EIIAriDEII-niEUWS
De Moffenschans van ds. Hondins
Overdenking
Nieuvirs
„Onder de
Oranjevlag"
uit de
Heilige Schrift
2e Uad
Vrijdag 2 november 1979
No. 4839
HET
KVENSTER
ZEEUWSE WANDELINGEN
DAMMEN
„DENK EN ZET"
uit de kerken
Vriendelijk
verzoek
blik op kerk
on samentovlng
Bübelverspreiding
Geen juiste methode?
Altijd heb ik gedacht dat één van de
belangrijkste punten in het zendings-
en evangelisatiewerk was het vertalen
en verspreiden van de bijbel. De bijbel
is immers het boek van de Godsopenba
ring? Hoe zouden dan mensen die
nooit van God gehoord hebben of Hem
uit het oog zijn verloren, iets van Hem
te weten kunnen komen zonder het
Woord waarin Hij Zich openbaart? Zo
heeft het Nederlands Bijbel Genoot
schap - met alle kritiek die we op som
mige onderdelen van het werk kunnen
hebben - zending en evangelisatie al on
schatbare diensten bewezen door de bij
bel in zoveel talen te vertalen en op zo
grote schaal te verspreiden.
Tenminste, dat décht ik altijd. Maar
nu kreeg ik een artikel onder ogen, dat
geschreven werd door Ds. F. N. M. Nijs-
sen van de Stichting Kerk en Wereld,
en dat geciteerd werd in het WeekbuUe
tin vap het Persbureau der Nederlandse
Hervormde Kerk. De titel ervan "Tref
fen bijbels doel?" trok mijn aandacht
en ik begon te lezen. Aanvankelijk
vond ik mijn mening alleenmaar beves
tigd. "Het lijkt nogal voor de hand te
liggen", aldus Ds. Nijssen, "dat je als e-
vangelisatiewerker meedoet aan bijbel-
verspreidingsacties van het Nederlands
Bijbel Genootschap. Of dat een evan
gelisatiecommissie zelf het Initiatief
neemt om huis aan huis bijvoorbeeld
een evangelie van Marcus of Johannes
aan te reiken. Evangelisatie is immers
de communicatie van het Evangelie
van het Koninkrijk Gods? Zujl je er
dan niet aan meewerken dat zoveel mo
gelijk mensen het Evangelie in huis krij
gen?" ja, in die veronderstelling leef
de ik ook...
Maar, zo betoogt Nijss enverder, dat
is helemaal fout. Hij geeft een voor
beeld van een verspreidingsactie, waar
van achteraf bekend werd dat QO'/o van
de uitgegeven bijbels of bijbelgedeelten
in de pruUemand terecht kwam. Dat
was dus maar verspilling van energie,
tijd en geld.
Maar dat is het ergste nog niet, aldus
Nijssen. Het is niet aUeen onrendabel.
het is ook principieel onjuist. En dan
laat ik de kern van het betoog letterlijk
volgen:
"Vaak proef ik bij mensen die voor
zo'n actie warm lopen een merkwaardig
geloof in een heidense woordmagie. Zij
denken eigenlijk: als je de heilige tek
sten en formules maar uitspreekt met
de mond of in dit geval op dun-
drukpapier, dan zullen zij him werk
wel doen. En daarom strooi de bijbels,
bijbelgedeelten of -teksten maar om je
heen en God zal wel voor de groei en
de vruchten zorgen.
Zaai maar, want Zijn Woord zal im
mers niet ledig wederkeren!
Hoe vroom dat allemaal ook klinkt
en hoe goed bedoeld het ook mag zijn,
het is in feite een evangelisatiemethode
die nu net niet bij het bijbelse getuige
nis past. Want de bijbel getuigt van
God Die niet als een heidense tove
naar te werk gaat, maar Die zich hele
maal inleeft en ingaat in de menselijke
situatie en die zo mee-lijdend transfor
meert. De kern van het Evangelie
vormt het Woord dat vlees wordt en
vervolgens actualiseert de Geest dat
Woord teijkens weer anders in de
woorden, daden, houding van mensen.
Niet de heüige tekst, maar dat actuele,
levende Woord zal via mensen zijn
werk doen".
Dit gelezen hebbend begrijp ik een
klein beetje waar het op vast zit. Het
werk dat de mensen met de bijbel doen
op grote schaal verspreiden is fout
omdat zij een verkeerd begrip hebben
van wat de bijbel eigenlijk is. Niet, zo
als ik altijd gedacht en geloofd heb, het
Woord van de levende God, dat met
macht is en scherpsnij dender dan enig
tweesnijdend scherp zwaard. Want dan
verlagen we, volgens Ds. Nijssen, God
tot een heidense tovenaar en dan heb
ben we een magische opvatting van Zijn
Woord.
