EIIAI1DEI1 - niEUWS Ik ben een Bokkenrijder The groote kracht van God's woord Verlon's Schoenen De val van Bergen Consulent akkerbouw overleden Veroveit Zieilkzee Kun je niet omheen! Een jonge schoen van eerlijk leer. Herken je aan de rode stip. Nu met een unieke gratis poster. ^Ga maar kijken bij: 2e blad Vrijdag 10 oktober 1980 No. 4933 IKVENSTER HET ZEEUWSE WANDELINGEN ff ff BARENDRECHT |Uw huis verkopen TAMBOER Het Dolfinarium gaat verdwijnen v,a. 69y- -VESTOLGVERHAAI. blik op Har De Chr. Ger. Synode De gezangen-kwestie Contact met andere kerken Enige weken geleden schreef ik over de Generale Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken, die in Amers foort wordt gehouden. Eén van de be langrijkste punten op de agenda zou de vraag zijn of er in de officiële samen komsten van de gemeente naast de psal men ook een bescheiden plaats kon wor den ingeruimd voor het „vrije lied", het gezang dus. Ik voorspelde toen dat het laatste woord daarover nog niet gesproken zou zijn, omdat over dit punt binnen deze kerken lang geen eenstemmigheid be staat. Aan de ene kant is er de zoge naamde „Bewaar-het-pand"-groep, die zeer afwijzend staat tegenover het zin gen van gezangen in de eredienst. En ter andere zijde is er de vleugel die meer neigt naar de Gereformeerde Ker ken en waar (clandestien) reeds gezan gen worden gezongen. Inmiddels heeft de Synode zich over deze kwestie uitgesproken. In principe heeft zij het zingen van gezangen vrij gegeven, al was het met een niet zo grote meerderheid. Het blijft echter wel „mondjesmaat". Besloten werd dat de gezangen nimmer de psalmen mogen overvleugelen, dat wil dus zeggen dat het aantal gezangen dat in een dienst wordt gezongen niet het aantal psalmen te boven mag gaan. Bovendien moeten de gezangen die gezongen worden „Schriftengebonden" zijn. Wat betekent dat niet zozeer het „vrije lied" in de eredienst zal worden aangeheven, maar uitsluitend Schriftgedeelten. En tenslot te viel het besluit dat een bundeltje met te zingen Uederen voor kerkelijk ge bruik pas over drie jaar de officiële goedkeuring van de Synode zal krijgen. Het is dus niet zo dat onze Christelijk Gereformeerde broeders en zusters nu naar hartelust gezangen kunnen gaan zingen. Het blijft allemaal nog met wat zekeringen omgeven. Maar het principe besluit is genomen. En dat is toch voor een kerkgemeenschap als de Christelijk Gereformeerde wel een hele stap. Een stap ook waardoor de Chr. Ger. Kerken zichzelf een beetje plaatsen terzijde van de andere kerken aan de rechterkant van de Gereformeerde Gezindte. Want nóch de Gereformeerde Ge meenten, nóch de Oud Gereformeerde Gemeenten zullen tot een dergelijke be slissing komen en zelfs de vraag naar gezangen lééft in deze groeperingen niet. Terwijl ook de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk altijd nog de boot afhoudt, behoudens dat in een enkele gemeente in het noorden weleens een gezang gezongen wordt. Op zichzelf kan men vanuit de Gere formeerde traditie niet zoveel inbrengen tegen het zingen van Schriftgebonden liederen we zingen immers ook de Lofzangen van Maria, Zacharias en Si meon, enz? maar het is nu eenmaal een gevoelskwestie die in onze kringen erg teer ligt. En het is te prijzen in de Christelijk Gereformeerden dat ze niet over één nacht ijs wilden gaan, maar het vóór en tégen zorgvuldig hebben