Eiy^ncEn - niEUW!
Adriaan Valerius
Overdenking
De val van Bergen
o
list de
Heilige Schrift
2e blad
Vrijdag 15 augustus 1980
No, 4917
HET'
KVENSTEK
bilkopkvrk
M Mummlevino
ZEEUWSE WANDELINGEN
Parkeerverbod voor
de Langedijk
|Uw huis verkopen ?j
TAMBOER
DE ROL VAN
VETTEN
IN HET DIEET
'VERVOLGVERHAAL
Literatuur
Een waarschuwing
„Zeg me v/at ge leest en ik zal u
zeggen wie ge zijt". Die uitdrukking
kennen we allemaal. Wanneer we de
huiskamer betreden van een ons onbe
kend gezin en we slaan een vluchtige
blüc in de boekenkast, dan weten we
ten naaste bij welk vlees we in de kuip
hebben. De boeken die iemand leest
zijn meestal een graadmeter voor zijn
of haar interesse.
Hieraan moest ik denken nu de va
kanties weer tot het verleden gaan be
horen en ook de scholen weer zijn be
gonnen of binnenkort zullen beginnen.
Voor de scholieren uit de hogere klas
sen van de middelbare scholen betekent
dat immers ook dat ze een literatuur
lijst moeten gaan opstellen. Een lijst
van boeken dus die zij gelezen hebben
of nog zullen lezen en waarover zij een
spreekbeurt moeten houden of waar
naar hun op het examen kan worden
gevraagd.
Die lijsten zijn wel totaal anders ge-
struktureerd dan vroeger. Zo'n twin
tig, dertig jaar geleden werd men ge
acht enige elementaire kennis te heb
ben van de héle Nederlandse literatuur.
Dat wil zeggen: de boekenlijst moest
van die literatuur een dwarsdoorsnede
bevatten. Men moest iets gelezen heb
ben uit de Middeleeuwen, iets uit de
Gouden Eeuw, enkele werken uit de
tijd van de Verlichting en de Roman
tiek, terwijl het slot van de lijst werd
gevormd door de Tachtigers en wat
daarna kwam.
Tegenwoordig zijn de leerlingen in
die keuze heel wat vrijer. Naar Ik hoor
komen op sommige scholen grote dich
ters en schrijvers en Vondel en Hooft
nauwelijks meer aan bod, terwijl ook
voor de vorige eeuw nauwelijks be
langstelling bestaat. Het is alles moder
ne literatuur wat de klok slaat en de
leerlingen hebben een bijna onbeperkte
vrijheid in de keuze van de literaire
produkten.
Ik vind dat zonder meer een ontstel
lende zaak. In de eerste plaats omdat
groten uit onze Nederlandse literatuur
voor verreweg de meesten onbekend
blijven. Onze jongeren verliezen hot
zicht op een belangrijk stuk van onze
cultuur, en dat alleen tot hun schade.
Maar dat is nog erger wat komt
ervoor in de plaats? Schrijvers en dich
ters uit onze eigen tijd die „in" zijn.
maar door en door pervers. Boeken
waarin gevloekt en gespot wordt, waar
in de religie wordt belachelijk gemaakt,
waarin de sex onbeschaamd wordt be
schreven.
Kortom, hun wordt een levensgevoel
opgedrongen waarbij velen niet zijn
opgevoed en dat in vele gevallen ook
nog kritiekloos En de ouders hebben
vaak óf te weinig tijd, óf te weinig
kennis van zaken om him kinderen te
begeleiden.
Hoe ik tot deze ontboezeming kom
Door het lezen van een artikel in het
„Kerkblaadje" (Orgaan van de Kring
van Vrienden van Kohlbrugge) van
vrijdag 8 augustus 1980.
Dat bevat een bijdrage van J. Date-
ma onder de titel „In gesprek met de
schrijver Maarten 't Hart" (Het is trou
wens al het derde en laatste artikel
van een serie).