Maar de aap is wel uit de mouw ge
komen. Want „wat God vandaag te
zeggen heeft", zo besluit Ds. Nijssen,
„kan door de gemeente alleen gevonden
worden in de dialoog met mensen van
vandaag en in de gezamenlijke dialoog
met het bijbels getuigenis, d.w.z. door
echte communicatie". Nu snap ik het
helemaal. We ontmoeten God niet meer
in Zijn Woord, dat met macht is, maar
we ontmoeten Hem in de dialoog met
onze medemens! En dan is niet belang
rijk meer wat de Heer e over Zichzelf
zegt, maar blijkbaar belangrijker hoe
mensen over Hem denken.
Ik houd het toch maar op de oude
methode. Niet omdat de bijbel voor mij
een magisch boek is, een boek met to
verformules, als Ds. Nijssen dat mis
schien mocht veronderstellen, maar om
dat in die bijbel staat dat doden zullen
horen de stem van de Zoon van God en
die haar gehoord hebben zullen leven.
En daar heb Ik nog steeds het volste
vertrouwen in!
WAARNEIVIER.
Ds. Petrus Hondius is vooral bekend
geworden door zijn groot dichtwerk de
Moffenschans. Om deze naam te begrij
pen, moeten we even in de geschiedenis
duiken. Om Zeeuws-Vlaanderen aan de
Spanjaarden te ontrukken en Parma te
verjagen, zette onze legeroverste met
behulp van de Watergeuzen bij Temeu-
zen een legertje aan land, meest Duitse
huursoldaten. Even buiten de stad aan
de weg naar Axel richtten ze ter bescher
ming een groot en sterk bolwerk op.
Naar de Duitse soldaten werd deze
schans al spoedig de Moffenschans ge
noemd. Toen later deze streek op de
Spanjaarden veroverd was, behoefde
de sterkte geen dienst meer te doen.
Burgemeester Serlippens kocht de
schans met bijbehorende gronden en
maakte er een prachtig buitenverblijf
van.
Met goedvinden van de eigenaar heeft
ds. Hondius deze tuin ingericht. Alle
mogelijke kruiden, struiken en bomen
schafte hij aan, waardoor de tuin een
van de mooiste van ons land werd.
Hierover heeft hij een boek geschre
ven, een dichtwerk van ruim 500 blad
zijden met ongeveer 20.000 versregels.
Hij noemt het: „De Maufenschans, de
soetcheijdt des buitenlevens, vergezel-
schapt met de boeken".
Vruchten en bloemen
Het is verbazingwekkend, wat er zoal
groeide op het landgoed. Voor zover ze
het Zeeuwse klimaat en de vette klei
konden verdragen, kwamen de planten
uit alle delen van de wereld.
„Heel Europa is te cleene
om in mijnen hof te staan".
Ds. Hondius verdeelt zijn boek in 10
hoofdstukken, die hij „gangen" noemt,
daarmee bedoelt hij maaltijden. Zowat
alles wat er op tafel komt, wordt uit
de tuin gehaald.
„Vult mijn tafel, zonder kopen.
Ofte naar de markt te lopen.
Al ons kost is ongekocht."
Ongekochte spijzen, zelf gekweekt
dus, is de vertaling van de twee Latijn
se woorden uit de titel „dapes memptae".
Hij heeft ook stallen met koeien, kal
veren, varkens en schapen en een grote
verzameling hoenders, kalkoenen, gan
zen, duiven en pauwen.
Maar het puikje van de tuin is wel de
boomgaard. U kunt geen vrucht beden
ken, die er niet groeit, voorzover ten
minste het klimaat er geschikt voor is.
Ook in bloemen en planten is hij goed
gesorteerd. Maar we moeten bloemen
en planten niet enkel kweken om hun
schoonheid. In de eerste plaats moeten
we vragen welk nut ze ons brengen.
Dat nut zien we vooral als we zijn
moestuin bekijken. Hier groeien alle
kruiden die in de keuken gebruikt
worden en weer in een zeldzaam grote
verscheidenheid. En niet te vergeten
de voortbrengselen van zijn geneeskrui-
dentuin. Er is haast geen ziekte of ds.
Hondius heeft er een plant voor, zelfs
voor de pest en de kanker.
