EIIAnDEtt niEUWS
Een zee te hoog;
Op z'n Flal(kees gezeit
Boekbespreking:
EENZEETEHCécl
Ellanden-
nieuws
3e blad
Vrijdag 7 december 1979
No. 48é9|
scheepsrampen bij de Nederiandse
Zeevisserij 1869-1976
Scheepsrampen'
bij de Nederlandse
■- >Zecvissa:jj
r.-, 1860-19/^
ff
ff
Ai meer dan 60 van de 100 brildragers
KBJKEN DOOR KUNSTSTOF
WN, afd Oostflakkee
iVieidt u voor de
Verkeerscode-
kursus
Wat 'n maens AN
en OP heit
advertentie
in
heeft
aitijd
succes I
Met name de ouderen onder ons met
herinneringen aan de Middelliamisse
vissery hebben weet van de vele levens
die op zee gelaten zijn. Een boeli als
„Een zee te hoog" projecteert al die el
lende in veelvoud zoals die gedurende
bijna een eeuw geleden is voor- en in
de Nederlandse kust en kustplaatsen.
Een geweldig mooi boek voor hen die
in de visserij geworteld zgn omdat het
een lezing geeft van de heroïsche strijd
die tegen de zee geleverd werd, vele
malen verloren door de kleine mens
maar ook vele keren gewonnen...
Van dat overleven zou iemand als
schipper Jac. van den Toom uit Sche-
veningen alles hebben kunnen vertellen.
Dat heeft hij ook gedaan en de lezer
kan met bewondering kennis nemen
van de manier waarop hij zich drijven
de wist te houden en zelfs nog anderen
motiveerde om dapper vol te houden.
Het gebeurde in 1926; hij werd gered
door een Duitse logger aan boord waar
van hem om bij te komen een li
ter cognac naar binnen werd gegoten...!
Van den Toom kon zijn hachelijke
avonturen navertellen, maar de lange
lijst van omgekomenen laat zien dat
velen ten onder zijn gegaan waarvan
schrijnende voorbeelden zijn gegeven.
Het waren dikwijls vaders en zoons
(zoontjes soms) die samen aan boord
waren. Meermalen kwamen ze beiden
om, maar in het geval van schipper
Penning van de VL 46 die in 1926 ver
ging was het anders: „Jongen, als jij
gered wordt geef dan je moeder en zus
jes en broertjes een zoen van me en zeg
maar dat je vader naar de hemel gaat!"
zo kreeg het ventje te horen en het feit
dat dit verhaal bewaard gebleven is be
wijst dat het ventje het heeft gehaald.
Het waren ruwe zeeën maar met na
me ook vijandelijke mijnen die vele
schepen hebben doen vergaan. Met de
rechtspositie van de „nagelaten belrek
kingen" van de omgekomen vissers was
het aanvankelijk maar zeer slecht ge
steld, getuige de „Buitengewone Uit
voeringen" die werden gehouden en
waarvan de baten bestemd waren voor
de getroffen vissersgezinnen. Dat zijn er
onwaarschijnlijk velen geweest. De ge
publiceerde lijst vermeldt ook heel wat
namen van Middelhamis, zoals de „Luc-
tor et Emergo", de MD I die met 13 men
sen aan boord is vergaan. Er werd nooit
meer iets van het schip vernomen na
dat het op 15 januari 1910 was uitge
varen. Ook is er een foto van de twee-
mast blazer GO 15 die tijdens een storm
in oktober 1924 met man en muis is ver
gaan.
Meerdere van die Goereese blazers
waren afkomstig van het Moddergat (Fr)
waar in 1883 een groot deel van de vis
sers om het leven was gekomen toen de
j^, -Ut tï<KTillinlKBl
vloot door een hevige storm werd ge
teisterd. Van de 22 uitgevaren schepen
kwamen er 17 niet terug, 83 vissers kwa
men om. Ook wordt in het boek ver
haald van de ramp die de vissers van
Amemuiden heeft getroffen in 1903.
Meerdere schepen vergingen in een or
kaanachtige storm, terwijl niemand hel
pen kon. Schippers die hun schip wel
boven water konden houden zagen hoe
de anderen ten onder gingen maar het
bieden van hulp was onmogelijk. Hun
voor de wind wegstuivende schepen
lieten zich niet manouvreren waarom
doorvaren de enige mogelijkheid was.
