op de Wurft in de zgn. „Tien Azen". Het nevenstaande artikel werd samengesteld door dhr D. Hoog- zand, geïnteresseerd als hij is in de geschiedenis van zijn dorp en dorpsgenoten. Dhr. Hoogzand heeft de informatie deels uit eigen waarneming en voor het overgrote deel uit gesprekken met hen die werden Weggevoerd. Daardoor kwam een getrouwe weergave van de werkelijke gebeurtenissen van die bange 9e maart tot stand, re den waarom het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie alle be langstelling voor het artikel heeft getoond. Van de families L. Edewaard, C. Hoog zand, Iz. de Korte, G. v. d. Sluis, J. Verbiest, St. Visser en H. Vogelaar moesten drie zonen mee. Talrijk waren de gezinnen met twee jongens. Er zijn op die zondagmorgen van 9 maart 1941 te Sommelsdijk verschrik kelijk veel tranen gevloeid en waar de tranen niet tevoorschijn kwamen was het verdriet zeker zo groot. En dan nog de kwelling van die onbeantwoorde vragen. Waarom zijn de jongens toch opgepakt? Waarheen zullen ze worden getransporteerd? Wat zal hun te wach ten staan? In menig gezin werd gebeden voor hun lot! In de bekende overvalwagens werden zij omstreeks half één weggevoerd. Waarheen? Niemand van de gevange nen wist het. Eenmaal over het Ha ringvliet gezet, los van hun geboorte eiland (dat gold voor de meesten van hen) zat men strak en oncomfortabel in de overvalwagens, steeds bewaakt door de Grüne Polizei. In de buurt van Wassenaar werd er gestopt. Daar mocht men een plas doen. Staande in een lange rij werd daar al gemeen gebruik van gemaakt. Een ar restant had het onderweg al in een klomp gedaan. De heer Hoek herinner de zich hiervan nog dat hij in een tuin keek waarin de voorjaarsbloemen in rood, wit, blauwe kleuren waren ge groepeerd. „Hier woont vast een Oran jeklant", dacht hij glimlachend. Daar na moest men weer de wagens in. De kolonne zette zich weer in bewe ging. Men ging zich steeds meer af vragen waarom in noordelijke richting werd gereden. Zou men dan wellicht niet naar Duitsland behoeven te worden getransporteerd? Was de wens hier soms de klassieke vader van de gedachte? Maar, al bleef de kolonne in noor delijke richting gaan, er was dan nog altijd een mogelijkheid om over de Af sluitdijk naar Duitsland of nog verder naar het oosten te zullen worden ge bracht. Allerlei gissingen werden gemaakt, totdat de kolonne in zijn geheel stop hield ergens in het duingebied van het Noordhollandse Schoorl, waar een klein interneringskamp was gesitueerd. Nog altijd wist men niet waar men was aangekomen. Bij aankomst zetten de bewakers een grote muil op, joegen de mannen uit de auto's en maakten de gevangenen duidelijk, ook met schoppen en trappen, dat het zonder meer ernst was. De man nen werden gewoonweg in de barakken gejaagd. Zij werden in twee dubbel- barakken ondergebracht. In elke barak was plaats voor precies 44 persenen. Nu begreep men waarom in de ULÓ- school te Middelharnis het getal op 176 moest worden gebracht. Men moest op de gereedstaande bed den gaan liggen. Het was na deze span- De duitsers bleven waakzaam; ook wanneer de mannen sportten. nende rush opmerkelijk stil. Niemand sprak een woord. Op de vraag van een der bewakers wie of er Duits sprak of verstond kwam er van slechts enkelen maar een schuchter klinkend antwoord. Deze werden als „barakoversten'' of kamerwachten aangewezen en moesten hun slaapplaats bij de ingang van de barak innemen. Dat waren de heren F. H. Born, P. Geelhoed, H. Groenendijk en