eiiahdeii - niEU ws I RENTEBUSCHRIJYIN6 Overdenking Van Westvoorne tot St. Adolfsland De Fransche koopmanszoon uit de Heilige Schrift 2e blad Vrijdag 11 januari 1980 No. 4857 WEGENS FUSBE I WORDTHET VOLGENDE VERANDERT: Kraamcentrum Goeree-Overflakkee en Voorne-Putfcen wordt KRAAMCENTRUM ,,HARINGVLBET'' Telefonisch inschrijven is NIET meer mogelijk, met ingang van 1 - 2 - 1980. Voor aanvraag van kraamhulp kunt U op de volgende spreekuren terecht. Ooltgensplaat Den Boramel Stad aan 't Haringvliet 2e woensdag v. d. mnd. Ie donderdag v. d. mnd. 2e maandag v. d. mnd. 2e donderdag v. d. mnd. Achthuizen Oude Tonge Nieuwe Tonge Dirksland Melissant Herkingen Ouddorp Goedereede SteUendam Deze spreekuren worden gehouden in de plaatselijke GROENE KRUIS gebouwen. MIDDELHARNIS - SOMMELSDIJK: Ie en 3e woensdag v. d. mnd. 10.3011.00 uur Kraamcentrtmi Langeweg 41, Sommelsdijk. Tel. van het kraamcentrum 0iS87 - 1275 10.00—10.30 uur 10.40—11.00 uur 11.15—11.45 uur 10.00—10.30 uur 10.40—11.00 uur 11.15—11.45 uur 10.00—10.30 uur 10.40—11.00 uur 11.15—11.45 uur 10.00—10.30 uur 10.40—11.00 uur 11.15—11.45 uur Vanaf heden kunnen de spaar ba nkfjoekjes voor rentebijschrifving Bij voldoende deelname bouwen wij in de gemeente Dirksland (plan Molen^icht) 21 PREMIE-VERKOOPWONINGEN Gegadigden moeten economisch gebonden zijn •aan de gemeente Dirksland. Schriftelijke of telefonische reactie aan Bouwbedrijf Gebr. v. d. Nieuwendijk STELLENDAM Tel. 01879 - 1739 - 3070 VERVOLGVERHAAL Vrijwiliigersgroep in Nieuwe Tonge ZEEUWSE WANDELINGEN blik eijj ksrlt^f •n samenleving De tachtiger jaren Egoïsme? Over het einde van de zeventiger en het begin van de tachtiger jaren is al heel wat gezegd en geschreven. Elke krant of periodiek die zichzelf respec teert wijdde er wel een of andere be schouwing aan. Dat maakt soms wel een wat overdreven indruk. Alsof, nu 1979 geëndigd en 1980 begonnen is, ineens ales totaal veranderd is. Alsof met de intrede van een nieuw decennium ook een totaal nieuwe geestesstroming en geesteshouding zijn intrede heeft ge daan. Wat dat betreft ben ik het eens met dr. C. Bezemer, die in het Hervormd Weekblad van donderdag 3 januari schreef: „Eerlijkheidshalve moet gezegd worden dat daarop dikwijls een veel te grote nadruk wordt ge legd, de geschiedenis laat zich im mers niet in het keurslijf van jaar talletjes dwingen, maar de pers, die zich in allerlei week- en dag bladen uit, is er goed mee. Men heeft weer iets te schrijven. Of het zinnig is of niet, doet er niet toe. Trouw om maar een voor beeld te noemen wijdde er rond half december van het vorige jaar niet minder dan twaalf pagina's aan". Overigens laat ook dr. Bezemer zelf zich verleiden om iets te zeggen over de Dat is de titel van een boek, dat' ver leden jaar is uitgegeven. Het betreft Goeree Overflakkee, Goeree behoorde vroeger tot de Heren van Voome en de heerlijkheid St. Adolfsland is de land streek van Oude Tonge en Den Bommel naar Ooltgensplaat. Ik zou het dus een wandeling door Goeree en Flakkee kun nen noemen. In het boek wordt er echter niet veel gewandeld, maar wel veel gegraven. Het is namelijk een uitgave van de ar cheologische vereniging „De Motte", die 10 jaar bestaat en ongeveer 200 leden heeft. Dat is op een bevolking van 40.000 niet veel. De naam is ontleend aan het mottekasteel Spreeuwenstein van de vroegere heren van Voome. Het feestboek is een mooie uitgave van 200 bladzijden en vol foto's, de meeste van wat de leden der vereniging uit de bo dem hebben gehaald. Opgravingen. Het meest bewerkte terrein is de Ou de Oostdijk-polder bij Goedereede. Daar is veel gegraven en heeft men ook veel gevonden, vooral kruiken en potten, de meeste in scherven, die men na veel passen en meten tot een geheel heeft verenigd. Niet altijd gelukte dat, soms ontbrak er een stukje aan de