Er is mateloos geleden door de vis
sers van toen en hun betrekkingen. Het
boek verheelt dat zeker niet. Welzeker
de vissers vertoonden een grote moed,
maar, zo wordt ook benadrukt, er was
voor hen ook het heilig moeten om de
kost voor het gezin te verdienen. Die
noodzakelijk was zó nadrukkelijk
aanwezig dat de vissers soms met min
der veilige schepen de zee opgingen, in
welke periode het aanklagende toneel
stuk „Op hoop van zegen" speelt. De
visserij heeft vele levens gekost; in de
periode vanaf 1860 kwamen 121 Mid-
delhamissers om.
„Een zee te hoog", verlucht met tal
van originele foto's is een uitvloeisel
van de expositie „De vis wordt duur be
taald" die in 1977 in het Visserijmuseum
te Vlaardingen werd gehouden. De sa
menstellers zijn dr. H. A. H. Boelmans-
Kranenburg, secretaris van de Stichting
voor de Nederlandse Visserij en dr. J. P.
van Voort, wetenschappelijk medewer
ker van het Visserij museum. Het is een
uitgave van De Boer Maritiem en kost
32,50. Werkelijk een groots boek om te
hebben, vooral wanneer men niet
vreemd is aan de visserij en de zee die
hoe gevaarlijk ook ook voor de mo
derne schepen toch immer zal blij
ven lokken^
De Nederlandse opticien heeft het al
een tijdje zien aankomen. De laatste
drie, vier jaar ging de techniek met
sprongen vooruit. En nu is het zover: in
de wedstrijd om het brilleglas heeft
kunststof het aloude glas voorbijge
streefd. Nog maar vier van de tien bril
len worden vandaag voorzien van gla
zen „glazen". Voor de overige valt de
keuze op kunststof.
Die keuze is begrijpelijk, want kunst
stof geeft aanzienlijk meer draagcom-
fort dan glas. Kimststof biedt meer
veiligheid en meer modieuze mogelijk
heden. Bovendien: als het om perfectie
gaat, maakt het tegenwoordig niets
meer uit, of je kunststof neemt of glas.
En de prijs is ongeveer gelijk.
Kunststof is een stuk minder zwaar
dan glas. Dat is een erg plezierige ei
genschap. Vooral verzienden en andere
De afd. Oostflakkee van Veilig Ver
keer Nederland organiseert ook deze
winter weer een verkeerscode-cursus
waaraan iedereen kan deelnemen.
Deze cursus geeft de gelegenheid om
de kennis betreffende de verkeersregels
eens op te frissen.-
Dagelijks vinden er verkeersongeval
len plaats die alleen te wijten zijn aan
onvoldoende kennis van de verkeers
regels.
Sommige van deze ongevallen heb
ben zelfs een dodelijke afloop.
Dit is triest, maar helaas keiharde
realiteit.
Het is toch van levensbelang dat men
in het drukke en dynamische verkeer
van deze tijd een redelijke kennis be
zit omtrent de verkeersregels.
Bovendien vinden er regelmatig ver
anderingen plaats in de verkeerswetge-
ving, waaraan in deze cursus ruime
aandacht wordt besteed.
De duur is 8 avonden (plus e eneind-
toetsavond). De cursus begint op dins
dag 8 januari a.s. Cursusleider is de
heer de Waard, oud politieman van het
corps Oostflakkee.
Aanmelding en verdere inlichtingen
op onderstaande adressen:
P. Westdijk, Pr. Hendrikstr. 21, Oolt-
gensplaat, tel. 01873 - 1702.
S. van Loon-Schooten, Oostendese-
dijk 3, Oude Tonge, tel. 01874 - 1217.
J. Hameeteman, Stockholmweg 9, Den
Bommel, tel. 01871 - 1564.
mensen die sterke plus-glazen krijgen
voorgeschreven merken het verschil:
hun zwaartillende neuzen halen letter
lijk opgelucht adem, als hun lot door
kunststof wordt verlicht. En wat te den
ken van een leesbril die niet meer „af
zakt"?
Kunststof is lang niet zo breekbaar
als glas. Voor kinderbrillen wordt dan
ook vrijwel uitsluitend voor kunststof
gekozen. Maar ook de sportman of
-vrouw, de sportieve recreant, heeft
met kunststof brilleglazen minder kans
op oogletsel.
Overigens: door de grote hardheid
van het nieuwe materiaal valt het tegen
woordig met het van de vroegere
kunststof bekende krassen wel mee.
Naturlijk is het met scherpe voorwer
pen wel oppassen geblazen, maar daar
kan glas óók niet tegen. Krassen ont
staan nog wel eens, als er zand of hout
zit in het doekje waar de bril mee wordt
schoongemaakt. Daarom een tip: was
de glazen onder de kraan af, en droog
ze met een theedoek of tisue (niet met
keukenrol: dat is niet houtvrij).
