EliAnPEn IliEUWS Ook de Officier slaapt maar 't liefst in de echtelijlie sponde Rabobank S De Fransche koopmanszoon 2e blad Dinsdag 18 december 1979 No. 4852 KANTONGERECHT SOMMELSDIJK Flakkeese transporteurs in moeilijker positie dan collega's van elders Grote en kleine dingen JONG LEVEN in liet Grevelingen-meer EXPOSITIE „VISSERSKIND in Visserijmuseum Vlaardingen Kerstzangdienst te iVliddelliarnis Coöp. Rabobank yyStellendam en Goedereede" w.a. Teneinde misverstanden te voorkomen brengen wy onze relaties onder de aandacht dat onze bank op maandag M december a.s. de gehele dag geopend is en op maandag 31 december tot 1^.00 UUT 's middags. en goede raad VERVOLGVERHAAL Eenmaal los van de ambteiyhe toga blijkt de Officier van Justitie Mr. Schef- fers ook een normaal mens van vlees en bloed te zijn die de nacht graag in de echtelijke sponde doorbrengt Mr. Scheffers keek er dan ook niet van op dat ook vrachtwagenchauffeurs die voorkeur kennen, zoals hem j.l. vrijdag ochtend op de zitting te Sommelsdijk duidelyk werd gemaakt door een wat verontwaardigde eigenaar van een trans portbedrijf. Deze Chr. M. uit Oude- Tonge was voor het hekje gedaagd wegens een 17 tal overtredingen van de rijtqdenwet, begaan door zijn personeel dat ja, dat de echteiyke sponde ver kiest boven de slaapcabine. En daar moest toch begrip voor z\jn, dacht de transporteur. Tot op zekere hoogte was dat er ook, zowel bij mr. Scheffers als bij de de kan tonrechter Mr. Schravendijk, maar verd. M. kwam er toch niet genadiger dan met 2.250,boete af, tweehonderd vijf tig gulden minder dan de ies van de Of ficier. Overigens ging de verd. ook weer niet geheel ontgocheld de zaal uit; hij had zich tenminste uit mogen spreken en dat had hem ook goed gedaan. Nee, M. gaat niet in hoger beroep: „dat zou toch weer een vechten tegen de bier kaai worden", voorzag hij, wetend van de vaste uitslag van zulke gevechten: „een trap tegen je schenen toe", zoals hij ook de nu gevallen uitspraak pijn lijk ervoer. Verdachte stak ter verdediging een uitvoerig pleidooi af waarin hij duide lijk vaststelde dat er op Flakkee welis waar „enorm veel" vrachtwagens zijn, maar dat er voor nog geen 5 procent werk is met als gevolg dat dat werk el ders gehaald en gedaan moet worden. „Om alleen al van en naar onze klan ten te rijden zijn wij als flakkeese transporteurs al minstens tien uur per week kwijt!" stelde verd. vast. Hij meen de dat politie en Justitie best wat cle ment zouden kunnen zijn bij het consta teren en bestraffen van overtredingen van de rijtijdenwet die veelal worden gemaakt om de nacht thuis door te kun nen brengen en niet om extra ritten te maken, zoals overigens de tachogra- ven uitwijzen. „Soms zijn ze wel lang van huis maar er worden heel wat wachturen gemaakt waarin de chauf feur een slaapje kan doen", zo legde M. Officier en kantonrechter voor, maar die lieten zich toch niet vermurwen... „Ja. ja, ze kunnen 's avonds laat nog naar moeder de vrouw en dat halen ze wel als ze onderweg niet doodgereden worden", schamperde de Officier. Hij eiste een geldboete van 2.500,wat bij verd. M. een heftig protest teweeg bracht. „Als je vrijdagsavonds langs de weg gaat staan kun je alle vrachtwagens wel bekeuren omdat ze allemaal in over treding zijn, maar die jongens willen graag naar huis. Zij en wij zitten voor de kost en we zijn geen melkkoeien met 7 spenen..." Mr. Schravendijk deed er 250,af maar voor verd. bleef het toch nog een pil van 2.250,30 dagen. Permanent in zomerhuis? Aan verd. P. v. d. B. te Rotterdam werd tenlaste gelegd in het voorjaar van dit jaar gedurende een maand een zomenvoning op de Jonkerstee te Oud- dorp permanent te hebben bewoond, hetgeen in strijd is met de gemeentelij ke verordening op de recreatie-woon