legpuzzel. Metalen voorwerpen kwamen niet dik wijls voor, hier nog wel eens munten uit de tijd van de Romeinen. Tot het jaar 275 is hier namelijk een Romeinse nederzetting geweest. Misschien zijn ze toen vanwege overstromingen moeten vluchten. Langs de hele kust zijn trouwens ves tigingen van Romeinen geweest. In de duinstreek van Schouwen en bij Dom burg, maar een eindje in zee een tempel van de godin Nehalennia uit diezelfde tijd is blootgewoeld. Vergeten we ook niet Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen, een heel eindje van de kust vandaan, waar ook veel uit de tijd van de Romei nen is opgegraven en in een klein mu seum bewaard. Zoals ook de gevonden voorwerpen van Goeree Overflakkee in het streekmuseum te Sommelsdijk en in de gerestaureerde toren van Goe dereede zijn ondergebracht. Wat nu één eiland is, bestond in oude tijden uit een grote massa eilandjes. Zoals in Zeeland was het ook hier: de zee geeft en neemt. door Joh's Staal V DE LAMP VAN DE PELGRIM Op een mooie Zaterdagmiddag, kort na de vacantie, hadden enige jongens het plan gemaakt, samen een wandeling te doen. Het waren Hendrik Gerritsen, Jakob Hanapier, Piet Muyswinkel, Jaap van der Spek en Bram Vierling. Ze wU- den een flinke wandeling doen en na men daarom ieder een pakje boterham- m^en mee. Onderweg konden ze allicht voor en kele Oortjes van een boerin wel een glas melk krijgen, wat meteen een mooie gelegenheid was om de boterhammen op te peuzelen. Al vroeg togen ze er die middag op uit. Het was een van die schone- herfst dagen, zoals onze Septembermaand er soms geven kan. Het is dan of de natuur voor ze de kilheid en de dorheid van de tachtiger jaren die nu zijn begonnen, en hij ziet ook zelf wel wat verschuivingen van het ene decennium naar het ande re. „De jaren zestig", zo stelt hij, wa ren roerige jaren waarin de gevestig de orde het moest ontgelden. De jeugd brak los, de roep om vernieuwing was niet van de lucht, maar de doelstelling die men nastreefde kon niet verweven- lijkt worden". Wat de zeventiger jaren betreft, daar over zegt dr. Bezemer, dat ze „zijn ge stempeld tot de jaren van de grote mat heid. Inderdaad leek men na de zesti ger jaren wat uitgeraasd, hoewel men hier en daar toch geestelijk gesproken met de littekens is bUjven zitten. Men heeft zelfs gesproken van de ja ren van het pessimisme". En dan vervolgt dr. Bezemer: „Wanneer we sociologen en jour nalisten moeten geloven, dan zul len er in de tachtiger jaren maar weinig barmhartige Samaritanen langs komen om de neergeslagen medemens die langs de kant van de weg ligt te verzorgen en op te rapen, want de jaren tachtig zul len het Ik-tijdperk zijn, of om het op z'n engels of amerikaans te zeggen: The Age of Me. Het tijd perk van egoïsme of zelfs van het narcoisme (ziekelijke liefde tot zichzelf). Dat zou dus neerkomen op: ik denk alleen aan mezelf en ,ben ik mijns broeders hoeder?" Bepaald geen blij vooruitzicht, want dat is niet wat Christus van ons vraagt. Men kan zich afvra gen in hoeverre we een voorspel ling als deze serieus moeten ne men. Wat we wel kunnen zeggen is: we zijn in elk geval gewaar schuwd dat het die kant niet heen moet Ook in de komende periode zal het erom gaan: God lief te hebben boven alles en uw naaste als uzeU." Aan het bovenstaande heb ik weinig toe te voegen. Waarnemer. Bij grote overstromingen neemt de zee. Ik noem twee grote watervloeden: de St. Elisabethvloed van 1421 en die van 1682. Toen heeft de zee veel land in water veranderd. Maar dan geeft de zee weer: lage streken worden door het telkens terugkerende vloedwater met steeds meer slib bedekt en tenslotte in gepolderd als ze hoog genoeg liggen. Er is een tijd geweest, dat er tenslotte maar twee eilanden overbleven: Goeree en Overflakkee. Een paar eeuwen geleden zijn ze door inpolderingen