overwogen. Maar ook daar was de praktijk al zo ver gevorderd dat men moeilijk meer een stap terug kon doen. ir -iür Uitvoerig is op deze Synode ook ge sproken over de samenwerking met an dere kerken, met name over de toena dering tot de Nederlandse Gereformeer den (een afsplitsing van de Vrijgemaak te Kerken). Dat zit ook nog niet alle maal zo glad en de behoefte aan een vérgaande vorm van samenwerking bleek in de meeste kerken nauwelijks te leven. Bovendien zou het scheve ogen kunnen geven bij de Vrijgemaakten met wie ook contacten onderhouden worden en die zeker niet gelukkig zijn met de „vrijage" tussen de Nederlands Gere formeerden en de Christelijk Gerefor meerden. Het js dus allemaal weer een beetje op de lange baan geschoven. Uiteraard tot ongenoegen van die gemeenten waar men al een eind op weg is met elkaar. Want er zijn plaatsen waar de Chris telijk Gereformeerden en de Nederlands Gereformeerden al zijn overgegaan tot kanselruil. Kan die klok dan nog terug gedraaid worden? Zo is de verwarring groot, op velerlei terrein. Wanneer zal bij elkaar komen wat bij elkaar hoort? Ik denk niet dat dat een werk van mensen zal zijn. Maar dat neemt niet weg dat wij wel hebben te zoeken naar wat verbindt en niet zo zeer naar wat scheidt. WAARNEMER Dat zei de chauffeur uit Valkenburg, die ons door het mooie landschap van Zuid Limburg rondreed. Niet op een bok, maar achter het stuur van een prachtige toerwagen. Hij noemde zijn eigen scheldnaam, dig van de Valken burgers, ze worden bokkenrijders ge noemd. Hoe is men aan die naam gekomen? Volgens het bijgeloof van twee eeuwen terug reden ze, ook wel door de lucht, met 3 4 man op een zwarte bok ter grootte van een paard. Roversbende Het is niet allemaal sage en bijgeloof, dat van deze bokkenrijders wordt ver teld. Er is ook een grote portie gruwe lijke werkelijkheid bij. Het was een ge heime bende, die op plundering en roof uitging. Ze hebben het geweten ook welke misdrijven ze gepleegd hebben. Buim 860 hebben hun leven moeten eindigen op het schavot, aan de galg of in het vuur. Dat was in de periode van ongeveer 1730 - 1800, de tijd toen de rovers in Zuid Limburg vreselijk te keer gingen. Toen kwamen de Fransen in ons land en kwam er een eind aan hun gruwelen. Vermoedelijk zijn er toen heel wat van hen soldaat geworden in het Franse leger. Hele gezinnen deden soms mee aan de rooftochten, ook vrouwen. Hun wapens waren stokken, sabels, messen, een mesthaak, pistolen. Meestal zochten ze 's nachts eenzame boerderijen op. In deze streek zijn veel huizen van leem gemaakt, gemakkelijk om er van bui tenaf een gat in te slaan en zo naar binnen te komen. De eenzame bewoners konden niets doen tegen de overmacht, moesten hun geld of voorwerpen van waarde afgeven en werden dan in de kelder opgesloten. Zo braken in de nacht van 4 op 5 april 1750 45 gewapende mannen in bij boer Petri en zijn vrouw, die half dood wer den geslagen. De leider Dujardin werd later gegrepen en na enkele dagen ge marteld te zijn, bekende hij tenslotte. Maar hij verklikte niemand van zijn kameraden. In 1743 ging Mathias Ponts met zijn 3 zonen en een dochter met een bende mee. Hij was vilder, een soort slager, die vanwege de hoge veesterfte veel bij dé boeren kwam. Hij kende de situatie op de boerderijen dus goed en heeft daar gebruik van gemaakt. Toen hij gepakt werd, bekende hij 15 