EIIAflDEn - niEUWS
Overdenking
Geef de jeugd de ruimte
vtenxzeat.
Het album van Petrus Hondius
„Ondar de
Oranjevlag"
2e Mad
Vrijdiag 26 oktober 1979
No. 4837
-'l
HET
KVENSTER
ZEEUWSE WANDELINGEN
DAMMEN
„DENH EN ZET"
uit de
Heilige Schrift
SCHAKEN
„De Zwarte Pion''
KORFBAL
ygnvOLQVERHAAt.
blik op k«rh
en samenlevins
God in Nederland -
Verontrustend? -
Het weekblad De Tijd heeft onlangs
weer eens een onderzoek ingesteld naar
de betekenis die kerk en geloof hebben
in onze samenleving. In 1966 werd een
dergelijke enquête georganiseerd door
het tijdschrift Margriet. De uitslag be
rust op de antwoorden die 1200 perso
nen van boven de 18 jaar op de hun
gestelde vragen hebben gegeven.
Ongeveer 1/3 van de ondervraagden
bleek van mening te zijn dat er een God
bestaat die zich met een mens persoon
lijk bezig houdt. Voor 2/5 bestond er
slechts „een hogere macht" die het le
ven beheerst. En 1/10 van alle .^nder-
vraagden ontkende het bestaan van een
God of van een macht boven hen.
Interessant zijn de vergelijkende cij
fers van 1966. Toen geloofde nog bijna
de helft (48''/o) van de ondervraagden
in een persoonlijke God. Dat aantal is
dus sterk gedaald, terwijl daarentegen
het aantal mensen die in een „hogere
macht" geloven nogal gestegen is. De
cijfers liggen uiteraard verschillend naar
gelang de kerkelijke gezindte waartoe
de ondervraagden behoren.
Op de vraag of men gelooft dat Jezus
de Zoon van God is antwoordde in 1966
meer dan de helft (56»/o) positief, thans
bleek dit percentage gedaald tot 41"/o.
Ongeveer 1/5 meent dat Jezus niet de
Zoon van God is, maar een mens met
buitengewone gaven, terwijl 12''/o de
opvatting huldigt dat Jezus nooit wer
kelijk bestaan heeft.
Van alle ondervraagden is 1/5 niet
bij een bepaald geloof opgevoed. De
trouw aan de opvoeding bleek het
grootst bij de gereformeerden. Van de
mensen met een roomse opvoeding is
nu nog ruim 70°/o lid van de kerk en
nog 10°/o voelt zich ermee verwant. Bij
de hervormden is het effect van de
godsdienstige opvoeding het geringst.
Dat is ook wel te verstaan, daar in de
loop van de laatste tientallen jaren
velen zich nog als „hervormd" opgaven,
terwijl ze de facto geen binding meer
met de kerk hadden.
De relatie tussen geloof en kerkgang
is ook beduidend afgenomen. Velen die
zeggen wel in God te geloven, blijken
geen behoefte te hebben aan (regel
matige) kerkgang. Dat is óók een ver
trouwd beeld voor allen die werkzaam
zijn in het kerkewerk. Steeds meer
mensen zeggen toch wel te kunnen
geloven, al gaan zij niet of slechts
zelden naar de kerk.
Voor wie geen vreemdeling is in Ne
derland zullen deze cijfers niet bepaald
schokkend zijn. We wisten het tóch al
dat het „geloof" in God, en de binding
aan een kerk, de laatste jaren schrik
barend teruggelopen zijn. Door de ver
stedelijking van het platteland en door
de recreatie is de sociale controle voor
een deel weggevallen. Naar de kerk
gaan omdat je anders uit de toon valt
hoeft niet meer. Men valt eerder uit de
toon als men wèl gaat. De vrees om
niet voor vol te worden aangezien als
men „nergens aan doet" is ook verdwe
nen. Men wordt eerder met duimen en
vingers nagewezen als men nog wèl
leeft bij het Woord van God.
Overigens moeten we de uitslag van
een dergelijke enquête ook weer niet al
te serieus nemen. Vormen die 1200 on
dervraagden werkelijk een dwarsdoor
snede van het Nederlandse volk? En
kan men op grond van deze cijfers dan
conclusies trekken?
