eiiahdeii - niEU ws
I
RENTEBUSCHRIJYIN6
Overdenking
Van Westvoorne tot St. Adolfsland
De Fransche
koopmanszoon
uit de
Heilige Schrift
2e blad Vrijdag 11 januari 1980 No. 4857
WEGENS FUSBE I
WORDTHET VOLGENDE VERANDERT:
Kraamcentrum Goeree-Overflakkee en
Voorne-Putfcen wordt
KRAAMCENTRUM ,,HARINGVLBET''
Telefonisch inschrijven is NIET meer mogelijk, met ingang van
1 - 2 - 1980. Voor aanvraag van kraamhulp kunt U op de
volgende spreekuren terecht.
Ooltgensplaat
Den Boramel
Stad aan 't Haringvliet
2e woensdag v. d. mnd.
Ie donderdag v. d. mnd.
2e maandag v. d. mnd.
2e donderdag v. d. mnd.
Achthuizen
Oude Tonge
Nieuwe Tonge
Dirksland
Melissant
Herkingen
Ouddorp
Goedereede
SteUendam
Deze spreekuren worden gehouden in de plaatselijke
GROENE KRUIS gebouwen.
MIDDELHARNIS - SOMMELSDIJK:
Ie en 3e woensdag v. d. mnd. 10.3011.00 uur
Kraamcentrtmi Langeweg 41, Sommelsdijk.
Tel. van het kraamcentrum 0iS87 - 1275
10.00—10.30 uur
10.40—11.00 uur
11.15—11.45 uur
10.00—10.30 uur
10.40—11.00 uur
11.15—11.45 uur
10.00—10.30 uur
10.40—11.00 uur
11.15—11.45 uur
10.00—10.30 uur
10.40—11.00 uur
11.15—11.45 uur
Vanaf heden kunnen de
spaar ba nkfjoekjes
voor rentebijschrifving
Bij voldoende deelname bouwen wij in de gemeente Dirksland
(plan Molen^icht)
21 PREMIE-VERKOOPWONINGEN
Gegadigden moeten economisch gebonden zijn
•aan de gemeente Dirksland.
Schriftelijke of telefonische reactie aan
Bouwbedrijf Gebr. v. d. Nieuwendijk
STELLENDAM Tel. 01879 - 1739 - 3070
VERVOLGVERHAAL
Vrijwiliigersgroep
in Nieuwe Tonge
ZEEUWSE WANDELINGEN
blik eijj ksrlt^f
•n samenleving
De tachtiger jaren
Egoïsme?
Over het einde van de zeventiger en
het begin van de tachtiger jaren is al
heel wat gezegd en geschreven. Elke
krant of periodiek die zichzelf respec
teert wijdde er wel een of andere be
schouwing aan. Dat maakt soms wel een
wat overdreven indruk. Alsof, nu 1979
geëndigd en 1980 begonnen is, ineens
ales totaal veranderd is. Alsof met de
intrede van een nieuw decennium ook
een totaal nieuwe geestesstroming en
geesteshouding zijn intrede heeft ge
daan.
Wat dat betreft ben ik het eens met
dr. C. Bezemer, die in het Hervormd
Weekblad van donderdag 3 januari
schreef:
„Eerlijkheidshalve moet gezegd
worden dat daarop dikwijls een
veel te grote nadruk wordt ge
legd, de geschiedenis laat zich im
mers niet in het keurslijf van jaar
talletjes dwingen, maar de pers,
die zich in allerlei week- en dag
bladen uit, is er goed mee. Men
heeft weer iets te schrijven. Of
het zinnig is of niet, doet er niet
toe. Trouw om maar een voor
beeld te noemen wijdde er rond
half december van het vorige jaar
niet minder dan twaalf pagina's
aan".
Overigens laat ook dr. Bezemer zelf
zich verleiden om iets te zeggen over de
Dat is de titel van een boek, dat' ver
leden jaar is uitgegeven. Het betreft
Goeree Overflakkee, Goeree behoorde
vroeger tot de Heren van Voome en de
heerlijkheid St. Adolfsland is de land
streek van Oude Tonge en Den Bommel
naar Ooltgensplaat. Ik zou het dus een
wandeling door Goeree en Flakkee kun
nen noemen.