inbraken. De martelingen die de rovers moesten ondergaan, waren meestal vreselijk, zo erg dat ze bekenden en soms ook de namen van hun makkers noemden. Ponts heeft er ook veel genoemd. Ver mindering van straf kreeg hij er niet door, hij werd gevierendeeld. Zijn twee zonen werden geradbraakt en zijn doch ter levend verbrand. In 1775 werd de 55 jarige herbergier ster Catharina Billen gepijnigd. Ze noemde ook namen, o.a. van haar man en haar zoon, maar later trok ze haar bekentenissen in, omdat ze door marte ling waren afgedwongen. Haar rechter hand v^erd afgehakt, ze werd gerad braakt en in het vuur geworpen. Tenslotte nog een voorbeeld uit de laatste jaren van de bokkenrijders-ter- reur. Het betreft het dubbelleven van de 70-jarige vroegere burgemeester van Carlo (1794). Hij was goudsmid en juwe lier en een heler van de bokkenrijders. Gestolen juwelen, gouden en zilveren voorwerpen uit kerken en kloosters In Barendrecht is zaterdag begraven ir. K. B, van Gilst, consulent voor de akkerbouw in Zuid Holland. De heer Van Gilst, die tijdens een va kantie in Engeland overleed, was vanaf 1962 verbonden aan het consulentschap, destijds nog consulentschap voor de ak kerbouw en de rundveehouderij en ge vestigd in Dordrecht. In 1966 kreeg hij de leiding over het schap. Van Gilst hield zich met name bezig met grond- en grondbewerking en land bouwkundig onderzoek. Zo was hij de eerst verantwoordelijke voor een in de Hoeksche Waard lopend onderzoek naar de factoren die de kwaliteit en de kwan titeit van de aardappelopbrengst bepa len. Als consulent was Van Gilst direc teur/penningmeester/secretaris van de proefboerderij in Westmaas. Voorts be kleedde hij tal van bestuurs- en advi seursfuncties bij de zeven bedrijfsver enigingen voor de akkerbouw in de pro vincie. brachten de rovers bij hem. Hij ver smolt ze tot^sieraden. Maar het kwam uit. Hij werd gemar teld, maar verdroeg de pijnen zonder te verklikken. Vermoedelijk gaven vrien den hem vergif, dat de pijn verzachtte. In Zeeland zijn er ook wel eens ro versbenden geweest, maar niet zo erg als de bokkenrijders. Berucht was de bende van Jan Catoen, die er met enke le helpers op uit trok en op verschillen de plaatsen in ons land inbraak pleeg de en plunderde. De laatste keer was dat bij Kapelle op Zuid Beveland. Kort daarop v,rerd hij gegrepen en op 20 september 1802 verloren hij en zijn me dewerker Francis Merténs hun leven op het schavot in Middelburg. Bü geloot Wat ik daar allemaal heb geschreven is historie, in oude boeken en archieven als waarheid vermeld. Zo'n oud boekje is dat van pastoor A. Daniels (1779). Hij schreef het onder het pseudoniem Slei- nada (zijn naam van achter naar voren gelezen). Hij noemt de bokkenrijders nachtdieven, duivelbenden, deugnieten, schelmen, vagebonden, nachtzwermers, een duivels gezelschap. De duivel komt er ook aan te pas, zoals dat ook het ge val was bij de heksen, naar men ge loofde. In 1565 zijn in Veere twee hek sen verbrand, <Üe ervan beschuldigd werden, dat ze gemeenschap hadden met de duivel en haar ziel aan hem verkocht hadden. In de tijd van de bokkenrijders begonnen de heksenpro cessen af te nemen, deze roversbenden waren een late opflakkering van het geloof in heksen. Wat ik nu nog schrijf is dus puur bij geloof. De bokkenrijders moesten een eed afleggen, waarbij ze God verzaakten en zich gaven