EIIAÜDEn niEUWS
De Belgische opstan
Overdenking
5^
goed
De val van Bergen
uit de
HeiKge Sdirift
1
2e blad
Vrpag 24 oktober 1980
No. 4937
HET'
KVENSTER
it it
it i^
waapJnemer
ZEEUWSE WANDELINGEN
jllw huis verkopen 7|
TAMBOER
Dam- en Schaakver.
„Ontspanning''
te Ouddorp
Hervormings-
zangavond
SCHAKEN
,,De Zwarte Pion''
TEfiVOLGVERHAAL
blik ep kerk
M sainentavlns
Volle kerken
Teruggang
Kwantiteit en kwaliteit
„Wat 't vol?" „En hoe was 't ie?"
Volgens de bekende predikant Ds. Jac.
van Dijk zijn dat de twee vragen die
kerkgangers uit de Gereformeerde Ge
zindte aan elkaar stellen. Hoeveel men
sen waren er? En was de dominé goed?
Inderdaad zullen velen van ons zich
zelf in deze vragen herkennen.
Die twee vragen hebben ook alles met
elkaar te maken. Want we weten het
allen: waar boeiend en beeldend wordt
gepreelït, daar willen de mensen ook
nog wel komen. Het is dikwijls voor de
goegemeente nog niet zo belangrijk wat
er gezegd wordt, wel hóo het gezegd
wordt. Of, zoals een hoogleraar tegen
zijn studenten zei: „Wat u verkoopt is
van belang, maar hoe u het inpakt is
van nog méér belang".
Intussen is het óók waar dat de Ge
reformeerde, of wilt u, de Reformato
rische prediking altijd nog de meeste
m,ensen pleegt te trekken. Men mag dat
traditie noemen, of zelfs sleur, maar het
zou ook nog weleens zo kunnen zijn dat
deze prediking het geweten van de men
sen méé heeft. Dat men als het ware
intuïtief aanvoelt: zo is het. Ook al is
het leven er lang niet in alle gevallen
mee in overeenstemming...
Laten we onszelf echter niets wijsma
ken. We zijn zo geneigd onszelf op de
borst te slaan en de gedachte te koes
teren: in onze kerk, in onze gemeente
zit het wel goed. Daar wordt de waar
heid nog verkondigd en daar is de kerk
nog vol.
Want ook onder ons neemt hier en
daar de kerkgang af. En ook de rech
terkant van de Gereformeerde Gezindte
ontkomt niet aan het saecularisatiepro-
ces. En heeft niet een bekend predikant
eens gezegd: „Het verval van de kerk
begint bij de tweede dienst?"
Nu zijn er blijkbaar ook predikanten
die de teruggang in het kerkbezoek he
lemaal niet verontrustend vinden. Vroe
ger was het toch in alle richtingen zo
dat predikanten opriepen tot trouwe
kerkgang. Maar nee, sommigen hebben
blijkbaar de nering naar de tering gezet
en achten de minder volle kerken winst!
Ze krijgen nu tenminste een geselek-
teerd publiek!
Deze tendens bleek uit een stukje van
Ds. C. Jongeboer in de rubriek „Ge
hoord-Gezien-Gelezen" in het Her
vormd Weekblad van 16 oktober. Ik
neem het hier over:
„Kwantiteit en kwaliteit. U weet wat
die woorden betekenen. Hoeveelheid
en hoedanigheid. Ik was laatst in
een gezelschap waar mèn mij vertel
de dat een dominé kerkgang heie
maar niet zo belangrijk vond. VoUe
kerken vond hij geenszins een te
ken van geestelijke welstand. Hij
vond dat de kwaliteit van de kerk
gangers belangrijker was. Ik heb
altijd gemeend dat er in de kerk
dienst maar één kwaliteit mensen
aanwezig was, n.l. zondaren!
Toegegeven, de zgn. preektijgers
die overvolle kerkein hebben door
dat de gemeenteleden als kudde
dieren achter hen aanlopen zijn voor
minder begaafde en met meer ver-
antwoordelij kheidsgevoel begaafde
predikanten soms een angel in het
vlees. Maar dat geeft hun nog niet
het recht om naar de andere kant
uit te glijden. Kerkgang is nood
zakelijk voor elk gemeentelid. En
daarom probeer ik ze altijd in de
kerkdienst te krijgen. Want het ge
predikte Woord mag toch nog steeds
voedsel voor de mens zijn ten eeu-
wigen leven".