Verontrustend zijn ze wel, deze cij
fers. Nederland kan nauwelijks nog een
„christelijk" land worden genoemd,
maar is zendingsterrein. De verloren
zoon heeft al kinderen en kleinkinderen,
misschien wel achterkleinkinderen.
Of daar in de toekomst verbetering
in komt? Naar het zich laat aanzien niet.
Eerdere zal de kerk nog verder afbrok
kelen. Althans, wat wij van de kerk
zien. We worden een minderheid, die
misschien in de hoek komt te zitten
waar de slagen vallen. Maar dan zal
ook pas blijken wat het geloof betekent
in het leven van hen die nog bij een
kerk behoren. En als we leesbare brie
ven van Christus zijn, dan geldt het voor
ons: Vrees niet, gij klein kuddeke, want
het is Uws Vaders welbehagen u het
Koninkirijk te geven.
WAARNEMER
Dit jaar is het ongeveer 400 jaar gele
den, dat ds. Petrus Hondius geboren
werd.
Toen was hij natuurlijk nog geen
dominee en heette Pieter de Hondt.
Maar in die tijd was het de gewoonte,
dat geleerden hun naam in het Latijn
vertaalden. Zijn vader Comelis was pre
dikant in Vlissingen vanaf 1578. In 1602
werd hij daar opgevolgd door zijn zoon
Jacobus, die daar tot zijn dood in 1625
predikant is gebleven. Dat was de oudere
broer van Petrus Hondius, over wie het
in die artikel gaat.
De familie kwam uit Vlaanderen, dat
ze vanwege de vervolgingen om het
geloof moesten verlaten en toen hebben
ze zich in Zeeland gevestigd.
In 1596 werd Petrus student in Lei
den. Daar studeerde hij niet alleen
theologie, maar ook botanie (plantkun
de). Van de kennis van kruiden wist
hij heel veel af en dat is hem goed te
pas gekomen toen hij in 1604 predikant
in Temeuzen werd. Daar maakte hij
kennis met burgemeester Johan Ser-
lippens en diens vrouw Johanna van
Burchgrave. Deze woonden op een mooie
uitgestrekte buitenplaats, die de vreem
de naam „Moffenschaus" droeg. Onge
trouwd als de jonge dominee was, ging
hij later bij hen inwonen. Of dit per
manent was of dat hij ook nog een
gedeelte van het jaar in de pastorie
woonde, heb ik niet kunnen ontdekken
Over zijn groot dichtwerk over deze
„Moffenschaus" wil ik in het volgende
artikel iets vertellen. Nu wil ik het
vooral hebben over zijn album, dat
later gevonden is.
Album amicorum
Deze Latijnse naam zouden we kun
nen vertalen met vriendschapsalbum.
Een geleerde uitvoering van de poëzie-
albums, die de tegenwoordige meisjes
laten rondgaan bij familie en vriendin
nen, die er dan een versje in moeten
schrijven en een plaatje erbij plakken
of tekenen. De meeste lezers en nog
meer lezeressen van ons blad zullen dat
ook ■wel eens gedaan hebben.
Veel studenten hadden vroeger zo'n
vriendenalbum. De dichter Jacob Cats,
die maar een jaar ouder was dan Hon
dius, zegt ervan:
„Het is een oud gebruik dat jonge
lieden plegen.
Die tot de Roomse taal en kunsten
zijn genegen,
Te hebben enig boek dat hen
alleenlijk dient.
Om daar te mogen zien de naam van
menig vriend.
Hierin laat dan de jeugd verschelde
lieden schrijven.
Opdat van hunne gunst veel tekens
mocht enblijven".
Het album van student Petrus Hon
dius heeft 200 bladzijden, sommige ge
ïllustreerd, en hier en daar nog door
schoten met wit papier. Er kon dus
heel wat in! Een index (inhoudsopgave)
vermeldt de bijdragen.
Op 19 oktober 1598 heeft de „inwij
ding" van het album plaats met een
gedicht van hemzelf, natuurlijk in het
Latijn. Dat was nu eenmaal de taal
van de geleerden. In het versje van
Cats hierboven wordt met de Roomse
taal ook het Romeins, het Latiin be
doeld. Student Hondius zegt in dit vers
o.a.: „Een luisterrijke naam kan men
van zijn ouders wel verwerven, maar
zelf moet men zorgen voor zijn blijven
de faam. Liefde tot God gaat boven
alle liefde tot mensen".
