Eiy^ncEn - niEUW! Adriaan Valerius Overdenking De val van Bergen o list de Heilige Schrift 2e blad Vrijdag 15 augustus 1980 No, 4917 HET' KVENSTEK bilkopkvrk M Mummlevino ZEEUWSE WANDELINGEN Parkeerverbod voor de Langedijk |Uw huis verkopen ?j TAMBOER DE ROL VAN VETTEN IN HET DIEET 'VERVOLGVERHAAL Literatuur Een waarschuwing „Zeg me v/at ge leest en ik zal u zeggen wie ge zijt". Die uitdrukking kennen we allemaal. Wanneer we de huiskamer betreden van een ons onbe kend gezin en we slaan een vluchtige blüc in de boekenkast, dan weten we ten naaste bij welk vlees we in de kuip hebben. De boeken die iemand leest zijn meestal een graadmeter voor zijn of haar interesse. Hieraan moest ik denken nu de va kanties weer tot het verleden gaan be horen en ook de scholen weer zijn be gonnen of binnenkort zullen beginnen. Voor de scholieren uit de hogere klas sen van de middelbare scholen betekent dat immers ook dat ze een literatuur lijst moeten gaan opstellen. Een lijst van boeken dus die zij gelezen hebben of nog zullen lezen en waarover zij een spreekbeurt moeten houden of waar naar hun op het examen kan worden gevraagd. Die lijsten zijn wel totaal anders ge- struktureerd dan vroeger. Zo'n twin tig, dertig jaar geleden werd men ge acht enige elementaire kennis te heb ben van de héle Nederlandse literatuur. Dat wil zeggen: de boekenlijst moest van die literatuur een dwarsdoorsnede bevatten. Men moest iets gelezen heb ben uit de Middeleeuwen, iets uit de Gouden Eeuw, enkele werken uit de tijd van de Verlichting en de Roman tiek, terwijl het slot van de lijst werd gevormd door de Tachtigers en wat daarna kwam. Tegenwoordig zijn de leerlingen in die keuze heel wat vrijer. Naar Ik hoor komen op sommige scholen grote dich ters en schrijvers en Vondel en Hooft nauwelijks meer aan bod, terwijl ook voor de vorige eeuw nauwelijks be langstelling bestaat. Het is alles moder ne literatuur wat de klok slaat en de leerlingen hebben een bijna onbeperkte vrijheid in de keuze van de literaire produkten. Ik vind dat zonder meer een ontstel lende zaak. In de eerste plaats omdat groten uit onze Nederlandse literatuur voor verreweg de meesten onbekend blijven. Onze jongeren verliezen hot zicht op een belangrijk stuk van onze cultuur, en dat alleen tot hun schade. Maar dat is nog erger wat komt ervoor in de plaats? Schrijvers en dich ters uit onze eigen tijd die „in" zijn. maar door en door pervers. Boeken waarin gevloekt en gespot wordt, waar in de religie wordt belachelijk gemaakt, waarin de sex onbeschaamd wordt be schreven. Kortom, hun wordt een levensgevoel opgedrongen waarbij velen niet zijn opgevoed en dat in vele gevallen ook nog kritiekloos En de ouders hebben vaak óf te weinig tijd, óf te weinig kennis van zaken om him kinderen te begeleiden. Hoe ik tot deze ontboezeming kom Door het lezen van een artikel in het „Kerkblaadje" (Orgaan van de Kring van Vrienden van Kohlbrugge) van vrijdag 8 augustus 1980. Dat bevat een bijdrage van J. Date- ma onder de titel „In gesprek met de schrijver Maarten 't Hart" (Het is trou wens al het derde en laatste artikel van een serie). „In gesprek met" is eigenlijk te veel gezegd. Datema heeft niet met 't Hart gesproken, alleen maar naar hem ge luisterd. Hij blijkt de werken van deze populaire schrijver goed gelezen te heb ben. Dat még ook wel, want 't Hart is zonder meer ,,ln" bij jongeren en ouderen. Het ene boek na het andere van zijn hand rolt zomaar van de pers en ze worden gewoon verslonden Maar 't Hart is een