Nu, deze opmerkingen hebben mijn
hartelijke instemming volle kerken
mag dan niet alles zijn. Maar zijn lege
kerken het dan wel
II
In het vorige artikel hebt u kunnen
lezen, dat de Belgische soldaten zonder
veel strijd de grens overgejaagd zijn
naar hun eigen land. Dat was op 22 ok
tober 1830. Kapitein Groeneveld was
net op het juiste moment "gekomen om
hen uit Oostburg te verdrijven.
Hij trok nu met zijn soldaten naar
IJzendijke, waar hij de Belgische vlag
van de toren haalde. Daarna trok hij
terug naar het fort Frederik Hendrik
te Breskens.
In Oostburg had na de aanval der
Belgen een grote uittocht plaats, ze wa
ren nu wel weg, maar konden immers
terugkeren. Velen verlieten de plaats,
o.a. ook de predikant. Anderen bleven
er wonen, maar brachten vrouwen en
kinderen naar veUiger gebied. Dat deed
ook burgemeester Callenfels. Overdag
was hij in Oostburg, maar hij sliep bui
ten het dorp.
Inderdaad zijn ze ruim een week la
ter teruggekomen, nu met veel groter
legermacht.
Nieuwe invallen
Juist een dag voor de volgende in
vasie hadden de onzen een nieu'we be
velhebber gekregen. Het was luitenant
kolonel Jozef Ledel, die op 27 oktober
te Breskens aan wal stapte. Hij kwam
uit Antwerpen en was door Chassée, de
bevelhebber van de citadel, naar hier
gezonden. Kort tevoren (16 oktober) was
hij ook al in Zeeuws Vlaanderen ge
weest. Teleurgesteld door de weinige
afweermiddelen was hij echter naar
Antwerpen teruggekeerd. Zodoende had
hij de eerste aanval op Oostburg niet
meegemaakt. Nu kwam hij voor goed
Ruïne oude poort in Sluis.
en door zijn dapperheid heeft hij
Zeeuws Vlaanderen behoed voor een
Belgische verovering.
Op 28 oktober was hij hier nog maar
één dag, toen honderd Belgen uit Brug
ge naar Sluis en St. Anna ter Muiden
kwamen. Bijna zonder slag of stoot
wisten ze deze twee plaatsen te ver
overen. Ledel virist ze echter te verdrij
ven. Daarna vertrok hij een paar dagen
later naar Oostburg, waar hij zijn
hoofdkwartier vestigde. Hij liet 50 man,
onder luitenant Stratet, in Sluis ach
ter. Deze kon het echter niet houden
tegen een overmacht van 500 Belgische
soldaten. Ze stonden onder bevel van
burggraaf De Pontécoulant en namen
bezit van Sluis en omgeving.
Een tweede inval in deze omgeving
had plaats op 30 oktober. Toen kwam
Grégoire, de bevelhebber van de vori
ge aanval, weer terug. Met 600 man
veroverde hij Aardenburg. In de ach
terhoede van dit legertje bevonden zich
nog 1200 a 1500 mannen, gewapend met
spaden, messen, houwelen, bijlen, stok
ken. Ze konden de soldaten wel wat
helpen, maar eigenlijk waren het echte
rovers en plunderaars, die probeerden
bij de Hollandse kaaskoppen wat te ha
len.
De volgende dag, zondag 31 oktober,
vertrok Pontécoulant met zijn soldaten
uit Sluis naar Aardenburg. Zijn troe
pen verenigden zich met die van Gré
goire. Deze bleef in Aardenburg, maar
Pontécoulant ging op weg naar Oost
burg voor een nieuwe aanval op deze
plaats.