aan elkaar vastgemaakt. In Goedereede en Sommelsdijk zijn ook veel scherven, een enkele keer ga ve potten of kruiken, gevonden in ton- putten. Om water te verkrijgen, groef men een put, waarin een ton werd neer- geplant. Deksel en bodem werden weg gehaald. Soms zette men een paar ton nen boven op elkaar tot men op een zandlaag terecht kwam. Dan had men een welput. Voldeed de put niet meer of kon men op een andere manier aan water komen, dan gooide men de oude vol met gebroken of afgedankt keiiken- gerei. Een veelbelovend project voor gravers en onderzoekers. Schurvelingen. Dat zijn zandrichels tussen percelen goede grond, vooral in de buurt van Ouddorp. Daar komt graven bij te pas en dan wordt er altijd wel wat gevon den. Het boek vertelt er heel uitvoerig over. Ik heb me nooit bezig gehouden met graven, ik zoek mijn oudheidkun dige onderwerpen niet in de grond, maar in oude archieven en boeken. Toch wil ik er iets van zeggen. Daar achter de duinen was wel veel goede kleigrond bedekt met een laag zand. Dat werd er hier en daar afgegra ven, er werd een zanddijkje van ge maakt en die dijkjes worden schurve lingen genoemd. Ze werden beplant met duindooms en vormden een mooie af scheiding tussen de percelen bouwland, die nu wat lager lagen. Ze worden haaygemeten of haaymanlanden ge noemd en zijn erg vruchtbaar, vooral als het met het grondwater goed zit. Dit omzetten van de grond wordt ook wel mijnen of uitmijnen genoemd. Het gebeurde altijd in de winter maanden, dan was er toch niet veel an der werk te doen. De boer kon zijn ar- winter ingaat, nog eens zich wil verto nen in al haar liefelijkheid. Het is lekker warm, maar niet zo brandend heet als in dez omer. De bloe menpracht is iets minder weelderig, maar de rijke tinten der bladeren bren gen dat eigenaardige schoon, dat in de herfstdagen het oog zo bijzonder beko ren kan. Het mooie, wijde uitzicht over de wei den en akkers, de zachte, warme herfst- lucht, het gevoel van vrijheid, het genot Van de wandeling, dat alles maakte de jongens vrolijk, tot uitgelaten toe. „Wat brede watertochten zijn er hier toch," zei Jakob, „je kan wel zien. dat Holland een waterland is." „Toe Bram," zei Jaap, spring er eens over." De wegen zijn hier veel te smal. Als je een flinke aanloop nemen kon..." „Dan sprong je er midden in, kopje onder." „Je zou wel een polsstok moeten heb ben." „Ja, hadden de Spanjolen die maar gehad, toen ze vluchten moesten voor 't water." „'t Water heeft jullie nogal geholpei tegen de Spanjaarden hè?" merkte Ja kob op. „Ja, maar ook tegen de Fransen," zei Piet Muyswinkel, „en als 't niet over 't ijs geweest was, dan hadden ze ook niet in Bodegraven en Zwammerdam gekomen." Zie het Lam Gods... Johannes 1 36b Op de dag, die in Johannes 1 vers 29 genoemd wordt „des anderen daags", had Johannes de Doper zijn discipelen op Christus gewezen. Christus was toen, na Zijn doop, onder de scharen verschenen. De uitgestoken vinger van Johannes had Hem aangewezen als het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. En hoewel zijn discipelen met aan dacht hadden geluisterd, niemand van hen had zijn meester verlaten. Evenwelde Doper is een ijverig prediker. Als een getrouw heraut, die Christus de weg bereidt zet hij zijn arbeid voort. En nu is er weer een dag aangebroken En ook deze dag is een dag van goede boodschap. Want als Johannes daar staat met twee van zijn discipelen, An dreas en Johannes, en Hem ziet gaan. Die hij liefhad met al de liefde van zijn hart, dan moet Hij Hem opnieuw pre diken en klinkt het als een heldere ba zuinstoot: „Zie het Lam Gods..." „Zie het Lam Gods..." Welk een kost baar woord komt in dit getuigenis van Johannes naar ons toe. Welk een genade-prediking! Lam G-ods... het Lam Godshet Lam Gods, dat de zonde wegneemt. Hoe is hier een heenwijzing naar