Wat de mode betreft: alleen kunst
stof glazen zijn te krijgen in een bijna
eindeloze reeks kleuren, in allerlei nu
ances en variaties. In effen of in elkaar
overlopende (degrade) kleuren. In al
lerlei combinaties. Bij glas zijn de kleur-
mogelijkheden zeer beperkt.
En als de mode grote monturen voor
schrijft, heeft de opticien dankzij de
kunststof weinig problemen met het
vinden van een passend formaat bril
leglas: dankzij de techniek kunnen bril
leglazen met een grotere diameter wor
den geproduceerd dan die van glas.
Tot slot nog een heel praktisch voor
deel: kunststof past zich gemakkelijker
bij temperatuurwisselingen aan dan
glas. Daarom beslaan kunststof brille
glazen minder snel dan glazen glazen.
Begrijpelijk dat de meeste brildragers
vandaag liever door kunststof kijken?
SINT - ANNALAND
KERKDIENSTEN VOOR ZONDAG 9
DECEMBER 1979.
(2E ADVENTSZONDAG.)
Ned. Herv. Kerk: v.m. 10 uur Ds. J.
Blom te Ridderkerk en n.m. 6 uur Ds.
M. D. Geuze.
Geref. Gemeente: v.m. 9.30 uur, n.m.
2 uur en av. 6 uur leesdienst.
Ger. Gem. in Ned: v.m. 9.45 uur, n.m.
2.15 uur en av. 6.15 uur leesdienst.
VEILING SINT - ANNALAND
4 december 1979.
Uien maat 40 opwaarts klasse 2 NL:
36,80 tot 37,40.
Drielingep maat 30/40 opwaarts klas
se 2 NL: 28,40 tot 29,00.
Prijzen per 100 kg.
't LEVEN VROEGER
omvat z'n kleedieë, z'n schoeisel en z'n
hoatbedekking.
Lae m'n over 't eerste voorof zegge,
dat die 'm tot bedekking gegeve is. Je
begriep m'n wel, wat bedekt dient te
wezen. En wat te bedekken is, mot je
heel ruum neme, want er is zoveul an
'n maens, dat 'm trekke kan' tot wat
niet betaemt. Daerom mot die bedek
king zo vaore gae in is halfnaekend er
bie loape zo schaemteloos, getuugt het
van gebrek an schaemte.
As de kleding tot bedekking is, is ze
niet om 'n maens op te pronke, op te
dirken. Natuurlijk mot ze netjes weze
in mag je er niet as 'n slons bie loape.
Mar genog over 't doel van de klee
dieë. De Schrift leert oak dat 'n maens
z'n eige niet bezurgd mag maeke over
de kleeding. Natuurlijk mag-en en
mot-en zurge voor wat-en an heit. Die
zurge hiel vroeger zelfs in dat 'n huus-
vrouwe van oud nieuw mos kenne
maeke. Vooral vainwege die zurge sting
'n vrouwehand noait stille. Wat mos er
niet genoaid, vermaekt, gekeerd, ver
steld worre en hoeveul breiende en
stoppende ze niet of! De werkkleren van
de mannen zatte soms totaol onder de
lappen, die er op gezet wiere. Mar 'n
vrouwspersoon kan dat beter beschrieve
in de finesses as ik, die 't alleen mar
angezieë heit wat m'n moeder en 'n
ienkele keer 'n naoister te doeën had-
de. Ik gae noe mar es vertelle wat 'n
maens an had. En dan begin ik bie
't begin.
Was 't kind op de waereld gekomme,
dan wier het niet alleen letterlijk in
de luren geleid (men sprak van luiers,
die mit aore benodigdheden in de
luiermande lagge) mar oak lekker
waerm in stevig in de pak gedae, zodat
het bekant as 'n poppe (van 'n vlinder)
d'r uutzag en in de kribbe of wiege
lag.
Mar wat laeter kreeg 't wat meer
vrieigheid van beweging: 't droeg dan
'n jurkje, 't zie jongen of meisje. Met
'n fris schortje voor, kon je 't kind
zieje speule an moeders schoat op de
vloere, rond de deure.
Mit z'n vuufde jaer gieng 't naer
schole. De jongers droege noe jongers-
kleren. Den broek mit de valle gaf
soms moeite bie 't naer achter gae,
mar de juffrouw hielp ze dan zonoadig.
Ik kan er niet an beginne het verhael
van de kleeding van 'n maens helemael
te geven, ik beperke me mar tot ienkele
bijzonderheden die ik as manspersoon
opgemaerkt hao en wete (deels van
mezelf).