verblijven. Verd. gaf dat nog zomaar niet gewonnen, „want" zei hij, het be grip „permanent" duidt op een niet af geperkte periode terwijl ik die woning voor een maand gehuurd heb, gewoon om wat tot rust te komen." Die rust was verd. spoedig opgezegd want al gauw stond de politie aan de deur, 's a- vonds laat nog wel, tot schrik van de dochter en de stiefdochter van ver dachte. Die laatste werd door de politie als mevr. v. d. B. aangezien, terwijl verd. al vele jaren weduwnaar is. Hij lachte ook om de rapportage van de poli tie over de mededeling van zijn Rotter damse zus: „ik heb helemaal geen zus...!" Die zus zou gezegd hebben dai verd. zijn Rotterdamse adres alleen maar als postadres gebruikt, waaruit de Of ficier de conclusie trok dat hij dan ken nelijk niet in Rotterdam stond inge schreven. Verd. kon daar niet veel te genin brengen omdat zijn bewijs van inschrijving van een latere datum is dan die van de gepleegde overtreding. Verd. woonde toen ook niet meer in Belgit vanwaar hij gekomen was en tja... werd achter de groene tafel verzucht... „u moet toen toch ergens gebleven zijn?' Ook het dochtertje van de verd. had in Ouddorp een maand school gegaan waarom het Off. en kantonrechter toch wel duidelijk leek dat verd. er een maand had verbleven. De eis luidde: 250, boete voor verd. en 500,voor de verhuurder M. De kantonrechter maak te er voor verd. 175,van maar handhaafde de hoogte zoals tegen M. ge- eist. Verd. was bar teleurgesteld, nog maar net waren de voeten weer op va derlandse bodem of hij werd al gecon fronteerd met een overtreding die verd. met de beste wil van de wereld niet als zodanig erkennen kan. Nogal wat mis. Er was nogal wat mis geweest aan het „tweewielig motorvoertuig" waarmee de jongeman Joh. van S. zich over de Ou de Tongse Heerendijk had gerept. Er waren enkele tandraderen veranderd zodat het ding sneller liep, de knal- demper had zijn beste tijd verre achter zich en bovendien was verd. niet in het bezit van een rijbewijs terwijl hij ook geen verzekering had afgesloten, „'t Was allemaal niet zo best" zo vonden de he ren Officier en kantonrechter eendrach tig waarom het verd. weinig hielp toen hij zei dat hij de brommer nog aan 't op knappen was. Hij kreeg een stevige re primande en enkele geldboetes: voor het niet bezitten van het rijbewijs 50,- 1 dag, voor het niet verzekerd zijn 90,- 2 dagen terwijl ook al het inbeslagge- nomene, onderdelen en brommer ver beurd werden verklaard. Botsing. Met een Hanomag busje met school kinderen was R. T uit Sommelsdijk achter op een vrachtwagen geschoven. Dat gebeurde in Oostflakkee, in de fe- bruarimaand toen de weg spekglad was. Verd. verklaarde dat hij ruim afstand van zijn voorligger had gehouden maar toen die stopte (om met een naderende college chauffeur te spreken!) had ver- dachtes remmen weinig baat gehad. Zijn wagen was tegen de vrachtwagen gegleden. Een van de kinderen werd aan het tandvlees gewond en is een week thuis geweest. Dat lichameUjk let sel liet de Off. ook wegen in zijn eis 150,3 dagen. De kantonrechter maakte er 125,van. Als je de Ouddorpse B. M mag gelo ven kan een registratiekaart uit een tachograaf een rare reis maken. Je kunt hem uit de tchograaf halen, vervolgens aan de binnenkant van de voorruit zet ten waarna de schijf dan door de sleu ven van de voorruitverwarming onbe reikbaar kan verdwijnen. Toen M in Deume werd aangehouden moest hij de politie dat verhaal vertel len. Hij had het defect aan de tacho graaf even tevoren vastgesteld en had INGEZONDEN: Gezinsverzorging en bejaardenhulp zyn in deze tqd geen onbekende klan ken. Vele mensen z\jn in de loop der ja ren niet alleen met deze woorden maar ook met het werk der Gezins verzorging in aanraking geweest. Voor al de