In het boek wordt er echter niet veel
gewandeld, maar wel veel gegraven.
Het is namelijk een uitgave van de ar
cheologische vereniging „De Motte", die
10 jaar bestaat en ongeveer 200 leden
heeft. Dat is op een bevolking van
40.000 niet veel. De naam is ontleend
aan het mottekasteel Spreeuwenstein
van de vroegere heren van Voome. Het
feestboek is een mooie uitgave van 200
bladzijden en vol foto's, de meeste van
wat de leden der vereniging uit de bo
dem hebben gehaald.
Opgravingen.
Het meest bewerkte terrein is de Ou
de Oostdijk-polder bij Goedereede. Daar
is veel gegraven en heeft men ook veel
gevonden, vooral kruiken en potten, de
meeste in scherven, die men na veel
passen en meten tot een geheel heeft
verenigd. Niet altijd gelukte dat, soms
ontbrak er een stukje aan de legpuzzel.
Metalen voorwerpen kwamen niet dik
wijls voor, hier nog wel eens munten
uit de tijd van de Romeinen. Tot het
jaar 275 is hier namelijk een Romeinse
nederzetting geweest. Misschien zijn ze
toen vanwege overstromingen moeten
vluchten.
Langs de hele kust zijn trouwens ves
tigingen van Romeinen geweest. In de
duinstreek van Schouwen en bij Dom
burg, maar een eindje in zee een tempel
van de godin Nehalennia uit diezelfde
tijd is blootgewoeld. Vergeten we ook
niet Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen,
een heel eindje van de kust vandaan,
waar ook veel uit de tijd van de Romei
nen is opgegraven en in een klein mu
seum bewaard. Zoals ook de gevonden
voorwerpen van Goeree Overflakkee
in het streekmuseum te Sommelsdijk
en in de gerestaureerde toren van Goe
dereede zijn ondergebracht.
Wat nu één eiland is, bestond in oude
tijden uit een grote massa eilandjes.
Zoals in Zeeland was het ook hier: de
zee geeft en neemt.
door Joh's Staal
V
DE LAMP VAN DE PELGRIM
Op een mooie Zaterdagmiddag, kort
na de vacantie, hadden enige jongens
het plan gemaakt, samen een wandeling
te doen. Het waren Hendrik Gerritsen,
Jakob Hanapier, Piet Muyswinkel, Jaap
van der Spek en Bram Vierling. Ze wU-
den een flinke wandeling doen en na
men daarom ieder een pakje boterham-
m^en mee.
Onderweg konden ze allicht voor en
kele Oortjes van een boerin wel een glas
melk krijgen, wat meteen een mooie
gelegenheid was om de boterhammen
op te peuzelen.
Al vroeg togen ze er die middag op
uit. Het was een van die schone- herfst
dagen, zoals onze Septembermaand er
soms geven kan. Het is dan of de natuur
voor ze de kilheid en de dorheid van de
tachtiger jaren die nu zijn begonnen, en
hij ziet ook zelf wel wat verschuivingen
van het ene decennium naar het ande
re. „De jaren zestig", zo stelt hij, wa
ren roerige jaren waarin de gevestig
de orde het moest ontgelden. De jeugd
brak los, de roep om vernieuwing was
niet van de lucht, maar de doelstelling
die men nastreefde kon niet verweven-
lijkt worden".
Wat de zeventiger jaren betreft, daar
over zegt dr. Bezemer, dat ze „zijn ge
stempeld tot de jaren van de grote mat
heid. Inderdaad leek men na de zesti
ger jaren wat uitgeraasd, hoewel men
hier en daar toch geestelijk gesproken
met de littekens is bUjven zitten.
Men heeft zelfs gesproken van de ja
ren van het pessimisme".