aan de duivel. Ze moesten het kruisbeeld vertrappen en er op spuwen, en de stukken in het vuur gooien. Ze mochten elkaar niet verra den. Als de oversten het bevel gaven, moesten ze moorden, branden en stelen. Zoals heksen op een bezemsteel door de lucht suisden, deden zij dat op hun bokken. Evenals de Germaanse god Do- nar of Thor, die op een bokkengespan langs de hemel reed en dan rolde de donder. In Leviticus 16 wordt gespro ken van twee bokken, waarvan de ene als zondebok in de woestijn werd ge stuurd. Het eenvoudige volk van 2 eeuwen geleden geloofde, dat ze daarom zo sterk waren, omdat ze een verbond met de duivel hadden gesloten. Maar als ze voor de rechters gebracht werden, liet deze zogenaamde duivel hen in de steek. Ze werden gepijnigd en gemarteld zonder op hun bok door de lucht te kunnen ontsnappen. In strijd met hun eed noemden ze soms de na men van hun kameraden. Maar er wa ren er ook die geen mond openden als het bloed hun langs het lichaam sijpel de. Nog zijn er bokkenrijders, maar ze dragen niet meer die naam, er komen ook geen bokken meer aan te pas. I*es de krant maar, hoe er soms bij een staatsgreep in Zmd Amerika gemoord wordt en tegenstanders voor goed on schadelijk gemaakt. Hoe er bij rellen, zoals in Amsterdam, geplunderd wordt. Het zijn moderne bokkenrijders, erger soms dan die van twee eeuwen geleden. Middelburg L. van Wallenburg II Neemt u Bible in hand en leest deze woorden in Lucas 18 35-43 lezen wij van die arme blinde man Bartimeus. Hij had nog nooit iets gezien. Maar hü had gehoord dat Jesus zou daar heen komen op die weg van Je richo en hij geloofde in zijn hart dat Jesus was de Zoon Gods, en dat Hij had Almachtige kracht de kranken te genezen, en de zondaren zalig te maken. Deze arme blinde man stond voor Jesus te wachten met zijn hart vol van ge loof, en hij geloofde dat Jesus zou hem nieuwe oogen geven, en ook geloofde hij dat Jesus zou hem zalig maken. La ten wij dan dat nu eens lezen in Lucas 18 35-43: „Kn het geschiede alsi Hij na- bfl Jericho kwam, dat een zekere blinde aan den weg zat, bedelende, en deze hoorde de schare voorbijgaan, vraagde wat dat was. En zü boodschapten hem, dat Jesus de Nazarener voorby ging, en hij riep, zeggende: Jesus, oy Zoon Da vids, ontferm U mijnerEn die voorbij gingen, bestraften hem opdat hfl zwij gen zoude: Maar riep hij zooveel te meer: Zoon Davids; ontferm U myner! En Jesus stUstaande, beval dat men denzelven tot Hem brengen zoude: en als hy nabg Hem gekomen was, vraag de Hij hem, zeggende: Wat wilt gij dat Ik u doen zal? En I4j zeide, dat ik ziende moge worden. En Jesus zeide tot hem: Word ziend, uw geloof heeft u behou den, en terstond werd h^j ziende, en volgde Hem, God verheeriykende. En al het volk dat ziende, gaf Gode lof". Nu kunt gij toch ook weer zien dat deze man had door zijn -geloof in Jesus Christus nieuwe oogen gekregen, en ook een nieuw hart. Hij had nog nooit het aangezicht van een mensch gezien van zijn geboorte af. Hij was blind geboren, maar nu werd hij wedergeboren en het eerste mensch dat hij zag was het aan gezicht van Jesus. Dat is ook het eerste dat wij zien als wij van onze zonden verlost worden. Duizenden menschen zijn nog geestelijk blind, en Jesus staat voor u te wachten; Gaat naar Hem toe, en zegt „HEERE, IK WIL GEESTELIJK ZIEN, OPEN TOCH MIJN OOGEN DAT IK TOCH OOK U AANGEZICHT