Uitslagen 29- 10- 1979
D. E. Z. Tholen 11-9
Afdeling n:
A. Knape J. Dekker 2-0
A. krijgsman T. v. Brussel 1-1
N. Quispel T. v. Brussel 0-2
I. Koese G. v. d. Sluis 1-1
J. Lodder N. Quispel 0-2
F. Noordijk C. Vogelaar 1-1
Afdeling III
M. van Lente - H. Noordijk 2-1
P. Bakker - L. Taaie 2-0
J. Verbiest - M. Breeman 1-1
W. Vroegindeweij - M. Klink 1-1
S. Hoogzand - H. Verolme 2-0
Afdeling IV
H. Schellevis - H. Erenstein 2-0
A. van Gulik - J. Gronendijk 2-0
J. v. d. Kooij - L. C. N. Kievit 2-0
J. Kamp - W. Nelis 0-2
C. V. d. Bos - N. Kievit 2-0
L. V. Erkel - R. Jacobs 2-0
„Kortom, onze God en Heer
Geeft geen ziekte, kwaal of zeer
Of geeft ook de medicijne
Voor de ziekte en de pijne".
Nauwkeurig beschrijft hij hoe de ge
neeskruiden moeten gebruikt worden,
zowel inwendig als uitwendig. Onze
dokters zullen waarschijnlijk hier wel
veel vraagtekens zetten!
De maaltyd
We hebben nu de eerste helft van
het boek gehad en gaan aan de zesde
„gang" beginnen. Dat is de maaltijd,
bij mooi zomerweer onder een luide in
de tuin.
De dichter stelt zich voor, dat er
vrienden op bezoek komen. Dan wordt
er een maaltijd opgediend van vleesge
rechten, wildbraad, gevogelte, vis in
velerlei variatie, sausjes en specerijen
om deze gerechten te kruiden, boterge-
rechten, dessert, zowat alles levert zijn
tuin op. Alleen het zout moet worden
ingevoerd, maar verder komt het meeste
uit zijn hof, de plantaardige spijzen in
ieder geval. Sommige vissoorten komen
in zijn vijvers voor (karpers b.v.), ande
re worden in Temeuzen gehaald.
Van twee gerechten wil hij niets we
ten: van paddestoelen „het slijmerig
duivelsbrood" en ook niet van... kaas:
„En verwacht op mijnen dis
Geen melk die gelebbet is."
Wanneer ieder verzadigd is, dankt
Hondius de goede Gever:
„Heere God, die ons lichamen
Hebt genadelijk gevoed,
Onze zielen al te zamen
Van den ondergang behoed.
Voed ze met het hemels brood
Geef ons allen klein en groot
Dat van hier ons d'aardse spijze
Trapwaarts naar de Hemel wijze."
Als er vrienden zijn houdt hij ernstige
gesprekken met hen over Gods goed
heid, die ons zulke rijke gaven schenkt,
terwijl we niet anders verdiend hebben
dan te sterven van de honger.
Soms gaat hij met zijn gasten zijn
uitgestrekt landbouwbedrijf bekijken.
En bezoekers vón zijn beroemde tuin
heeft hij dikwijls.
„Dag op dag komt rmj ter hand
Groot bezoek van binnenland
En van buiten 't allerwegen
Die met brieven mij gejegen."
Ook prins Maurits heeft een paar keer
zijn tuin bezocht, en Jacob Cats die in
Groede land droogmaakte en bewerkte.
Is ds. Hondius alleen, dan trekt hij
zich meestal terug in zijn bibliotheek,
vooral in de winter. Hij bezit veel genees
kundige boeken en werken over planten
en bloemen, geschiedenis en natuurkun
de. Natuurlijk heeft hij ook boeken
over theologie gehad, hij was toch pre
dikant. Heeft hij hierin veel gestudeerd?
Van zijn werk als dominee van Temeu
zen weten we zowat niets af. Hoe preek
te hij? Was hij ijverig in het bezoeken
van zijn gemeenteleden? Vragen, die
we niet kunnen beantwoorden.
Behalve werk in de tuin en studie in
de bibliotheek maakte ds Hondius nu en
dan reisjes, tot in Brabant en Vlaande
ren toe. Soms trekt hij er te paard op
uit in de omgeving van Temeuzen.
Altijd en overal snuffelt hij naar onbe
kende en zeldzame planten.
Lang heeft hij niet kunnen genieten
van zijn Moffenschans. Na enige tijd
ziek te zijn geweest, is hij in 1621 ge
storven, nog maar 43 jaar oud. Tot
een huwelijk is het nooit gekomen, daar
zal hij wel geen tijd voor gehad hebben.
„Gij weet dat heel mijn leven
Ik tot geen andere vrouw
Mij nooit en ging begeven
Dan tot mijn hoofken trouw."
Er is ook een eind gekomen aan de
glorie van de Moffenschans, die meer
en meer verwaarloosd werd. Op het
ogenblok is er niets meer van te vin
den.
Middelburg L. v. Wallenburg
Bidstond in Jeruzalem
Josafat nu vreesde, en stelde
zijn aangezicht om de Heere
te zoeken; en hij riep een vas
ten uit in gans Juda.
