EIIAflDEn - niEUWS Overdenking Geef de jeugd de ruimte vtenxzeat. Het album van Petrus Hondius „Ondar de Oranjevlag" 2e Mad Vrijdiag 26 oktober 1979 No. 4837 -'l HET KVENSTER ZEEUWSE WANDELINGEN DAMMEN „DENH EN ZET" uit de Heilige Schrift SCHAKEN „De Zwarte Pion'' KORFBAL ygnvOLQVERHAAt. blik op k«rh en samenlevins God in Nederland - Verontrustend? - Het weekblad De Tijd heeft onlangs weer eens een onderzoek ingesteld naar de betekenis die kerk en geloof hebben in onze samenleving. In 1966 werd een dergelijke enquête georganiseerd door het tijdschrift Margriet. De uitslag be rust op de antwoorden die 1200 perso nen van boven de 18 jaar op de hun gestelde vragen hebben gegeven. Ongeveer 1/3 van de ondervraagden bleek van mening te zijn dat er een God bestaat die zich met een mens persoon lijk bezig houdt. Voor 2/5 bestond er slechts „een hogere macht" die het le ven beheerst. En 1/10 van alle .^nder- vraagden ontkende het bestaan van een God of van een macht boven hen. Interessant zijn de vergelijkende cij fers van 1966. Toen geloofde nog bijna de helft (48''/o) van de ondervraagden in een persoonlijke God. Dat aantal is dus sterk gedaald, terwijl daarentegen het aantal mensen die in een „hogere macht" geloven nogal gestegen is. De cijfers liggen uiteraard verschillend naar gelang de kerkelijke gezindte waartoe de ondervraagden behoren. Op de vraag of men gelooft dat Jezus de Zoon van God is antwoordde in 1966 meer dan de helft (56»/o) positief, thans bleek dit percentage gedaald tot 41"/o. Ongeveer 1/5 meent dat Jezus niet de Zoon van God is, maar een mens met buitengewone gaven, terwijl 12''/o de opvatting huldigt dat Jezus nooit wer kelijk bestaan heeft. Van alle ondervraagden is 1/5 niet bij een bepaald geloof opgevoed. De trouw aan de opvoeding bleek het grootst bij de gereformeerden. Van de mensen met een roomse opvoeding is nu nog ruim 70°/o lid van de kerk en nog 10°/o voelt zich ermee verwant. Bij de hervormden is het effect van de godsdienstige opvoeding het geringst. Dat is ook wel te verstaan, daar in de loop van de laatste tientallen jaren velen zich nog als „hervormd" opgaven, terwijl ze de facto geen binding meer met de kerk hadden. De relatie tussen geloof en kerkgang is ook beduidend afgenomen. Velen die zeggen wel in God te geloven, blijken geen behoefte te hebben aan (regel matige) kerkgang. Dat is óók een ver trouwd beeld voor allen die werkzaam zijn in het kerkewerk. Steeds meer mensen zeggen toch wel te kunnen geloven, al gaan zij niet of slechts zelden naar de kerk. Voor wie geen vreemdeling is in Ne derland zullen deze cijfers niet bepaald schokkend zijn. We wisten het tóch al dat het „geloof" in God, en de binding aan een kerk, de laatste jaren schrik barend teruggelopen zijn. Door de ver stedelijking van het platteland en door de recreatie is de sociale controle voor een deel weggevallen. Naar de kerk gaan omdat je anders uit de toon valt hoeft niet meer. Men valt eerder uit de toon als men wèl gaat. De vrees om niet voor vol te worden aangezien als men „nergens aan doet" is ook verdwe nen. Men wordt eerder met duimen en vingers nagewezen als men nog wèl leeft bij het Woord van God. Overigens moeten we de uitslag van een dergelijke enquête ook weer niet al te serieus nemen. Vormen die 1200 on dervraagden werkelijk een dwarsdoor snede van het Nederlandse volk? En kan men op grond van deze cijfers dan conclusies trekken? Verontrustend zijn ze wel, deze cij fers. Nederland kan nauwelijks nog een „christelijk" land worden genoemd, maar is zendingsterrein. De verloren zoon heeft al kinderen en kleinkinderen, misschien wel achterkleinkinderen. Of daar in de toekomst verbetering in komt? Naar het zich