Aanval op Oostburg
Op die zondag was er in de Ned. Her
vormde kerk geen dienst, de predikant
was trouwens weg. De dienst in de r.k.
kerk was echter druk bezocht. Alles
scheen verder rustig. Onze soldaten wa
ren nergens op verdacht. Sommigen wa
ren bezig hun geweren te poetsen. Met
die geweren was het niet veel bijzon
ders: munitie hadden ze weinig en de
vuursteentjes voor de ontbranding
deugden niet. Helpers van ons in Aar
denburg hadden een briefje gestuurd:
„ze komen", maar door onverklaarbare
oorzaak kv/am dit pas 2 dagen daarna
in Oostburg, dus te laat.
Ledél zelf was niet in Oostburg. Hij
was van mening, dat hij het stadje toch
niet zou kunnen houden en wilde zijn
troepen terugtrekken naar het fort Fre
derik Hendrik in Breskens. Onderweg
hierheen in de buurt van Schoudijke
hoorde hij schoten. Direct snelde hij met
zijn soldaten terug en was nog juist
op tijd in Oostburg, dat door de Belgen
werd aangevallen.
De toestand dreigde er chaotisch te
worden. Maar in korte tijd wist Ledel
de orde te herstellen en een eind te
maken aan de verwarring onder onze
soldaten.
Een kanon was volgens de soldaten
onbruikbaar. Ledel onderzocht het en
constateerde dat de kogelhouder er
averechts in zat! In een ommezien had
hij het schietbaar gemaakt. Nu zou het
tegen de overvallers in stelling worden-
gebracht. De paarden, die er voor ge
spannen waren, gingen echter op hol en
zouden het kostbare wapen op die ma
nier naar de vijand hebben gebracht.
Juist op tijd schoot echter een van onze
officieren een paard dood, waardoor ook
het andere tot staan kwam.
Het gevecht duurde maar kort. Maar
de overwinning was aan de Nederland
se zijde. De Belgen hadden 14 doden en
voerden bijna 100 gewonden mee over
de grens naar hun eigen land. Plimde-
rend en op hun terugtocht nodeloos ver
nielend, moesten ze voor de tweede keer
van Oostburg terugtrekken.
Jammer voor onze commandant Le
del, dat hij geen ruiters had, zodoende
kon hij de vijand niet/ achtervolgen.
Ook Aardenburg moest Grégoire aan
Ledel overgeven en hij was gedwongen
de vier gijzelaars vrij te laten.
De Belgische vlag, die een week op
Aardenburgs toren gewaaid had, werd
natuurUjk vervangen door onze eigen
driekleur'.
Bij de bevrijding van Zeeuws Vlaan
deren in het najaar van 1944 zijn alle
dorpen in deze streek zwaar bescha
digd. Ook Oostburg. Ze zijn nu weer
opgeknapt, van de verwoestingen is
niets meer te zien. Oostburg is daar de
grootste plaats, de centrumgemeente ge
worden. Een plein heeft men naar ko
lonel- Ledel het Ledelplein genoemd en
hier is het Ledeltheater gebouwd. In de
hal hiervan heeft de Amsterdamse
kunstschilder Willy Ledel in 1956 een
schilderij gemaakt van zijn roemruch
te voorvader. Kolonel Jozef Ledel is in
1835 gestorven, in 1831 was hij bevor
derd tot kolonel.
Van het enkele malen genoemde fort
Frederik Hendrik bij Breskens is niets
meer over.
Middelburg
L. van Wallenburg
„En God zal alle tranen van hun
ogen afwissen
(Openbaring 21 4)
Deze wereld wordt somtijds een tra
nendal genoemd. En wat is dat terecht.
Moeite en verdriet, eenzaamheid en
kruis geven de weg van de mens aan. In
de wereldwijde verbanden horen wij
van oorlogen, aardbevingen, ziekten en
honger. En iedereen kan in het persoon
lijk leven de voorbeelden aangeven van
de zorg en het verdriet, dat in het men
senleven gevonden wordt. Tranen wor
den vergoten aan ziek- en sterfbedden,
aan geopende graven. Dan moeten we
zeggen: „Wat een leed heeft de zonde
veroorzaakt". De ganse schepping zucht.