schrijver die blijkbaar streng-gereformeerd is opge voed, met die achtergrond gebroken heeft en daar toch aldoor nog tegen vecht. Erger nog: die de bijbel, en dan met name de Reformatorische uitleg daarvan tot een caricatuur maakt. Da tema heeft daar in zijn artikelenreeks verschillende staaltjes van gegeven. Hij eindigt zijn artikel als volgt: „Waarom bij dit alles zo uitvoerig stilgestaan Om de ouderen onder ons te informeren over de gedach- tenwereld waarmee de jongeren in tensief in aanraking komen, hetzij door te lezen of door te luisteren naar de spreekbeurten van anderen op school. Van verreweg de meeste leerkrachten Nederlands, ook aan de christelijke scholen, is geen tegen wicht te wachten, 't Hart is „in" en daarmee uit Om de predikanten en catecheten onder hen duidelijk te laten zien waar zij op moeten inspelen. Het zijn in wezen geen nieuwe vragen. Om de jongeren onder ons aan te sporen vooral kritisch te lezen. Om degenen onder ons die met zo veel kennelijk genoegen deze lek- tuur consumeren de vraag voor te leggen of ze zich nog wel op het christelijk erf bevinden. Zoudt u er ook zo van genieten wanneer op deze wijze over uw va der of moeder of man of vrouw werd geschreven Ik heb aan deze woorden van de heer Datema niets toe te voegen. Ik hoop alleen dat vele ouders en ook vele leer lingen ze zullen lezen en er hun winst mee zullen doen. WAARNEMER Vooral in de zomer worden er op verschillende plaatsen in Zeeland ten toonstellingen gehouden. Sommige maar enkele dagen, andere wel een paar maanden. In onS blad van 15 juli werd de tentoonstelling over de Zeeuwse landbouw in de Abdij te Middelburg vermeld, die gratis te bezichtigen is van 11 juli tot 22 augustus. Nog langer duurt die in het Rijksar chief te Middelburg van Adriaan Vale rius, van 20 juni tot 6 september. „Gom nu met sang van soete tonen...", staat ei' op het boekje, dat de bezoekers als toelichting krijgen. Ik heb deze tentoon stelling bezocht, heb er aantekeningen gemaakt en thuis zijn grote werk van bijna 300 bladzijden „Nederlandtsche Gedenckclanck" doorgenomen. Waar vandaan Zijn voorouders woonden in Fran krijk. Zijn vader had de Franse naam Frangois Valéry. Waarom hij naar ons land gekomen is, weten we niet, maar dat zal wel zijn vanwege de vervolgin gen om het geloof. In 1569 werd hij als poorter in Middelburg ingeschreven. Hij bekleedde hier het ambt van notaris en was er ook klerk bij de schutterij. In 1570 is hier zijn zoon Adriaan gebo ren, de hoofdpersoon uit dit artikel. Dit jaartal staat ook op een huis aan de kade te Veere op de hoek van het smalle Kraanstraatje: ADRIAEN VALERIUS 1570 - 1625 had hier zgn woning. Dit huis had vroeger de muzikale naam „De Harpe" en in 1955 werd deze gedenksteen er ingemetseld. Op 12 december 1600 werd hij als poorter van Veere ingeschreven, maar waarschijnlijk woonde hij er toen al enkele jaren. Immers in 1592 werd hij klerk bij Pieter van Reigersbergh, die equipage- en ammunltiemeester was en tevens ook burgemeester van Veere. Het is de vader van Maria, die later getrouwd is met de bekende geleerde Hugo de Groot en haar man in een boekenkist uit het kasteel Loevestein, waar hij als remonstrant gevangen zat, liet ontsnappen. In 1598 werd Adriaan Valerius op voordracht van de Admiraliteit van Middelburg door de Staten-Generael aangesteld tot ontvanger van de con- vooi- en licentgelden. We zouden dat de invoer- en uitvoerbelasting kunnen noemen van de vele schepen, die de haven van Veere opzochten. Veere was toen