MAG AANSCHOUWEN". Deze Eirmen blinde Bartemeus kreeg al die groote zegeningen van Jesus om dat hij geloofde. Hoort nog maar eens een ander verse van het Woord Gods. In Hebreeërs 11 6 staan deze wonderlijke woorden duidelijk geschreven. „Maar zonder geloof is het onmogel^k Gode te behagen, want die tot God komt, moet gelooven dat HQ is, en een beloo- ner is dergenen die Hem zoeken". Den Bibel kan niets voor u doen als gij niet wil geloven wat dat boek tot u zegt. Toen wij gingen reisen in Hol land, en in België, Frankrijk en Duitschland gingen wij toch niet reisen zonder een landkaart bij ons. Die land kaarten van die landen vertelde ons hoe dat wij naar de verschillende plaatsen onze weg konden vinden. Maar nu denk eens, dat wij dacht, „Ach, ja hoe weet ik dat ik deze landkaarten kan vertrouwen, die zijn maar gemaakt met menschenhanden en misschien komen wij niet op de rechte plaatsen als wij ons op deze landkaarten vertrouwen. Neen, wij geloofden in die landkaarten, en wij kwamen tot die plaatsen waar de landkaarten ons had gezegt heen te reisen. Zoo is het dan ook met God's Woord. God's Woord is een landkaart, en het vertelt ons ook hoe dat wij naar den Hemel de weg kunnen vinden. Neemt nu u Bibel in hand, en in dat boek, en in dat boek alleen kunt gij den weg naar den Hemel vinden. Het zal u ook verder vertellen hoe dat gij als een Christen voor God kan leven in deze booze wereld. Den Bible is God's Woord van het eerste woord in Genesis, tot het laatste v/oord in Openbaring. Als er een leugen was in dit boek, dan kon het niet verklaard worden als God's Woord. Daarom is het zoo krachtig, en kan een arme zondaar een heel nieuw leven geven, als men het alles wil geloven. Daarom mijn onderwerp is, „DE GROO TE KRACHT VAN GOD'S WOORD". Ik kan God niet genoeg danken dat Hij door Zijn krachtig Woord mij tot bekeering bracht in het jaar 1934. De heele wereld werd voor mij verandered, en mijn groote zonden werden allen weggenomen, en weg gewassen door het bloed van Jesus Chiistus onzen Heere. Mijn lieve vader en moeder konden dat toch niet geloven wat er met Jan was gebeurd, maar zij konden het toch wel zien want ik kwam niet meer dronken thuis. Zaturdag's 's avonds ging ik uit om het Woord God's te prediken, in plaats van naar de dansclub, of de her berg. De lieve God had al die slechte din gen, weggenomen, en had mij nu op een heele andere pad gezet. Dank zij God. Ik dank onze lieve Heüand dat hij die kleine jongen van five jaar oud tot mij bracht om te zingen, „JESUS U HEBT MIJ LIEF, WANT DEN BIBEL ZEGT DAT TOCH". Duizenden menschen hebben al jaa- ren lang op die kerkbanken gezeten en hebben die zaligheid nog niet gevonden. „Hoe is het dan nu met u op dit oogen- blik?" Misschien moet gij ook op weg gaan Jesus te ontmoeten net als blinde Bariemeas deed. Hij ging zoeken op den weg van Jericho, en hij vond dat hij werd niet teleurgesteld, want hij ge loofde, dat Jesus Christus kon hem ziende maken, en ook zijn zonden ver geven. Gelooft gij dat nu ook? Zonder geloof in u hart kan Jesus niet voor u werken. Gij moet gelooven in dat „KRACHTIGE WOORD VAN GOD". Neemt uw Bibel in hand en gaat het ernstig studeeren, en vraagt God dat Hij door Zijn HeUige Geest u oogen, en ook u hart open zal doen. Als ik hier nu zit te schrijven denk ik met groote vreugde in mijn hart aan di© duizenden van