de eredienst onder Israël. Hoeveel lam meren waren er onder de tabernakel en tempeldienst al geslacht en geofferd. Johannes, de zoon van de priester, wist er van. Maar al dat vergoten bloed kon de zonde niet verzoenen. Onze lammeren kunnen ons niet red den, onze deugden en plichten hebben voor God geen waarde. Maar hoorJohannes spreekt ook niet van onze lammeren en van onze of fershij spreekt van het Lam Gods! Dat Lam Gods, dat geslacht is en dooT zijn bloed de engel van het verderf doet voorbijgaan, omdat het de verzoe ning verworven heeft en de slaande hand van God doet afwenden. Op zulk een Lam komt het aan voor de zon daar, die het rechtvaardig leerde ach ten, dat de Heere hem zou verstoten van voor Zijn aangezicht. Dat woord, dat Izak tot zijn vader richtte, toen zij de berg Moria beklom menvader, waar is nu het lam?"... het is de kreet gebleven van het arme zondaarshart, totdat Christus in Bethle hem geboren en gestorven aan het vloekhout van de schande. Jesaja heeft er ook iets van gezien, toen hij sprak over de komende Mes sias: „als een lam werd Hij ter slach ting geleid, en als een schaap, dat stom beiders in dienst houden en deze wa ren blij dat ze werk hadden. Want een halve eeuw geleden betekende geen werk ook geen verdiensten. Een W.W. bestond er toen niet, evenmin of ie mand „geschikt" werk gevonden had, dat overeenkwam met het vorige be roep. Men pakte aan wat men krijgen kon, moest wel om niet bij diaconie of armbestuur terecht te komen. Het was zwaar werk, alles moest met de schop worden uitgegraven en per kruiwagen weggebracht. Als een stuk land was uitbesteed en een ploegje ar beiders had het werk aangenomen, kwamen ze op een dagloon van 1,50 tot 2,Het normale daggeld was toen 1,a 1,25, dus ze waren er nog goed mee oofc Ik heb me in dit artikel aUeen maar bezig gehouden met de opgravingen en de plaatsen waar men gegraven heeft. En dan nog heel oppervlakkig, het boek is veel uitvoeriger. Ook staan er ver halen in, die niet veel met opgravingen te maken hebben, zoals de geschiedenis van de heren van Voome en hun heer lijkheid (30 bladzijden). Ook de dialec ten van het eiland worden niet verge ten. U ziet dat woord in het meervoud staan, want men spreekt niet overal hetzelfde, er is hier en daar wat va riatie. Zo is het trouwens ook in de ver schillende delen van Zeeland. Tussen Goeree en Overflakkee is wel enig ver schil, de taal komt het meest overeen met die van Schouwen en Tholen en is ook opgenomen in het Zeeuwse dialec tenwoordenboek van mej. dr. Ghijssen. Verder zijn de lotgevallen van het fort „Prins Frederik" te Ooltgensplaat uit voerig behandeld. Over elk van deze drie onderwerpen zou een artikel te schrijven zijn. Maar de ruimte ervoor ontbreekt in deze „wandeling". Wie er meer van weten wU, leze het boek. Middelburg L. van WaUenburg „Maar onze Jakob is een Franse vriend," zei Jaap van der Spek. „We hebben ook van die Fransen gehad, die onze vrienden waren." „Ja, zoals Koning Hendrik IV," zei Hendrik. „O ja," riepen ze allemaal, „Koning Hendrik, maar die krijgt onze Jakob ook nog niet," en in een jolige bui gin gen ze om Jakob staan en zongen toen met een beetje wijziging een bekend versje van die tijd: „Als Koning Hendrik me geven wou Parijs, die grote stad. En ik daarvoor verliezen moest Die Jakob, onze schat. Dan zei ik: Koning Hendrik, Heer Neem gij uw stad Parijs maar weer. Want deze Jakob Ha-nap-jee Die geven we niet naar Frankrijk mee." In het bekende versje werd eigenlijk gesproken van „mijn hartedief, die heb ik veel te lief," maar die laatste regels hadden ze in hun pret maar zo veran derd om een aardigheid op Jakob te zingen. Dat er in hun jolig gezang pro fetie lag, konden ze geen van allen be vroeden. Ze schertsen en praatten door elkan der tot er een zei: „Nou jongens, nu het