een drukke handels plaats van wel 10.000 inwoners, dat is 10 maal zoveel als tegenwoordig. Het had een goede zeehaven en dreef han del met alle delen van de wereld. De grote reder Balthasar de Moucheron was hier vanuit Middelburg komen wo nen en zag er zijn vloten naar aUe zeeën der wereld zeilen. Men dreef er eon drukke lakenhandel met Schotland, vooral sinds een van de Heren van Vee re met een Schotse prinses getrouwd was. De grote huizen op de kade „Lam metje" en „Struijs" worden nog altijd de Schotse huizen genoemd. Het scheep je op de stadhuistoren herinnert aan de drukke handel. Later heeft Valerius nog andere be trekkingen gehad: fortificatiemeester, notaris, schepen, lid van de raad, boek houder van de armen. Zqn gezin. In 1598 trouwt hij er met Elisabeth Bouwens, de dochter van een andere burgemeester van Veere. Bij haar dood in 1619 waren er nog 3 kinderen in leven: Frangois, Catharina en Margari ta, enkele anderen zijn jong gestorven. Twee jaar later hertrouwt hij met Christina Adriaansd. van Boudewijns- kerke, die te Middelburg woonde. Ze heeft hem nog een meisje (Elisabeth) en een jongen (Adriaan) geschonken. Kort daarop is Adriaan Valerius zelf gestorven, op 27 januari 1625. In d^ Grote kerk is hij begraven bij zijn eerste vrouw, zijn schoonouders en zijn jong gestorven kinderen. We moeten ons echter nog even met de levende Valerius bezig houden. Evenals zijn vader was hy erg muzi kaal. Deze woonde tijdens het beleg van Middelburg door de Geuzen (1572 - 1574) ia deze stad en heeft er ook de bevrijding in februari 1574 meegemaakt. Een jaar later, in 1575 werd de West- monsterkerk op de Markt afgebroken en toen kocht hij voor 24 pond Vlaams 144,het kleine orgel uit deze kerk. Zoon Adriaan zal er ook wel eens op gespeeld hebben. Ook hield hij van poëzie, dus sloot hij zich in Veere aan bij de rederijkers kamer „Missus Scholieren", die als zin spreuk had: ,,In reijnder jongsten groei ende". Het gezelschap legde zich toe op het maken van verzen. Hij werd daardoor ook bekend buiten zijn woonplaats. Dat blijkt hieruit dat men hem uitnodigde om mee te werken aan de gedichtenbundel „De Zeeuwse Nachtegaal". Men wilde bewijzen, dat er ook in Zeeland goede dichters woon den. Deze bundel is dan ook voor het grootste deel gevuld door Zeeuwen, die hun bijdragen opstuiirden. In 1623 ver scheen het boek in Middelburg. Adriaan Valerius heeft ook een vers gestuurd. Als vrome Calvinist had hij als opschrift gekozen de tekstregel uit de brief van Paulus aan de Romeinen, hoofdstuk 14 6 in de toen bestaande vertaling: „Wie den dach acht, die achten den W«-f o'«ïiwi*it,+ ^.»M.3*3"Ir DE TAFEL DES HEEREN og richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegen- partyders. Psalm 23 5 Klein maar troostvol is dit geloofs- lied. Het is gezongen door de man naar Gods hart. Hij heeft het gezongen in de dadelijke gemeenschap des Heeren. Het lied wordt wel genoemd de parel der psalmen. Het geeft immers een getuigenis van de geloofsverhouding tussen de Heere en Zijn Volk. In dit lied is David de hartetolk van Gods ware kinderen. Als beeld gebruikt hij de verhouding tus sen een herder en zijn schapen. Ook het beeld van een gastheer en zijn gas ten wordt in de psalm aan ons voorge steld. Bij het laatste beeld bepaalt ons de tekst. Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht tegenover mijn tegen partij ders. Het' wijst naar een gebruik in het volksleven van Israël. Na de overwin ning werd een overwinningsmaaltijd gehouden. Dan zette de koning zijn mo destrijders een rijke maaltijd voor. Ma e entijd van strijd werden zij een ogen blik rust vergund. Daar mochten zij de gunst en de gemeenschap van de ko ning ervaren. Dan werden de wapens afgelegd en de overwinning gevierd. De tafel werd door de koning aange richt. Het slachtvee werd toebereid. Naar de profetie van Jesaja zou liet een vette maaltijd zijn. Een maaltijd van reine wijn, van vet vol merg, van wijnen, die gezuiverd zijn. Daar was brood voor de hongerige en wijn voor de dorstige. Daar was olie tot zalf voor de opgelopen wonden. Daar stonden de schalen vol met wa ter voor de onreinen. De Heere heeft zulk een maaltijd toe- gericht voor mijn aangezicht. Dus door wie wordt de tafel aangericht Dat is de Heere Zelf. Zijn oog is op de gasten. Zijn oog is op de spijs en de drank. Het wijst Zijn dadelijke tegenwoor digheid aan. Daarom zijn het eeuwig- heidszaken, waar David ons bij bepaalt. Ook mogen wij denken voor wie de tafel wordt aangericht. Dat is voor de gast, die weet dat de Heere Zijn Her der is. Hij weet ook dat hij een schaap is. Door levensvemieuwing en hans- overwinnende genade heeft hij kennis van God en Goddelijke zaken, iviaar ook van het genadeleven is dat in de strijd, druk en bekommering. Door het geloof mag hij een blik slaan op de toegerichte tafel. Als gast ziet hij wal de Heere bereid heeft voor degenen, die Hem liefhebben. Na een bittere strijd vergunt de Hee re Zijn kinderen ogenblikken waar Da vid van spreekt. Het zijn wonderUjke ogenblikken in het genadeleven als cie Heere ze een ogenblik uit de strijd haalt. Dan mogen de wapens rusten, de wonden helen en de gemeenschap met de Heere ervaren worden. De tafel en de spijzen hebben nog een verborgen heid in zich. Want de tafel wordt aan gericht, tegenover de tegenpartijders. Dat zijn dus de vijanden van de Ko ning en de gasten. Dan zijn er drie za ken om te overdenken. Wie richt de tafel toe Voor wie richt de Heere de tafel toe Maar ook tegen wie richt Hij de tafel toe Buiten de tafel zijn de toeschouwers. Zij hebben geen deel aan de Koning. Zij hebben geen deel aan de spijze. Zij behoren niet tot de gasen. Zij worden genoemd: „De tegenpartijders". Zij behoren tot een andere partij. Zij zijn aangesloten bij de partij van de hel. Het zijn de vijanden van God èn Chris tus en van het ware voUc des Heeren. Het zijn de vijanden van binnen en van buiten. Die niet ophouden om aan te vechten. Het zijn de vijanden in de wereld en de zondedienst. Het zijn vij- tmden in de godsdienst. Hun leven is gewijd aan godsdienst. Dat kan zijn de ijdele godsdienst van het tijd, historisch of wonder geloof. Het kan ook een gods dienst zijn van het nabij komende le ven. Dat zijn zij, die het genadeleven be spreken en naspreken. Die de geloofs- weldaden hoorden bespreken en ze dief- lijk toeëigenden, zonder door de Heilige Geest daartoe te zijn voorbereid en naar Gods welbehagen te zijn geschon ken. Hoe bitter is de vijandschap tegen Gods kinderen. Tegen het bedelaars volk, dat van de kruimels leven mag. Die het elke dag een wonder vinden, dat de Heere ze niet weggeworpen heeft. Die als melaatsen een dagelijkse reiniging no dig hebben. Die leven door de toedieningen van de hemel en niet uit de beschouwing hun eigen lev«n overeind houden. Zo is het leven der ware gasten zo onderscheiden van veel en velen. He laas ontbreekt het in onze tijd aan mensen die het geestelijk kunnen on derscheiden. Daarom is er zo'n door- <rloeiïng en zo weinig opwas in de ken