2 Kronieken 20 3
Hier gaat iemand bidden. Hij is in
grote nood.
Wie is het, die hier zijn hart uit zal
storten? Het is waarschijnlijk iemand
van wie we dit niet verwacht zouden
hebben. Het is van een koning. Zijn
naam is Koning Josafat. Hij is de op
volger van Asa. Hij was 35 jaar oud
toen hij koning werd. Hij deed wat recht
was in de ogen des Heeren.
Het Woord van God, de stem des Hee
ren maakte stem in zijn leven.
Nee, het ging in zijn regering niet om
de wil van koning Josafat; het ging in
zijn leven om de wil van God. Dat
stempelde zijn regering. Vanzelfspre
kend was dat niet.
Nergens wordt de Heere van huisuit
vrijwilUg gediend.
Het Woord van God wint het door de
kracht van de Heilige Geest van eigen
woord en wil. Wat een zegen is dat.
Zeker voor een koning, die ten voor
beeld heeft te leven voor inwoners van
zijn koninkrijk.
Het wonder wordt nog groter dan dat
wij op het eerste gezicht zagen. Want
de tijd waarin Josafat leefde was een
tijd van voorspoed. Israël was een wel
varend land onder het bewind van Jo
safat. Voorspoed voert doorgaans van
God en Zijn dienst af.
De mens denkt dan zijn eigen leven
wel te regelen. Hij doet dan wat hij wü.
Waarom zouden we in afhankelijk
heid leven? We hebben toch alles wat
ons hart begeert.
Hoevelen zijn er door deze geweldige
tyd van hoogconjunctuur niet van het
Woord van God vervreemd? Hoevelen
zijn er niet van Zijn Dienst vervreemd?
We zijn eigen meester. Wie doet ons iets?
Josafat valt niet in de strikken van
de voorspoed. Hij wijst in de zegen, dde
hij ondervindt naar omhoog. Zijn hart
wordt bewerkt door de Heilige Geest.
Hij verlangt er hoe langer hoe meer
naar om in de wegen van God te wan
delen. Zo kan het.
Zo kan het nog. Ook vandaag in deze
maatschappij; waar de economie zo'n
hoge vlucht heeft genomen. Mensen, die
wandelen achter de Heere aan.
Hoe kan dat? Omdat de Heere, zo ge
trouw is als sterk. Hij zal Zijn werk
voleinden. Hij blijft doorwerken door
Zijn Woord en Geest, onafhankelijk van
de tijd en de tijdgeest. Het is genade om
in voorspoed dankbaar te zijn en klein
te blijven, ootmoedig te leven voor het
aangezicht des Heeren.
Wat een voorbeeld!
Gelukkig Is dat land, dat zo'n koning
heeft. Is daar gebed voor in uw leven
om zo'n leven, onder zo'n vorst(in).
Nu bevindt Josafat zich in een kri
tieke situatie. Het land bevindt zich in
groot gevaar. De nakomelingen van
Lot, de Moabieten hebben In het geheim
een plan gemaakt. Zij zullen onverhoeds
het land van Juda aanvallen. De Moa
bieten willen Juda annexeren. Gebieds
vergroting is toch nooit te versmaden!
Hoe groter het gebied, hoe meer de
macht zal lijken.
Het geheime plan lekt toch uit. Ko
ning Josafat krijgt het te horen. De
Moabieten maken zich klaar ten strijde.
Wat doet Josafat dan? Natuurlijk zegt
u, mobiliseert hij zijn leger. Dat was
niet zo maar een leger, dat leger van
Josafat. We lezen in 2 Kron. 17 2:
„En hij legde krijgsvolk in alle vaste
steden van Juda!" Elke grote plaats is
gamizoensplaats. Josafat heeft gezorgd
voor een goed leger. Nu zal de bazuin
wel geblazen worden, ten teken om zich
te mobiliseren. Nee, niets is minder
waar. Josafat vertrouwt niet op zijn
leger, op zijn grote, strijdbare leger. Hij
is niet gaan rekenen. Hij zegt niet: „dat
leger van de Moabieten telt zoveel sol
daten, mijn leger heeft er meer, dus zal
ons leger het wel winnen. Neen, dat
doet hij niet. Dat is vrucht van genade,
een teken van geloof. Toch vreest hij.
Misschien hebt u ook wel eens in een
noodsituatie verkeerd? Die onverwachte
operatie. Dat plotseUng verlies. Die fi
nanciële klap. Wat hebt u toen gedaan?
U vertrouwde op die bekwame chi
rurg, want wat kan die medische we
tenschap niet! In dat verlies, dacht u:
„maar ik heb mijn gezonde verstand,
mijn kinderen, mijn familie, mijn ken
nissenkring." Er is geen vuiltje aan de
lucht. Die financiële klap, daar kom ik
wel overheen met hard werken.
