EIIAIlDEn - niEU ws
De Spaanse soldaten van lllva
Overdenking
De Fransche
koopmanszoon
Jacht uitgebrand
uit de
Heilige Schrift
Ongeluk eiste
derde dode
Ellanden-nleuws''
2e blad
Dinsdag 4 december 1979
No. 4848
^KVENSTER
ZEEUWSE WANDELINGEN
Wat brengt
die schittering
in je ogen?
vanaf ^Z^^'
'n Diamant is voor altüd
JUWELIER
J. Keuveiaar
Zandpad 32
Middelhamis
-Jf
J
Geen naalduitval
meer van de
kerstboom
Lezing DE MOTTE
VERVOLGVERHAAL
blik op kerk
tn samanlevlng
De Ger. Synode en de
homofielen
De Generale Synode van de Gerefor
meerde Kerken, die vorige week verga
derde in Ltinteren, heeft met grote
meerderheid uitgesproken dat er geen
enkel bezwaar bestaat tegen deelname
van homofielen aan het Heilig Avond
maal, evenmin tegen het uitoefenen van
een ambt door homofielen. Slechts twee
synodeleden konden zich met deze op
vattingen niet verenigen en stemden te
gen.
Het is onvoorstelbaar, wanneer men
kennis neemt van de besluitvorming ter
Synode, op grond van welke argumen
ten men tot een dergelijke uitspraak
kon komen. Er is alleen maar uitgegaan
van de mens, de homofiele mens in de
samenleving, tegen wie zoveel vooroor
delen zijn. Die vooroordelen moeten ge
signaleerd en overwonnen worden.
Er gingen zélfs stemmen op die be
weerden dat het een schande was dat
de Synode nog kon discussiëren over de
vraag öf homofielen wel konden deel
nemen aan het Avondmaal en eventu
eel een ambt konden bekleden. Die
vraag moest niet eens meer aan de orde
kunnen komen. Er is toch al onherstel
baar leed aangericht bij onze homofiele
naaste...
Het is ook merkwaardig dat de Syno
de zo haastig was in het nemen van dit
besluit. Er lag namelijk een rapport van
deputaten op tafel, als resultaat van een
jarenlange studie over homofilie. Maar
die deputaten waren het met elkaar niet
eens geworden. Sommigen van hen von
den toch in de Schrift homofUie na
drukkelijk verboden, terwijl anderen
van mening waren dat het liefdegebod
alle andere geboden overtreft. Vandaar
de commissie was er immers nog niet
uitgekomen! deden deputaten het
voorstel om de bijbelse gegevens ten
aanzien van dit onderwerp nog nader te
bestuderen. Maar de Synode nam dat
voorstel niet over. De achterstelling van
homofielen kon niet verder doorgaan en
er moest een besluit vallen!
Het is een onbegrijpeUjke en onver
teerbare zaak dat een kerk die het
woord „gereformeerd" in haar vaandel
heeft geschreven dat wil zeggen: een
kerk die het Woord van God als norma
tief stelt zó met de duidelijke gege
vens van de Heilige Schrift kan om
springen. Wie Genesis 19, Richteren 19
en Romeinen 1 leest, kan er toch moei
lijk meer onderuit dat de bijbel de ho
mofilie scherp veroordeelt. Ds. P. Koe
man, Hervormd predikant in Oene, heeft
in een serie lezenswaardige artikelen in
KOERS deze Schriftgegevens uitvoerig
besproken en kwam tot geen andere
conclusie. Maar op de Synode van de
Ger. Kerken tellen deze duidelijke uit
spraken blijkbaar niet zo zwaar. Het
gaat om de aanvaarding van de homo
fiele naaste en daarvoor moet al het
andere wijken.
Voor een goed begrip van de zaak wil
ik nog wel even duidelijk stellen: het
gaat me er niet om dat er met stenen
wordt gegooid naar „mensen die anders
zijn". Dat is nu eenmaal een gegeven-
heid waarvan de oorzaken ook medisch
gezien nog niet vaststaan. En niemand
heeft het recht uit de hoogte neer te
kijken op mensen die in dit opzicht een
afwijking hebben. Maar „anders zijn",
èn dat anders zijn ook praktiseren zijn
wel twee verschillende dingen. Men kan
bewogen zijn met de homofiele naaste
dat is bijbels! maar homofiele re
laties erkennen en zelfs goedkeuren als
een alternatieve vorm van liefde-bele
ving, dat gaat wel dwars tegen de Schrift
in.