A. Vroeg- indewei. Na het in ontvangst nemen van de kampregels ontstond van lieverlee een wat minder gespannen toestand. Van de burgerkok kregen de mannen te horen dat zij in het kamp Schoorl terecht waren gekomen. Met deze man, die in Schoorl woonachtig was, kwa men meer kontakten die uiteraard niet ten nadele van de gevangenen uitvielen. Op de vraag of er iemand van de jon gens werd afgeranseld of tot bloedens toe geslagen werd, kwam gelukkig een ontkennend antwoord. Wel heeft dhr Roetman één keer iemand zich ineen zien krimpen om de hem toegebrachte slagen met de kolf van een geweer te ontwijken. 's Anderendaags werd door de be wakers gevraagd of er zich Joden on der de arrestanten bevonden. Dat was niet het geval. In dit verband wil de familie Rozenheek nadrukkelijk ont kennen dat hun broer Jacob vanwege zijn Joods uiterlijk voortdurend zou zijn geslagen. Dat werd namelijk in Som melsdijk vaak verteld. Anderzijds was men niet bepaald met vakantie. Klachten over het voedsel, veel stamppot, waren er natuurlijk wel, maar hier moet worden gerelativeerd, daar het in alle andere kampen veel en veel slechter is geweest. Moeders potje zag er op Flakkee wel anders uit! Zo mochten de mannen pak jes van huis ontvangen, waarin toch zeker ook wel voedsel was verzonden. Versnaperingen en rookartikelen wer den daarbij mede opgestuurd. Zelfs de accordeon van de heer G, Razenberg werd opgestuurd alsmede een fototoes tel van dhr C. Verbiest. Briefwisseling vond normaal plaats. Censuur zal er ongetwijfeld op zijn ge weest, doch van vermissing is in elk geval niets gebleken. „Jullie moeten zelf wat gaan doen", zo sprak een burger in het kamp. „Ga bijvoorbeeld gymnastieken, anders moet je onder leiding van de duitsers v/at gaan doen en dat zou wel eens kunnen tegenvallen. Bovendien kom je de dag beter door." Deze man had immers wel gezien wat er met de Amsterdamse Jo den was gebeurd, zo vlak voordat de Sommelsdijkers kwamen. Zo gezegd, zo gedaan. Met toestem ming van de kampcommandant Stover werd met de oefeningen begonnen. De bewaard gebleven foto's spreken voor zich. Niet iedereen nam met zoveel graagte aan de gymnastiekoefeningen deel, an deren daarentegen vonden het juist fijn om hun lichaam in goede conditie te krijgen of te houden. Als gymnastiekleiders wierpen zich al gauw de heren S. Verbiest (thans in Amerika) en C. Hoogzand op, destijds bekend van de thuisvereniging Sparta- Hygiëa. Toch bleven de gym-oefeningen vrij willig en werd indien er gezondheids klachten of blessures waren door de burgerarts al gauw dispensatie ver leend. Eén keer is het voorgekomen dat er strafgymnastiek moest worden ge geven en dat viel om de drommel niet mee! Al met al was gymnastiek beslist heel wat beter dan b.v. dwangarbeid. Afgezien van briefwisselingen en de ontvangst van pakketjes, was er geen rechtstreeks kontakt met familie of vrienden. Met burgerlijke of kerkelijke autoriteiten vond evenmin een direkte ontmoeting plaats. Als enige burger uit Sommelsdijk, heeft dhr. J. Mastenbroek, bij de poort van het kamp een gesprek kunnen voe ren met zijn zoon Johannes, welke nu in Engeland woont. Verder waren er nog externe kon takten met de leveranciers van het kamp Schoorl. Via de burgerkok werd er brood aangekocht. Naast de ver strekte kamprantsoenen was dat toch wel een welkome aanvulling. De heer S. Verbiest hield zich daarmee bezig en regelde ook de verdeling in porties daarvan. Overigens moesten van huis nog wel de voedseldistributiebonnen