Gezinsverzorging wordt al heel wat jaren gedaan. Er zijn Stichtingen die al meer dan 25 jaar bestaan. De diakonieën van ver schillende Kerken zijn destijds begon nen 1 a 2 werkkrachten aan te stellen, waardoor de allergrootste nood gele nigd kon worden. Het is en blijft echter altijd moeilijk te berekenen hoeveel werkkrachten no dig zijn om hulp te kunnen geven waar het nodig is. De vraag en de noodzaak verschillen vaak van dag tot dag en var. week tot week. Doordat ook aan vele behoeftige ou dere mensen hulp wordt verleend in de vorm van 1 a 2 ochtenden van 3 4 u- ren dus 6 tot 8 uren per week, zijn de verschillende Stichtingen belangrijk uit gebreid. Dit is opgelopen tot 50 a 100 of meer werkkrachten per Stichting, van wie ve len 8 tot 10 uren per week werken. Wat de kosten betreft, daar heeft de rege ring in de loop der jaren een groot deel van voor haar rekening genomen door dit werk te subsidiëren. De mensen die geholpen worden behoeven slechts naar draagkracht bij te dragen in de kosten, terwijl vele Kerken ook nog een bedrag betalen om de vele niet gesubsidieerde kosten te helpen dekken, waardoor de ze taak der barmhartigheid kan func tioneren. Wat het dagelijks werk betreft, dat bestaat in het doen van huishoudelijk werk en vele dingen die nodig zijn om de dagelijkse gang van zaken door te laten gaan, die anders door ziekte, ou derdom of andere gebreken zullen blij ven üggen of gaan haperen. Als er ie mand is die helpt geeft dat in vele ge vallen ook een grote morele steim, zo dat opname in ziekenhuizen, rust- of verpleeghuizen langer achterwege kan blijven of voorkomen kan worden en de kaart er toen maar uitgehaald ten einde een beschadiging aan de naald te voorkomen. En nou was'tie kwijt... M wist overigens best waar het de fect aan gelegen had, ze hadden oude zekeringen in een nieuw kastje gebruikt. Toch waren de heren M welgezind. In- plaats van de schikking van 250, kwam hij eraf met een geldboete van 75,met welke uitslag M verheugd terugging naar zijn wagen in Ouddorp die daar ook wel eens moest verdwijnen maar die al lang weer staat op het plek je waar hij eens vandaan werd gesleept. Moperdemopperdemopper,,,,,, deed verd. Joh. P uit Capelle a.d. IJssel toen hij gevonnist werd tot het betalen van een geldboete van 75,omdat hij, tij dens een dichte mist geen groot licht had gevoerd. De rechter koplamp brandde op gedimd licht, de linker had slechts het stadslicht Verd. was op nummer bekeurd waaruit hij afleidde dat hij best voldoende licht had gevoerd omdat de politie anders nooit zijn num mer had kunnen lezen. Verd. probeerde aan een veroordeling te ontkomen door begrip te zoeken voor zijn onwetend heid. De lamp moest onderweg stuk zijn gegaan en hij vond dat maar moeilijk te constateren. Gladheid. De gladheid had verd. C G C uit Dirksland parten gespeeld toen hij met zijn personenwagen op de kruising Voorstraat-Secretarieweg te Dirksland linksaf was geslagen waardoor hij de doorgang voor een hem tegemoetko mende wagen had versperd waardoor een botsing was ontstaan. Verd. had het wat bevreemd dat er proces-verbaal moest worden opgemaakt, kennehjk alleen omdat er in de andere wagen ie mand met zijn hoofd tegen de voorruit was gekomen. De Off. had daar juist wel begrip voor: „verwondingen die ter plaatse heel onschuldig lijken kunnen later heel wat naarder blijken te zijn en dan is het maar goed dat er proces verbaal is opgemaakt". Verd. hoorde een geldboe te van 100,tegen zich uitspreken en dat was zo onvoordeUg nog niet om dat de schikking 125,had bedragen. De wagen waarmee Joh. W uit Nieu we Tonge had gereden had twee gladde banden en zelf had W geen rijbewijs. De wagen is inmiddels verkocht en het rijbewijs is inmiddels behaald, maar toch kwam het verdachte