Waarnemer
Toen de Spaanse veldheer Alva in
1567 naar ons land kwam, was het zijn
bedoeling hier ongeveer iVa jaar te bUj-
ven. Dan zou hij klaar zijn met het vol
brengen van zijn opdracht, zo meende
hij. Die taak was het Nederlandse volk
streng te straffen. Het vorige jaar had
den ze immers de kerken verwoest en
de kerkschatten vernield: de Beelden
storm heet dat in onze geschiedenis. Dat
moest gestraft worden. Volgens een be
kend woordwaren alle Nederlanders
schuldig: zij die de beelden gebroken
hadden en zij die dit niet belet hadden.
Alva zou ze wel krijgen. Als hij zijn
bloedig werk gedaan had, zou onze
landsheer Filips II zelf uit Spanje ko
men om het gestrafte land met de ver
nederde bewoners opnieuw als onze
graaf te bezoeken.
Van deze plannen is niet veel terecht
gekomen. Filips II is nooit meer in ons
land geweest. De dood van zijn wat
achterlijke enige zoon Don Carlos en
drie maanden later zijn vrouw bracht
hem tot andere gedachten. Bovendien
kreeg Alva de Nederlanders er niet on
der in zo korte tijd. Zelfs niet in de 6
jaar dat hij hier gebleven is, nu niet
meer als legeroverste, maar als land
voogd in plaats van Margaretha van
Parma, die ontslag genomen had.
Het leger.
Alva bracht ongeveer 10.000 Spaanse
soldaten mee, om precies te zijn: 8.646
man infanterie en 965 cavaleristen,
paardenvolk. Met ruiters kon men niet
zoveel doen, meer met infanterie, ook
geschikt bij belegeringen van steden.
De meeste soldaten waren veteranen,
oud-gedienden van de dappere veld
heer. Er waren ook Italianen bij, een
deel van Italië behoorde toen ook aan
Spanje. Een lange reis van meer dan
1000 km. was het. De route over land
duurde ongeveer 2 maanden. Moeilijk
was de tocht over de Alpen met zijn
gevaarlijke passen. Over een van de
bergen was er sinds 1480 een pas van
72 m. lang en 2V2 m. breed, maar men
moest ook in andere richtingen marche
ren. De weg in het oosten van Fran
krijk of daar dicht bij was meestal ook
gevaarlijk, daar die twee landen dik
wijls met elkaar in oorlog waren.
Soms werden troepen over zee naar
ons land gebracht. Ook gevaarlijk, want
onze schepen lagen op de loer. Dat on
dervond Spanje, toen het in 1639 met
60 schepen 14.000 man troepen wUde
overbrengen. Bij Duins werd deze vloot
door de Nederlandse onder Maarten
Harpersz. Tromp verslagen.
Zo'n leger bestond niet enkel uit sol
daten. Sommigen waren getrouwd en
namen vrouw en kinderen mee. Dan
gingen er bij iedere compagnie van 200
man 4 a 8 wasvrouwen mee, zo stonden
ze ingeschreven, maar in werkelijkheid
waren het prostitué's, publieke vrou
wen. Andere vrouwen waren de mar-
ketensters, koopvrouwen, die niet al
leen zaken deden met de soldaten, maar
zich ook ontfermden over behaalde buit
en de bezittingen van gesneuvelde sol
daten. De ruiters hadden hun bedien
den bij zich. In wagens en op lastdieren
werd de bagage meegevoerd. Soms
moest men rivieren overtrekken met
ponten of in der haast gebouwde hulp
bruggen. Zo'n leger legde ongeveer 10
15 km. per dag af.
Op zo'n tocht van ongeveer 2 maan
den moesten die 10.000 militairen ge
voed worden en ondergebracht. Soms
werden de bewoners onderweg gedwon
gen een paar soldaten in huis te nemen
en eten te geven. Meestal een te zware
opgave voor eenvoudige mensen. Daar
om werden-er ook wel bonnen gegeven,
die de mensen bij de belastingendienst
konden inwisselen. Bij mooi weer slip
pen de soldaten in de buitenlucht of in
barakken, de officieren werden inge
kwartierd. In sommige gevallen werden
er kwartiermeesters vooruitgestuurd en
was alles geregeld als de grote troep
aankwam. Meestal moest men echter
maar afwachten hoe men alles zou re
gelen.