menschen in Indo- nisia, en in China, en in India die tot Jesus bekeert geworden zijn in de laat ste weken. Die menschen daar in die landen hoorde die blijde boodschap van het evangelie van Christus, en duizen den zijn tot Jesus gekomen, en het licht van God is in de donkerheid van hun harten gekomen, en door het geloof in die blijde boodschap van het krachtige Nu de Overheid weigert een mUjoen gulden subsidie beschikbaar te stellen voor de bouw van een nieuw binnen- dijks Dolfinarium in de Westhoek van Schouv/en Duiveland, gaat het dolfina rium uit Scharendijke verdwijnen. Zon dag 26 oktober zal de laatste dolfijnen- zeeleeuwen en pelsrobbenshow worden gegeven en gaan de dieren naar het Limburgse Stein, waar de directie van Dolfirodam een nieuw stadion gebouwd heeft. Met Dolfirodam verdwijnt een attractie, uit Scharendijke, die niet al leen als slechtweervoorziening duizen den badgasten uit de Schouwse West hoek trok, maar ook bij mooi weer in trek was. De oude schepen, destijds al in de Leuvehaven te Rotterdam in gebruik worden te oud, om nog langer als on derkomen van de show te kunnen die nen. Binnendijkse nieuwbouw kost 4 miljoen gulden en deze investering ach ten de exploitanten van Dolfirodam niet verantwoord. Vandaar hun aanvraag om subsidie bij Economische Zaken, Ged. Staten van Zeeland en het gemeentebestuur van Midden Schouwen, waaronder de dorps kern Scharendijke thuis hoort. Maar Economische Zaken heeft geen geld en dat betekent dan het einde voor het Dolfinarium. De schepen blij ven nog wel in Scharendijke liggen en men vnl de bouw van een nieuw stadion in Zeeland wel bespreekbaar houden maar een voorwaarde is en blijft het dragen van minstens een kwart van de kosten. PREDIKBEURTEN ZEELAND -^ ZONDAG 12 OKTOBER 1980 NIEXnVERKERK 9.30 uur ds. J. Plante, Oosterland Geref. Kerk (N'lcerk-O'land) 10 uur dhr. P. v. d. Kraan, Rotterdam en 5 uur dhr. A. V. d. Schie, Spijkenisse Geref. Ge meente 10 3 uur ds. M. J. van Gel der Geref. Gem. in Ned. 9.45 3.30 uur leesdienst. Woord Gods, zijn duizenden tot de za ligheid gekomen. Ik zal nu weer eindigen met dit ge deelte van mijn onderwerp, „DE GROO TE KRACHT VAN GOD'S WOORD". Ik zal nog een Bibel verse schrijven. Luister maar wat het zegt in Openba ring 22 16-18. „Ik: Jesus, hebt Mijn En gel gezonden, om ulieden deze dingen te getuigen in de gemeenten; Ik ben de wortel en het geslacht Davids, de blin kende Morgenster, en de Geest en de Bruid zeggen: Kom, en die het hoort, zeggen kom, en die dorst heeft kome, en die wil, nemen het water des Levens om niet". Ik dank nu onze lieve God weer dat ik die groote gelegenheid heb God's Woord tot u te prediken in het Eilanden Nieuws. Ik zal bidden dat veelen van u tot God bekeert zullen worden door, DE GROOTE KRACHT VAN GOD'S WOORD". God zegene u allen. Jan C. Kastelein Box 622 Upland, Indiana, U.S.A. -sm—1 -'"^''■'■*™'*■^"*vAlm«W"*'**.