Wat blijkt hieruit ons ongeloof, ons
vertrouwen op eigen ik, vertrouwen op
mensen, op hun kennis en kunde. Dat
noemt de Bijbel: het bedenken van het
vlees. Dat is denken op iets, at iemand
te kunnen vertrouwen, buiten God. Jo
safat heeft het anders geleerd. Hij ver
trouwt niet op zijn geoefende soldaten,
op de kracht van zijn leger. Dat heeft
Josafat uit genade geleerd, door het ge
loof in God.
„Want o trouw en eeuwig Wezen, in
mijn vrezen, staat mijn hoop op U al
leen!" Dat wil de Heere u leren, wan
neer u met mensen omvalt. Wanneer
uw rekensom niet meer klopt. Wanneer
vrienden u verlaten. Wanneer de me
dische wetenschap u niet verder meer
kan helpen, zodat u aan het einde van
uw mogelijkheden komt
Dat door het ontdekkend licht van het
Woord en de Heilige Geest u zelf leert
kennen als een „doe-het-zelver", die
zijn vertrouwen schenkt aan iedereen
en alles, behalve aan God. U bent arm,
eenzaam. Geen nood, want daar is een
rijke God, de God van het Verbond, de
Vader van de Heere Jezus Christus.
Armen vervult Hij met goederen, dat
zijn de goederen des Heils, genade, ver
geving, geloof, heiligmaking. Daar wordt
het oog op Hem gericht, zelfs in de
grote smarten. „In mijn vrezen staat
mijn hoop op U alleen!" Dat is afzien
van mensen en machten, maar opzien
tot God.
In het geloof. Is daar het vertrouwen
dat deze God weet wat goed voor mij
is.
Josafat roept zijn soldaten niet op ten
strijde. Hij neemt geen parade af. Hij
controleert zijn soldaten niet op. vechts-
bekwaamheid. Er vindt geen algehele
controle van het wapentuig plaats. Nee
niets van dat alles.
Josafat doet het anders. Hij roept alle
mensen op naar Jeruzalem; niet alleen
de mannen, maar ook vrouwen en kin
deren. Ze worden opgeroepen om ge
zamenlijk de Heere aan te roepen in
gebed. Het wordt een bidstond, waarin
de koning en het volk zich buigen voor
de Heere. Volk en koning zijn één. „En
hij riep een vasten uit in gans Juda."
Zou dat geen aanwijzing zijn voor
vandaag. Nee, er ligt zover wij het kun
nen bezien, geen leger voor onze gren
zen. Maar laten wij onze ogen niet slui
ten voor de vijandige machten die op de
ondergang uit zijn van ons land en volk
van ons persoonlijk. Waar zijn de regels
van Gods Woord, voor gezin, staat en
maatschappij? Waar is het gezag van
het Woord van God in ons persoonlijk
en maatschappelijk leven? Moeten de
resten van een christelijke beschaving
niet zo vlug mogelijk verdwijnen? Wordt
de kerkelijke bevolking van ons land
niet voor een folkloristische groep ver
sleten?
Wat doen wij in dergelijke omstan
digheden? De één zegt: „je moet het
maar overgeven." De ander vindt, dat
jg zulke zorgen van je af moet zetten.
Het Woord van God wijst ons een
andere weg. Dat is de weg om het hoger
op te "zoeken. Dat is: onze zorg aan de
Heere bekend te maken, een gezamen
lijke bidstond.
Hoe Josafat dit met het volk doet, ho
pen we een volgende keer te horen.
Ooltgensplaat van B.
NED. HERV. KERK
Beroepen te: Hardinxveld J.
Wieman te Vlaardingen. Asperen kand.
D. V. d. Linde te Rotterdam. Driesum
kand. P. v. Trigt te Papendrecht. Wes-
terhaar D. v. Meulen te Goudriaan.
Klundert G. v. Steeg te Dussen. Alblas-
serdam W. Gerritsen te De Lier. Pols
broek J. V. Dalen kand. te Veenendaal.
Willige Langerak kand. P. v. Trigt te
Papendrecht. Windeshelm H. J. Smit
predikant Jeugdbenden te Utrecht. Zalk
kand. D. Looyen te Zeist. Minnertsga
R. Cuperus te Bennekom. Waardenburg
kand. P. de Jong te Laar(Dld.)
Aangenomen naar: Woudenberg F.
Luitjes te Kootwijk. Vriezenveen G. v.
Steeg te Dussen.
Bedankt voor: Genemuiden: Bru-
chem; Kamerik; IJsselmuiden en Stol-
wijk G. S. A. de Knegt te Bameveld.