Geld.
Iemand heeft eens gezegd: Een oor
log wordt niet zozeer met wapens als
wel met geld gevochten." Dat gold voor
al voor deze tijd, toen onze landsheer
Filips II permanent met geldgebrek te
kampen had. Hij heeft een paar keer
een staatsbankroet meegemaakt en eens
heeft hij zich faUliet laten verklaren,
waardoor hij alle betalingen door de
schatkist kon opschorten.
Zo'n leger kostte wat! Want ik heb
Het motorjacht MAGETO van de
heer M. van Groezen uit Zevenbergen
brandde vorige week bijna geheel uit,
nadat bij het starten van de motor brand
was uitgebroken, de gehele bovenbouw
ging eveneens verloren. Dit gebeurde op
het Krammer in de nabijheid van het
werkeiland voor de PhUipsdam bij St.
Philipsland. Een passerende duwboot
transporteerde het schip daarheen, on
derwijl proberend de brand met een
waterstraal te blussen, dat lukte niet,
op het werkeiland nam de brandweer
van St. Philipsland het werk over. Toen
was men spoedig het vuur meester. De
schade bedroeg 70.000,—
Solitair nng, wit goud, als groeibriljant
nog niet alles gezegd. Behalve de Spaan
se soldaten werden er ook vele duizen
den huurtroepen aangeschaft, er waren
veel Duitsers bij. Die moesten ook be
taald worden. De Spanjaarden als „ver
dedigers van het Christendom" kregen
de hoogste soldij en de grootste belo
ningen. We moeten niet vergeten, dat
Spanje ook nog op andere fronten moest
vechten: opstanden in eigen land en oor
log met landen rond de Middellandse
Zee. Daarom moest men dikwijls geld
lenen, soms vroegen de bankiers 10 a
20»/o rente, met veel risico, maar ook
het vooruitzicht van titels, erebaantjes
of grondbezit.
De soldij van een Infanterist was 4
stuivers per dag, terwijl hij er wel 20
nodig had om behoorlijk te kunnen le
ven. Bij een cavalerist was dat 9 stui
vers (hij moest ook zijn paard onder
houden), maar het moesten er wel 30
zijn. Soms werd de soldij in natura uit
betaald. Maar een brood van IV2 pond
per dag was het minimum, soms was
het slecht, het was te weinig voor een
vechtende soldaat. Dit systeem droop
van corruptie.
Alva's veteranen zagen er netjes ge
kleed uit toen ze ons land binnentrok
ken. Later worden ze genoemd: „in lom
pen gehulde schurken." Ieder jaar be
hoorden ze een nieuw pak en een paar
schoenen te krijgen, maar dikwijls was
er geen geld voor. Dan zat er voor de
soldaten niet veel anders op dan te gaan
plunderen en zo zichzelf te betalen.
Vooral het platteland heeft er danig last
van gehad.
De soldij werd soms in vele maanden
niet uitbetaald en dan gingen de sol
daten aan het muiten. Dat begon nogal
eens bij de huurtroepen, die weinig bin
ding aan Spanje hadden. Of ze deser
teerden en verhuurden zich bij een an
der leger. Bijna ieder jaar had er wel
een muiterij plaats. De bekendste is in
1576 na de dood van landvoogd Reque-
sens, bekend onder de naam Spaanse
Furie. Vooral in de Zuidelijke Neder
landen hebben de plunderende solda
ten veel ellende te weeg gebracht. Niet
altijd gebrek aan geld was de oorzaak,
ook oorlogsmoeheid en de ontberingen
in het koude, natte jaargetijde speel
den een rol.
Filips ging van het standpunt uit, dat
de Nederlanders zelf de kosten van het
leger moesten opbrengen. Alva heeft
het geprobeerd door de 10e, 20e en 100e
penning. Ze hebben hem in de jaren
1570 en 1571 bijna 9 miljoen gulden op
gebracht en Spanje stuurde maar 1
miljoen. Maar toen was het klaar: in
1572 komt in ons land de grote afval van
Spanje, begonnen bij Den Briel en Vlis-
singen. Filips moet weer bijspringen:
van 1572 tot 1575 bijna 20 miljoen. En
dat was nog veel te weinig om zo'n
groot leger behoorlijk te onderhouden.