Waar hier en daar op een bladzijde
nog wat ruimte over was, schreef Hon
dius een Latijns gedicht. In een keurig
regelmatig handschrift, zoals ook de
vrienden en bekenden in het algemeen
mooi schreven. Hun naam staat er on
der, maar meestal zijn het geen hand
tekeningen. Dat heeft als voordeel dat
Uitslagen 22 oktober 1979.
Afdeling I
W. Ruys - K. Vis 2-0
H. Groenendijk - A. Verolme 2-0
J. V. Es - H. Koese 1 - 1
B. Vis - I. Mackloet 1 - 1
Afdeling II
A. Knape - N. Quispel 1-1
J. V. Hoorn - G. v. d. Sluijs 1-1
A. Krijgsman - P. v. Brussel 1-1
I. Koese - C. Vogelaar 1-1
J. Lodder - T. v. Brussel 0-2
F. Noordijk - J. Dekker 1-1
Afdeling III
M. V. Lente - M. Klink 2-0
A. V. d. Sluijs - M. Breeman 1-1
J. Verbiest - H. Verolme 1-1
S. Hoogzand - H. Noordijk 1-1
Afdeling IV
H. Schellevis - L. C. N. Kievit 2-0
A. V. Gulik - H. Erenstein 2-0
J. V. d. Kooij - N. Kievit 2-0
J. Kamp - J. Groenendijk 2-0
C. V. d. Bos - R.' Jacobs 2-0
L. V. Erkel - W. Nelis 1-1
de namen goed leesbaar zijn, wat met
handtekeningen dikwijls niet het geval
is, ook niet in deze tijd!
De schrijvers
In totaal zijn er 85 bijdragen, het
album loopt van ongeveer 1598 tot 1604,
dat is het jaar dat Petrus Hondius
predikant werd in Temeuzen. De mees
te stukjes zijn in het Latijn geschreven,
maar er is ook Hebreeuws en Grieks
bij, een enkele keer zelfs in Griekse
letters. Dat is natuurlijk van een domi
nee, die dit geleerd heeft en zegt:
„Zo God ons helpt geen vale nijd
die ons ooit schaadt.
Doch helpt Hij niet geen noeste
vUjt die ons ooit baat".
In het album staan ook bijdragen in
het Frans. Hondius was gewoon op zijn
studiereizen het album mee te nemen.
Naar de gewoonte van die tijd maakte
hij een studiereis naar het buitenland.
Hij is 2 jaar in Frankrijk geweest en
heeft daar Parijs, Saumur en La Roebel
le (het centrum van de Hugenoten) be
zocht. Daar zal hij prins Manoël van
Portugal wel ontmoet hebben, die ook
een bijdrage geleverd heeft. Enkele be
tuigingen van vriendschap zijn in het
Nederlands geschreven. Volgens Hon
dius beheersten de studenten de vreemde
talen even goed of soms beter dan hun
moedertaal.
Bij de personen, die in dit album
hebben geschreven, zijn heel wat be
kenden uit de geschiedenis en het ker
kelijk leven. Veel predikanten en pro
fessoren, studiegenoten van de hoge
school en speelkameraden uit Vlissin
gen, die een hoge trap op de maatschap
pelijke ladder hebben bereikt. Een paar
heel bekende wil ik noemen:
Mamix van St. Aldegonde, wiens bij
drage dateert van 1598, het jaar waarin
hij ook gestorven is. Deze schrijft in
het Latijn over de vergankelijkheid van
het leven („gelijk het gras...") en 'over
psalm 90 10. In het Grieks staat ér
een citaat van de dichter Diogenes. Na
zijn dood heeft Hondius een lijkdicht
op hem geschreven, dat is opgenomen
in het album met het portret van Mar-
nix erbij.
Daniel Heinsius was een schoolkame
raad uit Vlissingen, die later professor
is geworden.
Philippus Lansbergen was predikant
in Goes en ook een bekend astronoom
(sterrenkundige), volgens de toen gang
bare mening waren deze twee ambten
niet te verenigen.
Antonius Walaeus was predikant in
Middelburg, later professor te Leiden
en heeft meegewerkt aan de biibelver-
taling, waaruit de Statenbijbel is ont
staan.