laat aanzien niet. Eerdere zal de kerk nog verder afbrok kelen. Althans, wat wij van de kerk zien. We worden een minderheid, die misschien in de hoek komt te zitten waar de slagen vallen. Maar dan zal ook pas blijken wat het geloof betekent in het leven van hen die nog bij een kerk behoren. En als we leesbare brie ven van Christus zijn, dan geldt het voor ons: Vrees niet, gij klein kuddeke, want het is Uws Vaders welbehagen u het Koninkirijk te geven. WAARNEMER Dit jaar is het ongeveer 400 jaar gele den, dat ds. Petrus Hondius geboren werd. Toen was hij natuurlijk nog geen dominee en heette Pieter de Hondt. Maar in die tijd was het de gewoonte, dat geleerden hun naam in het Latijn vertaalden. Zijn vader Comelis was pre dikant in Vlissingen vanaf 1578. In 1602 werd hij daar opgevolgd door zijn zoon Jacobus, die daar tot zijn dood in 1625 predikant is gebleven. Dat was de oudere broer van Petrus Hondius, over wie het in die artikel gaat. De familie kwam uit Vlaanderen, dat ze vanwege de vervolgingen om het geloof moesten verlaten en toen hebben ze zich in Zeeland gevestigd. In 1596 werd Petrus student in Lei den. Daar studeerde hij niet alleen theologie, maar ook botanie (plantkun de). Van de kennis van kruiden wist hij heel veel af en dat is hem goed te pas gekomen toen hij in 1604 predikant in Temeuzen werd. Daar maakte hij kennis met burgemeester Johan Ser- lippens en diens vrouw Johanna van Burchgrave. Deze woonden op een mooie uitgestrekte buitenplaats, die de vreem de naam „Moffenschaus" droeg. Onge trouwd als de jonge dominee was, ging hij later bij hen inwonen. Of dit per manent was of dat hij ook nog een gedeelte van het jaar in de pastorie woonde, heb ik niet kunnen ontdekken Over zijn groot dichtwerk over deze „Moffenschaus" wil ik in het volgende artikel iets vertellen. Nu wil ik het vooral hebben over zijn album, dat later gevonden is. Album amicorum Deze Latijnse naam zouden we kun nen vertalen met vriendschapsalbum. Een geleerde uitvoering van de poëzie- albums, die de tegenwoordige meisjes laten rondgaan bij familie en vriendin nen, die er dan een versje in moeten schrijven en een plaatje erbij plakken of tekenen. De meeste lezers en nog meer lezeressen van ons blad zullen dat ook ■wel eens gedaan hebben. Veel studenten hadden vroeger zo'n vriendenalbum. De dichter Jacob Cats, die maar een jaar ouder was dan Hon dius, zegt ervan: „Het is een oud gebruik dat jonge lieden plegen. Die tot de Roomse taal en kunsten zijn genegen, Te hebben enig boek dat hen alleenlijk dient. Om daar te mogen zien de naam van menig vriend. Hierin laat dan de jeugd verschelde lieden schrijven. Opdat van hunne gunst veel tekens mocht enblijven". Het album van student Petrus Hon dius heeft 200 bladzijden, sommige ge ïllustreerd, en hier en daar nog door schoten met wit papier. Er kon dus heel wat in! Een index (inhoudsopgave) vermeldt de bijdragen. Op 19 oktober 1598 heeft de „inwij ding" van het album plaats met een gedicht van hemzelf, natuurlijk in het Latijn. Dat was nu eenmaal de taal van de geleerden. In het versje van Cats hierboven wordt met de Roomse taal ook het Romeins, het Latiin be doeld. Student Hondius zegt in dit vers o.a.: „Een luisterrijke naam kan men van zijn ouders wel verwerven, maar zelf moet men zorgen voor zijn blijven de faam. Liefde tot God gaat boven alle liefde tot mensen". Waar hier en daar op een bladzijde nog wat ruimte over was, schreef Hon dius een Latijns gedicht. In een keurig regelmatig handschrift, zoals ook de vrienden en bekenden in het algemeen mooi schreven. Hun naam staat er on der, maar meestal zijn het geen hand tekeningen. Dat heeft als voordeel dat Uitslagen 22 oktober 1979. Afdeling