te staan op een geldboete van 50,wegens het niet bezitten van het rijbewijs en 100,- voor de gladde banden. De uitlaat was ook nog lek en dat werd beboet met 50,—. men in eigen omgeving kan blijven wo nen en leven. Nu er nogal wat hulpverlenende Stich tingen en instanties zijn moeten we ech ter niet denken dat alles daardoor op gelost wordt. Het is jammer dat men dit wel steeds meer gaat denken. Er zijn nog zoveel dingen die ook vaak nodig zijn, en die niet door de officiële Stichtingen ge daan kunnen worden. We bedoelen hier de buren en naastenhulp die vroeger een veel grotere plaats in onze samen leving had. Men had toen een veel klei ner gezichtsveld en veel minder dingen die de aandacht vroegen en had ook vaak elkaar nodig, zodat er ook meer tijd en ook vaak noodzaak was om el kaar te helpen, waar door men ook weer teruggeholpen werd. De omstan digheden zijn sterk veranderd, maar de menselijke geest en het lichaam heb ben toch nog vele behoeften van vroe ger over gehouden. Velen zowel jonge als oudere mensen zijn vaak erg een zaam temidden van de grote massa men sen en machines, waardoor het leven wordt beheerst en overspoeld. Wat wordt er dan gemist? Wel, het persoonlijk contact, b.v. het elkaar groeten, een praatje maken, naar el- kaars welstand vragen en ook de tvjd om te luisteren naar de zorgen van onze naaste, die daar wel eens over praten wil. Sommigen horen soms een hele dag geen stem van iemand die met hun mee leeft of even luisteren wil. De kleine dingen. In deze tijd van materiële welvaart mogen we de morele armoede niet on derschatten. Het spreekwoord zegt: Het zijn de kleine dingen die het doen, of Wie 't kleine niet eert, is 't grote niet weerd. Wat zijn dan die kleine dingen voor buren en anderen? Enkele voorbeelden: Een brief pos ten als het glad is of stormt en regent, een boodschap doen als de mensen zeil niet best kimnen, vuilniszakken aan de weg zetten, kolen scheppen, een keer het tuintje opknappen of de straat aan vegen, de ramen even zemen, een schroefje of spijker aanbrengen om wat op te hangen in kamer of keuken, een gloeüamp verwisselen of stekker repa reren en zo zijn er nog zovele kleine dingen die in ons leven toch wel belang rijk zijn. Laat ieder in zijn eigen omgeving vooral In deze donkere wintermaanden proberen om wat kleine dingen voor anderen te doen, daar zullen beslist ve len blij en dankbaar mee zijn. En naast het feit dat het zelfvoldoe ning geeft is het toch ook opdracht om onze naaste als onszelven lief te heb ben en te helpen. Laten we deze opdracht temidden van zoveel andere dingen die ons bezig hou den beslist niet vergeten, daarom vra gen we hier uw aandacht en medewer king om naast de vele Stichtingen en Verenigingen en clubs de kleine dingen die blijven liggen te doen en daarmee eigen en vooral andermans leven te vul len en veraangenamen. En laten de mensen die hulp nodig hebben die toch vooral ook VRAGEN. Heus, er zyn nog veel mensen die wel wilen helpen, maar die niet weten wat te doen of die de hulp niet durven aan bieden. Vraag daarom genist uw naas ten om hulp. Geef ze de kans „goed" te zgn, want voor zowel hulpvrager als hulpgever ligt er voldoening in het hel pen uit naasten liefde. Bij voorbaat dank namens allen die het nodig hebben. De gezamenlijke stichtingen van Gezins- en Bejaardenhulp op Flakkee vragen hiervoor Uw aandacht en medewerking. Uit en over het Grevelingenmeer ko men vooral voor de sportvisserij be moedigende berichten. Na de afsluiting door de Brouwers- dam in 1971 bleven in het daarbij o- vergebleven afgesloten Grevelingen meer de vissen wel in leven en werd in grote mate ook gevangen, maar van tijd tot tijd moet toch jonge vis wor den gedropt, (platvis en forel, die duur moesten worden