Temidden van de vreselijke gevolgen
van de zondeval klinkt het woord aan
gaande de nieuwe hemel en de nieuwe
aarde. Daarvan wordt mede gezegd, wat
We lezen in de tekstwoorden van onze
overdenking: „En God zal alle tranen
van hun ogen afwissen". Daarin keert
de geluksstaat van het verloren Para
dijs terug. Daar werden ook geen tra
nen geschreid. Daar verkeerde de mens
in de volkomen harmonie met zijn
Schepper. De mens, als het kroonju
weel van de schepping, verkeerde er üi
de opdracht. God groot te maken.
Maar welk een vreselijk einde is daar
aan gekomen. Door de zondeval heeft
de dood zijn intrede gedaan. Sindsdien
is het één stroom van moeite en ver
driet, sindsdien is de ganse mensheid
één grote rouwende familie. Telkenma
le staan mensen aan een geopend graf;
op de slagvelden vloeit het leven uit
duizenden jonge mensen weg, in de zie
kenhuizen wordt nood en eenzaamheid
doorworsteld. Over verbroken huwelij
ken worden tranen geschreid, over on
herstelbare daden moet berouw worden
uitgeweend. Het uitnemendste, zegt Ps.
90, is moeite en verdriet.
Te somber? Och, zelfs de wereld weet
ervan. Talloze jongeren zoeken hun uit
weg in de verdovende middelen. Alleen:
het is een schijntroost. Na een tijdelijke
„troost" is de ellende des te groter.
De enige uitweg ligt in het leven met
de Heere. Daarom willen we ons bepa
len tot de tranen, die tot nu toe nog
niet genoemd zijn: de tranen over de
zonde, de droefheid naar God.
Door de stille, krachtige en wonder
lijke werking van de Heilige Geest gaat
een aan zijn schuld en Zonde ontdekte
zondaar zijn schuld voor de Heere be
wenen. Hij gaat tranen schreien over de
vreselijke verbrokenheid van het leven.
Hij is God kwijt. Dat doet schreien tot
God. Kennen wij die gestalte? Deze is
immers noodzakelijk teneinde vertroost
te worden door de genade, die de Heere
wil schenken. i" I
Zo geen ae Heere Zijn volk van tijd
tot tijd Zijn vertroostende genade, als
teerkost op de weg des levens. Hij troost
het hart, dat schreiend tot Hem vlucht.
En dat wijst heen naar de eeuwige za
ligheid, waar alle tranen van de ogen
gewist zullen worden.
Kennen we het heimwee daarnaar?
Doet zondekennis ons zuchten tot God
om de verlossing van zonde en dood?
Aan het bestaan van deze wereld zal
een einde komen. Dan zal de zonde
worden uitgebannen, en de duivel wor
den verslagen. God zal de nieuwe aarde
voortbrengen, waarop gerechtigheid
heersen zal.
Niet alle tranen zullen afgewist wor
den? Dat zijn de tranen van de mens,
die onbekeerd leefde en onbekeerd stierf
Ook deze zal de smart over de zorgen
van het leven, gekend hebben. Maar
waar het niet bracht tot de droefheid
naar God, uitlopend in een waarachtige
bekering, daar zullen de tranen van
deze aarde overgaan in een eeuwig ver
driet. Dat geldt trouwens ook van de
zorgeloze vreugde van de mens zonder
God. De ellende van deze wereld wordt
overdekt door een waas van doUe
vreugde, die geen ware blijdschap is.
Wat een vreselijk ontwaken zal het zijn
in de eeuwige verlorenheid. Geen be
rouw zal gekend worden, alleen maar
de wroeging, omdat er geen weg terug
zal zijn. De ernst van de mogelijkheid,
verloren te gaan, worde in onze harten
ingegrift, opdat we de tijd van ons le
ven leren kostelijk te achten.
Maar wat een zalige toekomst is dat
voor de Kerk des Heeren. God zal aUe
tranen van hun ogen afwissen. Alle
tranen, staat er. Niet één uitgezonderd.
Tranen over de gevolgen van de zonde
én over de zonde zelf. En wie de Heere
zijn schuld weet te belijden, zal ook
begeren, de Heere te rechtvaardigen in
wegen van druk en kruis.