„In gesprek met" is eigenlijk te veel
gezegd. Datema heeft niet met 't Hart
gesproken, alleen maar naar hem ge
luisterd. Hij blijkt de werken van deze
populaire schrijver goed gelezen te heb
ben. Dat még ook wel, want 't Hart
is zonder meer ,,ln" bij jongeren en
ouderen. Het ene boek na het andere
van zijn hand rolt zomaar van de pers
en ze worden gewoon verslonden
Maar 't Hart is een schrijver die
blijkbaar streng-gereformeerd is opge
voed, met die achtergrond gebroken
heeft en daar toch aldoor nog tegen
vecht. Erger nog: die de bijbel, en dan
met name de Reformatorische uitleg
daarvan tot een caricatuur maakt. Da
tema heeft daar in zijn artikelenreeks
verschillende staaltjes van gegeven.
Hij eindigt zijn artikel als volgt:
„Waarom bij dit alles zo uitvoerig
stilgestaan Om de ouderen onder
ons te informeren over de gedach-
tenwereld waarmee de jongeren in
tensief in aanraking komen, hetzij
door te lezen of door te luisteren
naar de spreekbeurten van anderen
op school. Van verreweg de meeste
leerkrachten Nederlands, ook aan de
christelijke scholen, is geen tegen
wicht te wachten, 't Hart is „in" en
daarmee uit
Om de predikanten en catecheten
onder hen duidelijk te laten zien
waar zij op moeten inspelen. Het
zijn in wezen geen nieuwe vragen.
Om de jongeren onder ons aan te
sporen vooral kritisch te lezen.
Om degenen onder ons die met zo
veel kennelijk genoegen deze lek-
tuur consumeren de vraag voor te
leggen of ze zich nog wel op het
christelijk erf bevinden.
Zoudt u er ook zo van genieten
wanneer op deze wijze over uw va
der of moeder of man of vrouw werd
geschreven
Ik heb aan deze woorden van de heer
Datema niets toe te voegen. Ik hoop
alleen dat vele ouders en ook vele leer
lingen ze zullen lezen en er hun winst
mee zullen doen.
WAARNEMER
Vooral in de zomer worden er op
verschillende plaatsen in Zeeland ten
toonstellingen gehouden. Sommige maar
enkele dagen, andere wel een paar
maanden. In onS blad van 15 juli werd
de tentoonstelling over de Zeeuwse
landbouw in de Abdij te Middelburg
vermeld, die gratis te bezichtigen is van
11 juli tot 22 augustus.
Nog langer duurt die in het Rijksar
chief te Middelburg van Adriaan Vale
rius, van 20 juni tot 6 september. „Gom
nu met sang van soete tonen...", staat
ei' op het boekje, dat de bezoekers als
toelichting krijgen. Ik heb deze tentoon
stelling bezocht, heb er aantekeningen
gemaakt en thuis zijn grote werk van
bijna 300 bladzijden „Nederlandtsche
Gedenckclanck" doorgenomen.
Waar vandaan
Zijn voorouders woonden in Fran
krijk. Zijn vader had de Franse naam
Frangois Valéry. Waarom hij naar ons
land gekomen is, weten we niet, maar
dat zal wel zijn vanwege de vervolgin
gen om het geloof. In 1569 werd hij als
poorter in Middelburg ingeschreven. Hij
bekleedde hier het ambt van notaris
en was er ook klerk bij de schutterij.
In 1570 is hier zijn zoon Adriaan gebo
ren, de hoofdpersoon uit dit artikel. Dit
jaartal staat ook op een huis aan de
kade te Veere op de hoek van het
smalle Kraanstraatje:
ADRIAEN VALERIUS
1570 - 1625
had hier zgn woning.
Dit huis had vroeger de muzikale
naam „De Harpe" en in 1955 werd deze
gedenksteen er ingemetseld.
Op 12 december 1600 werd hij als
poorter van Veere ingeschreven, maar
waarschijnlijk woonde hij er toen al
enkele jaren. Immers in 1592 werd hij
klerk bij Pieter van Reigersbergh, die
equipage- en ammunltiemeester was en
tevens ook burgemeester van Veere.
Het is de vader van Maria, die later
getrouwd is met de bekende geleerde
Hugo de Groot en haar man in een
boekenkist uit het kasteel Loevestein,
waar hij als remonstrant gevangen zat,
liet ontsnappen.
In 1598 werd Adriaan Valerius op
voordracht van de Admiraliteit van
Middelburg door de Staten-Generael
aangesteld tot ontvanger van de con-
vooi- en licentgelden. We zouden dat de
invoer- en uitvoerbelasting kunnen
noemen van de vele schepen, die de
haven van Veere opzochten.