aangekocht, om de visstand op peil te houden. Er werden wel vormen van nieuw le ven, vooral schelpdieren, krabben en dergelijke gezien in grote mate, maar de kuit van platvis, als die door de moe- derdieren al werd geschoten kwam nooit tot ontwikkeling. Hierin is nu verandering gekomen, door dat in de Brouwersdam een sluis is gemaakt, waardoor het Grevelingen meer water uit en in kan sromen, zo dat er weer verbinding is met de open zee. Palingvissers treffen in hun fuiken jonge platvis aan, in tamelijk grote vispopulatie zich vernieuwt, nu het wa- hoeveelheid, een bewijs dat de plat ter daarvoor weer geschikt is. De UNKaCO proclameerde 1979 tot het Internationale Jaar van het Kind en verzocht de Internationale Council of Museums (ICOM) te bevorderen, dat musea overal ter wereld in dat kader bijzondere aandacht aan het kind zou den wijden, bij voorbeeld d.m.v. een tijdelijke tentoonstelling. Bij de Stichting Visserijmuseum viel die verzoek in goede aarde, want ver geleken met vandaag speelde het kind ook in het Nederlandse zeevisserij be drij f een bijzondere rol. Afzonderlijke aandacht daarom zé ker waard. Uit overlevering is tamelijk veel bekend over het kind in de visserij, want het is nog maar enkele decennia geleden dat kinderen, soms al op zeer jonge leeftijd, op allerlei plaatsen bij het werk werden betrokken. Maar de geschiedenis van de zeevisserij omvat zes eeuwen en de aandacht voor het visserskind zou zich meenden wij ook niet moeten beperken tot zijn deel name aan de arbeid. Ook het leven thuis op straat en, in latere tijd op school, zou aandacht moeten krijgen. Met het daar voor vereiste literatuuronderzoek werd in de zomer van 1978 een aanvang ge maakt. Anders dan voorheen kon het niet in eigen beheer worden verricht ten gevolge van gewijzigde omstandig heden. Desgevraagd verleende de afde ling Zeegeschiedenis van de Rijksuni versiteit Leiden gaarne de noodzakelij ke medewerking. Achtereenvolgens besteedden de ge schiedenisstudenten Nans Kolff en An- nemiek van der Veen een aanzienlijk deel van htin tijd aan het onderzoek en legden Eddus de basis voor de exposi tie. De bronnen bleken beperkt van om vang en schaars voorhanden. Een uit puttende tentoonstelling was dan ook niet haalbaar: de presentatie richt zich wat betreft het tijdvak op de periode van omstreeks 1860-1920 en beperkt zich tot het gebied van de Zuid-Hol landse kust en de Maassteden. Met be trekking tot de opstelling is gekozen voor een chronologische indeling naar de verschillende tijdvakken in het leven van een visserskind: geboorte, kleuter tijd, de school, het leven thuis en op Garnalen penen in Si'elienuum. (archief Visserij museum). straat en de kinderarbeid op zee en aan de wal. Het was de vondst van ontwer per Joop Stigter om in deze tentoonstl- ling waar mogelijk twee visserskinde ren zelf aan het woord te laten. Gekozen werd voor Neeltje en Dirk, twee kinde ren uit zomaar een vissersplaats. Hun evenbeeld ontvangt de bezoeker als het ware bij de ingang van de zaal en ze leiden hem rond over de expositie door middel van (helaas gedrukte) flarden van hun verhaaltjes. Immers, „Vissers kind" bedoelt te zijn een tentoonstel ling over kinderen, is vooral bestemd voor kinderen en wordt aldus „bege leid door" kinderen. De tentoonstelling werd tevens moge lijk door de medewerking in de vorm van bevriende musea en particulieren. 