Hoe kon Johannes deze woorden
neerschrijven? Alleen op grond van de
vrije genade Gods én van de tranen
van de Middelaar. Ook Hij heeft ge
schreid. Zijn ziel was bedroefd tot de
dood toe, toen Hij was in de hof van
Gethsémané. Hij weende aan het graf
van Lazarus. Hij schreide over Jeruza
lem.
Deze toekomst van Sion ligt verklaard
in de tranen van de Middelaar. Daarom
zal niemand, die zijn schuld heeft leren
bewenen, dit willen inruilen voor de
schljnvreugde van deze wereld. Dat is
het wonder van genade: liever als een
verbroken, aUes missend mens over de
ze aarde te gaan dan te leven in de
zorgeloze vreugde van de mens, die
God niet kent. In zulk een weg immers
wU de Heere zich openbaren.
Alle tranen zullen van hun ogen af
gewist worden. De tranen over de zon
de zullen er niet meer zijn, want de
schuld zal volkomen vergeven zijn. Er
zal niets anders meer zijn, dan de
Heere in die eeuwigdurende Uefdedienst
te mogen dienen.
De tranen over de dood zullen er niet
meer zijn, want de dood zal zijn uitge
bannen. Slechts het léven zal gevonden
worden, en het zal een leven in onge
stoorde, eeuwige vreugde zijn.
De tranen over de verdrukking zuUen
er niet meer zijn. Alle eeuwen door
wordt de nood van de kerk uitgeschreid
temidden van de verdrukkingen. Maar
God zal volkomen bevrijding schenken!
Dan komen zij uit de grote verdrukking,
de klederen gewassen in het bloed van
het Lam.
Alle tranen! Nee, niet een gedeelte
van die tranen. Alle moeite zal voorbij
gaan. Mogen wij ervan weten? O, wat
is het noodzakelijk, dat wij kennis heb
ben aan het genadewerk des Heéren.
Vraag er maar veel om, opdat we niet
eens eeuwig onszelf moeten beschuldi
gen, maar... eeuwig mogen zingen van
Gods goedertierenheen.
Zo zal voor de triomferende Kerk de
eeuwige vreugde aanbreken. De eeu
wigheid zal nodig zijn, om dat wonder
te beleven. Hier op aarde moet de Kerk
des Heeren zingen: „Mijn tranen hebt
G'in Uwe fles vergaard", maar het mag
ook wel eens zijn: „Gij hebt, o Heer',
in 't dood'lijkst tijdsgewricht, mijn ziel
gered, mijn tranen willen drogen". Dan
mag het svel eens geweten worden, dat
de verdrukking op aarde een lichte ver
drukking is, die snel voorbijgaat, en
niet opw^eegt tegen het gans zeer uitne
mend gewicht van de eeuwige heerlijk
heid.
God zal alle tranen van hun ogen
afwissen. En in plaats daarvan zal hun
blijdschap ten hoogsten toppunt stijgen.
Hun ogen zuUen de Koning in Zijn
heerlijkheid aanschouwen. Als de voor
smaak zoveel vreugde verschaft, wat
zal dan de heerlijkheid zelf niet zijn?
O, dat we er eens heilig jaloers op ge
maakt werden! En laten allen, die de
Heere vrezen, maar goed spreken van
hun Koning. Dan kan de één de ander
nog wel eens opbeuren: „Gij, die God
zoekt in al uw zielsverdriet, houdt aan,
grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven!"
Zij zullen eeuwig zingen van Gods
goedertierenheen. Zal onze stem er óók
gehoord worden?
Katwijk aan Zee Ds. W. Arkeraats
OtTDE TONGE
INLEVERING VACANTIoBONNEN
V. D. LANDBOUW
A.s. maandagavond kunnen bij dhr.
D. Knops, Julianastraat 8 vacantiebon-
nen v. d. landbouw worden ingeleverd
tot een bedrag van 1.000,
PREDIKBEURTEN ZEELAND
HERVORMDE GEMEENTE THOLEN
ZONDAG 26 OKTOBER 1980
THOLEN 9.30 uur ds. L. Wüllschle-
ger en 18.30 uur ds. W. Gorissen.
POORTVLIET 10 uur en 18 uur ds.