nis en de genade van Christus. Omdat Jiet leven in eigen hand gevonden wordt, wordt de bediening van Chris tus niet gekend en benodigd. Hij zal de armen en de kleinen, genadig zijn en goed. Die schreien en wenen, werd hij vriendelijk en zoet. David spreekt van vijanden tegenover de tafel. Dat wil zeggen, dat zij een ge zicht op het goed van Gods kinderen. Maar daar geen deel aan hebben. De tafel wordt aangericht op het oorlogs- veld. De overwonnen vijanden zien grimmig toe. Maar zij zijn machteloos. Zij kunnen in zulke ogenblikken de kerk niet benauwen. Ze zijn door de Koning overwonnen en moesten de wapens inleveren. Maar zij hebben niet hun vijandschap afge legd. Zo mag David de gemeente des Heeren vertroosten en wijzen op de eindstrijd en het goed dat de Heere weggelegd heeft voor degenen, die op Zijn naam vertrouwen. VeUig aan de overwinningstafel van de Koning mo gen zij delen in Zijn gimst en genade. Zij mogen zich verlustigen in de goede ren, die Hij verwierf en toedeelt. Onder de banier van de Koning rus ten daar de vermoeiden van kracht. Daar houdt de drijver op. Veüig onder de bedekking van de gerechtigheid en heiligheid van hun Ko ning ervaren de gasten, dat zij voor Zijn rekening zijn. Terwijl de vijand grimmig kijkt naar de Koning en de gasten, kijken de gasten naar de Ko ning. Zij zingen: Ik zal door 's vqands zwaard niet sterven Maar leven, en des Heeren daan. Waardoor wy zoveel heil verwerven, Elk, tot Zy'n eer, doen gadeslaan. Dirksland ds. F, Blok OUDDORP G.S. hebben ingestemd met het ver zoek van de Polder Goeree om voor beide zijden van de Langedijk, gelegen ten noorden van de Vrijheidsweg een parkeerverbod in te stellen. De verhar ding is daar 3 meter breed; wanneer daar langs geparkeerd wordt kunnen de aangrenzende landbouwpercelen moeilijk worden bereikt en wordt voor politie, brandweer, ambulancedienst en anderen de toegang tot het duin ernstig bemoeilijkt. Heere; ende wie den dach niet en acht, die en achten den Heere niet". Zijn gedicht beschrijft een morgen wandeling in de buurt van Veere, eerst langs de waterkant en dan naar zijn hof te Zanddijk. Het bestaat nog als gehucht op ongeveer een km afstand van Veere. De morgenzon doet de dauw over de velden in damp opgaan, reeds zijn de vogels ontwaakt en vervullen de lucht met him veelstemmig gezang. De natuur is na de nachtrust tot het leven teruggekeerd. De boer beploegt zijn land, de herder bewaakt zijn kudde, de bijen zwermen rondom de bloemen. „De bomen, schoon versierd met bloeisels lief van verven, die gaven zoete geur, de biekens kwamen zwerven, de gladbeschubde vis aldaar in 't water was, elk diertje deed alom zijn dagwerk even ras", met als toepassing: „dat God iii en door mij geleerd werd en verhoogd". Het is middelmatige poëzie. Maar zijn naam is vooral blijven voortleven door zijn „Nederlandtsche Gedenckclanck", de geschiedenis van de 80 jarige oorlog, doorvlochten met een aantal liederen, die hij ook van muziek voorzag. Hier over de volgende keer. Middelburg L. van Wallenburg Het publiek beoordeelt vet doorgaans negatief. Het wordt in verband gebracht met aderverkalking, hartziekten, vet.