En dan vervolgt dr. Bezemer:
„Wanneer we sociologen en jour
nalisten moeten geloven, dan zul
len er in de tachtiger jaren maar
weinig barmhartige Samaritanen
langs komen om de neergeslagen
medemens die langs de kant van
de weg ligt te verzorgen en op te
rapen, want de jaren tachtig zul
len het Ik-tijdperk zijn, of om het
op z'n engels of amerikaans te
zeggen: The Age of Me. Het tijd
perk van egoïsme of zelfs van het
narcoisme (ziekelijke liefde tot
zichzelf). Dat zou dus neerkomen
op: ik denk alleen aan mezelf en
,ben ik mijns broeders hoeder?"
Bepaald geen blij vooruitzicht,
want dat is niet wat Christus van
ons vraagt. Men kan zich afvra
gen in hoeverre we een voorspel
ling als deze serieus moeten ne
men. Wat we wel kunnen zeggen
is: we zijn in elk geval gewaar
schuwd dat het die kant niet heen
moet Ook in de komende
periode zal het erom gaan: God
lief te hebben boven alles en uw
naaste als uzeU."
Aan het bovenstaande heb ik weinig
toe te voegen.
Waarnemer.
Bij grote overstromingen neemt de
zee. Ik noem twee grote watervloeden:
de St. Elisabethvloed van 1421 en die
van 1682. Toen heeft de zee veel land
in water veranderd. Maar dan geeft de
zee weer: lage streken worden door het
telkens terugkerende vloedwater met
steeds meer slib bedekt en tenslotte in
gepolderd als ze hoog genoeg liggen. Er
is een tijd geweest, dat er tenslotte maar
twee eilanden overbleven: Goeree en
Overflakkee. Een paar eeuwen geleden
zijn ze door inpolderingen aan elkaar
vastgemaakt.
In Goedereede en Sommelsdijk zijn
ook veel scherven, een enkele keer ga
ve potten of kruiken, gevonden in ton-
putten. Om water te verkrijgen, groef
men een put, waarin een ton werd neer-
geplant. Deksel en bodem werden weg
gehaald. Soms zette men een paar ton
nen boven op elkaar tot men op een
zandlaag terecht kwam. Dan had men
een welput. Voldeed de put niet meer
of kon men op een andere manier aan
water komen, dan gooide men de oude
vol met gebroken of afgedankt keiiken-
gerei. Een veelbelovend project voor
gravers en onderzoekers.
Schurvelingen.
Dat zijn zandrichels tussen percelen
goede grond, vooral in de buurt van
Ouddorp. Daar komt graven bij te pas
en dan wordt er altijd wel wat gevon
den. Het boek vertelt er heel uitvoerig
over. Ik heb me nooit bezig gehouden
met graven, ik zoek mijn oudheidkun
dige onderwerpen niet in de grond,
maar in oude archieven en boeken. Toch
wil ik er iets van zeggen.
Daar achter de duinen was wel veel
goede kleigrond bedekt met een laag
zand. Dat werd er hier en daar afgegra
ven, er werd een zanddijkje van ge
maakt en die dijkjes worden schurve
lingen genoemd. Ze werden beplant met
duindooms en vormden een mooie af
scheiding tussen de percelen bouwland,
die nu wat lager lagen. Ze worden
haaygemeten of haaymanlanden ge
noemd en zijn erg vruchtbaar, vooral
als het met het grondwater goed zit.
Dit omzetten van de grond wordt ook
wel mijnen of uitmijnen genoemd.
Het gebeurde altijd in de winter
maanden, dan was er toch niet veel an
der werk te doen. De boer kon zijn ar-
winter ingaat, nog eens zich wil verto
nen in al haar liefelijkheid.
Het is lekker warm, maar niet zo
brandend heet als in dez omer. De bloe
menpracht is iets minder weelderig,
maar de rijke tinten der bladeren bren
gen dat eigenaardige schoon, dat in de
herfstdagen het oog zo bijzonder beko
ren kan.
Het mooie, wijde uitzicht over de wei
den en akkers, de zachte, warme herfst-
lucht, het gevoel van vrijheid, het genot
Van de wandeling, dat alles maakte de
jongens vrolijk, tot uitgelaten toe.
„Wat brede watertochten zijn er hier
toch," zei Jakob, „je kan wel zien. dat
Holland een waterland is."