Tj. de Jong Donderdag 30 oktober
19.30 uur ds. Tj. de Jong (Hervor-
mings dienst).
SCHERPENISSE 9.30 uur ds. M. D.
Geuze en 14.30 uur kand. G. Schaap
Donderdag 30 oktober 19.30 uur ds. D.
Budding.
SINT MAARTENSDIJK 9.30 uur en
14.30 uur ds. J. van Loon.
STAVENISSE 10 uur ds. W. Goris
sen en 18 uur ds. L. WüUschleger.
SINT ANNALAND 10 uur kand. G.
Schaap en 18 uur ds. M. Geuze.
OUD VOSSEMEER 10 uur en 18.30
uur ds. Th. v. d. Heijden.
SINT PHILIPSLAND 9.30 uur ds. A.
Cysouw en 14.30 uur ds. M. D. Geuze.
OOSTFLAKKEE
Vrijstelling dienstplicht. De minis
ter van defensie heeft voor één jaar
vrijstelling van de dienstplicht ver
leend wegens kostwinnerschap aan Ben
jamin Roetman te Oude Tonge.
Uitslagen van 13 oktober 1980:
dammen
G. Tanis L. Moerkerk 2-0
K. Tanis A. Meijer 0-2
J. Visbeen A. van Huizen 2-0
C. Akershoek J. ten Hove 2-0
H. Tanis C. Tanis 0-2
schaken
J. Grinwis N. van Doom Va'- Va
L. Jongkoen C. Wassenaar 0-1
P. J. Glerum J. Tanis 1-0
J. V. d. Woude J. W. J. Breve 0-1
M. Breen K. v. d. Wende afgebroken
de heldere jongens van
llakkee expresse
met groot gemak dragen ze
die zware wasautomaat
naar buiten en tilien hem in
de verhuiswagen
ze zetten hem in het
nieuwe huis weer
op zi)n plaats
sluiten hem even handig
weer aan
weten ook nog waar de
vuile was was
wijzen u nog even op
het aangebroken pak met
zeepmiddel
zelf moei u
de knop indrukken
flakkee expresse
01870 2188 middelharnis
OUDE TONGE
Om de Hervormingsdag te gedenken
heeft de Chr. gem. zangvereniging „Com
nu met Sangh" een zangavond voor u
verzorgd.
Deze avond hopen wij te houden op
D.V. donderdag 30 oktober in de Ned.
Herv. Kerk te Oude Tonge om 19.30
uur.
De medewerkenden voor deze Her
vormingszangavond zijn:
Ds. de Jager, meditatie; Chr. gem.
zangvereniging „Goedereede" uit Goe-
dereede o.l.v. dhr. M. Verhage; Chr.
gem. Zangver. „SoU Deo Gloria" uit
Stad aan 't HaringsvUet o.l.v. dhr. C. C.
V. d. Heuvel; Chr. gem. zangver. „Com
nu met Sangh" uit Oude Tonge o.l.v.
A. L. van 't Geloof en samenzang met
u die wij van harte uitnodigen voor de
ze avond.
Groep 1
Café Rest. „DE KOK", 20-10-1980.
E. Verbeek J. Boeter 0-1
M. Verolme C. Bakelaar 1-0
G. de Jager W. Markwat af gebr.
M. V. d. Waal W. Peeman V2 - Vi
Groep 2
W. Tieleman C. v. d. Groef Va - Va
W. Breeuewr N. van Bracht Va - Va
P. Lesuis J. Smallegange Va - Va
J. Kruik J. Albrechts 1-0
C. Verkerk T. van Prooyen 0-1
J. Noordijk C. Littel 0-1
J. Abramse A. de Vos 0-1
Jeugd afdeling
Stand
1. René Faase 10 uit-12
2. Edgar Nijman 10 uit 13
3. Alexander van Oost 10 uit 13
4. Geert-Jan Zijlstra 10 uit 14
5. Johan Dujminck 8 uit 12
e. Jasper v. d. Wulp 8 uit 12
7. Jan-Pieter Wamaer 7 uit 11
8. Gaby Everaers 7 uit 12
9. Koos Verolme 7 uit 12
10. Hans v. d. Marel 6V2 uit 13
Historisch verhaal uit het jaar 1572
door
JAAP DE KORTE
Den Hertog's Uitgevery Utrecht
58
Geert begreep onmiddellijk wat er ge
beurd was. De meisjes uit hun benarde
positie te bevrijden was het werk van
een ogenblik. De schade van het huis
raad viel gelukkig nogal mee en spoe
dig was dan ook de orde hersteld.