Veere was toen een drukke handels
plaats van wel 10.000 inwoners, dat is
10 maal zoveel als tegenwoordig. Het
had een goede zeehaven en dreef han
del met alle delen van de wereld. De
grote reder Balthasar de Moucheron
was hier vanuit Middelburg komen wo
nen en zag er zijn vloten naar aUe zeeën
der wereld zeilen. Men dreef er eon
drukke lakenhandel met Schotland,
vooral sinds een van de Heren van Vee
re met een Schotse prinses getrouwd
was. De grote huizen op de kade „Lam
metje" en „Struijs" worden nog altijd
de Schotse huizen genoemd. Het scheep
je op de stadhuistoren herinnert aan de
drukke handel.
Later heeft Valerius nog andere be
trekkingen gehad: fortificatiemeester,
notaris, schepen, lid van de raad, boek
houder van de armen.
Zqn gezin.
In 1598 trouwt hij er met Elisabeth
Bouwens, de dochter van een andere
burgemeester van Veere. Bij haar dood
in 1619 waren er nog 3 kinderen in
leven: Frangois, Catharina en Margari
ta, enkele anderen zijn jong gestorven.
Twee jaar later hertrouwt hij met
Christina Adriaansd. van Boudewijns-
kerke, die te Middelburg woonde. Ze
heeft hem nog een meisje (Elisabeth)
en een jongen (Adriaan) geschonken.
Kort daarop is Adriaan Valerius zelf
gestorven, op 27 januari 1625. In d^
Grote kerk is hij begraven bij zijn
eerste vrouw, zijn schoonouders en zijn
jong gestorven kinderen.
We moeten ons echter nog even met
de levende Valerius bezig houden.
Evenals zijn vader was hy erg muzi
kaal. Deze woonde tijdens het beleg
van Middelburg door de Geuzen (1572 -
1574) ia deze stad en heeft er ook de
bevrijding in februari 1574 meegemaakt.
Een jaar later, in 1575 werd de West-
monsterkerk op de Markt afgebroken
en toen kocht hij voor 24 pond Vlaams
144,het kleine orgel uit deze
kerk. Zoon Adriaan zal er ook wel eens
op gespeeld hebben.
Ook hield hij van poëzie, dus sloot
hij zich in Veere aan bij de rederijkers
kamer „Missus Scholieren", die als zin
spreuk had: ,,In reijnder jongsten groei
ende". Het gezelschap legde zich toe
op het maken van verzen.
Hij werd daardoor ook bekend buiten
zijn woonplaats. Dat blijkt hieruit dat
men hem uitnodigde om mee te werken
aan de gedichtenbundel „De Zeeuwse
Nachtegaal". Men wilde bewijzen, dat
er ook in Zeeland goede dichters woon
den. Deze bundel is dan ook voor het
grootste deel gevuld door Zeeuwen, die
hun bijdragen opstuiirden. In 1623 ver
scheen het boek in Middelburg.
Adriaan Valerius heeft ook een vers
gestuurd. Als vrome Calvinist had hij
als opschrift gekozen de tekstregel uit
de brief van Paulus aan de Romeinen,
hoofdstuk 14 6 in de toen bestaande
vertaling:
„Wie den dach acht, die achten den
W«-f o'«ïiwi*it,+ ^.»M.3*3"Ir
DE TAFEL DES HEEREN
og richt de tafel toe voor mijn
aangezicht, tegenover mijn tegen-
partyders.
Psalm 23 5
Klein maar troostvol is dit geloofs-
lied. Het is gezongen door de man naar
Gods hart. Hij heeft het gezongen in
de dadelijke gemeenschap des Heeren.
Het lied wordt wel genoemd de parel
der psalmen.
Het geeft immers een getuigenis van
de geloofsverhouding tussen de Heere
en Zijn Volk. In dit lied is David de
hartetolk van Gods ware kinderen. Als
beeld gebruikt hij de verhouding tus
sen een herder en zijn schapen. Ook
het beeld van een gastheer en zijn gas
ten wordt in de psalm aan ons voorge
steld. Bij het laatste beeld bepaalt ons
de tekst. Gij richt de tafel toe voor
mijn aangezicht tegenover mijn tegen
partij ders.