worden opgestuurd en aan de kamplei ding worden afgedragen! Ofschoon er geen kampwinkel was, kon men volgens dhr v. d. Baan wel klompen kopen. Op het laatst liep bijna iedereen op nieuwe klompen met of zonder leertjes. Het verlangen om eens buiten het kamp te kunnen komen nam bij menigeen sterk toe. Daar moest iets op verzon nen worden. Het valt ook niet mee om zich bin nen de krijtlijnen op te houden en ze ker niet als men beseft dat ongeveer twee meter verder een dubbele afzet ting met 36 lijnen prikkeldraad was aangebracht. Zo ontstond het idee om in Schoorl naar de kerk te gaan. Dat was een pracht van een kans om nu eindelijk eens buiten het kamp te komen. De heer V. d. Polder vertolkte de teleurstelling dat er geen kerkbezoek buiten het kamp werd toegestaan. Wat wel werd toege- staan was, dat er voortaan op zondag middag in het kamp zelf een godsdienst oefening mocht worden gehouden. Dat resulteerde er in dat dominee Boeke, Remonstrants predikant te Schoorl, elke zondagmiddag in het kamp een dienst leidde voor de gevangenen. De heer Roetman wist zich dit nog allemaal tot in details goed te herin neren. De dienst stond evenwel onder duitse kampbewaking. Er mocht niet worden gekollekteerd. Ds. Boeke heeft later in de zgn. Brou werij (thans dierenarts Vink) aan do Zuidelijke Achterweg te Sommelsdijk, waar de Remonstranten hun kerkge bouw hadden een preekbeurt vervuld. Het laat zich verstaan dat heel wat ex-gevangenen uit Schoorl, uit sym pathie voor de predikant, deze dienst hebben bijgewoond. I Men kwam dus niet uit het kamp. De heer v. d. Stoep, en misschien ook wel anderen, heeft wel eens overwogen om te gaan vluchten, maar de gedachte aan represailles weerhielden hem zijn plan ten uitvoer te brengen. In het kamp waren geen andere ge vangenen ondergebracht. Men moest zich blijven schikken in een onzekere situatie, welke steeds aan groot gevaar onderhevig bleef. Men was een gevan gene en nog wel zonder enige rechts bijstand. En toch mocht er één jongen naar huis. Dat was de heer F. H. Born. Hij mocht het kamp Schoorl verlaten om deel te kunnen nemen aan het eind examen H.B.S. Naast de dagelijkse taken zoals de boel schoon houden, eten halen, gym nastiek, kleren wassen e.d. was er toch ook nog ruimte gelaten voor ontspan ning. Er werd op de accordeon gespeeld door Gerard Razenberg. Er werd ge zongen. Er werd gedamd en gekaart. En er werd gelachen om voordrachten en schetsjes. Precies om tien uur moest dat wel afgelopen zijn. Dan moest iedereen op bed liggen en stil zijn. Dikwijls hoorde men de bewakers om de barakken heen lopen. Telkens verspreidde zich het gerucht dat men in vrijheid zou worden ge steld. Soms werd dat gebaseerd op de aanwezigheid van geringe voedselvoor raden bij de keuken. Maar als deze werden aangevuld, voornamelijk met aardappelen, dan begonnen sommige jongens wel eens te zingen van „We gaan nog niet naar huis", zo vertelde de heer Hoek. Op het laatst van de internering ver slapte, de duitse houding toch wel eni ger mate. Het strenge was er een beetje af. Zou dan eindelijk aan de internering spoedig een einde komen? Dat was ten slotte de belangrijkste vraag. Op de morgen van 9 april, precies een maand na de razzia, werden de mannen en jongens opnieuw in de overvalwa gens gezet. Maar voor dat de spullen werden ingepakt, kreeg ieder van de Schoorlse burgerwerklieden de drin gende waarschuwing: NEEM GEEN SOUVENIRS MEE! Denk om de ge volgen!! Ieder gevangene kreeg zijn persoons