„Toe Bram," zei Jaap, spring er eens
over."
De wegen zijn hier veel te smal. Als
je een flinke aanloop nemen kon..."
„Dan sprong je er midden in, kopje
onder."
„Je zou wel een polsstok moeten heb
ben."
„Ja, hadden de Spanjolen die maar
gehad, toen ze vluchten moesten voor
't water."
„'t Water heeft jullie nogal geholpei
tegen de Spanjaarden hè?" merkte Ja
kob op.
„Ja, maar ook tegen de Fransen," zei
Piet Muyswinkel, „en als 't niet over
't ijs geweest was, dan hadden ze ook
niet in Bodegraven en Zwammerdam
gekomen."
Zie het Lam Gods...
Johannes 1 36b
Op de dag, die in Johannes 1 vers 29
genoemd wordt „des anderen daags",
had Johannes de Doper zijn discipelen
op Christus gewezen.
Christus was toen, na Zijn doop, onder
de scharen verschenen.
De uitgestoken vinger van Johannes
had Hem aangewezen als het Lam Gods,
dat de zonde der wereld wegneemt.
En hoewel zijn discipelen met aan
dacht hadden geluisterd, niemand van
hen had zijn meester verlaten.
Evenwelde Doper is een ijverig
prediker.
Als een getrouw heraut, die Christus
de weg bereidt zet hij zijn arbeid voort.
En nu is er weer een dag aangebroken
En ook deze dag is een dag van goede
boodschap. Want als Johannes daar
staat met twee van zijn discipelen, An
dreas en Johannes, en Hem ziet gaan.
Die hij liefhad met al de liefde van zijn
hart, dan moet Hij Hem opnieuw pre
diken en klinkt het als een heldere ba
zuinstoot: „Zie het Lam Gods..."
„Zie het Lam Gods..." Welk een kost
baar woord komt in dit getuigenis van
Johannes naar ons toe.
Welk een genade-prediking!
Lam G-ods... het Lam Godshet
Lam Gods, dat de zonde wegneemt.
Hoe is hier een heenwijzing naar de
eredienst onder Israël. Hoeveel lam
meren waren er onder de tabernakel
en tempeldienst al geslacht en geofferd.
Johannes, de zoon van de priester, wist
er van.
Maar al dat vergoten bloed kon de
zonde niet verzoenen.
Onze lammeren kunnen ons niet red
den, onze deugden en plichten hebben
voor God geen waarde.
Maar hoorJohannes spreekt ook
niet van onze lammeren en van onze of
fershij spreekt van het Lam Gods!
Dat Lam Gods, dat geslacht is en
dooT zijn bloed de engel van het verderf
doet voorbijgaan, omdat het de verzoe
ning verworven heeft en de slaande
hand van God doet afwenden. Op zulk
een Lam komt het aan voor de zon
daar, die het rechtvaardig leerde ach
ten, dat de Heere hem zou verstoten
van voor Zijn aangezicht.
Dat woord, dat Izak tot zijn vader
richtte, toen zij de berg Moria beklom
menvader, waar is nu het lam?"...
het is de kreet gebleven van het arme
zondaarshart, totdat Christus in Bethle
hem geboren en gestorven aan het
vloekhout van de schande.
Jesaja heeft er ook iets van gezien,
toen hij sprak over de komende Mes
sias: „als een lam werd Hij ter slach
ting geleid, en als een schaap, dat stom
beiders in dienst houden en deze wa
ren blij dat ze werk hadden. Want een
halve eeuw geleden betekende geen
werk ook geen verdiensten. Een W.W.
bestond er toen niet, evenmin of ie
mand „geschikt" werk gevonden had,
dat overeenkwam met het vorige be
roep. Men pakte aan wat men krijgen
kon, moest wel om niet bij diaconie of
armbestuur terecht te komen.
Het was zwaar werk, alles moest met
de schop worden uitgegraven en per
kruiwagen weggebracht. Als een stuk
land was uitbesteed en een ploegje ar
beiders had het werk aangenomen,
kwamen ze op een dagloon van 1,50
tot 2,Het normale daggeld was
toen 1,a 1,25, dus ze waren er nog
goed mee oofc
Ik heb me in dit artikel aUeen maar
bezig gehouden met de opgravingen en
de plaatsen waar men gegraven heeft.