- zucht en hun compUcaties. Het gevolg is, dat vele mensen vet helemaal pro beren te vermijden. Vet is echter een belangrijk element in ons dieet, som mige vetten zijn zelfs noodzEikelijk voor een goede gezondheid. Recente laboratoriumonderzoeken met het vetvrij voeden van ratten, aan gevuld met vitaminen en mineralen, brachten diverse duidelijke symptomen aan het licht, nl. gewichtsverlies, slech te voortplanting, stoornis in de circula tie en veranderingen in de werking van bijnier en schildklier. Wat vele mensen vergeten is, dat vet- weefsels grote reserves aan energie be vatten. Wanneer vetten worden ver teerd, komt er meer energie vrij per gewicht dan vele elke andere voedings stof, nl. 9 küocalorie per gram. Ook isoleren de vetweefsels het lichaam en steunen de vitale organen. Vet is een chemische samenstelling van koolstof-, waterstof- en zuurstof atomen en wordt onderscheiden in ver zadigde en meervoudig onverzadigde vetzuren. De laatste verlagen het cho lesterolgehalte van het bloed, terwijl de verzadigde vetzuren de neiging heb ben het cholesterolgehalte te verhogen. Ongelukkigerwijs hebben deze verza digde vetzuren in het dieet alle vetten een slechte reputatie gegeven. Net als alle vetten is ook cholesterol een be langrijk ingrediënt voor het normaal functioneren van het menselijk lichaam. De cellen van het lichaamsweefsel gebruiken cholesterol voor reparatie en aanmaak van nieuwe cellen. Ook is het nodig voor de produktie van galzuren, sex-hormonen en enige van de adrenalinehormonen. Bij een te hoog cholesterolgehalte in het bloed wordt deze conditie echter in verband gebracht met aderverkalking. De beste en gemakkelijkste manier om de opname van verzadigde en meer voudig onverzadigde vetzuren te rege len, is de kennis van hun oorsprong. Voedingsmiddelen met veel verzadigde vetzuren zijn: eieren, vet vlees, cocos- en palmolie, boter, margarine, volle melk, kaas en volle melk-prodiikten. Meervoudig onverzadigde vetzuren vindt men in maisolie, walnoten, so ja- bonen, zonnepitten, sesamzaad en de olie hieruit. Bij het bepalen van de hoeveelheid vet in het dieet is het ge makkelijk de totale hoeveelheid te on derschatten. De zichtbare vetten bo ter, margarine, reuzel, bak- en slaolie zijn makkelijk te ontdekken. Veel vet komt echter van minder zichtbare bronnen, zoals vetdeeltjes in rood vlees en het toegevoegde vet bij het koken en braden. De Kellogg Nutricion CouncU beveelt enige eenvoudige methoden aan om de vetopname te helpen controleren. Kies bijvoorbeeld vlees, dat weinig vet be vat en snijd de vetrandjes eraf, braad het vlees zo, dat het vet kan afdruipen. Denk eraan, dat wit vlees van gevogel te minder vet bevat dan donker vlees, terwijl het vel heel veel vet bevat. Pro beer bacon, reuzel en niervet te vermij den. Gebruik meer vis in de maaltijden, dit is het enige type vlees dat meer meervoudig onverzadigde vetzuren be-' vat dan verzadigde. Verhoog het ge-, bruik van fruit, groente en graanpro- dukten (zoals Com Flakes). Onthoud echter dat vet in het dieet noodzakelijk is. Vetten helpen bij het bereiden van ons voedsel, verhogen de smaak en zijn een goede bron van energie. HERKINGEN HERVATTING REPETITIES Op 18 augustus hoopt de zangver. „Canto Voluntas" haar repetitieavonden weer te beginnen. Een ieder die graag zingt, en eventueel interesse heeft is van harte welkom om eens een keer te komen luisteren en lid te worden. De rep. avonden zijn op maandag van 8 tot 10 uvir, ook zijn er nog platen te koop van de Flakkeese koren „Lof lied uit de Delta" bij de penningmees- tei- A. Melissant, Fortstraat, Herkingen. M------ PREDIKBEURTEN ZEELAND Zondag, 17 augustus 1980 NIEUWERKERK Ned. Herv. Kerk 9.30 uur ds. Seeleman uit Brouwers haven, Doopsbediening GerefKerk (N'kerk-O'land) 10 uur dhr. Baas en 5 uur ds. A. v. d. Waal uit Middelhar- nis Geref. Gemeente 10 en 3 uur