bewijs terug. Opnieuw zette de kolonne zich in beweging, alles onder dezelfde bewaking. Eerst werd naar Alkmaar gereden, waar echter op het terrein van de gasfabriek gestopt werd. Ieder een moest uitstappen en bij elkaar gaan staan. Daar werden de Sommels dijkers door hun burgemeester, de heer L. J. den Hollander, toegesproken. Na deze toespraaK moest iedereen weer instappen en zette de kolonne die mor gen zich voor de tweede keer in bewe ging. Het eerste gedeelte reed recht streeks door tot aan het veer Helle- voetsluis - Middelharnis. Eenmaal op de boot gestapt waren ze vrij en zonder bewaking keerde ieder zijns weegs „naar huis"! Hun thuiskomst had een geheel ander aanzien. Opnieuw vielen er tranen maar nu van pure vreugde! Helaas moest een ander deel in Rot terdam achterblijven. Zij kregen voor één nacht onderdak in een schoolge bouw aan de Oostervantstraat niet ver van het Centraal Station. Daar was het een vuile troep en al ras werden de eerste vlooien gevangen. Gelukkig scheen de volgende dag let terlijk en figuurlijk de voorjaarszon. Want ook deze laatste, gevangenen werden, zij het gesplitst in twee groe pen, per overvalwagen naar Hellevoet- sluis gebracht. ,,In de auto was het verschrikkelijk koud, je zat zo maar achter een zeiltje", reageerde de heer v. d. Baan. Het was dus geen voorbeeld van samen uit, sa men thuis. De onuitsprekelijke vreugde bij hun thuiskomst was daar niet minder om. Wat had men in Sommelsdijk tijdens de internering van de 176 mannen ge daan? Was er een comité tot steun van de gevangenen gevormd? Was er een vrouwenorganisatie opgericht om maar iets te doen voor hun mannen of hun zonen? Neen. Dat kon ook niet. Mevr. V. d. Stoep vertelde hierover zeer gedecideerd. „Ik was in verwach ting en heb tijdens de eerste dagen dat de mannen weg waren, geprobeerd om bij de duitse commandant aan de Lan geweg gehoor te krijgen om mijn man in vrijheid te stellen. Maar de aanwezige duitsers lachten me gewoon uit en ble ven onverschillig met de benen over Een beeld uit het concentratiekamp Schoorl. hun bureau zitten. Het waren vrese lijke dagen vol angst. Er gingen geruch ten over fusillades. Pas toen het be richt kwam waar de mannen heen wa ren gebracht en dat er brieven moch ten worden geschreven, verminderde de angst wel wat", herinnerde zich mevr. v. d. Stoep. Zo heeft mevr. Rozenheek verteld dat het vooral voor de moeders zo vrese lijk was. Zij wisten immers van hun kinderen dat ze volkomen onschuldig waren en toch gevangen werden geno men. Mevr. Rozenheek heeft op de ochtend van de razzia bij de ULO-school waar de mannen werden verzameld nog ge probeerd om iets voor haar broers- af te geven, maar zij kreeg evenals zovele andere vrouwen geen kans meer om nog maar iets te doen Bovendien zat de schrik voor de be zetter bij de Sommelsdijkse gemeen schap er voor goed in!!! Men durfde bij wijze van spreken nog geen bloemetje voor het raam te plaatsen op de dag van terugkeer in de ouderlijke woning. Vermeld dient nog te worden dat elke ex-gedetineerde een tien gulden biljet heeft gekregen van de eerwaarde heer van As, hervormd predikant van Som melsdijk. Naar later bleek was dit een persoonlijke gift. Tenslotte is iedereen er van over tuigd dat wanneer deze gebeurtenis enige jaren later had plaats gevonden Sommelsdijk een eerste Putten had ge worden Met dank aan de ex-gevangenen voor hun spontane medewerking en met veel dank aan de redaktie van dit blad. D. Hoogzand Sommelsdijk In volgorde