Wilhelmus nog eens" en toen begonnen ze allemaal het eerste couplet van 't Wilhelmus te zingen. „Die Pilns Wülem heeft jullie tegen is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open." Hij wijst heen naar de lijdende Borg en Middelaar, door God ZeU als het Lam Gods gegeven. Een lam is een zacht dier. Het wordt vaak gezien als een beeld van geduld, zachtmoedigheid en onschuld. Treffend heeft een godgeleerde eens gezegd, dat God juist het lam zo zacht heeft gescha pen, opdat het de Christus zou afbeel den. Vanzelf denken wij aan het Kind, lig gend in de kribbe, gewonden in schame le doeken. Maar we moeten niet blijven staan bij de teerheid en onschuld van het Lam. De lijn doorgetrokken. In de schaduw van de kribbe staat het kruis. Het Lam is ter slachting geleid. Het sterft aan het vloekhout van Golgotha. Op dat Lam wijst Johannes. Het Lam, dat geslacht moest worden, om eenmaal in de hemel te ontvangen de lof, de aan bidding en de dankzeging. „Zie het Lam Gods..." Verwondert het u, dat deze Johannes, die zo streng de Wet predikte, die zo krachtig opriep tot boete en bekering, nu zulk een heerlijk Evangelie brengt? Maar zó is de weg van God. Door de Wet is de kennis van de zonde. Met de prediking van het Evangelie moet de prediking van de Wet samen gaan. Als niet de Wet ons ontdekt aan onze zonde, aan onze totale verlorenheid, wat moeten we dan doen met Jezus? Dan hebben we het Lam niet nodig! Dan laten we het Lam het Lam! Maar nu mag de prediking van Jo hannes vrucht dragen. Nu verliest Jo- hanes twee van zijn discipelen aan Je zus. En dat tot zijn vreugde, want zo gaat in vervulling: „Hij moet wassen en ik minder worden." Heeft de prediking van het Lam bij u al vrucht gedragen? Zó vrucht gedragen, dat ge het Lam ging volgen? „Zie het Lam Gods..." Ziet ge wat in hem? Ziet ge alles in Hem? Dat zal alleen zo zijn, wanneer de Heilige Geest ons ontdekt heeft aan on ze zonde. Dan hebben we dat Lam no dig. Alleen het beklemd en benauwd ge moed wil naar Christus heen, als het door de prediking gewezen wordt op het Lam Gods, dat de zonde draagt en wegneemt. „Zie het Lam Gods..." Gij, die verloren zijt in uzelf, gij die gebogen gaat onder de last van uw zon den, er is... wonder van Gods genade... er is een Lam! Zie op dat Lam! Zie niet allereerst of aUeermeest naar binnen, naar wat omgaat in uw ziel, zie van uzelf af... zie op het Lam! In deze enige Middelaar is behoud, verzoening, ontferming. Hier is een rijk aanbod van genade voor armen, verlorenen, die het weten, dat geen offer voor de zonde kan gelden, dan het vlekkeloos offer van het Lam door God Zelf gegeven. Leg op dat Offer de hand van het ge loof. Hij is de schuldovememende Borg. Hij alleen is het. Die volkomen kan za lig maken. Het bloed van het Lam is gestort. Het offer van Golgotha is gebracht. Wee allen, die dat dierbaar bloed on rein achten en de Zoon van God blij vend verwerpen. Hoe zullen wij ont- vleden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht geven? Wie aan Hem blijft voorbijgaan, die zal Hem eenmaal in een andere gedaan te ontmoeten. Immers... Hij die kwam als het hulpeloze Lam, is ook de Leeuw uit de stam van Juda, Die toornen zal over al zijn vijanden. Zie dan het Lam Gods Want: „het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonden." B. a H. SOMMELSDIJK Zaterdag 12 januari weer oud papier en lorren ophalen t.b.v. de restauratie van de Ned. Herv. Kerk. Zet u het a.u.b, weer gebundeld klaar? In het oude gedeelte. De rest commissie. In Nieuwe Tonge is een vrijwiliigers groep opgericht welke tot doel heeft be jaarden hulp te bieden waar dat nodig is. Elke bejaarde die hulp nodig heeft kan zich in verbinding stellen met mej. C. MeUssant, Kerkring 17, Nieuwe Ton ge. Telefoon 01875 - 1390. Alva geholpen, hè?" zei Jakob. „Ja, Due d' Alve met