10 november 1979 17 maart 1980. Geopend: Werkdagen 10.00 - 17.00 uur; (Ie kerstdag en nieuwjaarsdag ge sloten). Entree: 50 cent, kinderen tot 14 jaar (onder geleide) 25 cent. De Hervormde Exodus Gemeente, de Remonstrantse Gemeente en de R.K. Kerk houden ook dit jaar weer een Kerstzangdienst en wel op vrijdag 21 december a.s. om 19.30 uur in de kerk Langeweg 50 te Middelhamis. Bijbellezing gebed en gezang zijn ge kozen naar aEinleiding van Mare. 10 15 „Wie het Koninkrijk Gods niet aan neemt als een kind..." Medewerking aan deze dienst zullen verlenen: „Ons Koortje" o.l.v. dhr. G. Zoon; Dameskoor van de R.K. Kerk o.l.v. dhr Tt. Verhoef; Ensemble voor muziek en zang o.l.v. dhr C. de Neeve. Ieder van welk gezindte ook, die met ons mee wil zingen en bidden is van harte welkom. De opbrengst van de kollekte is na aftrek van de kosten voor het kinder fonds Unicef. door Joh's Staal 5 Jacques groette de kapitein, nam zijn male of reiszak want koffers, zoals men tegenwoordig heeft, kende men toen nog niet en volgde de matroos. Spoedig waren ze aan de wal en na een poosje gelopen te hebben, zagen ze een heer aankomen. „Kijk," zei de matroos in het Frans tot Jacques, „daar komt meneer Armant al aan". Ze gingen op hem af en de matroos zei tot hem: „Me neer, hier is een jongen uit Nantes voor u". „Wel," riep de heer Armant, „dat treft bijzonder, ik ben al een dag of drie telkens wezen kijken, of „De Trek vogel" nog niet aan was, maar het was telkens mis. En zijn jullie nu zo net aan gekomen, en hoe is het onderweg ge gaan?" „Nu, meneer, zo best niet," zei de ma troos; „toen we 't Kanaal in zouden zei len, hebben we een vreselijke Noord- westerstorm gehad". Ze spraken in het Hollands, dus Jacques verstond er niets van. Hij was blij, toen meneer Armant in het Frans tot hem zei: „En hoe gaat het met jou en met je Vader en Moeder?" Nu kon Jacques in 't Frans antwoor den en de matroos, die er niet meer bij nodig was, ging weer terug. Samen wan delden ze nu verder. De heer Armant was een geboren Fransman, die evenwel reeds vele ja ren in Holland gewoond had en daar door al zo wat een halve Hollander was geworden. Hij was evenals meneer Ha- napier Rooms, maar een vurig Roomse kon men hem niet noemen. Hij deed z'n voorgeschreven plichten en verder bemoeide hij zich met de godsdienst niet. De ketters wekten bij hem weinig ergernis, omdat hij het eigenlijk de moeite niet waard achtte, zoveel druk te over 't geloof te maken. Ieder moest voor zichzelf maar weten, wat hij gelo ven wou, daar moest een ander zich niet mee bemoeien en in z'n hart dacht hij, dat de geestelijken ook allemaal veel te bemoeiziek waren. Zo kon hij het best uithouden in de Republiek en daar hij met de handel in Holland een aardige cent verdiend had en het hem daar goed beviel, dacht hij er vooreerst nog niet aan, naar Fran krijk terug te keren. Al pratende was Jacques met meneer Armant voortgewandeld en eer hij er aan dacht, stond hij al op de stoep van zijn gastheers huis. Ook mevrouw Armant ontving de jonge vreemdeling vriendelijk en er werd besloten, dat deze twee dagen de gast van de heer Armant zou wezen om uit te rusten van de vermoeiende zee reis en daarna zou hij verder gebracht worden naar de plaats van z'n bestem ming. Zoals we vroeger gezien hebben, had Jacques' ^Y^der in overleg met meneer Armant besloten, dat Jacques een poos op school zou gaan in Bodegraven. Daar was de school van meester Ba- telaan, die verre in de omtrek beroemd was om het degelijke onderwijs, dat er gegeven werd. Daarheen zou Jacques gaan, om z'n Hollands te leren en al was het dan ook, dat meester Batelaan als ijverig Gereformeerde in het oog der Roomsen een ketter was, men wist ook, dat hij geen drijver was en niet op ongepaste wijze zijn geloof aan de knaap zou opdringen. Meneer Armant had ook een geschikt kosthuis voor de jongen gevonden bij de weduwe Verburg, die wel van de Ge reformeerde religie was, maar beloofd had, Jacques in zijn godsdienstplichten niet te hinderen. Wel had hij nu liever de jongen in een Rooms gezin gebracht, maar hij had geen geschikt gezin van die religie kunnen