I W. Ruys - K. Vis 2-0 H. Groenendijk - A. Verolme 2-0 J. V. Es - H. Koese 1 - 1 B. Vis - I. Mackloet 1 - 1 Afdeling II A. Knape - N. Quispel 1-1 J. V. Hoorn - G. v. d. Sluijs 1-1 A. Krijgsman - P. v. Brussel 1-1 I. Koese - C. Vogelaar 1-1 J. Lodder - T. v. Brussel 0-2 F. Noordijk - J. Dekker 1-1 Afdeling III M. V. Lente - M. Klink 2-0 A. V. d. Sluijs - M. Breeman 1-1 J. Verbiest - H. Verolme 1-1 S. Hoogzand - H. Noordijk 1-1 Afdeling IV H. Schellevis - L. C. N. Kievit 2-0 A. V. Gulik - H. Erenstein 2-0 J. V. d. Kooij - N. Kievit 2-0 J. Kamp - J. Groenendijk 2-0 C. V. d. Bos - R.' Jacobs 2-0 L. V. Erkel - W. Nelis 1-1 de namen goed leesbaar zijn, wat met handtekeningen dikwijls niet het geval is, ook niet in deze tijd! De schrijvers In totaal zijn er 85 bijdragen, het album loopt van ongeveer 1598 tot 1604, dat is het jaar dat Petrus Hondius predikant werd in Temeuzen. De mees te stukjes zijn in het Latijn geschreven, maar er is ook Hebreeuws en Grieks bij, een enkele keer zelfs in Griekse letters. Dat is natuurlijk van een domi nee, die dit geleerd heeft en zegt: „Zo God ons helpt geen vale nijd die ons ooit schaadt. Doch helpt Hij niet geen noeste vUjt die ons ooit baat". In het album staan ook bijdragen in het Frans. Hondius was gewoon op zijn studiereizen het album mee te nemen. Naar de gewoonte van die tijd maakte hij een studiereis naar het buitenland. Hij is 2 jaar in Frankrijk geweest en heeft daar Parijs, Saumur en La Roebel le (het centrum van de Hugenoten) be zocht. Daar zal hij prins Manoël van Portugal wel ontmoet hebben, die ook een bijdrage geleverd heeft. Enkele be tuigingen van vriendschap zijn in het Nederlands geschreven. Volgens Hon dius beheersten de studenten de vreemde talen even goed of soms beter dan hun moedertaal. Bij de personen, die in dit album hebben geschreven, zijn heel wat be kenden uit de geschiedenis en het ker kelijk leven. Veel predikanten en pro fessoren, studiegenoten van de hoge school en speelkameraden uit Vlissin gen, die een hoge trap op de maatschap pelijke ladder hebben bereikt. Een paar heel bekende wil ik noemen: Mamix van St. Aldegonde, wiens bij drage dateert van 1598, het jaar waarin hij ook gestorven is. Deze schrijft in het Latijn over de vergankelijkheid van het leven („gelijk het gras...") en 'over psalm 90 10. In het Grieks staat ér een citaat van de dichter Diogenes. Na zijn dood heeft Hondius een lijkdicht op hem geschreven, dat is opgenomen in het album met het portret van Mar- nix erbij. Daniel Heinsius was een schoolkame raad uit Vlissingen, die later professor is geworden. Philippus Lansbergen was predikant in Goes en ook een bekend astronoom (sterrenkundige), volgens de toen gang bare mening waren deze twee ambten niet te verenigen. Antonius Walaeus was predikant in Middelburg, later professor te Leiden en heeft meegewerkt aan de biibelver- taling, waaruit de Statenbijbel is ont staan. Petrus Plancius, predikant te Amster dam, is vooral bekend door zijn hulp bij de ontdekkingsreizen, waarmee men in die dagen druk bezig was. Het op schrift van zijn Hebreeuwse bijdrage is: „De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid". Robert Sydney was goevemeur van Vlissingen en de jongere broer var Sydney, die met graaf Leicester uit Engeland gekomen was, als hulp van koningin Elisabeth (1585). Verder lees ik de naam De Casem- broot, in het Latijn Leonardus Casem- brotius. Hij was burgemeester van Brugge en lid van de Raad van State maar moest om het geloof naar HoUa'^d vluchten waar hij raadsheer van het Hof van Holland werd. Ik zou nog veel meer namen kunnen noemen, maar wil het hierbij la+en. Ze gaven allen blijk van vriendschap en genegenheid, zoals een