As 'n jongen zo'n jaer of twaolve,
dertien wier, verdwene den korten
broek en de lange geribde kousen mit
de kousebanden en trok 'n 'n twufelaer
an, passend bie 'n joon, te klein voor
taefellaeken en te groat voor servet, zo
tussen mal en dwaes. De meisen krege
oak kleedieë die op die leeftied bie d'r
passende, natuurlijk geen broek, die
m'n uutslutend als man behoarende te
draegen. Die meisjeskleding was soms
helemael wit (oak 'n deeg maens had
soms 'n witte jurk an), alleen van be-
taemelijke lingte (zie boven wat ik zei
over de bedekking. Vleeskousen warre
uut dat oagpunt oak contrabande).
Met z'n veertiende, vuuftiende gieng
'n joon in de langen. Dat was voor 'n
hele gebeurtenis! De jongers van dien
tied, 'k hoa 't over de twintiger jaeren,
trokke niet meer 'n klepbroek an as
d'r vaoder toen nog droeg. Die klep
broek-periode Uep toen op 'n einde.
Oak de tied van de lange onderbroeken
mit de over de vloere slepende onder-
broeksbanden en de dikke hemdrokken
en de lange hemden over de flanelle
hemden, die je noait uut mocht laete
as je ze droeg (zelfs in de militaire
dienst in 1929 hield de koerier zich
angstvallig an deze regel!), ging zo
zoetjes an verandere.
Zo gienge de 'n halve eeuw-verdu
rende vrouwemantels en mannen-duf-
felse-jassen d'r einde tegemoet
De jongers en jonge mannen gienge
over op minder duurzaeme confectie-
pakken. De moderne kleedieë deed 'r
intree. Geen meisje gieng meer 'n keu
vel draege en veiol vrouwen leie de
keuvel of.
De hoage zieë pette en de moaie,
platte pette verdwene en 'n geweune
pette wier gedroge, jae so-ms kwam de
gleufhoed al op 't hoat en in de zeumer
zag je jonge venters mit 'n schufelaer.
In ienkel heerachtige man droeg 'n
bolhoedje (garribalje of kedoltertje).
Van verschil tussen maensen van de
overkante en van 't eiland bleef er op
't gebied van kleding, schoeisel en hoat
bedekking niets over.
We hoeve er dus niet meer zoveul
over te zeggen.
Op geestelijk gebied speult het Bie-
belse spreken over kleding oak 'n rol.
Ik wieze mar op de klederen des heils,
hie had geen bruloftskleed; de saotan
wies op de vule kleren; alle onze ge
rechtigheden btnne as 'n wegwerpelijk
kleed. En dan nog deze gezegden:
De maens mot naekt uutgekleed worre:
Hie mot zo an z'n verlore toestand ont
dekt worre dat er geen aesje eigen
gerechtigheid overbluuft.
En: Hie (de man voor wie ik m'n toe
stand in geestelijk opzicht bloot lei)
hei m'n niet angekleed: Hie hei m'n
geen hoop gegeve, dat 't wat mit m'n is.
AANTEKENINGEN:
1. Bie 't naoien maekende men ge-
bruuk van een schampeljoen ge
knipt patroan.
2. Soms mos er 'n tussenzetsel inge
zet worre, dan was er weer 'n
opnaoisel naodig.
3. De Flakkeeënaer spreekt van naoi-
sel en breiset in de zin van naoi-
werk en breiwerk.
4. An de vingerhoed is de „maete"
ontleend: een vingerhoedje vol.
5. 'n Verstelde broek mocht je bie je
daegelijkse waerk an hao. Mar voor
'n onderwiezer passende dat niet. Dat
passende niet bie z'n pesiesje (positie).
Toen men hoarende dat 'n ondermees
ter, die 'n stik in z'n broek had, 't niet
breed had, omdat 'n z'n moeder onder-
houwe mos, kon dat stik er mee deiir.
6. Wiele hadde as kinders: schoolkle-
ren, kleren voor uut schole, saeter-
dagsgoed, iets moaier, en sondagsgoed,
dat direct as je uut de kaerke kwam
uut mos, om 't te spaeren.
7. 'n Nieuw pak nam men tegen Paese.
8. Over ouwe kledingsstikken ken ik
niet schrieve. We hoarende wel
spreke over 'n pallento, over 'n jak
mit 'n lang gat, een ziemezetje.
9. Over de.keuvel zou 'n vrouwe oak
heel wat kenne vertelle. Ik hoar
nog 't woord karkasse en dan weet ik
nog van gesopte krullen (ze warre niet
van echt goud).
10. Door vrouwen wier 'n omslagdoek
omgesloge in deur mannen 'n kasje-
nee omgedae.