>J^w^^si Zierikzee - Tel. 01110-2488 Historisch verhaal uit het jaar 1572 door JAAP DE KORTE Den Hertog's Uitgever^ Utrecht yS9«S3SXa!SSSSKXSWirS3S3<ÏS3S3>aS»»i 54 Geert ea Klaas slenteren naar hun tent. „Het is zoals ik het gezegd heb", ver breekt Klaas de pijnlijke stilte. „De on derhandelingen zijn in ons nadeel uit gevallen. De stad is verloren en al onze moeite is tevergeefs geweest. Het is een ellendige geschiedenis!" Klaas is ontstemd en de edele geus balt zijn sterke vuisten in machteloze woede. „Het is een schande!" valt Geert uit. „Je hebt toch wel gehoord wat La Noue zei. De graaf heeft hoofdzakelijk toe gestemd omdat die Franse lummels wei geren zich langer te verzetten. Als die ons niet in de steek lieten zou het ze ker niet zover gekomen zijn. Nu kan graaf Lodewijk niet anders doen dan op het voorstel van Alva ingaan. De schuld ligt dus niet bij hem, en ook niet bij La Noue, maar bij die verwenste Fransen. Bah! Wat een lafaards! Hadden wij hen maar nooit gezien!" Minachtend spuwt de woedende geus op de grond. Zijn ogen flikkeren on heilspellend. Dit is teveel voor hem. Zo'n nederlaag kan de jonge jager niet verdragen. Inwendig kookt hij van woe de en hij geeft lucht aan zijn opgekropt gemoed. Ze passeren een troepje muske tiers. Het zijn Fransen en ze lachen om de opgewonden Hollander. Geert merkt het wel en wU hen, zon der acht te slaan op hun spottende lach, passeren. Maar als een van de solda ten een hatelijke opmerking maakt over Graaf Lodewijk met zijn troepje „bede laars", dan is dit teveel voor Geert. Buiten zichzelf van woede springt liij op de voorste Fransman toe en grijpt de verschrikte kerel bij de borst. Ver schrikt door de onverhoedse aanval van de woedende geus wijken de anderen achteruit. „Lafaard!! Nu zul je je verdiende loon hebben! Ik zal je leren waartoe die bedelaars in staat zijn!" schreeuwt Geert schor van woede. Met één enkele opstopper smijt hij de musketier tegen de grond en grijpt hem bij de keel. Als een schroef omklemmen zijn vuisten de soldaat. Deze doet wanhopige po gingen zich los te rukken. Met handen en voeten slaat hij wild om zich heen. Tegen de lange, gespierde geus is hij echter niet opgewassen. Diens handen omklemmen steeds vaster de keel van zijn tegenstander. Diens gelaat wordt reeds paars van benauwdheid. Het wordt hoog tijd dat Klaas tussenbeide komt. Trouwens, ook de anderen snellen hun makker te hulp. Reeds heft een van hen zijn musket op om Geert een dode lijke slag op het hoofd toe te brengen. Zo ver komt het echter niet. Klaas ziet het gevaar waarin zijn makker ver keert en met een grote sprong werpt hij zich voor de voeten van de soldaat zodat deze struikelt en met een smak voorover valt. Zijn musket treft niet het hoofd van Geert, maar de arm van één van zijn makkers. Deze brult van woede en pijn. Het wordt nu hoog tijd voor de geuzen zich zo snel mogelijk uit de voeten te maken want ook de anderen werpen zich in de strijd. „Kom mee, Geert!" roept Klaas. „Laat die kerel los; je zou' hem vermoorden!" Met een forse ruk trekt hij zijn mak ker van diens tegenstander. Deze is niet in staat ook maar één enkel woord uit te brengen. De sterke vuisten van de geus hebben een paarse band om zijn hals achtergelaten. „Die kerel heeft voorlopig genoeg ge had", bromt hij binnensmonds en alsof er niets gebeurd is steekt hij de handen in zijn broekzakken en verdwijnt met Klaas in de richting van hun tent. De volgende dag zijn de geuzen al vroeg uit de veren. Nauwelijks laat de zon haar eerste stralen vallen over het kamp of dé schallende trompetten wek ken de soldaten uit hun diepe slaap. Mopperend en scheldend over het la waai staan de mannen op en wassen zich in het koude water. Als ze gewassen en gekleed zijn mop peren de meesten echter niet meer. Vooral de Fransen geven uitbundig blijk