van hen het in het Latijn uitdrukte: „Onze liefde kan ik met mijn pen niet beschrijven. Aan vaard toch de ■woorden die getuigenis afleggen van onze gezindheid en bewaar die als onderpand van een eeuwige liefde". Middelburg L. v. Wallenburg Een boodschap voor doven en blinden Hoort, gy doven, en aan schouwt, gö blinden, om te zien! Jes. 42 18 Ik zal de blinden leiden, heeft de Heere gezegd, door de weg die zij niet geweten hebben. Maar nu zou iemand kunnen denken: dat geloof ik wel, dat de God van Israël Zijn volk uit de ballingschap zal halen, en dat geloof ik óók, dat Hij heidenen zal tellen als bij Israël ingelijfd. Maar als je daar nu niet bij hoort, als je nu niet onder die belofte valt? Dan heeft de Heere juist voor een boodschap: hoort, gij doven, en aan schouwt, gij blinden, om te zien! Wie zijn dat? Dan moet u het vers lezen dat eraan voorafgaat: maar die zich op gesneden beelden verlaten, die tot de gegoten beelden zeggen: gij zijt onze goden, die zullen achterwaarts keren en met schaamte beschaamd v/or den. De Heere heeft beloofd dat Hij de blinden zal leiden door de ■weg die zij niet geweten hebben. Maar er zijn blijk baar ook nog anderen. Joden die in Babel zitten en de cultuur van Babel hebben aangenomen, die de goden van Babel zijn gaan dienen. Mensen die niets zien in Gods belofte, die niets van de Heere verwachten. En de heidenen zelf, die gesneden en gegoten beelden dienen, die de God van Israël helemaal niet kennen. Tegen die mensen zegt de Heere: hoort, gij doven, en aanschouwt, gij blinden, om te zien! Doofheid is evenals blindheid in de Bijbel altijd een beeld van geestelijke onkunde, van geestelijke onwetendheid. Een mens zonder God is doof voor het Woord van God, doof voor de roepstem die door dat Woord tot ons komt. En dan niet zomaar doof, zoals iemand die zijn gehoor mist en dus niet horen kan. Nee, be^wust doof, opzettelijk doof. Net als iemand die op straat geroepen wordt, maar hij heeft geen zin om stil te büiven staan, hij doet alsof hij niets gehoord heeft en loopt gewoon verder. Zó staan wij tegenover de Heere. Doof omdat we niet horen ■willen. Dat staat trouwens letterlijk in de Bijbel, dat de Heere zegt: hoort naar Mij en dat mensen zeggen: wij zullen naar U niet horen. En nu spreekt de Heere door Zijn knecht Jesaja dit wonderlijke woord: hoort, gij doven, en aanschou^wt, gij blinden! Dat is in het gewone leven een onge rijmdheid. Zeg maar eens tegen iemand die stokdoof is: luister nu toch eens naar me! En zeg maar eens tegen iemand die stpkeblind is: kijk eens. Dat zou onbillijk zijn. Is het dan niet onbillijk dat de Heere zegt: hoort, gij doven, en aanschou'wt, gij blinden...? Hier komt de vraag op, die ook een maal is gesteld, en telkens opnieuw wordt gesteld: Doet dan God de mens geen onrecht als Hij van hem eist wat hij niet doen kan? Want we maken het onszelf zo gemakkelijk. Onze geestelijke doofheid, onze geestelijke blindheid is geen last waaronder we gebukt gaan, geen schuld die ons neerdrukt. We ma ken er een verontschuldiging van voor ons geloof: Heere, U eist van me dat ik me zal bekeren, maar U weet toch Zelf wel dat ik dat niet kan? Uw Woord zegt toch dat ik doof ben voor Uw roepstem, blind in de dingen van Uw Koninkrijk? Hoe kan ik dan horen, hoe kan ik dan zien? Maar dat _is nuhet geheim van het Woord van God. Het komt tot doven, en die gaan horen. Het komt tot blin den en die gaan zien. Het komt zelfs tot doden en die gaan leven! Ik denk aan het visioen van Ezechiël, in de vallei vol dorre doodsbeenderen. Profe teer, mensenkind! Och, wat zou dat helpen? Spreek maar tegen doden, roep maar aan doden, zij horen het tóch niet. Maar Ezechiël profeteert en... ze ston den op hun voeten, een gans zeer groot heir. Ik denk aan die man met zijn ■ver lamde hand, die naar de Heere Jezus komt om genezen te worden. Strek uw hand uit... Jamaar, Heere, dat is het nu juist, mijn hand is lam, ik kan mijn hand niet uitstrekken. Nee, dat zegt hij niet. Hij strekt zijn hand uit en is genezen. Dat is de kracht van het Woord Gods. Dat Woord is met macht. Dat Woord is een daad. Hij spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staét er. Hebt u zó het Woord al eens gehoord? Dan gaan we horen wat we nog nooit gehoord hebben. Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft... Dan gaan we zien wat we nog nooit gezien hebben. De Koning in Zijn schoon heid. Een vèrgelegen land. Zalig zijn dan uw oren, omdat ze horen wat gij hoort. En zalig zijn uw ogen omdat ze zien wat gij ziet. W. V. G. Nationale collecte voor jeugdwerk en jeugdaetiviteiten In het kader van het jaar van het Kind zal van 29 oktober tot 4 november a.s. in ruim 800 plaatsen van ons land de nationale jeugdcoUecte worden ge houden, beter bekend als de jaarlijkse actie van Jantje Beton. In die week wordt huis-aan-huis ge collecteerd, voornamelijk door de jeugd zelf. Op zaterdag 3 november wordt bo vendien in enkele honderden gemeenten een straatcollecte gehouden. Het gaat bij de jaarlijkse actie van Jantje Beton om geld voor allerlei soorten jeugdwerk in ons land. Voor nieuwe mogelijkhe den en nieuwe voorzieningen. Voor be staand werk rn nood. De opbrengst is voor de helft bestemd voor de plaatselijke jeugd- en jonge rengroepen die meedoen. De andere helft wordt landelijk gebruikt voor financiële ondersteuning van tientallen concrete projecten, zoals: speel-o-theken, speel plaatsen, clubhuizen en kinderboerde rijen. Soms gaat het om een geringe startbijdrage voor een zinvol initiatief van een groepje ouders, soms ook om een fors bedrag voor een veelbelovend plan van een plaatselijke jeugdvereni ging. Het Nationaal Jeugd Fonds zal in het kader van het Jaar van het Kind in het bijzonder financiële steun verlenen aan projecten voor kinderen die in de ver drukking dreigen te komen. Het gaat hierbij om de integratie van gehandi capte en gezonde kinderen, aan het grote gebrek aan veilige en eigentijdse speelvoorzieningen en aan de integratie van buitenlandse kinderen in ons land. Concrete hulp voor concrete projecten. In alle gevallen is daarvoor geld nodig. Geld dat met bussen en lijsten bijeen moet komen via de nationale jeugd coUecte van Jantje Beton. Maar wan neer men geen collectant tegenkomt zijn giften ook welkom op giro 1247 t.n.v. Nationaal Jeugd Fonds te Utrecht. De nationale jeugdcoUecte wordt van harte aanbevolen door het Comité van Aanbeveling, bestaande uit: Prof. Dr. N. Beets, hoogleraar in de Psychologie te Leiden. Prof. Dr. H. Berkhof, voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland. Monseigneur Drs. J. W. M. Bluyssen, bisschop van 's Hertogenbosch. Mr. Th. H. Bot, oud-minister van O.K. W. en voor Ontwikkelingssamen werking en voorzitter Nationale Commissie Jaar van het Kind. Dick Bruna, tekenaar. Mevrouw Hanny van der Horst, hoofd- redactrice Margriet. Mevrouw Dr. M. A. M. Klompé, oud-minister van CRM. Mr. M. G. Rood, oud-voorzitter van het Humanistisch Verbond. Prof. Dr. J. A. Stalpers, hoogleraar der Sociale Wetenschappen te Tilburg. Mevrouw Mies Timp-Bouwman. SINT ANNALAND VVegverbeteilng. Het gedeelte van de F. M. Boogaardweg, ter hoogte van de algemene begraafplaats in Sint An- naland tot het naambord van de kern Sint Annaland is verbreed. Dit gedeelte was erg smal, terwijl er aan de kant bij regenachtig weer vele plassen aan wezig waren. Thans behoort dit manke ment gelukkig tot het verleden. Uitslagen 22 