Het' wijst naar een gebruik in het
volksleven van Israël. Na de overwin
ning werd een overwinningsmaaltijd
gehouden. Dan zette de koning zijn mo
destrijders een rijke maaltijd voor. Ma
e entijd van strijd werden zij een ogen
blik rust vergund. Daar mochten zij de
gunst en de gemeenschap van de ko
ning ervaren. Dan werden de wapens
afgelegd en de overwinning gevierd.
De tafel werd door de koning aange
richt. Het slachtvee werd toebereid.
Naar de profetie van Jesaja zou liet
een vette maaltijd zijn. Een maaltijd
van reine wijn, van vet vol merg, van
wijnen, die gezuiverd zijn. Daar was
brood voor de hongerige en wijn voor
de dorstige. Daar was olie tot zalf voor
de opgelopen wonden.
Daar stonden de schalen vol met wa
ter voor de onreinen.
De Heere heeft zulk een maaltijd toe-
gericht voor mijn aangezicht. Dus door
wie wordt de tafel aangericht Dat is
de Heere Zelf. Zijn oog is op de gasten.
Zijn oog is op de spijs en de drank.
Het wijst Zijn dadelijke tegenwoor
digheid aan. Daarom zijn het eeuwig-
heidszaken, waar David ons bij bepaalt.
Ook mogen wij denken voor wie de
tafel wordt aangericht. Dat is voor de
gast, die weet dat de Heere Zijn Her
der is. Hij weet ook dat hij een schaap
is. Door levensvemieuwing en hans-
overwinnende genade heeft hij kennis
van God en Goddelijke zaken, iviaar
ook van het genadeleven is dat in de
strijd, druk en bekommering. Door het
geloof mag hij een blik slaan op de
toegerichte tafel. Als gast ziet hij wal
de Heere bereid heeft voor degenen, die
Hem liefhebben.
Na een bittere strijd vergunt de Hee
re Zijn kinderen ogenblikken waar Da
vid van spreekt. Het zijn wonderUjke
ogenblikken in het genadeleven als cie
Heere ze een ogenblik uit de strijd
haalt.
Dan mogen de wapens rusten, de
wonden helen en de gemeenschap met
de Heere ervaren worden. De tafel en
de spijzen hebben nog een verborgen
heid in zich. Want de tafel wordt aan
gericht, tegenover de tegenpartijders.
Dat zijn dus de vijanden van de Ko
ning en de gasten. Dan zijn er drie za
ken om te overdenken. Wie richt de
tafel toe Voor wie richt de Heere de
tafel toe Maar ook tegen wie richt Hij
de tafel toe
Buiten de tafel zijn de toeschouwers.
Zij hebben geen deel aan de Koning.
Zij hebben geen deel aan de spijze. Zij
behoren niet tot de gasen. Zij worden
genoemd: „De tegenpartijders".
Zij behoren tot een andere partij. Zij
zijn aangesloten bij de partij van de hel.
Het zijn de vijanden van God èn Chris
tus en van het ware voUc des Heeren.
Het zijn de vijanden van binnen en
van buiten. Die niet ophouden om aan
te vechten. Het zijn de vijanden in de
wereld en de zondedienst. Het zijn vij-
tmden in de godsdienst. Hun leven is
gewijd aan godsdienst. Dat kan zijn de
ijdele godsdienst van het tijd, historisch
of wonder geloof. Het kan ook een gods
dienst zijn van het nabij komende le
ven.
Dat zijn zij, die het genadeleven be
spreken en naspreken. Die de geloofs-
weldaden hoorden bespreken en ze dief-
lijk toeëigenden, zonder door de Heilige
Geest daartoe te zijn voorbereid en
naar Gods welbehagen te zijn geschon
ken. Hoe bitter is de vijandschap tegen
Gods kinderen. Tegen het bedelaars
volk, dat van de kruimels leven mag.
Die het elke dag een wonder vinden,
dat de Heere ze niet weggeworpen
heeft. Die als melaatsen een dagelijkse
reiniging no dig hebben. Die leven door
de toedieningen van de hemel en niet
uit de beschouwing hun eigen lev«n
overeind houden.
Zo is het leven der ware gasten zo
onderscheiden van veel en velen. He
laas ontbreekt het in onze tijd aan
mensen die het geestelijk kunnen on
derscheiden. Daarom is er zo'n door-
<rloeiïng en zo weinig opwas in de ken
nis en de genade van Christus. Omdat
Jiet leven in eigen hand gevonden
wordt, wordt de bediening van Chris
tus niet gekend en benodigd. Hij zal
de armen en de kleinen, genadig zijn
en goed. Die schreien en wenen, werd
hij vriendelijk en zoet.