Petrus Plancius, predikant te Amster
dam, is vooral bekend door zijn hulp
bij de ontdekkingsreizen, waarmee men
in die dagen druk bezig was. Het op
schrift van zijn Hebreeuwse bijdrage
is: „De vreze des Heren is het beginsel
der wijsheid".
Robert Sydney was goevemeur van
Vlissingen en de jongere broer var
Sydney, die met graaf Leicester uit
Engeland gekomen was, als hulp van
koningin Elisabeth (1585).
Verder lees ik de naam De Casem-
broot, in het Latijn Leonardus Casem-
brotius. Hij was burgemeester van
Brugge en lid van de Raad van State
maar moest om het geloof naar HoUa'^d
vluchten waar hij raadsheer van het
Hof van Holland werd.
Ik zou nog veel meer namen kunnen
noemen, maar wil het hierbij la+en. Ze
gaven allen blijk van vriendschap en
genegenheid, zoals een van hen het in
het Latijn uitdrukte: „Onze liefde kan
ik met mijn pen niet beschrijven. Aan
vaard toch de ■woorden die getuigenis
afleggen van onze gezindheid en bewaar
die als onderpand van een eeuwige
liefde".
Middelburg L. v. Wallenburg
Een boodschap voor doven en blinden
Hoort, gy doven, en aan
schouwt, gö blinden, om te
zien! Jes. 42 18
Ik zal de blinden leiden, heeft de
Heere gezegd, door de weg die zij niet
geweten hebben.
Maar nu zou iemand kunnen denken:
dat geloof ik wel, dat de God van Israël
Zijn volk uit de ballingschap zal halen,
en dat geloof ik óók, dat Hij heidenen
zal tellen als bij Israël ingelijfd. Maar
als je daar nu niet bij hoort, als je nu
niet onder die belofte valt?
Dan heeft de Heere juist voor een
boodschap: hoort, gij doven, en aan
schouwt, gij blinden, om te zien!
Wie zijn dat? Dan moet u het vers
lezen dat eraan voorafgaat: maar die
zich op gesneden beelden verlaten, die
tot de gegoten beelden zeggen: gij zijt
onze goden, die zullen achterwaarts
keren en met schaamte beschaamd v/or
den.
De Heere heeft beloofd dat Hij de
blinden zal leiden door de ■weg die zij
niet geweten hebben. Maar er zijn blijk
baar ook nog anderen. Joden die in
Babel zitten en de cultuur van Babel
hebben aangenomen, die de goden van
Babel zijn gaan dienen. Mensen die
niets zien in Gods belofte, die niets van
de Heere verwachten. En de heidenen
zelf, die gesneden en gegoten beelden
dienen, die de God van Israël helemaal
niet kennen. Tegen die mensen zegt de
Heere: hoort, gij doven, en aanschouwt,
gij blinden, om te zien!
Doofheid is evenals blindheid in de
Bijbel altijd een beeld van geestelijke
onkunde, van geestelijke onwetendheid.
Een mens zonder God is doof voor het
Woord van God, doof voor de roepstem
die door dat Woord tot ons komt. En
dan niet zomaar doof, zoals iemand die
zijn gehoor mist en dus niet horen kan.
Nee, be^wust doof, opzettelijk doof.
Net als iemand die op straat geroepen
wordt, maar hij heeft geen zin om stil
te büiven staan, hij doet alsof hij niets
gehoord heeft en loopt gewoon verder.
Zó staan wij tegenover de Heere.
Doof omdat we niet horen ■willen. Dat
staat trouwens letterlijk in de Bijbel,
dat de Heere zegt: hoort naar Mij en
dat mensen zeggen: wij zullen naar U
niet horen.
En nu spreekt de Heere door Zijn
knecht Jesaja dit wonderlijke woord:
hoort, gij doven, en aanschou^wt, gij
blinden!
Dat is in het gewone leven een onge
rijmdheid. Zeg maar eens tegen iemand
die stokdoof is: luister nu toch eens naar
me! En zeg maar eens tegen iemand
die stpkeblind is: kijk eens. Dat zou
onbillijk zijn.
Is het dan niet onbillijk dat de Heere
zegt: hoort, gij doven, en aanschou'wt,
gij blinden...?