oktober 1979. R.S.B. De Zwarte Pion 1 - Ashapada - voorlopig 5-1, Ie: C. Bakelaar - E. Verbeek 0-1 M. Verolme - J. Smallegange afg. 2e: E. Breewer - J. Noordijk 1-0 C. V. d. Groef - W. Tieleman 0-1 C. Littel - H. K. Smit V2 - V2 N. V. Bracht - PI. Lesuis 1-0 J. Kruik - A. Robijn 0-1 J. Minnaar - J. Troost 1-0 Stand 2e afdeling. J. Minnaar 5V2 u: A. Visser 5 u: A. Robijn 4 u N. V. Bracht 4 u C. Littel 3V2 u I P. Lesuis 3 u: I J. Noordijk 3 u J. Troost 3 u W. Tieleman 2V2 u J. Visser 2V2 u: C. Groenendijk 2V2 u C. V. d. Groef 2V2 u: H. K. Smit 2V2 u: J. Kruik 2 u W. Breewer 2 u J. Albrechts IV2 u I J. V. d. Graaf 1 u J. Schreuder 1 u: t 6 6 4 ,t 6 5 6 6 VAN WENNEKER Zaterdag j.l. speelde DBGC thuis te gen Snel 2. De Oude Tongenaren had den na het grote verlies tegen VIOS wat goed te maken. Het werd in een spannende wedstrijd een verdiende 11 - 8 overwinning. Good Luck ging op bezoek bij kop loper GKV. De ploeg uit Middelhamis keek in de rust tegen een 6-3 achter stand aan. Vlak voor tijd, bij de stand 8-6 geloofde Good-Luck er niet meer in en kon GKV de eindstand op 9 - 6 bepalen. VIOS speelde in Almkerk een onge lukkige wedstrijd. Zij verloren met 6-5 In de eerste klasse C gaat GKV nog op kop, gevolgd door ACKC en dan de sub-top Good-Luck en DBGC. Zaterdag a.s. worden er inhaalwed strijden gespeeld. Alleen VIOS komt binnen de lijnen tegen hekkesluiter Spido. MIDDELHARNIS Verkoping. De Herv. vrouwenver. „Eenheid en Arbeid" hoopt D.V. zater dag 27 oktober haar verkoping te hou den in het ver.gebouw „De Hoeksteen" aan de Ring. De verkoping zal om 2 uur geopend worden door ds. G. C. de Jong en zal tot 8 uur 's avonds duren. Te koop aangeboden worden diverse handwerken, tegels met tekst en afbeel ding, bloemen enz. De opbrengst is bestemd voor kcrke- liike doeleinden. Ieder is hartelijk welkom. door L. PenniiiK UltKeverU W. M. den Hertog 51 Het dorp Bodegraven zou thans, in dien de weersgesteldheid het niet belette in een sterke vesting worden herscha pen. Menselijkerwijs gesproken, zou het weer over het lot van Holland beslissen, en het land beefde voor het gevaar, dat de wind in de vrieshoek zou schieten. Als baas Dirksen des morgens opstond was zijn eerste werk, de luchtgesteld- heid op te nemen, en des avonds was het zijn laatste werk, vóór dat de deur op het nachtslot ging. Hij bleef opgewekt en moedig, totdat de wind naar het Oosten schoot, en onveranderlijk in die vrieshoek bleef. Toen versomberde zijn gelaat, en de oude beurtschipper op Rotterdam zei met een bedenkelijk ge zicht: „Dat kan een winter worden als in het jaar veertig!" Veldmaarschalk Johan Maurits van Nassau verscheen, door onrust gejaagd. zelf te Bodegraven, om persoonlijk on derzoek in te stellen naar de vorderin gen van de fortificaties, en bemerkte met geen geringe bekommering dat de ingevallen vorst de grond hard had ge maakt als metaal, zodat nog niet één stormpaal was ingeheid. Bij gebrek aan grond voor borstweringen werden op zijn advies de bomen gekapt, de stam men kruislings over elkander gelegd, en bedekt met mest. Voorts was het plan, om deze borst weringen, waarachter de musketiers- zouden worden opgesteld, op bepaalde punten met zwaar geschut te bezetten, terwijl een rij huizen, waaronder de woning van baas Dirksen, in de ver schansing werden opgenomen, en van pekkransen voorzien. Te midden van deze beslommeringen, terwijl het krijgsirumoer het dorp ver vulde en van het Noorden en Zuiden verse manschappen aanrukten, om de krijgsmacht van graaf van Konings- marck te versterken, verscheen in een der laatste weken van December het welbekende gelaat van Jan Kees in de woning van moeder Dirksen. Zij was blij, hem weer eens te ont moeten. Zij