David spreekt van vijanden tegenover
de tafel. Dat wil zeggen, dat zij een ge
zicht op het goed van Gods kinderen.
Maar daar geen deel aan hebben. De
tafel wordt aangericht op het oorlogs-
veld. De overwonnen vijanden zien
grimmig toe. Maar zij zijn machteloos.
Zij kunnen in zulke ogenblikken de
kerk niet benauwen.
Ze zijn door de Koning overwonnen
en moesten de wapens inleveren. Maar
zij hebben niet hun vijandschap afge
legd. Zo mag David de gemeente des
Heeren vertroosten en wijzen op de
eindstrijd en het goed dat de Heere
weggelegd heeft voor degenen, die op
Zijn naam vertrouwen. VeUig aan de
overwinningstafel van de Koning mo
gen zij delen in Zijn gimst en genade.
Zij mogen zich verlustigen in de goede
ren, die Hij verwierf en toedeelt.
Onder de banier van de Koning rus
ten daar de vermoeiden van kracht.
Daar houdt de drijver op.
Veüig onder de bedekking van de
gerechtigheid en heiligheid van hun Ko
ning ervaren de gasten, dat zij voor
Zijn rekening zijn. Terwijl de vijand
grimmig kijkt naar de Koning en de
gasten, kijken de gasten naar de Ko
ning.
Zij zingen:
Ik zal door 's vqands zwaard niet
sterven
Maar leven, en des Heeren daan.
Waardoor wy zoveel heil
verwerven,
Elk, tot Zy'n eer, doen gadeslaan.
Dirksland
ds. F, Blok
OUDDORP
G.S. hebben ingestemd met het ver
zoek van de Polder Goeree om voor
beide zijden van de Langedijk, gelegen
ten noorden van de Vrijheidsweg een
parkeerverbod in te stellen. De verhar
ding is daar 3 meter breed; wanneer
daar langs geparkeerd wordt kunnen
de aangrenzende landbouwpercelen
moeilijk worden bereikt en wordt voor
politie, brandweer, ambulancedienst en
anderen de toegang tot het duin ernstig
bemoeilijkt.
Heere; ende wie den dach niet en acht,
die en achten den Heere niet".
Zijn gedicht beschrijft een morgen
wandeling in de buurt van Veere, eerst
langs de waterkant en dan naar zijn
hof te Zanddijk. Het bestaat nog als
gehucht op ongeveer een km afstand
van Veere. De morgenzon doet de dauw
over de velden in damp opgaan, reeds
zijn de vogels ontwaakt en vervullen
de lucht met him veelstemmig gezang.
De natuur is na de nachtrust tot het
leven teruggekeerd. De boer beploegt
zijn land, de herder bewaakt zijn kudde,
de bijen zwermen rondom de bloemen.
„De bomen, schoon versierd met
bloeisels lief van verven,
die gaven zoete geur, de biekens
kwamen zwerven,
de gladbeschubde vis aldaar in
't water was,
elk diertje deed alom zijn dagwerk
even ras",
met als toepassing:
„dat God iii en door mij geleerd
werd en verhoogd".
Het is middelmatige poëzie. Maar zijn
naam is vooral blijven voortleven door
zijn „Nederlandtsche Gedenckclanck",
de geschiedenis van de 80 jarige oorlog,
doorvlochten met een aantal liederen,
die hij ook van muziek voorzag. Hier
over de volgende keer.
Middelburg
L. van Wallenburg
Het publiek beoordeelt vet doorgaans
negatief. Het wordt in verband gebracht
met aderverkalking, hartziekten, vet.-
zucht en hun compUcaties. Het gevolg
is, dat vele mensen vet helemaal pro
beren te vermijden. Vet is echter een
belangrijk element in ons dieet, som
mige vetten zijn zelfs noodzEikelijk voor
een goede gezondheid.
Recente laboratoriumonderzoeken
met het vetvrij voeden van ratten, aan
gevuld met vitaminen en mineralen,
brachten diverse duidelijke symptomen
aan het licht, nl. gewichtsverlies, slech
te voortplanting, stoornis in de circula
tie en veranderingen in de werking van
bijnier en schildklier.