Hier komt de vraag op, die ook een
maal is gesteld, en telkens opnieuw
wordt gesteld: Doet dan God de mens
geen onrecht als Hij van hem eist wat
hij niet doen kan? Want we maken het
onszelf zo gemakkelijk. Onze geestelijke
doofheid, onze geestelijke blindheid is
geen last waaronder we gebukt gaan,
geen schuld die ons neerdrukt. We ma
ken er een verontschuldiging van voor
ons geloof: Heere, U eist van me dat ik
me zal bekeren, maar U weet toch Zelf
wel dat ik dat niet kan? Uw Woord zegt
toch dat ik doof ben voor Uw roepstem,
blind in de dingen van Uw Koninkrijk?
Hoe kan ik dan horen, hoe kan ik dan
zien?
Maar dat _is nuhet geheim van het
Woord van God. Het komt tot doven,
en die gaan horen. Het komt tot blin
den en die gaan zien. Het komt zelfs
tot doden en die gaan leven! Ik denk
aan het visioen van Ezechiël, in de
vallei vol dorre doodsbeenderen. Profe
teer, mensenkind! Och, wat zou dat
helpen? Spreek maar tegen doden, roep
maar aan doden, zij horen het tóch niet.
Maar Ezechiël profeteert en... ze ston
den op hun voeten, een gans zeer groot
heir.
Ik denk aan die man met zijn ■ver
lamde hand, die naar de Heere Jezus
komt om genezen te worden. Strek uw
hand uit... Jamaar, Heere, dat is het
nu juist, mijn hand is lam, ik kan mijn
hand niet uitstrekken. Nee, dat zegt hij
niet. Hij strekt zijn hand uit en is
genezen.
Dat is de kracht van het Woord Gods.
Dat Woord is met macht. Dat Woord is
een daad. Hij spreekt en het is er. Hij
gebiedt en het staét er.
Hebt u zó het Woord al eens gehoord?
Dan gaan we horen wat we nog nooit
gehoord hebben. Merk op, mijn ziel, wat
antwoord God u geeft...
Dan gaan we zien wat we nog nooit
gezien hebben. De Koning in Zijn schoon
heid. Een vèrgelegen land.
Zalig zijn dan uw oren, omdat ze
horen wat gij hoort. En zalig zijn uw
ogen omdat ze zien wat gij ziet.
W. V. G.
Nationale collecte voor jeugdwerk en
jeugdaetiviteiten
In het kader van het jaar van het
Kind zal van 29 oktober tot 4 november
a.s. in ruim 800 plaatsen van ons land
de nationale jeugdcoUecte worden ge
houden, beter bekend als de jaarlijkse
actie van Jantje Beton.
In die week wordt huis-aan-huis ge
collecteerd, voornamelijk door de jeugd
zelf. Op zaterdag 3 november wordt bo
vendien in enkele honderden gemeenten
een straatcollecte gehouden. Het gaat
bij de jaarlijkse actie van Jantje Beton
om geld voor allerlei soorten jeugdwerk
in ons land. Voor nieuwe mogelijkhe
den en nieuwe voorzieningen. Voor be
staand werk rn nood.
De opbrengst is voor de helft bestemd
voor de plaatselijke jeugd- en jonge
rengroepen die meedoen. De andere helft
wordt landelijk gebruikt voor financiële
ondersteuning van tientallen concrete
projecten, zoals: speel-o-theken, speel
plaatsen, clubhuizen en kinderboerde
rijen. Soms gaat het om een geringe
startbijdrage voor een zinvol initiatief
van een groepje ouders, soms ook om
een fors bedrag voor een veelbelovend
plan van een plaatselijke jeugdvereni
ging.
Het Nationaal Jeugd Fonds zal in het
kader van het Jaar van het Kind in het
bijzonder financiële steun verlenen aan
projecten voor kinderen die in de ver
drukking dreigen te komen. Het gaat
hierbij om de integratie van gehandi
capte en gezonde kinderen, aan het
grote gebrek aan veilige en eigentijdse
speelvoorzieningen en aan de integratie
van buitenlandse kinderen in ons land.
Concrete hulp voor concrete projecten.
In alle gevallen is daarvoor geld nodig.
Geld dat met bussen en lijsten bijeen
moet komen via de nationale jeugd
coUecte van Jantje Beton. Maar wan
neer men geen collectant tegenkomt
zijn giften ook welkom op giro 1247
t.n.v. Nationaal Jeugd Fonds te Utrecht.