Papendrecht T. Lekkerkerker te Ede.
Klundert en Oudewater G. v. Steeg te
Dussen. Zetten J. Olie te LInschoten.
Bergambacht (nadere beslissing) Tj. de
Jong, laatstelük zendingspredikant in
Rodesië, voorheen te Garderen. Wou-
brugge kand. P. de Jong te Laar(Dld.)
Eemnes-Buiten: Na bevestiging
door Ds. H. Kraai, em. pred. te Buren,
deed Ds. P. Posthouwer, gekomen van
Ochten intrede met 2 Cor. 4 7.
Woudenberg: Wegens bekomen em
eritaat nam Ds. A. den Hartog afscheid
van deze gemeente met Coloss. 1 28.
Jubilea: In de maand November
hopen o. m. de volgende predikanten
een jubileum te hebben:
Ds. J. V. Dijk te Tange Alteveer wordt
ó5 jaar en gaat met emeritaat. Hij stond
vanaf 1942 te Akersloot; WImarssum;
Woubrugge; Wezep; Poortvliet; Zuili-
chem en Tange Alteveer. Ds. J. J. Poort,
legerpredikant te Olsterwijk staat 25
jaar in het ambt. Hij werd in 1953 pre
dikant te Oudenbosch, in 1959 legerpre
dikant; in 1964 ging hij naar Kamerik
en in 1968 keerde hij als legerpredikant
op zijn vorige standplaats terug. Ds.
Poort kreeg grote bekendheid door de
vele boeken en brochures die hij schreef
GEREF. KERKEN
Beroepen te: Charlotte Town (C) T.
Ouwehand te Lutten.
Aangenomen naar: SchUdwolde W.
Horlings te Gaastmeer.
GEREF. KERKEN VRIJGEMAAKT
Beroepen te: Zoetermeer B. Kamphuis
te Vlissingen. Wageningen P. Lok te
Kampen. Zuidhom J. Geerslng te Hen
gelo. Capelle a/d IJssel A. Kooy te
Enschede. Vrouwenpolder J. Kuiper
kand. te Zwolle. Hattem R. Timmerman
te Heemse. Zwolle C. Bijl te Groningen.
Bedankt voor: Oegstgeest R. v. Nus
te Bruchterveld. Drogeham en Voorburg
H. Veldman te Wetsinge. Kralingse veer
J. Ulehake te Leeuwarden.
CHR. GEREF. KERKEN
Tweetal te: Bussum H. Klomp te
Zwaegwesteinde en J. Oosterbroek te
Opperdoes.
Aangenomen naar: Bunschoten kand.
P. Kok te Wageningen. Arnhem kand.
A. Dingemanse te Utrecht.
Bedankt voor: Gouda G. den Hertog
te Komhom. Den Helder, Lutten en
Wormerveer kand. A. Dingemanse. Gro
ningen J. Starreveld te Delft.
Jubilea: Ds. D. Blesma te HlUegom
staat 40 jaar in het ambt. Hij werd ge
boren In 1916 en in 1939 predikant te
Broek op Langedijk. Voorts diende hij
de kerken van N. Pekela, Amsterdam-O,
Aalsmeer en Veenendaal, om zich dit
jaar aan de kleine gemeente HiUegom
te verbinden.
Ook ds. R. Slofstra staat 40 jaar In
het ambt. Hij werd predikant te Noorde-
loos en diende verder de kerken van
Vlissingen, Veenendaal, Harderwijk,
Harllngen, Mussel en 's Gravenzande,
waar hem in 1975 emeritaat werd ver
leend.
Ds. J. H. Carlier te Amsterdam staat
25 jaar in het ambt. Hij diende de ker
ken van Zutphen, Kampen, Lelden en
sinds 1977 die van Amsterdam-Nieuw
West.
Ds. J. Sobering te De Krim staat 40
jaar in het ambt. Hij is thans 71 jaar en
HERVORMDE KERK THOLEN
Zondag 4 november
Tholen 9.30 en 18.30 uur, ds. L. Wüll-
schleger, v.m. H. D. Poortvliet 10.00
en 18.00 uur ds. Th. v. d. Heijden, H. A.
en Dankzegging Scherpenisse 9.30 en
14.30 uur ds. D. Budding St. Maar
tensdijk 9.30 en 14.30 uur ds. J. G. v.
Loon Stavenisse 10.00 en 18.00 uur
ds. W. Gorissen St. Annaland 10.00
en 18.00 uur ds. M. D. Geuze Oud
Vossemeer 10.00 uur ds. D. van Lok
horst uit Sliedrecht, 18.30 uur kand. A.
V. d. Ploeg uit Goes St. Philipsland
9.30 uur ds. A. Cysouw, 14.30 uur ds.