De wode van de jonge jager kende
echter geen grenzen en het was Lena
geweest die hem van zijn dolzinnig plan
wist af te brengen om de eerste de
beSte pater die hij tegenkwam, te ver
moorden.
De grond begon Geert echter te warm
te worden onder de voeten en hij be
sloot zijn heil te zoeken in een over
haaste vlucht. Met de anderen heeft hij
zich genoodzaakt gezien zich elders te
vestigen.
Het afscheid van hfet troepje geuzen
en van neef Hein is hem zwaar gevallen.
Toch is hij gegaan. De omstandigheden
noopten hem zijn geboorteplaats te ver
laten om in d envreemde onderdak te
zoeken voor hem en de beide meisjes.
De laatsten hebben spoedig een goed
tehuis gevonden bij een broer van
Geert's vader ergens in de omgeving
van Alkmaar. Het is een lange, moei
lijke reis geweest; maar tenslotte zijn ze
veUig bij hun familie aangekomen en
vonden daar een gezellig tehuis. Geert
bleef achter niet lang. Zijn plicht, riep
hem ergens elders en waar hij kon be
stookte hij de vijand. Na veel omzwer-
ven kwam hij tenslotte in de stad Lei
den.
Het hele beleg van deze 3tad heeft
hij meegemaakt. Op de wallen van de
belegerde stad heeft hij gevochten te
gen de vijanden van zijn volk. Temid
den van het kanongebulder en de mus-
ketschoten heeft hij zich dapper ge
weerd en menig Spanjaard heeft erva
ren dat Geert Lanmiers een geducht te
genstander is.
Zijn bijna altijd treffend schot heeft
al menige Spanjaard in het zand doen
bijten en wanneer de vijand tot een
bestorming overging maaide de geus
met zijn geducht zwaard in het rond en
kende geen vermoeidheid.
De verdedigers van Leiden hebben
zich dapper gedragen tegen de grote
overmacht van de Spanjaarden welke
bestond uit niet minder dan achtdui
zend goed geoefende soldaten onder be
vel van de veldheer Valdez. Deze zag
al'spoedig dat de stormlopen hem wei
nig voordeel opleverden en hij besloot
de stad te veroveren door middel van
een langdurig beleg.
De geduchte veldheer was er goed
mee op de hoogte dat de Leidenaars
weinig proviant hadden ingeslagen en
de honger zou de burgers van de stad
wel tot overgave dwingen. Zo dacht
Valdez en hij was er van overtuigd dat
de stad hem in handen zou vallen!
De Heere bestuurde het echter anders
en de Spaanse bevelhebber zou er ach
ter komen dat Gods raad zou bestaan!
De nood der stad was hoog geklom
men. Veel burgers stierven de ellendige
hongerdood. Vreselijk was de naamloze
ellende die zij moesten meemaken. Ten
einde raad namen sommigen het besluit
Om toch de stad over te geven. Geluk
kig is hier nooit iets van gekomen. De
moedigsten wilden van geen overgave
weten en hielden de verdediging vol tot
het uiterste.
Na rijp beraad gaf de prins bevel de
dijken door te steken, zodat de lage
landen rondom Leiden overstroomden
en Valdez en zijn mannen hun heil
moesten zoeken in een overhaaste
vlucht.
De Heere had Leiden wondei'lijk be
waard en Hem alleen zij daarvoor de
eer!
Dit alles heeft Geert meegemaakt en
de sporen van de honger zijn ook bij
hem niet achtergebleven.
Het is nu echter reeds ruim een jaar
na het ontzet van Leiden en Geert heeft
zijn oude, forse gestalte inmiddels weer
terug gekregen. De oorlog woedt echter
nog met onverminderde kracht voort.
Alva's bend enmoorden en plunderen en
er is nog geen einde te zien.