Hier werd de oorlog met wapens maar
ook met geld gevochten.
„Deze zal ons troosten over ons
werk, en over de smart onzer
handen, vanwege het aardrijk
dat de Heere vervloekt heeft".
Gen. 5 29.
Het aardrijk is door de zonde ver
vloekt. Die schone harmonie, die God
in de schepping gelegd had, is verstoord.
De zonde is door één mens in de wereld
gebracht en van geslacht op geslacht o-
vergedragen en tot steeds vreselijker o-
penbaring gekomen. Niet alleen in het
geslacht van Kaïn, maar ook in het ge
slacht van Seth.
Wanneer wij de rampzalige ontwrich
ting van het leven op de wereld zien,
dan kunnen wij zeggen: dat is ons werk.
God is niet de auteur van de zonde.
Toen Hij na zes scheppingsdagen het
door Hem voortgebrachte aanschouwde,
zeide Hij: Het is zeer goed.
Ons werk is geweest afbreken van
wat God heeft gebouwd en die arbeid
kan niet anders meer dan afbrekend zijn.
Dat is voor altoos zeker, dat door onze
arbeid niets meer kan worden hersteld,
van wat wij door de zonde hebben ver
dorven.
God heeft echter deze vloekwaardige
wereld niet doen ondergaan in de eeu
wige gramschap, maar heeft geopen
baard de belofte des heus, opdat Hij
Zich uit deze wereld een overblijfsel
naar de verkiezing Zijner genade be
houden zal. Dat is het wonder van Zijn
souvereine ontferming.
Toen God tot Adam naderde en hem
voor Zijn gericht daagde, voltrok aan
Adam niet het vonnis des doods, maar
begenadigde Hij hem in de Zoon Zijner
liefde. Die de Heere beloofde. Deze be
lofte heeft God meer en meer geopen
baard, ja zelfs wanneer de goddeloos
heid zich vermenigvuldigde en de zonde
ten top steeg heeft de Heere het licht
der belofte helderder doen schijnen, op
dat de gelovigen te krachtiger zouden
worden vertroost.
Troost houdt een zodanige zaak in,
waardoor ellende, öie over ons komt en
of komen zal, geheel wordt of zal wor
den weggenomen. In hetgeen God heeft
willen toezeggen is waarachtige troost
voor een troostbehoevend volk ontslo
ten.
Die waarachtige troost houdt in het
wegnemen van de zonde eh hetgeen als
vruchtgevolg van de zonde moet wor
den aangemerkt. Hij, Die volkomen o-
verwinnen zal de slang, zal de zonde
voor Zijn volk dragen en de vloek voor
hen wegnemen, zal de rust voor hen be
reiden en een nieuwe hemel en een
nieuwe aarde, waarop gerechtigheid
wonen zaL
In de goddeloze wereld van Lamechs
dagen ziet Lamech door het geloof naar
de Christus Gods heen en roept het uit:
Deze zal ons troosten, van Die Vertroos
ter zal Noach een schaduw zijn.
Wanneer wij in deze Adventsweken
over de geloofsverwachting van de oude
kerk spreken en denken, wat zou ons
voorrecht dan groot zijn, als wij bij de
gedachtenis van Christus' komst in het
vlees ook mochten uitroepen: Deze zal
ons troosten. Dan hebben wij nodig, dat
iets van die waarachtige troostbehoefte
in ons verwekt wordt. Behoefte aan de
troost wordt verwekt in de kennis van
onze ellende.
Lamech aanschouwde de vrucht var
de zonde in zijn leven en in het leven
van de wereld. Die vreselijke ellende
was persoonlijke schuld. Zender die
persoonlijke schuldkennis hebben wij de
Christus Gods niet nodig. Dan staan we
eigenlijk verlegen met het Kerstgebeu
ren. Dan hebben we de veruitwendiging
nodig, omdat het wezenlijke van het
grote gebeuren ons voorbijgaat. Zo kan
de wereld ook Kerstfeest vieren, men
keert tot het heidendom weder en
spreekt van het feest van het licht en
viert feest rondom een groene boom.