En dan nog heel oppervlakkig, het boek
is veel uitvoeriger. Ook staan er ver
halen in, die niet veel met opgravingen
te maken hebben, zoals de geschiedenis
van de heren van Voome en hun heer
lijkheid (30 bladzijden). Ook de dialec
ten van het eiland worden niet verge
ten. U ziet dat woord in het meervoud
staan, want men spreekt niet overal
hetzelfde, er is hier en daar wat va
riatie. Zo is het trouwens ook in de ver
schillende delen van Zeeland. Tussen
Goeree en Overflakkee is wel enig ver
schil, de taal komt het meest overeen
met die van Schouwen en Tholen en is
ook opgenomen in het Zeeuwse dialec
tenwoordenboek van mej. dr. Ghijssen.
Verder zijn de lotgevallen van het fort
„Prins Frederik" te Ooltgensplaat uit
voerig behandeld.
Over elk van deze drie onderwerpen
zou een artikel te schrijven zijn. Maar
de ruimte ervoor ontbreekt in deze
„wandeling". Wie er meer van weten
wU, leze het boek.
Middelburg L. van WaUenburg
„Maar onze Jakob is een Franse
vriend," zei Jaap van der Spek. „We
hebben ook van die Fransen gehad, die
onze vrienden waren."
„Ja, zoals Koning Hendrik IV," zei
Hendrik.
„O ja," riepen ze allemaal, „Koning
Hendrik, maar die krijgt onze Jakob
ook nog niet," en in een jolige bui gin
gen ze om Jakob staan en zongen toen
met een beetje wijziging een bekend
versje van die tijd:
„Als Koning Hendrik me geven wou
Parijs, die grote stad.
En ik daarvoor verliezen moest
Die Jakob, onze schat.
Dan zei ik: Koning Hendrik, Heer
Neem gij uw stad Parijs maar weer.
Want deze Jakob Ha-nap-jee
Die geven we niet naar Frankrijk
mee."
In het bekende versje werd eigenlijk
gesproken van „mijn hartedief, die heb
ik veel te lief," maar die laatste regels
hadden ze in hun pret maar zo veran
derd om een aardigheid op Jakob te
zingen. Dat er in hun jolig gezang pro
fetie lag, konden ze geen van allen be
vroeden.
Ze schertsen en praatten door elkan
der tot er een zei: „Nou jongens, nu het
Wilhelmus nog eens" en toen begonnen
ze allemaal het eerste couplet van 't
Wilhelmus te zingen.
„Die Pilns Wülem heeft jullie tegen
is voor het aangezicht zijner scheerders,
alzo deed Hij Zijn mond niet open."
Hij wijst heen naar de lijdende Borg
en Middelaar, door God ZeU als het
Lam Gods gegeven.
Een lam is een zacht dier. Het wordt
vaak gezien als een beeld van geduld,
zachtmoedigheid en onschuld. Treffend
heeft een godgeleerde eens gezegd, dat
God juist het lam zo zacht heeft gescha
pen, opdat het de Christus zou afbeel
den.
Vanzelf denken wij aan het Kind, lig
gend in de kribbe, gewonden in schame
le doeken. Maar we moeten niet blijven
staan bij de teerheid en onschuld van
het Lam. De lijn doorgetrokken. In de
schaduw van de kribbe staat het kruis.
Het Lam is ter slachting geleid. Het
sterft aan het vloekhout van Golgotha.
Op dat Lam wijst Johannes. Het Lam,
dat geslacht moest worden, om eenmaal
in de hemel te ontvangen de lof, de aan
bidding en de dankzeging.
„Zie het Lam Gods..."
Verwondert het u, dat deze Johannes,
die zo streng de Wet predikte, die zo
krachtig opriep tot boete en bekering,
nu zulk een heerlijk Evangelie brengt?
Maar zó is de weg van God. Door de
Wet is de kennis van de zonde.