De nationale jeugdcoUecte wordt van
harte aanbevolen door het Comité van
Aanbeveling, bestaande uit:
Prof. Dr. N. Beets, hoogleraar in de
Psychologie te Leiden.
Prof. Dr. H. Berkhof, voorzitter van de
Raad van Kerken in Nederland.
Monseigneur Drs. J. W. M. Bluyssen,
bisschop van 's Hertogenbosch.
Mr. Th. H. Bot, oud-minister van O.K.
W. en voor Ontwikkelingssamen
werking en voorzitter Nationale
Commissie Jaar van het Kind.
Dick Bruna, tekenaar.
Mevrouw Hanny van der Horst, hoofd-
redactrice Margriet.
Mevrouw Dr. M. A. M. Klompé,
oud-minister van CRM.
Mr. M. G. Rood, oud-voorzitter van het
Humanistisch Verbond.
Prof. Dr. J. A. Stalpers, hoogleraar der
Sociale Wetenschappen te Tilburg.
Mevrouw Mies Timp-Bouwman.
SINT ANNALAND
VVegverbeteilng. Het gedeelte van
de F. M. Boogaardweg, ter hoogte van
de algemene begraafplaats in Sint An-
naland tot het naambord van de kern
Sint Annaland is verbreed. Dit gedeelte
was erg smal, terwijl er aan de kant
bij regenachtig weer vele plassen aan
wezig waren. Thans behoort dit manke
ment gelukkig tot het verleden.
Uitslagen 22 oktober 1979.
R.S.B. De Zwarte Pion 1 - Ashapada -
voorlopig 5-1,
Ie: C. Bakelaar - E. Verbeek 0-1
M. Verolme - J. Smallegange afg.
2e: E. Breewer - J. Noordijk 1-0
C. V. d. Groef - W. Tieleman 0-1
C. Littel - H. K. Smit V2 - V2
N. V. Bracht - PI. Lesuis 1-0
J. Kruik - A. Robijn 0-1
J. Minnaar - J. Troost 1-0
Stand 2e afdeling.
J. Minnaar 5V2 u:
A. Visser 5 u:
A. Robijn 4 u
N. V. Bracht 4 u
C. Littel 3V2 u
I P. Lesuis 3 u:
I J. Noordijk 3 u
J. Troost 3 u
W. Tieleman 2V2 u
J. Visser 2V2 u:
C. Groenendijk 2V2 u
C. V. d. Groef 2V2 u:
H. K. Smit 2V2 u:
J. Kruik 2 u
W. Breewer 2 u
J. Albrechts IV2 u
I J. V. d. Graaf 1 u
J. Schreuder 1 u:
t 6
6
4
,t 6
5
6
6
VAN WENNEKER
Zaterdag j.l. speelde DBGC thuis te
gen Snel 2. De Oude Tongenaren had
den na het grote verlies tegen VIOS
wat goed te maken. Het werd in een
spannende wedstrijd een verdiende 11
- 8 overwinning.
Good Luck ging op bezoek bij kop
loper GKV. De ploeg uit Middelhamis
keek in de rust tegen een 6-3 achter
stand aan. Vlak voor tijd, bij de stand
8-6 geloofde Good-Luck er niet meer
in en kon GKV de eindstand op 9 - 6
bepalen.
VIOS speelde in Almkerk een onge
lukkige wedstrijd. Zij verloren met 6-5
In de eerste klasse C gaat GKV nog
op kop, gevolgd door ACKC en dan de
sub-top Good-Luck en DBGC.
Zaterdag a.s. worden er inhaalwed
strijden gespeeld. Alleen VIOS komt
binnen de lijnen tegen hekkesluiter
Spido.
MIDDELHARNIS
Verkoping. De Herv. vrouwenver.
„Eenheid en Arbeid" hoopt D.V. zater
dag 27 oktober haar verkoping te hou
den in het ver.gebouw „De Hoeksteen"
aan de Ring.
De verkoping zal om 2 uur geopend
worden door ds. G. C. de Jong en zal
tot 8 uur 's avonds duren.
Te koop aangeboden worden diverse
handwerken, tegels met tekst en afbeel
ding, bloemen enz.