Maar van de blijde, zalige beleving van
het Kerstheü bUjft men vreemd. Arme
wereld, ook arme godsdienstige wereld.
Voor u is dit grote heU ontsloten, o
zielen, die gebukt gaan onder het ge
wicht van uw zonden en schulden, die
uw diepe ellende moeten aanmerken als
uw eigen werk,die de vervloekte aarde
aanschouwen alsook om uwentwil ver
vloekt; die uitroepen: o Heere, wij zijn
uw gramschap waardig; die geen uit
zicht meer hebben, omdat ze tot het
goede gans onbekwaam zijn en tot het
kwade geneigd. Ja, voor u, waarlijk Is
dit grote heil ontsloten. Lamech zag in
die verloren wereld geen heil, maar aan
schouwde door het geloof naar de Chris
tus Gods heen: deze zal ons, dat zijn al
die verbrokene en vermoeide zielen,
troosten. Dat gij, o vermoeide van de
zonde en beladene met schulden, het
heü toch aanschouwe.
God schonk zijn Eniggeborene, de
"^Zoon van .Zijn welbehagen en liefde en
d3t opdat Hij die grote vloek dragen zou.
Hij wilde dalen in zulke diepe verlo
renheid, waarin Zijn volk temeder lag
en dat opdat Hij volkomen verzoenen
zou met Zijn Vader dat doodschuldige
volk. Geen groter gift had God op aarde
kunnen schenken, dan dat Hij Zijn enig
Kind, Zijn Goddelijke Zoon schonk.
God heeft echter ook zijn Geest, die
Geest des geloofs, opdat nu Zijn volk
tot die zielverheugende uitroep kome:
Deze zal ons troosten.
O neen, dan brengt gij uw waardigheid
niet mee, ook niet de waardigheid van
uw ontdekt zijn, van uw verbrokenheid,
van uw vernedering, maar door de Geest
des Geloofs komt een ontledigd volk, als
een heiwaardig, doemwaardig volk bij
die gezegende kribbe, waarin een ver
nederde Christus is. Die door Zijn ver
nedering Zijn volk rijk maken zal. Daar
mogen ze dan de Trooster zien buiten
zich en de grond van hoop en verwach
ting in die grote Borg. Ja, dan zullen zij
door geloof het heil in Hem omhelzen,
al is het met een bevende ziel en met
een dikwerf bestreden gemoed.
In het geloof is echter geen twijfel.
Deze zal ons troosten. Die gelovige is
wel vaak een riet ginds en weder bewo
gen, maar er zijn ook in het leven van
Gods bekonamerd volk van die vasthe-
den en zekerheden, die in de oefening
des geloofs worden ervaren, die voor
zulke ogenblikken zielzaligend zijn. Dat
Gods werk Hem meer benodige. Dat wij
niet begeren gebouwd te worden in on
ze ervaringen, maar gefundeerd te wor
den door het geloof in Christus, de on
wankelbare Rotssteen. Al is uw schuld
groot, deze zal troosten, want Hij draagt
uw schuld voor eeuwig weg, al is uw
ziel zwart. Deze zal troosten, want Hij
maakt u witter dan sneeuw en reiner
dan witte wol, al wordt ge fel bestreden
en geplaagd door het wreed geweld des
vijands, deze zal troosten, want Hij
draagt de kroon der glorie; al vreest
ge die laatste vijand, die teniet gedaan
moet worden. Deze zal troosten, want
Hij heeft het geweld des grafs overwon
nen en de prikkel des doods voor u weg
genomen. Al gaat ge door velerlei ver
driet en zorgen en moeite heen. Deze zal
troosten, want Hij is in alles verzocht ge
weest, opdat Hi) in alles kan te hulp
komen; al moge het geweld der zonde
op de wereld woeden. Deze zal troos
ten, want een nieuwe hemel en aarde
worden door Hem bereid; aanstonds
zal Hij zitten, op de wolken des hemels,
dan zullen voor goed alle tranen van de
ogen van Zlijn volk worden afgewist.
Veen Drs. A. Vergunst.