Wat vele mensen vergeten is, dat vet-
weefsels grote reserves aan energie be
vatten. Wanneer vetten worden ver
teerd, komt er meer energie vrij per
gewicht dan vele elke andere voedings
stof, nl. 9 küocalorie per gram. Ook
isoleren de vetweefsels het lichaam en
steunen de vitale organen.
Vet is een chemische samenstelling
van koolstof-, waterstof- en zuurstof
atomen en wordt onderscheiden in ver
zadigde en meervoudig onverzadigde
vetzuren. De laatste verlagen het cho
lesterolgehalte van het bloed, terwijl
de verzadigde vetzuren de neiging heb
ben het cholesterolgehalte te verhogen.
Ongelukkigerwijs hebben deze verza
digde vetzuren in het dieet alle vetten
een slechte reputatie gegeven. Net als
alle vetten is ook cholesterol een be
langrijk ingrediënt voor het normaal
functioneren van het menselijk lichaam.
De cellen van het lichaamsweefsel
gebruiken cholesterol voor reparatie en
aanmaak van nieuwe cellen.
Ook is het nodig voor de produktie
van galzuren, sex-hormonen en enige
van de adrenalinehormonen. Bij een te
hoog cholesterolgehalte in het bloed
wordt deze conditie echter in verband
gebracht met aderverkalking.
De beste en gemakkelijkste manier
om de opname van verzadigde en meer
voudig onverzadigde vetzuren te rege
len, is de kennis van hun oorsprong.
Voedingsmiddelen met veel verzadigde
vetzuren zijn: eieren, vet vlees, cocos-
en palmolie, boter, margarine, volle
melk, kaas en volle melk-prodiikten.
Meervoudig onverzadigde vetzuren
vindt men in maisolie, walnoten, so ja-
bonen, zonnepitten, sesamzaad en de
olie hieruit. Bij het bepalen van de
hoeveelheid vet in het dieet is het ge
makkelijk de totale hoeveelheid te on
derschatten. De zichtbare vetten bo
ter, margarine, reuzel, bak- en slaolie
zijn makkelijk te ontdekken.
Veel vet komt echter van minder
zichtbare bronnen, zoals vetdeeltjes in
rood vlees en het toegevoegde vet bij
het koken en braden.
De Kellogg Nutricion CouncU beveelt
enige eenvoudige methoden aan om de
vetopname te helpen controleren. Kies
bijvoorbeeld vlees, dat weinig vet be
vat en snijd de vetrandjes eraf, braad
het vlees zo, dat het vet kan afdruipen.
Denk eraan, dat wit vlees van gevogel
te minder vet bevat dan donker vlees,
terwijl het vel heel veel vet bevat. Pro
beer bacon, reuzel en niervet te vermij
den.
Gebruik meer vis in de maaltijden,
dit is het enige type vlees dat meer
meervoudig onverzadigde vetzuren be-'
vat dan verzadigde. Verhoog het ge-,
bruik van fruit, groente en graanpro-
dukten (zoals Com Flakes). Onthoud
echter dat vet in het dieet noodzakelijk
is. Vetten helpen bij het bereiden van
ons voedsel, verhogen de smaak en zijn
een goede bron van energie.
HERKINGEN
HERVATTING REPETITIES
Op 18 augustus hoopt de zangver.
„Canto Voluntas" haar repetitieavonden
weer te beginnen. Een ieder die graag
zingt, en eventueel interesse heeft is
van harte welkom om eens een keer te
komen luisteren en lid te worden.
De rep. avonden zijn op maandag
van 8 tot 10 uvir, ook zijn er nog platen
te koop van de Flakkeese koren „Lof
lied uit de Delta" bij de penningmees-
tei- A. Melissant, Fortstraat, Herkingen.
M------
PREDIKBEURTEN ZEELAND
Zondag, 17 augustus 1980
NIEUWERKERK Ned. Herv. Kerk
9.30 uur ds. Seeleman uit Brouwers
haven, Doopsbediening GerefKerk
(N'kerk-O'land) 10 uur dhr. Baas en
5 uur ds. A. v. d. Waal uit Middelhar-
nis Geref. Gemeente 10 en 3 uur ds.