van hun opgewekte stemming en zingen het hoogste Ued. Vandaag zullen ze hun wapens in leveren en naar hun eigen land terug trekken, waar hun familie, vrienden en kennissen hen wachten. Juist zijn de meesten bezig hun uniformen na te zien en te ordenen, als een officier in snelle galop komt aanrijden. Voor een troepje soldaten houdt hij zijn paard in. „Om acht uur precies staan jullie al lemaal aangetreden!" kommandeert hij. „Zorg dat alles in orde is! Nadere gege vens worden door de hopman ver strekt". Hij geeft zijn paard een lichte tik en verdwijnt in de richting van het kas teel waar La Noue zijn verblijf houdt. Op de wallen wordt het nu een drukte van belang. Een ieder zorgt dat hij klaar is voor de komende gebeurtenissen. Geert en Klaas praten nog wat met elkaar, maar het gesprek wil niet erg vlotten. Ze zijn beiden in een slechte luim. Enkelen van hun makkers die bij het geuzentroepje horen, voegen zich bij hen. „Het is wat moois", moppert Jacob. „Als laffe honden moeten wij ons overgeven. Ik vocht me liever dood!" „Rooie Berend" is het roerend met Ja cob eens. Allen kennen hem als een woesteUng en het rode litteken op zijn voorhoofd spreekt duidelijke taal! On der zijn makkers is „Rooie Berend" echter een graag geziene gast. In menig gevecht tegen de Spanjaarden heeft hij zich verdienstelijk gemaakt en iedereen weet dat hij voor niets terugdeinst. „Je hebt gelijk, Berend", beaamt Geert als de „Rooie" een opmerking maakt over de laffe Fransen. „Het is om je ziek te ergeren. Allemaal de schuld van die verwenste Fransen. Maar let op mijn woorden... er gebeuren van daag nog vreemde dingen..." „Wat bedoel je daarmee Geert?" vra gen er enkelen. Geert's makkers kennen hem als een •driftige kerel met wie niet valt te spot ten. Maar zew eten ook dat Geert dik wijls een goede kijk op de dingen heeft en dat zijn mening maar al te vaak uitkomt. Geert zet zich voor zijn tent neer en zegt onomwonden zijn mening. „Ik zeg jtdlie dat er vandaag nog rare dingen gebeuren, mannen. Het gaat me alle maal veel te mooi. Alva is natuurlijk blij dat onze graal de strijd opgeeft. Maar vergeet niet dat wij de stad lan ger dan drie maanden verdedigd heb ben! Dat zal de bloedhond zeker niet ongestraft laten. Ik vrees dat straks de burgers van Bergen het moeten ont gelden. De hertog stelt gunstige voor waarden, jazeker, dat kennen we wel. Ik denk dat hij die spoedig genoeg ver geten zal zijn". „En daarom moeten we op alles voof- bereid zijn, mannen!" Het is Ripperda die dit zegt. Nie mand van de geuzen heeft hem opge merkt en ongezien is de geuzenaanvoer- der zijn mannen genaderd. Hij heeft nog juist de laatste woorden van Geert opgevangen. „Gelukkig dat u er bent, Ripperda!" roept Jacob. „We willen uw mening wel eens horen over deze ellendige toe stand". „Luistert goed mannen!" antwoordt Ripperda. „Het spijt me dat ik jullie niet eerder kon opzoeken, maar ver schillende zaken beletten me dat. Zoals ik wel verwacht had zijn jullie slecht te spreken over de gang van zaken. Ik ben daar blij om! Als we straks de wapens moeten inleveren wil dat niet anders zeggen dan dat we ons over geven en dat is hard, zeer hard, vooral voor ons als bosgeuzen. We hebben ons nog nooit overgegev enen vechten lie ver tot de laatste man is overgebleven. wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1980 | | pagina 5