Th. V. d. Heijden.
Wilt u, wanneer u dit nog niet
gedaan hebt, het abonnements
geld voor het jaar 1979 ad. 34,
alsnog aan ons overmaken?
Aanschrijven kost ons veel tijd
en geld, waar noch u, noch wij
mee gebaat zijn.
U weet ons giro nr. is 16 79 30
het banknr 34.20.01.108
Bij voorbaat vriendelijk dank
voor uw medewerking.
EILANDEN-NIEUWS B.V.
afd. Abonnementen
werd in 1939 predikant te Murmerwou-
de. Voorts diende hij de kerken van
Assen, Rotterdam-Charlois en sinds 1973
die van De Krim, terwijl hij van 1945
- 1951 legerpredikant was.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te: Tricht J. v. Haaren'te
Amersfoort. Klaaswaal W. Hage te Rot
terdam-W. IJsselmonde A. Moerkerken
te N. Beyerland.
Bedankt voor: Brakel en Groningen
A. Moerkerken te N. Beyerland. Poort
vliet H. Hofman te Rotterdam-Z. Rock-
valley (C) M. Mondria te Waardenburg.
VERVOLGVERHAAIi
door L. Penning
Uitgevery W. M. den Hertog
53
„Het zou warempel ook tijd worden!"
meende Luxemburg, zich naar de in
gang van het stadhuis wendend, waar
in de top het beeld der gerechtigheid
prijkte.
De terreinkaarten werden nog eens
nauwkeurig bestudeerd, terwijl men met
ongeduld wachtte op het rapport van
overste de Melac, die reeds vóór het
daglicht met een eskadron ruiterij naar
de Dubbele WIerIcke was gereden, om
de sterkte van het ijs te onderzoeken.
Eerst in de namiddag kwam de Melac
terug, en hij bracht het gehele eskadron
mee, wat de generaal vreemd deed op
zien.
„Ik kan er niets aan doen!" zei de
ruiieroverste, de schouders ophalend;
„het ijs van de Dubbele WIerIcke is
niet sterk genoeg om paard en ruiter te
dragen."
„Monsieur!" riep Luxemburg met ver
heffing van stem: .Jlk begrijp dat niet;
het heeft in geen jaren zo hard gevro
ren; het ijs zit er steendik in."
„Verleden nacht heeft het bijna niet
gevroren," hernam de Melac, „en op het
ogenblik dooit het ziet u maar naar
de ruiten. Excellentie! De bloemen gaan
er af!"
„Dat zou een verschrikkelijke boel
worden!" stoof Luxemburg op; „een half
jaar gewacht op de vorst, en als men
zijn slag wil slaan dooi! Op mijn
woord van eer daar zou men gek
van worden! Zijn Majesteit laat telkens
vragen, of we nog nied te 's-Graven-
hage zijn, en mijn benijders, die scha
vuiten, hitsen de Koning tegen mij op
wee hun gebeente, als ik te Parijs
terug kom!"
Petersen trad binnen. Sindis de wel
gelukte overval van de Grevenbrug wa
ren zijn papieren zeer gestegen, en stond
hij bij de generaal in goede gunst.
De spion schudde de witte vlokken
van zijn dik wambijis. Daarop wendde
hij zich met een vrijmoedigheid alsof
hij hier thuis behoorde, naar de haard,
waar een'geducht vuur brandde.
„Ik wou, dat wij alvast te Leiden of
te Gouda waren!" zei hij tot een wacht
meester, zijn verkleumde handen koes
terend bij het vuur.
„Kom eens hier!" beval de generaal,
die zich weer voor de tafel met de
kaarten had neergezet; „monsieur de
Melac wü mij wijs maken, dat het ijs
van de Dubbele Wiericke nog onsterk
is wat zeg jij daarvan?"
,^Dat monsieur de Melac de waarheid
zegt. Excellentie! Ik heb een paar boe
ren gesproken, die het hun regering
niet kimnen vergeven, dat hun land
door het brakke water voor jaren be
dorven is, en deze mensen hebben het
mij bevestigd, dat het ijs van de Dub-
fjele Wiericke nog onbetrouwbaar is."
„Maar hoe kan dat dan?" bulderde
de generaal: „zijn ze in Holland dan in
de hondsdagen, als het in Utrecht
steendik vriest?"
„Toch niet," antwoordde de spion op
rustige toon, en hij trachtte de opper
bevelhebber duidelijk te maken, hoe
de beide Wiericken, de Rijn en andere
stromen zo lang mogelijk door het hak
ken van wijde bijten werden openge
houden.
„De watermolens malen nog. Excel
lentie, en de sluizen worden telkens ge
opend, om stromend water te houden.