M. J. van Gelder Geref. Gem. in
Ned. 9.45 en 3.30 uur leesdienst.
Historisch verhaal uit het jaar 1572
door
JAAP DE KORTE
Den Hertog's Uitgeverü Utrecht
38
„Je moet niet altijd zo lopen zaniken
over jouw Charlotte, Pedro", antwoordt
zijn makker. „Als je altijd loopt te
kniezen duurt de tijd nog langer. Maar
vanavond zijn we vrij. Ga je dan mee
naar „Het vergulde vat?" De waard heeft
een leuke dochter. Als je die ziet ver
geet je jouw Charlotte misschien wel
voor een poosje".
Pedro maakt een afwerend gebaar. „Ik
blijf liever op mijn kamer Juan, dan ga
ik vanavond vroeg ter kooi".
„Nee, nee, Pedrp, je moet heus eens
mee gaan. Het is altijd gezellig in de ge
lagkamer van baas Hendriksz. en... er
wordt een goede kruik bier geschon
ken".
„Wil je dan zo graag dat ik mee ga?"
„Ja!"
„Nou vooruit, je zult je zin hebben.
Het is dorstig weer en een goede kruik
bier zal heus geen kwaad doen".
„Dat dacht ik ook".
Met lome tred slenteren de Spanjaar
den heen en weer en wachten totdat ze
door hun makkers afgelost worden.
De geuzen vervolgen inmiddels hun
weg.
„Heb je nog bekende gezichten ge
zien?" vraagt Geert aan zijn makker
die naast hem loopt.
„Nee", antwoordt Klaas, „jij soms
wel?"
„Ja! Met die ene schildwacht heb ik
gevochten toen ze mijn huisje wilden
binnendringen. Hij moest eens weten
dat ik zo dicht in zijn nabijheid was. Ik
zou niet lang meer veilig zijn".
„Ze kunnen je nooit herkend hebben",
meent Klaas, „Je vermomming is daar
veel te goed voor".
„De jouwe nog beter, je lijkt wel ze
ventig".
„Halt mannen!"
Het is Ripperda die dit bevel geeft.
„Hier blijven we voorlopig", gebiedt
hij. De geuzen zijn midden in het bos
tussen Bergen en Hermlgny terecht ge
komen. De mannen maken het zich ge
makkelijk en vlijen zich neer op het
zachte mos. Ripperda en Olivier ver
wijderen zich. Ongeveer een half uur
later keren ze terug.
„Ik zou jullie aanraden wat rust te
nemen", zegt Ripperda tegen Geert en
Klaas. „Jullie krijgen het druk van
nacht. Om klokslag twaalf uur moeten
jullie graaf Lodewijk met zijn mannen
tegemoet rijden. Voor een paar goed
uitgeruste paarden zal gezorgd worden.
Luister goed wat ik te zeggen heb! Jul
lie rijden in de richting van Code! Ont
moeten jullie inmiddels de graaf nog
niet, dan volg je de weg naar Valen
ciennes. Daar zal je hem zeker tegen
komen. Het IS de bedoeling dat jullie de
graaf als gids dienen. Op de heenreis
volgen jullie de kortste weg, dat wü
dus zeggen de hoofdweg. Op de terug
reis nemen jullie de weg door de bos
sen en over de weilanden! Het is na
tuurlijk overbodig om te zeggen dat nie
mand jullie mag horen of zien. Ga nu
wat slapen! Om half twaalf worden jul
lie gewekt!"
Blij verrast kijken de beide vrienden
elkaar aan.
„Dat wordt een fijne rit!" juicht Klaas.
„Het weer is goed en ik moet me sterk
vergissen als het niet zo blijft". „Ik ver
lang er ook wel weer eens naar om een
rit te paard te maken", zegt Geert.
„Vooruit Klaas! we gaan eerst wat
slapen".
HOOFDSTUK XII
EEN NACHTELUKE RIT
Klokslag twaalf uur rijden Geert en
Klaas weg. Van Ripperda hebben ze
nog enige raadgevingen ontvangen en
nadat ze hem de hand hebben gedrukt,
geven de geuzen hun paard de sporen.
In snelle draf rijden ze voort, door het
donker van de nacht.
„Een best paard", kan Geert niet na
laten te zeggen, „hij loopt schitterend".