11. Omstreeks 1860 droege mannen nog
'n korten broek mit lange kousen
en mit strikken op de schoenen. Van
m'n overgroatvaoder die levende van
1795 - 1884 hao 'k nog 'n portretje
waer en zo op staet.
12. Den dominee heit heel lange in 't
zwart gekleed motte gae mit 'n
hoagen hoed op. 'k Hao oak nog ofge-
schele dominees gezieë mit korte broek
en steek op. Ouderlingen mozze soms
oak mit den hoagen hoed op de kaerke
binnen komme.
13. As je in de rouwe was, droeg je 'n
helen tied zwart goed, mannen
om der aerm. De vrouwen droege 'n
rouwkeuvel.
14. In huus en in kaerke hadden de
mannen dichte de pette op. Bie 't
gebed en onder 't ziengen gieng en of.
As 't op 't kaerkhof erg koud was ver
ontschuldigde den dominee zich dat hie
z'n haogen hoed wel op mos houwe.
15. An 't nachtmael mos je in 't zwart
ankomme. Eens zei 'n dominee toen
er wat vrouwen mit gekleurd goed
anzatte: „'t Lijkt wel 'n bloemhof".
16. Sieraeden wiere wel gedroge. Oak
prachtige kraelen. 'k Zag oak wel
es 'n man mit oarringen. Soms gienge
mit de bekering de sieraeden weg.
Spreekwoord: „Al draegt 'n aep 'n
gouden ring, het is en bluuft 'n leelijk
dieng".
OOSTERLAND
Groen gaat verdwynen uit ons dorp.
Door de gemeentewerklieden werden
hier ter plaatse enige wilgebomen ge
rooid ter hoogte van de splitsing Oud
HeiUgenweg-Burg. van der Hacestraat.
Het betreft een viertal wilgenbomen,
gepoot na de watersnoodramp 1953. De
ze werden gevaarlijk voor het doorko
mend verkeer omdat ze wat te ver over
de weg hingen, met him takken. Boven
dien waren er exemplaren bij die van
buiten nog gaaf leken, maar die van
binnen rotte plekken vertoonden en zo
gevaarlijk werden voor de omstaande
huizen. Er zijn meer plaatsen in het
dorp waar de bomen gevaarlijk worden
wegens het feit dat de omringende trot
toirtegels beginnen te lichten, zodat
men hier goed over kan vallen vooral
bij avond.
Dit euvel komt veel op de Molenweg
voor. Het is echter te hopen dat er niet
al te veel hieraan opgeofferd zal moe
ten worden van het mooie groen waar
aan ons dorp in de loop der tijden al
tijd zo rijk geweest is.
NIEUWERKERK
PREDIKBEURTEN VOOR ZONDAG
9 DECEMBER 1979.
Ned. Herv. Kerk: 10 uur Ds. W. J.
Kolkert.
Geref. Kerk.(N'kerk-0'ijand): 10
uur Ds. P. J. Moet, en 5 uur kand. Adr.
Rotte, Kampen,
Geref. Gemeente: 10 uur en 3 uur
leesdienst.
Geref. Gemeente in Ned.: 9.45 uur
en 3 uur leesdienst.
17. De keursen van de vrouwe hinge
bienae op de grond. Onder d'r
keurs droege ze de koorszak.
18. De zondagse kleren gienge lange
mee. D'r stierf 'n neef van mèn
vaoder en toen erfde m'n vaoder z'n
winterjas. M'n vaoder droog die tot an
z'n doad en toen kreeg m'n naom die.
Hie was er kelf mee. De jas was on-
verslietbaer en bleaf moai.
19. An de kleeddng bin 'n paer zegs-
wiezen ontleend:
I: As iemand er heel voorzichtig en
wat ofgemeten en overdreven netjes bie
liep, zei men: „Hemmetje raek m'n
gatje niet".
II: Vraegt iemand heel veul dan zei
men: „Hie vraegt je 't hemde van je
gat".
III: „Je mot je niet uutkleje voor je
naer bed gaet": niks an je kinderen
uutdele voor je doad.
20. In plaes van molières spreke wiele
van halve schoenen (vgl. Duus:
Halbschuhe). Er wiere oak petienisen
gedroge (van 't Franse bottine?). Wiele
gienge heel dichte op klompje naer de
kaerke. Ze wiere dan saeterdags wit
gekalkt. Aan de klompen is 't spreek
woord ontleend: „Je kan beter hao dat
de duvel op klompen komt, dan op
pantoffels".
J^*f^
W i ■Ji^^"'^^^-^ Èi:
yé