Zo is het dan toch geen wonder, dat het
ijs niet al te sterk is."
De opperbevelhebber staarde enige
ogenblikken peinzend door de ruiten,
om dan te vragen: „Hoe is de gesteld
heid van het ijs in de richting van Zeg
veld?"
Pletersen wist het niet, en dit bracht
de generaal geheel uit zijn humeur.
„Zo weet jij 't niet? Moet ik je
daarom met goud betalen? Wachtmees
ter roep de oude Benjamin!"
Even later trad de geroepene binnen.
„Hier ben ik Excellentie!"
„Goed, ga zitten! Of neen, blijf maar
staan! Ben je met het verdronken land
van de. Zegvelder Polder bekend?"
Benjamin hield de hand aan de oren.
„Ik heb u niet verstaan. Excellentie
zinkens op mijn trommelvlies. Ik ben
ook cd drie-en-zeventig jaar!"
„Loop met je zinkens naar de pomp!"
bulderde de generaal, en deze keer
herhaalde hij zijn vraag met zulk een
woest keelgeluid, dat zijn stem aan de
overkant van de straat werd gehoord.
„Ik zal het u uitleggen," zei Benjamin.
„Ik ben er gister geweest, en heb, door
een paar omgekochte Hollanders gehol
pen, alles nauwkeurig opgenomen."
Hij legde de vinger op de kaart,
„Hier in 't Noorden ligt het dorp
Zegveld; ten Zuiden Is een grote uit
gestrektheid rietgors; daartussen be
vindt zich een wijde, splegelgladde ijs
baan over het verdronken veld. Dwars
door de Zegvelder Polder ligt een sloot
„Ik zie geen sloot!" zei de generaal
op barse toon.
„Omdat de kaart niet deugt!" hernam
Benjamin.
„Oude Jood je moet mij niet be
driegen!" brieste Luxemburg met drei
gende gebaren.
Benjamin lette weinig op die uitval
en ging voort: „Die sloot ligt open, om
dat er een watermolen op staat te ma
len. Dan krijgt men dé Sümme Wetering
die ligt ook open!"
„Als je liegt, dan krijg je er vijf-en-
twintig over je naakte rug denk
daarom!"
„Dan krijgt men de kade van Mij
drecht; vervolgens de grote Polder van
Nieuwkoop en Aarlanderveen."
„HIelIge Jozef!" mompelde de gene
raal: „geef ons drie dagen harde vorst,
en Holland is geleverd!"
Het sneeuwde al door, zacht en ge
ruisloos. Enige burgers, die op hun
holsblokken van klompen voorbijstom-
melden, moesten nu en dan even stil
staan, om de sneeuw van hun klompen
te slaan, want de sneeuw pakte.
Het sneeuwde de ganse dag tot aan
de avond. Toen klaarde de hemel op;
zacht blonken de sterren bij vriezende
lucht, en generaal Luxemburg gaf de
order: „Morgen vroeg te vier uur rukt
onze gehele krijgsmacht uit zonder
geschut!"
De krijgsmacht bestond uit een keur
troep van 9000 man voetvolk en 1400
ruiters. Zij rukte in de vroege Woens
dagmorgen onder het licht van maan
en sterren uit, om Leiden en het hart
van Holland te overrompelen. De trom
men roffelden; de paarden, welks hoe
ven waren gescherpt, waren goed door
voed, en in volle fanfare bliezen de
trompetten Frankrijks glorie en roem.
Generaal Luxemburg bereed een brui
ne hengst; hij was diep in een zware
berenpels gehuld, en reed stapvoets
naast de infanterie voort.
„Zijn er tijdingen van de Prins van
Oranje?" Vroeg een der officieren.
„Hij ligt nog steeds voor de muren
van Charleroi," antwoordde de generaal
„Dat treft uitstekend," meende een
kapitein: „misschien schieten ze hem
wel dood!"
„Dat zou jammer zijn," hernam de
generaal met een sarcastische lach:
„dan was 't in eens gedaan met de te
genstand."
„Daarmee loopt het toch ten einde,"
zei een kleine, magere majoor, de zwar
te snorren opstrijkend.
„Als we ten minste geen dooi krij
gen!" meende de generaal.
En hij merkte met welgevallen op, dat
de sneeuw los was als droog zand.
Een lange smartkreet steeg ten he
mel uit de lage landen van Holland,
toen de verschrikkelijke tijding kwam,
dat generaal Luxemburg, de sombere
Alva der zeventiende eeuw, in aantocht
was. De Hollandse waterlinie sidderde
van angst, en te Bodegraven heerste een
onbeschrijfelijke verwarring. Graaf van
Koningsmarck was reeds des Dinsdags
zijn hoofd kwijt.
(Wordt vervolgd)