Toch kan dat de normale gang in het
lev envan de mens niet stuiten en
Geert Lamcmers is dan ook inmiddels
met Lena, de herbergiersdochter uit
Bergen, in het huwelijk getreden. Het
heeft Geert wel enige moeite gekost
Lena er toe te bewegen zich nier, in de
omgeving van Leiden te vestigen, maar
tenslotte heeft zij toegestemd. Ze weet
dai het niet anders kan. Geert wordt
nog steeds met ijver gezocht door de
Inquisitie en het is veel te gevaarlijk
zich weer in Hermigny te laten zien.
Geert heeft een eenvoudige woning ge
kocht aan de rand van Bodegraven en
woont daar met zijn lieve vrouw. Hier
heeft hij zijn oude werk weer opgevat
en de paardenhandel Is hem weer lief
geworden. Bij de meeste boeren in de
omtrek is Geert een graag geziene gast
en de handel levert hem, ondanks de
slechte tijden, een redelijk stuk brood
op.
Er is echter nog meer waarmee
Geert's tijd druk bezet is. De jonge
jager uit Hermigny heeft zich hier, in
de omgeving van Bodegraven aangeslo
ten bij een troepje geuzen dat het de
vijand moeilijk maakt. Al verschUlende
malen hebben Geert en zijn vrouw een
hagepreek bijgewoond die van tijd tot
tijd gehouden wordt. Een oude schuur
is meestal de vergaderplaats en het is
de taak van de geuzen de omgeving
nauwkeurig in het oog te houden als
zo'n vergadering plaats vindt. Aan Geert
is opgedragen de hageprediker veüig te
geleiden over de gevaarlijke wegen en
menige keer is het gebeurd dat hij door
het oog van een naald is weten te ont
snappen aan zijn vervolgers.
Toch heeft hij ondanks de grote geva
ren, liefde voor dit werk en hij is met
innige banden aan de hageprediker ge
bonden. Telkens weer haalt en brengt
hij deze op de plaats van bestemming.
De hageprediker krijgt steeds meer
mensen onder zijn gehoor en het zaad
van het Evangelie wordt niet tevergeefs
gestrooid. Inmiddels kan Geert maar
niet nalten zijn vijanden te bestoken.
Geen gevaar is te groot voor de moedi
ge geus en ook onder de aanhangers
der „nije leer" zijn Geert en zijn vrouw
graag geziene gasten.
„Het is bitter koud", mompelt Geert,
„ik zal blij zijn als ik me bij het haard
vuur kan neerzetten. Enfin, de merrie
is afgelevrd en de prijs die boer Al-
bertsz. mij bood was niet slecht".
Hij gooit er nog een stapje bovenop
en weldra stapt hij zijn woning binnen.
Lena wacht hem reeds. De avondmaal
tijd staat al gereed en op de vriendelijke
uitnodiging van Lena: „Kom Geert, dan
gaan we eerst eten", zet hij zich aan
tafel en laat het zich goed smaken.
Na de maaltijd loopt Geert naar de
deur en overtuigt zich dat er niemand
in de buurt is. Daarna begeeft'hij zich
weer naar binnen en zegt: „eD kust is
veilig, Lena; we kunnen eerst wel le
zen".
Ze reikt hem het bijbeltje aan en
Geert leest er een hoofdstuk uit. Daar
na dank enze God voor de vele goede
gaven die ze mogen genieten, waarna
Lena met rappe hand de tafel afruimt.
Weldra zitten beiden om het gezellig
knappend haardvuur.
„Het is hie gezellig, Lena", prijst
Geert zijn vrouw. „Het is buiten koud
en ik denk dat we voorlopig dit weer
zullen houden. De wind zit in de koude
hoek en de vorst zal vooreerst nog wel
even aanhouden".
„Best mogelijk, Geert", antwoordt
Lena. „Ik heb daar zo geen verstand
van maar dat ik hard moet stoken om
het hier warm te houden, weet ik wel!"
Enige tijd is het stU in de woonkamer.
Buiten huilt de nog steeds aanwakke
rende wind. Lena is de eerste die het
stilzwijgen verbreekt.
wordt vervolgd