van oprichting was het kamp te Schoorl zelfs de eerste In juni 1940 werd door de bezetter besloten om de in ons land wonende Engelse, Franse en Belgische manne lijke staatsburgers van 16 jaar en ouder te interneren. Zij werden ondergebracht in een aan de rand van de duinen liggend barak kenkamp te Schoorl dat vóór de mei dagen van 1940 delen van een Neder lands infanterie-regiment gehuisvest had en na de capitulatie korte tijd in gebruik was geweest bij een onderdeel van de Wehrmacht. De Fransen en Belgen werden spoedig vrijgelaten, later ook de Engelsen tot 18 jaar. Over het lot van de overigen kan men uiteraard verder lezen. Vermoedelijk is Schoorl aanvankelijk louter aangeduid als „Internierungs- lager". Het resorteerde onder de Be- fehlshaber der Sicherheitspolizei und des S.D. Tot juni 1941, voor de Sommelsdijkers relevant, was de kampcommandant SS- Untersturmführer Johann Stöver. Het kamp werd bewaakt door man schappen van de Ordnungspolizei. Groe pen personen die óf in het kamp een korte straftijd ondergingen óf er wer den vastgehouden in afwachting van transport naar een ander kamp, werden in het kamp te Schoorl ondergebracht. Eind februari 1941 waren dat bijna 400 Amsterdamse Joden (met enkele uit den Haag). Zij werden naar Buchen wald doorgezonden Begin maart 1941 (het was de 9e) wa ren dat een kleine 200 (volgens oogge tuigen 176 in getal) 18- tot 30-jarige in woners van Sommelsdijk. Volgens de „Meldungen aus den Niederlanden" wa ren zij gearresteerd als vergeldings maatregel voor het herhaaldelijk bele digen en lastig vallen van personeel van de Wehrmacht en de politie. De Sommelsdijkse mannen en jongens waren dus strafgijzelaars. Een maand detentie, schrijft dr. de Jong op blz. 554. Dat was het inder daad precies want op 9 april 1941, het was een koude voorjaarsdag met een strakke N.W. wind, keerden allen ge lukkig heelhuids terug. Na de Sommelsdijkers waren in het kamp voortdurend gevangenen onder gebracht. In het kamp Schoorl was het regime niet streng en er is voor zover bekend niet één gevangene gestorven. Eind oktober 1941 werd het kamp Schoorl opgeheven. Hitler had Heydrich benoemd tot Protector van Bohemen en Moravië. Heydrich, achter in de dertig, was oorspronkelijk een marine-officier, maar was uit de dienst ontslagen wegens gedragingen tegenover een jong meisje, die „niet overeenkwamen met het ge drag van een officier en een heer". Als verdorven sadist ging hij tot uitersten in zijn opdracht om de Tsjechen te onderwerpen. Tot wanhoop gedreven probeerden de Tsjechen op 27 mei 1942 Heydrich te vermoorden. De aanvallers ontsnapten en de Duit sers kondigden de noodtoestand af. Op 4 juni 1942 stierf Heydrich aan zijn ver wondingen. Zes dagen later maakten de Duitsers denkend dat Lidice de moordenaars her bergde, het gehele dorp met de grond gelijk. Elke meerderjarige man werd vermoord en de vrouwen en kinderen werden over geheel Midden-Europa verdeeld. De Nazi's gaven de massamoord toe, een van de meest genadeloze wraak nemingen in de geschiedenis dreven Duitse soldaten alle mannelijke bewoners van Kalavrita (Griekenland) boven de vijftien jaar bijeen en schoten ze dood; 1463 in getal. Daarna brandden zij de gehele stad tot de grond toe af. De reden was dat op, zekere dag drie Duitse soldaten vanuit een hinderlaag waren gedood. Het had op 8 maart 1941 de gehele dag geregend. Pas om een uur of vijf brak de bewolking en scheen de zon zelfs enigermate. „Geen Joodse sab bath goed of kwaad, 