ds. M. J. van Gelder Geref. Gem. in Ned. 9.45 en 3.30 uur leesdienst. Historisch verhaal uit het jaar 1572 door JAAP DE KORTE Den Hertog's Uitgeverü Utrecht 38 „Je moet niet altijd zo lopen zaniken over jouw Charlotte, Pedro", antwoordt zijn makker. „Als je altijd loopt te kniezen duurt de tijd nog langer. Maar vanavond zijn we vrij. Ga je dan mee naar „Het vergulde vat?" De waard heeft een leuke dochter. Als je die ziet ver geet je jouw Charlotte misschien wel voor een poosje". Pedro maakt een afwerend gebaar. „Ik blijf liever op mijn kamer Juan, dan ga ik vanavond vroeg ter kooi". „Nee, nee, Pedrp, je moet heus eens mee gaan. Het is altijd gezellig in de ge lagkamer van baas Hendriksz. en... er wordt een goede kruik bier geschon ken". „Wil je dan zo graag dat ik mee ga?" „Ja!" „Nou vooruit, je zult je zin hebben. Het is dorstig weer en een goede kruik bier zal heus geen kwaad doen". „Dat dacht ik ook". Met lome tred slenteren de Spanjaar den heen en weer en wachten totdat ze door hun makkers afgelost worden. De geuzen vervolgen inmiddels hun weg. „Heb je nog bekende gezichten ge zien?" vraagt Geert aan zijn makker die naast hem loopt. „Nee", antwoordt Klaas, „jij soms wel?" „Ja! Met die ene schildwacht heb ik gevochten toen ze mijn huisje wilden binnendringen. Hij moest eens weten dat ik zo dicht in zijn nabijheid was. Ik zou niet lang meer veilig zijn". „Ze kunnen je nooit herkend hebben", meent Klaas, „Je vermomming is daar veel te goed voor". „De jouwe nog beter, je lijkt wel ze ventig". „Halt mannen!" Het is Ripperda die dit bevel geeft. „Hier blijven we voorlopig", gebiedt hij. De geuzen zijn midden in het bos tussen Bergen en Hermlgny terecht ge komen. De mannen maken het zich ge makkelijk en vlijen zich neer op het zachte mos. Ripperda en Olivier ver wijderen zich. Ongeveer een half uur later keren ze terug. „Ik zou jullie aanraden wat rust te nemen", zegt Ripperda tegen Geert en Klaas. „Jullie krijgen het druk van nacht. Om klokslag twaalf uur moeten jullie graaf Lodewijk met zijn mannen tegemoet rijden. Voor een paar goed uitgeruste paarden zal gezorgd worden. Luister goed wat ik te zeggen heb! Jul lie rijden in de richting van Code! Ont moeten jullie inmiddels de graaf nog niet, dan volg je de weg naar Valen ciennes. Daar zal je hem zeker tegen komen. Het IS de bedoeling dat jullie de graaf als gids dienen. Op de heenreis volgen jullie de kortste weg, dat wü dus zeggen de hoofdweg. Op de terug reis nemen jullie de weg door de bos sen en over de weilanden! Het is na tuurlijk overbodig om te zeggen dat nie mand jullie mag horen of zien. Ga nu wat slapen! Om half twaalf worden jul lie gewekt!" Blij verrast kijken de beide vrienden elkaar aan. „Dat wordt een fijne rit!" juicht Klaas. „Het weer is goed en ik moet me sterk vergissen als het niet zo blijft". „Ik ver lang er ook wel weer eens naar om een rit te paard te maken", zegt Geert. „Vooruit Klaas! we gaan eerst wat slapen". HOOFDSTUK XII EEN NACHTELUKE RIT Klokslag twaalf uur rijden Geert en Klaas weg. Van Ripperda hebben ze nog enige raadgevingen ontvangen en nadat ze hem de hand hebben gedrukt, geven de geuzen hun paard de sporen. In snelle draf rijden ze voort, door het donker van de nacht. „Een best paard", kan Geert niet na laten te zeggen, „hij loopt schitterend". „De mijne draaft ook goed", vindt Klaas. „Het is nog een jong beest, maar goed gebouwd. Waar zouden ze deze dieren zo gauw vandaan hebben ge haald?" „Ik weet het niet, waarschijnlijk van de één of