Middelburg
L. v. Wallenburg
Direkt na Sinterklaas zijn de kerst
bomen alweer te koop. Deze kerstbo
men die voor een groot gedeelte uit
Luxemburg komen, hebben dan al een
flinke reis achter de rug en zijn al
enige weken verstoken geweest van wa
ter en voedsel. Plaatst U deze boom
met kerst in de warme huiskamer dan
heeft U al na een paar dagen een grote
naalduitval en de meeste vrouwen sla
ken een zucht van verlichting als de
'boom 2 januari de straat opgaat.
Omdat alle vrouwen een hekel heb
ben aan naalduitval is het houten kruis
dat vroeger onder iedere boom gespij
kerd werd voor een groot gedeelte ver
drongen door een plastic voet waarin
men water doet. Ook zijn er tegen
woordig bomen te koop waaraan nog
Wortels zitten, deze kunnen dan in een
grote bak met potgrond geplaatst wor
den.
Voor diegenen die hun kerstboom in
de plastic voet met water plaatsen, is
er bij de bloemist een houdbaarheids-
middel te koop, dat er voor zorgt dat
als U de boom in januari weer wegdoet
alle naalden nog aan de boom vastzit
ten, zodat U geen rommel meer van de
kerstboom in huis heeft. De beste ma
nier om Uw kerstboom tijdens de kerst
en nieuwjaar „gezond" te laten blijven
is als volgt: Zaag 5 cm van de stam
van de boom af. Plaats de boom in de
standaard en vul deze met water waarin
U Heester-Chrysal heeft opgelost (hand-
warm water gebruiken). Eén poeder is
voor één liter water. Omdat de kerst
boom veel drinkt, zult U regelmatig
moeten bijvullen.
STELLENDAM
Gymnastiekvereniging „Sparta"
Morgen, zaterdag, wülen onze jongste
leden t/m 7 jaar laten zien wat ze ge
leerd hebben.
Ook meisjes van de selectiegroep zul
len optreden.
Ouders en verdere belangstellenden,
komt U kijken om 2 uur in de Gymnas-
tiekzaal?
Op vrijdag 14 december a.s. organi
seert De Motte vereniging van ama
teurarcheologen voor Goeree Overflak-
kee een lezing voor leden en belang
stellenden.
Door de heer A. Flonk van de Rijks
dienst voor het Oudheidkundig Bodem
onderzoek te Amersfoort zal de lezing
„Restauratie van aardewerk" (met dia's)
worden gegeven. Ook zal hij enkele
voorbeelden meebrengen.
Plaats van samenkomst is deze keer
Zandpad 126 te Middelhamis (E.M.G.O.).
Aanvang 19.30 uur.
Tijdens de opgravingen wordt vaak
veel scherfmateriaal gevonden. Het zijn
restanten van de huisraad uit huishou
dens van eeuwen her. De broze potten
en kruiken braken snel en konden niet
worden gerepareerd.
Zij werden aan de bodem en afvalput
ten toevertirouwd.
De verwerking van het scherfmateri
aal is een heel proces. Wassen, drogen,
lijmen, aanvullen, kleuren e.d.
Over al deze facetten gaat de lezing
van de heer Flonk.
De vele uitstekende dia's geven een
fascinerend beeld van die fase uit de
archeologie. Van een handvol modde
rige scherven tot een „gave" kan, zoals
op bijgaande foto's is te zien.
De 19 jarige A. J. van der Hoeven uit
Oosterland is zondagmorgen in het Eli-
zabethziekehhuis te Tilburg overleden
aan de verwondingen, opgelopen bij een
verkeersongeval op zaterdagavond 24
november toen hij met een door hem
bestuurde auto, nabij St. Annaland op
Tholen, in een bocht van de weg af
raakte en tegen een boom botste. Twee
andere in zittenden de 15 jarige Martin
Wiebrens
uit Bruinisse en de 16 jarige Izak Fie-
rens uit Oosterland kwamen daarbij di
rect om het leven. Van der Hoeven werd
eerst in een ziekenhuis te Bergen op
Zoom opgenomen en later wegens ern
stig hersenletsel naar Tilburg vervoerd.
Een vierde inzittende, een broer van
de verongelukte Izak Fierens, werd wel
zwaar gewond, maar zal de enige over
levende zijn, van dit ongeluk.