Met de prediking van het Evangelie
moet de prediking van de Wet samen
gaan.
Als niet de Wet ons ontdekt aan onze
zonde, aan onze totale verlorenheid, wat
moeten we dan doen met Jezus?
Dan hebben we het Lam niet nodig!
Dan laten we het Lam het Lam!
Maar nu mag de prediking van Jo
hannes vrucht dragen. Nu verliest Jo-
hanes twee van zijn discipelen aan Je
zus. En dat tot zijn vreugde, want zo
gaat in vervulling: „Hij moet wassen en
ik minder worden."
Heeft de prediking van het Lam bij u
al vrucht gedragen?
Zó vrucht gedragen, dat ge het Lam
ging volgen?
„Zie het Lam Gods..."
Ziet ge wat in hem? Ziet ge alles in
Hem?
Dat zal alleen zo zijn, wanneer de
Heilige Geest ons ontdekt heeft aan on
ze zonde. Dan hebben we dat Lam no
dig. Alleen het beklemd en benauwd ge
moed wil naar Christus heen, als het
door de prediking gewezen wordt op het
Lam Gods, dat de zonde draagt en
wegneemt.
„Zie het Lam Gods..."
Gij, die verloren zijt in uzelf, gij die
gebogen gaat onder de last van uw zon
den, er is... wonder van Gods genade...
er is een Lam!
Zie op dat Lam!
Zie niet allereerst of aUeermeest naar
binnen, naar wat omgaat in uw ziel, zie
van uzelf af... zie op het Lam!
In deze enige Middelaar is behoud,
verzoening, ontferming.
Hier is een rijk aanbod van genade
voor armen, verlorenen, die het weten,
dat geen offer voor de zonde kan gelden,
dan het vlekkeloos offer van het Lam
door God Zelf gegeven.
Leg op dat Offer de hand van het ge
loof.
Hij is de schuldovememende Borg.
Hij alleen is het. Die volkomen kan za
lig maken.
Het bloed van het Lam is gestort.
Het offer van Golgotha is gebracht.
Wee allen, die dat dierbaar bloed on
rein achten en de Zoon van God blij
vend verwerpen. Hoe zullen wij ont-
vleden, indien wij op zo grote zaligheid
geen acht geven?
Wie aan Hem blijft voorbijgaan, die
zal Hem eenmaal in een andere gedaan
te ontmoeten. Immers... Hij die kwam
als het hulpeloze Lam, is ook de Leeuw
uit de stam van Juda, Die toornen zal
over al zijn vijanden.
Zie dan het Lam Gods
Want: „het bloed van Jezus Christus,
Gods Zoon, reinigt van alle zonden."
B. a H.
SOMMELSDIJK
Zaterdag 12 januari weer oud papier
en lorren ophalen t.b.v. de restauratie
van de Ned. Herv. Kerk.
Zet u het a.u.b, weer gebundeld klaar?
In het oude gedeelte.
De rest commissie.
In Nieuwe Tonge is een vrijwiliigers
groep opgericht welke tot doel heeft be
jaarden hulp te bieden waar dat nodig
is.
Elke bejaarde die hulp nodig heeft
kan zich in verbinding stellen met mej.
C. MeUssant, Kerkring 17, Nieuwe Ton
ge. Telefoon 01875 - 1390.
Alva geholpen, hè?" zei Jakob.
„Ja, Due d' Alve met zijn tiende pen
ning, daar moesten we niets van heb
ben."
„Neen, maar je moet niet denken,, dat
de Prins alleen zijn leven gegeven heeft
om ons van de tiende perming te ver
lossen."
„Toen de Prins vermoord is, dacht er
geen mens meer aan de tiende penning."
De jongens praatten door elkander,
maar Jakob vroeg: „Waarom hebben
jullie dan eigenlijk tegen de Spanjaar
den gevochten?"
„Om vrij in de Bijbel te kunnen lezen,
dat mocht niet van de Spanjaarden," zei
Bram VierUng.
„Dat staat ook 't Wilhelmus," zei
Jaap.