De opbrengst is bestemd voor kcrke-
liike doeleinden. Ieder is hartelijk
welkom.
door L. PenniiiK
UltKeverU W. M. den Hertog
51
Het dorp Bodegraven zou thans, in
dien de weersgesteldheid het niet belette
in een sterke vesting worden herscha
pen. Menselijkerwijs gesproken, zou het
weer over het lot van Holland beslissen,
en het land beefde voor het gevaar, dat
de wind in de vrieshoek zou schieten.
Als baas Dirksen des morgens opstond
was zijn eerste werk, de luchtgesteld-
heid op te nemen, en des avonds was
het zijn laatste werk, vóór dat de deur
op het nachtslot ging. Hij bleef opgewekt
en moedig, totdat de wind naar het
Oosten schoot, en onveranderlijk in die
vrieshoek bleef. Toen versomberde zijn
gelaat, en de oude beurtschipper op
Rotterdam zei met een bedenkelijk ge
zicht: „Dat kan een winter worden als
in het jaar veertig!"
Veldmaarschalk Johan Maurits van
Nassau verscheen, door onrust gejaagd.
zelf te Bodegraven, om persoonlijk on
derzoek in te stellen naar de vorderin
gen van de fortificaties, en bemerkte
met geen geringe bekommering dat de
ingevallen vorst de grond hard had ge
maakt als metaal, zodat nog niet één
stormpaal was ingeheid. Bij gebrek aan
grond voor borstweringen werden op
zijn advies de bomen gekapt, de stam
men kruislings over elkander gelegd, en
bedekt met mest.
Voorts was het plan, om deze borst
weringen, waarachter de musketiers-
zouden worden opgesteld, op bepaalde
punten met zwaar geschut te bezetten,
terwijl een rij huizen, waaronder de
woning van baas Dirksen, in de ver
schansing werden opgenomen, en van
pekkransen voorzien.
Te midden van deze beslommeringen,
terwijl het krijgsirumoer het dorp ver
vulde en van het Noorden en Zuiden
verse manschappen aanrukten, om de
krijgsmacht van graaf van Konings-
marck te versterken, verscheen in een
der laatste weken van December het
welbekende gelaat van Jan Kees in de
woning van moeder Dirksen.
Zij was blij, hem weer eens te ont
moeten. Zij vertelde, dat de baas met
een aantal boeren bezig was, het dorp
door een doelmatige versperring af te
sluiten. En toen Jan Kees vroeg, waar
zich Kees en Hannes bevonden, zei de
huisvrouw, dat de jongens waren ge
plaatst op een uitlegger, die ten Westen
van het dorp Nieuwkoop was gestatio
neerd.
De reiziger onderzocht met grote be
langstelling, op welk punt die uitlegger
was te vinden, en moeder Dirksen ver
haalde hem, wat zij wist. Zij vergat
zelfs niet te zeggen, dat deze uitlegger
als turfschip was gekocht voor de koop
som van tweehonderd gulden. Ook kon
ze nog mededelen, dat graaf van Ko-
ningsmarck hier te Bodegraven spoe
dig 5000 man bijeen zou hebben, en dat
de Prins van Oranje gezegd zou hebben:
„Indien Gouda en Bodegraven tegelij
kertijd in nood geraken, dan snel ik
Bodegraven het eerst te hulp."
„Nu 't is graaf van Koninksmarck
toevertrouwd!" zei Jan Kees, met smaak
de kom hete melk uitdrinkend, die de
gastvrije huisvrouw voor hem had inge
schonken.
„'t Is wel een vinnige vorst!" vervolg
de hij: „en dan zo ineens!"
En hij ■wierp een blik naar de ruiten.
„Dat zegt ge wel, man! Ik kan de rui
ten niet ontdooid houden kijk maar!
de ijsbloemen komen er al weer op!"
„Schik toch dicht bij de haard!" zei
de huisvrouw met een vriendelijk ge
baar; „toe poes ga eens een beetje
op zij! Trek uw laarzen uit,Jan Kees
dan kunt ge de voeten op de -vuurplaat
warmen! Hebt ge in de laatste week
niets van Andries vernomen?"
„Wacht," antwoordde Jan Kees: „'t is
vandaag Donderdag. Gister voor een
week heb ik hem voor het laatst gezien.