II
telt duizenden ahonner's
en wnrdt op Goeree-Overflakliee
zo goed als
fauj«-aaii-hul« celecenl
door Joh*s Staal
2
Hoewel nu het gezin van de heer Ha-
napier zo vurig Rooms was, toch was
hijzelf voordurend genoodzaakt met
Protestanten te handelen. Hij had na
melijk een wijnhandel en deed in dit
artikel ook veel handel met Rotterdam
se kooplieden.
De schepen, waarmee de wijn uit
Frankrijk naar Holland werd vervoerd,
kwamen evenwel niet ledig terug, maar
bevracht met ten dele boter, en veel
meer nog met echte Hollandse kaas, zo
wel Goudse als Leidse.
Zo sneed het mes dus van twee kan
ten. Hij verdiende op de wijn, die hij
uitvoerde en op de boter en kaas, die
hij invoerde.
Dat de personen, met wie hij alzo ge
noodzaakt was te handelen, voor het
merendeel Protestanten waren, hinder
de hem niet. Handel is handel, was hij
gewoon te zeggen, en in de handel vraag
ik niet, of de mensen Protestanten of
Katholieken zijn, maar of ze goed beta
len. En de Hollanders mogen dan ket
ters zijn, maar solide handelaars zijn
het en zo eerlijk als goud.
Wij verlieten de heer Hanapier) toen
hy na het sluiten van zijn kantoor zijn
woning was binnengetreden. Enige uren
later was hij in zijn huiskamer in een
gemakklijke f au teuil gezeten.
Aan de zoldering hingen sierlijke
kroonluchters, waarop verscheidene
kaarsen brandden, die een aangenaam
licht verspreidden.
Sierlijke gobelins bedekten de wan
den, terwijl deze nog versierd werden
door spiegels van Venetiaans glas en
enkele prachtige schilderijen.
Zowel de marmeren schoorsteenman
tel met zijn prachtige pendule, als het
verder ameublement, ja de gehele in
richting der kamer deed zien, dat men
hier bij een der zeer welgestelde en
aanzienlijke kooplieden was uit het
laatst der 17de eeuw.
Tegenover de heer des huizes zat een
man in het gewaad van de geestelijke.
Hij was van een rijzige gestalte en op
zijn gelaat lag een gans niet onvriende
lijke uitdrukking. Ztjn levendige ogen,
die tintelden van vernuft, deden zien,
dat hij een scherpzinnig man was, en
hoewel de vaste lijnen aan z'n mond
hoeken toonden, dat hij een man van
vaste overtuiging was, bleek toch uit
alles, dat hij een meegaand karakter
had.
Die man was Pater Ambrosius, de
huisvriend van de heer Hanapier.
„Wel, Pater, zal ik u nog even een glas
wijn inschenken?" vroeg Hanapier.
„Met genoegen", was het antwoord,
„uw wijn is altoos van de beste soort.
Geen wonder, dat het huis Hanapier in
den vreemde goed bekend is."
„Mijn voornaamste afnemers zijn de
Hollanders. Ze mogen daar in de lage
landen slecht ziJn in 't geloof, maar
't zijn soUde lui om mee te handelen."
„En de geuzen schijnen daar ook van
een goede dronk te houden. Dat ze de
Franse wijn zo op prijs stellen, pleit ten
minste voor hun smaak op dit gebied."
„'k Heb een plan opgevat, Jacques een
paar jaar naar Holland te sturen om de
taal te leren en zich in de handel te be
kwamen. Hij kan dan ook nog wat ken
nis opdoen van de boter- en kaashandel,
waarmee ik voor enige tijd nujn zaak
heb uitgebreid, 't Is goed, dat Jacques
VEin alle kanten klaar komt. Ik wil er
een eerste handelsman van maken en
daarom moet hij een poosje naar Hol
land."
„En wat 'zegt mevrouw daarvan?"
„Ja, mijn vrouw ziet er wel wat te
gen op, ze zegt, dat hij nog wat jong is,
om onder vreemde mensen te verkeren,
wier taal hij niet eens verstaat. Maar
daar lach ik om, daar moet zo'n jongen
tegen kunnen. Ik wil van mijn jongen
geen bangerd maken, die niet van Moe
ders pappot af durft. En de taal nu,
die moet hij daar juist leren, dat wordt
ook met de dag beter."
„Had mevrouw geen andere bezwa
ren?"