„Voor Godes Woord geprezen
Heb ik vrij, onversaagd
Als een held zonder vrezen
Mijn edel bloed gewaagd."
Jakob werd een ogenblik stil. Altoos
die strijd om de Bijbel. Waarom moch
ten de geuzen niet in de Bijbel lezen?
Waarom de Hugenoten in Frankrijk
niet? Was het zo'n groot kwaad?
Maar de jongens merkten het niet,
dat hij stil was en druk pratend gingen
ze door, zodat Jakob ook al gauw weer
in 't gesprek was.
Al voortgaande waren ze aan een
tweesprong gekomen en ze bespraken
welke weg ze nemen moesten. Ze wis-
NIEXJWERKERK
PREDIKBEURTEN VOOR ZONDAG 13
JANUARI 1980.
Ned. Herv. Kerk: 10 uur ds. Kol-
kert.
Geref Kerk (N'kerk-O'land: 10 uur
ten het niet goed en na lang praten ko
zen ze de ene weg en zoals het dik
wijls gaat ze kozen verkeerd.
Eerst merkten ze dat niet, maar lang
zamerhand werd de weg al eenzamer en
eenzamer.
Jaap zei: „'k Wou dat we nu maar
eens een hofstee zagen, want ik krijg
zin in de boterhammen.
Maar in plaats dat er een boerenwo
ning kwam, werd de omgeving al meer
eentonig en verlaten. In plaats van
weilanden kwamen grote plassen, waar
riet in groeide en eindelijk bemerkten
de jongens tot hun schrik, dat ze he
lemaal verkeerd gelopen waren.
Er zat niets anders op, dan met haas
tige tred terug te keren, want, anders
liepen ze nog gevaar, dat de duisternis
hen overvallen zou.
Zo stapten ze dan flink aan en kwa
men eindelijk weer op het punt van
uitgang. Nn sloegen ze de andere weg in
en zagen weldra een boerderij.
Ze besloten te vragen om wat melk
even te rusten en de boterhammen te
eten en dan maar terstond naar huis
terug te keren, want het begon al te
schemeren.
Jaap van der Spek zou maar eens aan
de boerin gaan vragen, of ze daar wat
rusten mochten en of ze wat melk voor
hen had.
Terwijl de jongens wachtten bij het
hek, had Jaap spoedig gehoor gekregen
en mochten ze allen binnenkomen. Ze
dhr. J. Verheul, Spijkenisse, voorber.
H.A. en 5 uur dhr. A. W. Mol Roozen-
daal.
Geref. Gemeente: 10 en 3 uur lees-
dienst.
Geref. Gem. in Ned.: 9.45 en 3 uur
leesdienst.
waren erg moe en blij dat ze even kon
den rusten en bij een heerlijk glas melk
hun boterhammen nuttigen.
De boer, die een heel vriendelijke en
spraakzame man was, kwam ook bij hen
en ze vertelden, dat ze zo lelijk ver
dwaald geweest waren en dat het daar
om zo laat geworden was.
„Ik begrijp het wel," zei de boer, „je
liep naar de rietlanden toe. Daar is 't in
't donker tamelijk gevaarlijk. Als het
donker je daar overvallen had, had je
wel kunnen verdrinken. Gelukkig, dat
je maar teruggekeerd bent, want het
is beter ten halve gekeerd, dan ten hele
gedwaald.
Nu zagen jullie nog in tij ds, dat je op
een verkeerde weg bent, als 't te laat
is, als je niet meer terug kunt. Ja, dat
is ontzettend.
Daar zal ik je eens een geschiedenis
van vertellen, die waar gebeurd is.
Daar was eens een jonge man, die op
een van de Oost-Friese eilanden woon
de. Dat zijn kleine waddeneilanden,
zoals wij er ook hebben. Deze Oost-
Friese eilanden horen bij Duitsland.
Sommigen zijn zo klein, dat er maar
een paar boerderijen op staan.
Nu, op een van die kleine eilandjes
woonde die persoon. Jullie begrijpt wel,
dat hij dat kleine eilandje zo goed ken
de, dat hij er 't donker de weg wel kon
vinden.
wordt vervolgd