vinden en daar hij zelf het niet zo zwaar telde, had hij ten slotte goed gevonden, dat deze zijn in trek nam bij de weduwe Verburg. Het zag er daar netjes en zindelijk uit; Jacques kreeg een lief kamertje apart voor zichzelf, zodat hij alleen kon we zen, als hij wilde en de weduwe zelf leek ook een vriendehjke en verstandige vrouw. Toen de heer Armant alles geregeld had, vertrok hij en Uet Jacques alleen achter. Gelukkig had juist een dag te voren de vrachtrijder op Rotterdam een kist bij de weduwe Verburg gebracht met kleren en wat boeken en snuiste rijen van Jacques, want de male was wel goed om enkele dingen mee te ne men, die men terstond nodig had, maar. er was toch nog een kist nodig om het overige goed in te bergen. Die kist was natuurlijk ook met het schip meegekomen en was doorgestuurd naar Bodegraven aan het adres van de weduwe Verburg. Het was gelukkig, dat Jacques nu wat afleiding had in het uitpakken van zijn kist, het ophangen van zijn kleren, het wegbergen van zijn boeken en zo meer, want nu begon hij eerst recht te gevoelen, dat hij in de vreemde was. Hij verstond geen woord van wat de weduwe Verburg tot hem zei en of hij nu al op zijn beurt „Plait-il" (Wat be lieft u?) zei, dat hielp niet, want dat verstond de weduwe Verburg weer niet. Zo moesten ze dan maar met tekens en gebaren elkander wijzen, wat ze meenden, maar toen Jacques die avond alleen in zijn kamer was, gevoelde hij zich een ogenblik diep ongelukkig. Hoe gevoelde hij het gemis van het ouderlijk huis, het gemis bovenal van zijn lieve moeder, die altoos zo teder voor hem was. Maar hij vermande zich. Hij was een te flinke jongen om bij de pakken neer te zitten. Hij zou maar spoedig eens een opgewekte brief aan zijn ouders schrij ven. Onder de verschillende dingen, die zijn moeder in zijn koffer gedaan had, was ook een fraai crucifix. Het kruis was van zwart ebbenhout, terwijl de figuur van de Heiland, die aan het kruis hing, van een kostbare steen was gesne den. Jacques plaatste nu het crucifix voor zich op de tafel en zei de gebeden op, die hij thuis geleerd had en toen, met het vaste voornemen zich in niets te laten aftrekken van de alleen zaligmakende Kerk en alle dwalingen der ketters streng te verafschuwen, begaf hij zich ter ruste. III DE NIEUWE LEERLING „Zeg, jongens, hoor es, we hebben toch zo'n pret gehad. Moet je es horen. Je weet wel, dat die vreemde jongen uit Frankrijk, die bij vrouw Verburg thuis is, op school is gekomen. Nou, die jongen verstaat nog geen woord Hol lands. Hij moet met gebaren maar zeg gen wat hij meent. Maar nu komt de grap. Piet Muys- winkel van Damme, (Zwammerdam) dat weet je, die gaat er altijd zo groot op, dat ie wat Franse les krijgt en hij meent dat ie werkelijk ook al een hele Piet is in 't Frans. Nu, die zou eens proberen met die Franse jongen te praten. Maar toen hij zo'n beetje z'n koeterwaals er uit had, zei de Franse jongen in eens: „Hein?" En toen vergat Piet al zijn Frans en hij riep in goed Hollands: „Ik heet geen Hein, ik heet Piet!" De jongens, die in een groepje om de verteller op de speelplaats van de school stonden, schaterden van 't lachen. Ja, dat was nu net iets voor die Piet, die altijd z'n borst zo vooruit stak met zijn Frans. „Ja, maar," zei Jaap van der Spek, die 't maar half begreep, „waarom zei die Frangois dan Hein?" Ja, dat wisten ze ook niet. Gelukkig was er een, die de oplossing geven kon. Dat was Hendrik Gerritsen. Hij zei: „Ik had het ook gehoord en toen heb ik het aan Vader gevraagd en Vader zei, dat de Fransen dikwijls „hein" zeg gen, als ze vragen wUlen: wat belieft u?" „O", riepen de jongens, „en dat wist onze Piet met al z'n Franse geleerdheid niet." wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1979 | | pagina 5