zijn tiende pen ning, daar moesten we niets van heb ben." „Neen, maar je moet niet denken,, dat de Prins alleen zijn leven gegeven heeft om ons van de tiende perming te ver lossen." „Toen de Prins vermoord is, dacht er geen mens meer aan de tiende penning." De jongens praatten door elkander, maar Jakob vroeg: „Waarom hebben jullie dan eigenlijk tegen de Spanjaar den gevochten?" „Om vrij in de Bijbel te kunnen lezen, dat mocht niet van de Spanjaarden," zei Bram VierUng. „Dat staat ook 't Wilhelmus," zei Jaap. „Voor Godes Woord geprezen Heb ik vrij, onversaagd Als een held zonder vrezen Mijn edel bloed gewaagd." Jakob werd een ogenblik stil. Altoos die strijd om de Bijbel. Waarom moch ten de geuzen niet in de Bijbel lezen? Waarom de Hugenoten in Frankrijk niet? Was het zo'n groot kwaad? Maar de jongens merkten het niet, dat hij stil was en druk pratend gingen ze door, zodat Jakob ook al gauw weer in 't gesprek was. Al voortgaande waren ze aan een tweesprong gekomen en ze bespraken welke weg ze nemen moesten. Ze wis- NIEXJWERKERK PREDIKBEURTEN VOOR ZONDAG 13 JANUARI 1980. Ned. Herv. Kerk: 10 uur ds. Kol- kert. Geref Kerk (N'kerk-O'land: 10 uur ten het niet goed en na lang praten ko zen ze de ene weg en zoals het dik wijls gaat ze kozen verkeerd. Eerst merkten ze dat niet, maar lang zamerhand werd de weg al eenzamer en eenzamer. Jaap zei: „'k Wou dat we nu maar eens een hofstee zagen, want ik krijg zin in de boterhammen. Maar in plaats dat er een boerenwo ning kwam, werd de omgeving al meer eentonig en verlaten. In plaats van weilanden kwamen grote plassen, waar riet in groeide en eindelijk bemerkten de jongens tot hun schrik, dat ze he lemaal verkeerd gelopen waren. Er zat niets anders op, dan met haas tige tred terug te keren, want, anders liepen ze nog gevaar, dat de duisternis hen overvallen zou. Zo stapten ze dan flink aan en kwa men eindelijk weer op het punt van uitgang. Nn sloegen ze de andere weg in en zagen weldra een boerderij. Ze besloten te vragen om wat melk even te rusten en de boterhammen te eten en dan maar terstond naar huis terug te keren, want het begon al te schemeren. Jaap van der Spek zou maar eens aan de boerin gaan vragen, of ze daar wat rusten mochten en of ze wat melk voor hen had. Terwijl de jongens wachtten bij het hek, had Jaap spoedig gehoor gekregen en mochten ze allen binnenkomen. Ze dhr. J. Verheul, Spijkenisse, voorber. H.A. en 5 uur dhr. A. W. Mol Roozen- daal. Geref. Gemeente: 10 en 3 uur lees- dienst. Geref. Gem. in Ned.: 9.45 en 3 uur leesdienst. waren erg moe en blij dat ze even kon den rusten en bij een heerlijk glas melk hun boterhammen nuttigen. De boer, die een heel vriendelijke en spraakzame man was, kwam ook bij hen en ze vertelden, dat ze zo lelijk ver dwaald geweest waren en dat het daar om zo laat geworden was. „Ik begrijp het wel," zei de boer, „je liep naar de rietlanden toe. Daar is 't in 't donker tamelijk gevaarlijk. Als het donker je daar overvallen had, had je wel kunnen verdrinken. Gelukkig, dat je maar teruggekeerd bent, want het is beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald. Nu zagen jullie nog in tij ds, dat je op een verkeerde weg bent, als 't te laat is, als je niet meer terug kunt. Ja, dat is ontzettend. Daar zal ik je eens een geschiedenis van vertellen, die waar gebeurd is. Daar was eens een jonge man, die op een van de Oost-Friese eilanden woon de. Dat zijn kleine waddeneilanden, zoals wij er ook hebben. Deze Oost- Friese eilanden horen bij Duitsland. Sommigen zijn zo klein, dat er maar een paar boerderijen op staan. Nu, op een van die kleine eilandjes woonde die persoon. Jullie begrijpt wel, dat hij dat kleine eilandje zo goed ken de, dat hij er 't donker de weg wel kon vinden. wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1980 | | pagina 5