't zonnetje schijnt vroeg of laaf', zo luidde immers een oud volksrijmpje. Maar al knapte het weer ziender ogen op, het bleef die dag in Sommels dijk een gespannen toestand. Een de tachement van de duitse „Grüne Po lizei" had zijn intrek genomen in de oude kleuterschool aan de St. Joris Doelstraat (thans meubelzaak van Van Zielst). Bovendien was een afdeling van de Ned. Marechaussee in het kantonge rechtsgebouw te Sommelsdijk gehuis vest. Op tal van muren hadden de duitse bezetters plakkaten laten aanbrengen waarop o.a. vermeld stond dat iedere burger om 7 uur 's avonds in huis moest zijn. Samenscholing van meerdere per sonen was verboden en meer van dat soort regels.'. Het was ongeveer 10 minuten voor 7 op die bewuste avond toen de heer J. de Graaf met wat kippeneieren in de korf aan zijn arm door de Oranje straat kwam aangelopen. Op de hoek Oranjestraat - Enkele Ring stonden wat opgeschoten jongelui aan wie de heer de Graaf het nieuws vertelde dat „Brechtje Roodzant werd opgepakt". De zestien-) zeventienjarige knapen renden daarop uit nieuwsgierigheid de Oranjestraat in, in de richting van de W. Achterweg. Nauwelijks hadden zij echter de gang er in of inderdaad kwamen twee zwaar bewapende duitsers met tussen hen in de ongelukkige Lambrecht. Vermoede lijk trokken de duitsers de conclusie dat de opgeschoten jongens Brecht uit hun handen wilden bevrijden. Zeker was in elk geval dat één van de be wakers zijn automatisch wapen in de schiethouding nam en een volle lading op het plaveisel van de Oranjestraat leeg schoot. In een ommezien liep ieder die maar lopen kon, zo vlug mogelijk naar huis. Kinderen schreeuwden ang stig om hun moeder en moeders schreeuwden al even angstig om hun kinderen. In luttele minuten tijds werd het volkomen stil, maar de angst bleef. Eén van de jongens, Jozias Hoog zand, was nog net thuis kunnen ko men en viel versuft neer in het voor huis van zijn ouderlijke woning. Hij was erstig gewond. Het bloed gutste uit zijn kuit en het was duidelijk dat er zo spoedig mogelijk een dokter moest komen. Maar hoe? Vader Hoogzand moest wel naar een duitse poUtieman wenken, want burgers waren niet moer op straat. Onmiddellijk kwam er een duitser met getrokken revolver aangelopen en richtte dat op de heer Hoogzand. Deze wees op zijn zoon die met een steeds erger bloedend been was blijven zetten. „Wat heeft hij gedaan", vroeg de politieman eerst. „Niets gedaan", was het onschuldige antwoord. „Ja, ja, plakkaten afgescheurd of ehiien hij spuwde enige keren met felheid op de straatkeien. „Niets gedaan", bleef het antwoord. Intussen was de oudste zoon naar voren gekomen en wist met behulp van zijn schoolduits te vertellen dat het al leen maar ging om een dokter te kun nen halen. De politieman liet zijn re volver zakken en nam de oudste zoon mee. Een poos later keerde hij met dokter de Jong (thans praktijk van dokter van Kempen) terug naar de woning in de vanGorkumstraat. Natuurlijk wer den zij begeleid door twee leden van de Grüne. Die kwamen ook in huis waar dokter de Jong onmiddellijk met de verzorging van het verwonde been was begonnen en Josias een injektie gaf tegen de klem. „Er moest wel narigheid van komen", zei de dokter, „de toestand was veel te gespannen." Het was een hele opluchting toen dokter de Jong door de duitsers naar huis werd gebracht. Er bleek nog een gewonde te zijn maar deze was gelukkig slechts licht gewond.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1981 | | pagina 10