„Ja ziet u, ze was wel wat bang voor
zijn geloof, omdat daar zoveel Protes
tanten ziJn. Ze zei: „Als hij ook maar
niet met ketterij besmet wordt".
„Ziet u er dan zelf niet tegen op, om
zo'n kleine jongen helemaal alleen on
der vreemden te sturen?
Meent u niet, dat ze hun best zullen
doen, om hem van de heilige Moeder
kerk af te trekken en de goddeloze leer
stelsels van Calvijn op te dringen? Wie
heeft met open armen al de Hugenoten,
die uit Frankrijk gevlucht zijn, .opgeno
men? Zijn het de Hollandse geuzen niet?
Meneer Hanapier, ik geloof, dat u uw
zoon aan een groot gevaar blootstelt."
„Wees maar gerust. Pater: al hebben
ze de réfugié's ontvangen, daarom ma
ken ze een echt Katholieke jongen nog
maar niet tot een geus."
„Nu ik ken Jacques, en als er een jon
gen in Nantes is, waarmee ik het wa
gen zou, dan is hij het zeker. Maar hoe
vroom Jacques ook is, hij is toch maar
een jongen en de geuzen zijn zo listig
als de slangen."
„Maar, eerwaarde Pater, wie ze ook
ooit in hun net vangen, onze Jacques
zeker niet."
„Hebt u al naar Holland er over ge
schreven?"
„Nog niet, maar vandaag of morgen
zal het gebeuren. Ik heb er nog een ken
nis, die ook Katholiek is en die zal ik
schrijven om me in m'n plannen be
hulpzaam te zijn."
„U moet me niet kwalijk nemen, me
neer Hanapier, maar u handelt hoogst
lichtvaardig. Is de jongen eenmaal in
Holland, dan hebt u hem nog niet zo
gauw weer. Er kan oorlog komen of wat
anders en daar kunnen allerlei voor
wendsels zijn, om de jongen daar te hou
den. Mag ik zo vrij zijn, u eens een goe
de raad te geven?"
„Een goede raad is altijd waard, om
dankbaar ontvangen te worden, als u
me maar niet wil aanraden, de jongen
thuis te houden."
„Neen, ik raad wat anders aan. Tracht
een protestantse jongen uit Holland hier
te krijgen, om hier de Franse taal te le
ren. Hebt u die eenmaal hier, dan is het
zoveel, of u een gijzelaar hebt."
„Dat is waarlijk nog zo kwaad niet.
De moeilijkheid is dan meteen opgelost."
Nadat er nog over verschillende din
gen gesproken was, vertrok Pater Am
brosius en nog diezelfde avond schreef
de heer Hanapier een brief, waarin hij
zijn plannen aan zijn vriend meedeelde.
Hij verzocht hem, een goede school voor
Jacques uit te kiezen; ook drong hij er
sterk op aan, dat hij onderzoeken zou,
of niet een Hollandse jongen naar Fran
krijk zou willen komen. Deze zou het
goed hebben en de kosten zouden geen
bezwaar zijn.
De volgende dag riep meneer Hana
pier Jacques en begon:
„Jacques, je bent al dertien jaar,
't wordt tijd, dat je een beetje de handel
gaat leren, denk je dat ook niet?"
„O, Vader, dat wU ik wel graag."
„Ja maar, je weet wel, dat we nogal
handel drijven met Holland. Daar ko
men nogal eens Hollandse brieven en
daarom zou ik willen, dat je goed Hol
lands leerde."
„Dat leren we op school niet, waar
moet ik dat dan leren?"
„Ik wou ook, dat je van de Hollan
ders een beetje van de handel leerde.
Ze zijn er daar razend knap in."
„Maar hoe kan dat dan? Ik kan toch
niet naar Holland gaan?"
„Waarom niet? Zou je dat niet dur
ven, een paar jaar alleen in een vreemd
land te zijn, om de taal te leren?"
„O. durven best. Maar ik zou niet we
ten hoe dat moet. Maar zijn dat dan
daar geen erge ketters. Vader?"
„Ja, maar daar zijn ook nog wel Ka
tholieken. Je moet je natuurlijk zoveel
mogelijk bii Katholieken houden."
„Met de ketters kan ik toch niet om
gaan."
wordt vervolgd