andere boer hier uit de om trek", antwoordt Geert. „Het kan me trouwens niet schelen. Ze rijden goed en dat vind ik wel belangrijk". Geruime tijd rijden ze nu zwijgend voort over de hobbelige weg. Het is stU en slechts het regelmatige geluid van de bonkendepaardenhoeven op de grond laat zich horen. Er hangt een lichte nevel over het land. Zo nu en dan waait er een zacht briesje dat de nevel voor even doet verdwijnen zodat de maan zichtbaar wordt. Met snelle draf vervolgen de paarden hun weg. Een aansporing heb ben ze niet nodig. Met hun koppen in de wind snellen ze in regelmatige draf voort. „Het is hier vrij eenzaam", verbreekt Klaas de stilte. „Ik ben nog niet dik wijls deze kant uit geweest, maar ik heb altijd gemeend dat hier veel boerderijen stonden. Jij bent hier toch zeker wel meer geweest?" „Vroeger, toen vader nog leefde, kwam ik hier dikwijls", antwoordt Geert. „Er staan hier weinig boerderijen, maar dat is ook wel te begrijpen. De grond is hier niet al te best. Iets noordelijker, in de richting VEin Doornik is zij beter. Daar vindt men dan ook veel meer boerderijen dan hier. Er zijn hier al te veel bossen. Toch zijn er hier nog wel enkele boeren die veel vee houden. Een kwartier gaans woont een boer die tevens paardekoper is. Hij heeft soms wel twintig tot der tig paarden. Ik ben vroeger dikwijls bij hem geweest. Het zijn gezellige mensen. Het is alleen jammer dat ze zo fel rooms zijn. De boer heeft liever dat er tien ketters per dag verbrand worden dan negen. Twee van zijn dochters zijn in het klooster gegaan, ergens in het zuiden van het land". „Ik kan maar nooit begrijpen dat ouders hun kinderen naar het klooster sturen", zegt Klaas. „Ik heb wel eens gehoord dat er in zo'n klooster soms rare dingen gebeuren. De meeste ouders weten dat natuurUjk niet en al horen ze het, dan geloven ze het nog niet". „Zouden die geruchten allemaal wel waar zijn Klaas?" vraagt Geert weife lend terwijl hij zijn paard liefkozend over de manen strijkt. „Da's net zo waar als ik op het ogen blik op de rug van een bles zit", ant woordt Klaas stellig. „Luister! dan zal ik je eens iets vertellen over dingen die er in een nonnenklooster voorvallen. Zo als je weet, zijn mijn beide ouders rooms opgevoed. Vooral mijn moeder werd streng onderwezen in de roomse godsdienst. Haar jongere zuster werd, op aanraden van een pater, naar het klooster gestuurd, waar zij als novice werd aangenomen. Zolang zij in het klooster verbleef kwamen haar ouders, noch haar verdere familie iets over het intieme kloosterleven gewaar. AUeen over haar gewone, dagelijkse plichten en werkzaamheden vertelde zij soms iets, maar anders niet. Dit duurde zo ongeveer een jaar of vier. 'Toen kwam er onverwachts een einde aan haar kloos terleven. Ze keerde het klooster, en ook de roomse kerk, voorgoed de rug toe. Het was haar, zoals zij vertelde, ondra gelijk geworden. Van de zijde van haar ouders ontving zij veel vijandschap, vooral toen het bleek dat zij niet alleen het kloosterleven, maar ook de roomse kerk had verlaten en van de hele sante- kraam niets meer wilde weten. De ru zie liep zo hoog, dat haar vader haar de deur wees. Alles wat zij over het kloosterleven had verteld, geloofde hij niet. De dwaze man beschouwde het als een leugen. Na veel omzwerven kwam mijn tante in aanraking met een jonge man die een vurig aanhanger der „nije leer" was. Met deze man is zij nu ge trouwd en woont ergens in Maastricht. wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1980 | | pagina 5