Hij was in de buurt van Harmeien, en
ik was er ook voor zaken. U begrijpt
wat ik daar mee bedoel. Maar wij zijn
stijf aan elkander voorbijgelopen als
een paar doofstommen, om elkander
niet te verraden. Ge weet, moeder Dirk
sen, dat Harmeien een belangrijke Fran
se post is, en als de Fransen ons snapten
dan zouden we verkouden zijn schenkt
ge weer in?"
„Dat zal je goed doen ik wenste
dat Andries thuis was!"
En met een diepe zucht ging de huis
vrouw voort: „Ik word dikwijls door
zulk een bang voorgevoel gekweld
o, ik heb het er als moeder niet altijd
gemakkelijk onder!"
Zij wiste een paar tranen weg, en Jan
Kees, die ontroerd scheen door het ge
zicht van die schreiende moeder, was
plotseling tot een besluit gekomen. Hij
sloop op zijn kousen naar de gang,
speurde met vorsende ogen, of er geen
onraad was, en zei toen op gedempte
toon: „Moeder Dirksen, kan ik u ■ver
trouwen?"
Zij stond verbaasd van die vraag.
Deze moeder in Israël, die de oprecht
heid van een Nathanaël in haar boezem
droeg, had zo'n vraag nog nooit te be
antwoorden gehad.
„Ik begrijp je eigenlijk niet!" zei zij.
„Het geldt de veiligheid van uw kind!"
„Nóg begrijp ik je niet!"
„Dan kan ik 't niet helpen!" zei Jan
Kees, de laarzen weer aantrekkend. „Gij
hebt een voorgevoel, dat er gevaar
dreigt voor uw zoon dit gevaar is
werkelijk niet denkbeeldig. En er kon
spoedig een ogenblik komen, dat ik hem
van het grootste nut zou kunnen zijn."
„Op welke manier?" vroeg de moeder,
en haar adem ging snelier; „zeg het
mij toch op welke manier?"
,,Door de Franse speurders op een
dwaalspoor te leiden, want ik wU het u
niet langer verhelen, dat uw zoon op
de lijst der ■verdachten staat!"
Bij deze mededeling stond de hevigste
ontsteltenis op het gelaat der huisvrouw
te lezen. Haar voorgevoel had haar dus
niet bedrogen! Doch toen dacht zij na
over de woorden van Jan Kees, en vroeg
hem, hoe hij in staat zou zijn, de vijand
op een dwaalspoor te brengen.
Hij zweeg even.
„Kan ik u vertrouwen?" vroeg hij op
langzame toon: „zult ge mijn geheim
niet verklappen?"
„Ik zal je geheim bewaren!" zei zij.
„Gij zult het me zweren!"
„Jan Kees!" riep ze verontwaardigd:
„gij zijt al herhaalde keren bij ons
geweest heb ik ooit reden tot wan
trouwen gegeven?"
„Neen," was zijn antwoord: „maar
deze zaak is te gewichtig. En als ge
geen eed wilt doen, dan is het lot van
uw zoon voor uw verantwoordelijkheid."
Hij stond op en zou heengaan, want
hij had heden, zoals hij zei, nog een lange
tocht te maken, terwijl de dagen op hun
kortst waren. Hij gaf moeder Dirksen
heel gewoon de hand, alsof er niets
bijzonders was geschied, en verzocht
haar slechts, hem zijn voorstel niet euvel
te duiden, want zo zij alles wist, zou
zij zijn houding moeten billijken.
Zo ging hij heen, maar hij had de
dorpel der buitendeur nog niet bereikt,
toen de moeder bovenkwam in de vrouw
van baas Dirksen.
„Jan Kees!" riep zij opgewonden: „ik
heb geen rust over mijn kind! Red mijn
kind, als het in gevaar is ik zal de
eed doen, dat ik je geheim aan niemand
zal vertellen!"
„Zelfs aan uw man niet!"
Wéér aarzelde zij. Het kwam haar
misdadig voor, een geheim voor haar
man te hebben.
„Waarom niet aan mijn man?"
„Omdat uw man weer zijn boezem
vrienden heeft. De een vertelt het aan
de ander, en uw zoon en ik zouden ten
slotte beiden het loodje leggen."
Hij was onverbiddelijk. En in haar
moederangst hief de huisvrouw de be
vende vingers omhoog, om de noodlot
tige eed te doen.
Toen zei Jan Kees: „Nu is alles in orde
verneem dan in de eerste plaats, dat
ik een Frans spion ben!"
{Wordt vervolgd)