„De mijne draaft ook goed", vindt
Klaas. „Het is nog een jong beest, maar
goed gebouwd. Waar zouden ze deze
dieren zo gauw vandaan hebben ge
haald?"
„Ik weet het niet, waarschijnlijk van
de één of andere boer hier uit de om
trek", antwoordt Geert. „Het kan me
trouwens niet schelen. Ze rijden goed en
dat vind ik wel belangrijk".
Geruime tijd rijden ze nu zwijgend
voort over de hobbelige weg. Het is stU
en slechts het regelmatige geluid van de
bonkendepaardenhoeven op de grond
laat zich horen.
Er hangt een lichte nevel over het
land. Zo nu en dan waait er een zacht
briesje dat de nevel voor even doet
verdwijnen zodat de maan zichtbaar
wordt. Met snelle draf vervolgen de
paarden hun weg. Een aansporing heb
ben ze niet nodig. Met hun koppen in de
wind snellen ze in regelmatige draf
voort.
„Het is hier vrij eenzaam", verbreekt
Klaas de stilte. „Ik ben nog niet dik
wijls deze kant uit geweest, maar ik heb
altijd gemeend dat hier veel boerderijen
stonden. Jij bent hier toch zeker wel
meer geweest?"
„Vroeger, toen vader nog leefde, kwam
ik hier dikwijls", antwoordt Geert. „Er
staan hier weinig boerderijen, maar dat
is ook wel te begrijpen. De grond is hier
niet al te best. Iets noordelijker, in de
richting VEin Doornik is zij beter. Daar
vindt men dan ook veel meer boerderijen
dan hier. Er zijn hier al te veel bossen.
Toch zijn er hier nog wel enkele boeren
die veel vee houden. Een kwartier gaans
woont een boer die tevens paardekoper
is. Hij heeft soms wel twintig tot der
tig paarden. Ik ben vroeger dikwijls bij
hem geweest. Het zijn gezellige mensen.
Het is alleen jammer dat ze zo fel
rooms zijn. De boer heeft liever dat er
tien ketters per dag verbrand worden
dan negen. Twee van zijn dochters zijn
in het klooster gegaan, ergens in het
zuiden van het land".
„Ik kan maar nooit begrijpen dat
ouders hun kinderen naar het klooster
sturen", zegt Klaas. „Ik heb wel eens
gehoord dat er in zo'n klooster soms
rare dingen gebeuren. De meeste ouders
weten dat natuurUjk niet en al horen
ze het, dan geloven ze het nog niet".
„Zouden die geruchten allemaal wel
waar zijn Klaas?" vraagt Geert weife
lend terwijl hij zijn paard liefkozend
over de manen strijkt.
„Da's net zo waar als ik op het ogen
blik op de rug van een bles zit", ant
woordt Klaas stellig. „Luister! dan zal
ik je eens iets vertellen over dingen die
er in een nonnenklooster voorvallen. Zo
als je weet, zijn mijn beide ouders
rooms opgevoed. Vooral mijn moeder
werd streng onderwezen in de roomse
godsdienst. Haar jongere zuster werd,
op aanraden van een pater, naar het
klooster gestuurd, waar zij als novice
werd aangenomen. Zolang zij in het
klooster verbleef kwamen haar ouders,
noch haar verdere familie iets over het
intieme kloosterleven gewaar. AUeen
over haar gewone, dagelijkse plichten
en werkzaamheden vertelde zij soms
iets, maar anders niet. Dit duurde zo
ongeveer een jaar of vier. 'Toen kwam er
onverwachts een einde aan haar kloos
terleven. Ze keerde het klooster, en ook
de roomse kerk, voorgoed de rug toe.
Het was haar, zoals zij vertelde, ondra
gelijk geworden. Van de zijde van haar
ouders ontving zij veel vijandschap,
vooral toen het bleek dat zij niet alleen
het kloosterleven, maar ook de roomse
kerk had verlaten en van de hele sante-
kraam niets meer wilde weten. De ru
zie liep zo hoog, dat haar vader haar
de deur wees. Alles wat zij over het
kloosterleven had verteld, geloofde hij
niet. De dwaze man beschouwde het als
een leugen. Na veel omzwerven kwam
mijn tante in aanraking met een jonge
man die een vurig aanhanger der „nije
leer" was. Met deze man is zij nu ge
trouwd en woont ergens in Maastricht.
wordt vervolgd