vertelde, dat de baas met een aantal boeren bezig was, het dorp door een doelmatige versperring af te sluiten. En toen Jan Kees vroeg, waar zich Kees en Hannes bevonden, zei de huisvrouw, dat de jongens waren ge plaatst op een uitlegger, die ten Westen van het dorp Nieuwkoop was gestatio neerd. De reiziger onderzocht met grote be langstelling, op welk punt die uitlegger was te vinden, en moeder Dirksen ver haalde hem, wat zij wist. Zij vergat zelfs niet te zeggen, dat deze uitlegger als turfschip was gekocht voor de koop som van tweehonderd gulden. Ook kon ze nog mededelen, dat graaf van Ko- ningsmarck hier te Bodegraven spoe dig 5000 man bijeen zou hebben, en dat de Prins van Oranje gezegd zou hebben: „Indien Gouda en Bodegraven tegelij kertijd in nood geraken, dan snel ik Bodegraven het eerst te hulp." „Nu 't is graaf van Koninksmarck toevertrouwd!" zei Jan Kees, met smaak de kom hete melk uitdrinkend, die de gastvrije huisvrouw voor hem had inge schonken. „'t Is wel een vinnige vorst!" vervolg de hij: „en dan zo ineens!" En hij ■wierp een blik naar de ruiten. „Dat zegt ge wel, man! Ik kan de rui ten niet ontdooid houden kijk maar! de ijsbloemen komen er al weer op!" „Schik toch dicht bij de haard!" zei de huisvrouw met een vriendelijk ge baar; „toe poes ga eens een beetje op zij! Trek uw laarzen uit,Jan Kees dan kunt ge de voeten op de -vuurplaat warmen! Hebt ge in de laatste week niets van Andries vernomen?" „Wacht," antwoordde Jan Kees: „'t is vandaag Donderdag. Gister voor een week heb ik hem voor het laatst gezien. Hij was in de buurt van Harmeien, en ik was er ook voor zaken. U begrijpt wat ik daar mee bedoel. Maar wij zijn stijf aan elkander voorbijgelopen als een paar doofstommen, om elkander niet te verraden. Ge weet, moeder Dirk sen, dat Harmeien een belangrijke Fran se post is, en als de Fransen ons snapten dan zouden we verkouden zijn schenkt ge weer in?" „Dat zal je goed doen ik wenste dat Andries thuis was!" En met een diepe zucht ging de huis vrouw voort: „Ik word dikwijls door zulk een bang voorgevoel gekweld o, ik heb het er als moeder niet altijd gemakkelijk onder!" Zij wiste een paar tranen weg, en Jan Kees, die ontroerd scheen door het ge zicht van die schreiende moeder, was plotseling tot een besluit gekomen. Hij sloop op zijn kousen naar de gang, speurde met vorsende ogen, of er geen onraad was, en zei toen op gedempte toon: „Moeder Dirksen, kan ik u ■ver trouwen?" Zij stond verbaasd van die vraag. Deze moeder in Israël, die de oprecht heid van een Nathanaël in haar boezem droeg, had zo'n vraag nog nooit te be antwoorden gehad. „Ik begrijp je eigenlijk niet!" zei zij. „Het geldt de veiligheid van uw kind!" „Nóg begrijp ik je niet!" „Dan kan ik 't niet helpen!" zei Jan Kees, de laarzen weer aantrekkend. „Gij hebt een voorgevoel, dat er gevaar dreigt voor uw zoon dit gevaar is werkelijk niet denkbeeldig. En er kon spoedig een ogenblik komen, dat ik hem van het grootste nut zou kunnen zijn." „Op welke manier?" vroeg de moeder, en haar adem ging snelier; „zeg het mij toch op welke manier?" ,,Door de Franse speurders op een dwaalspoor te leiden, want ik wU het u niet langer verhelen, dat uw zoon op de lijst der ■verdachten staat!" Bij deze mededeling stond de hevigste ontsteltenis op het gelaat der huisvrouw te lezen. Haar voorgevoel had haar dus niet bedrogen! Doch toen dacht zij na over de woorden van Jan Kees, en vroeg hem, hoe hij in staat zou zijn, de vijand op een dwaalspoor te brengen. Hij zweeg even. „Kan ik u vertrouwen?" vroeg hij op langzame toon: „zult ge mijn geheim niet verklappen?" „Ik zal je geheim bewaren!" zei zij. „Gij zult het me zweren!" „Jan Kees!" riep ze verontwaardigd: „gij zijt al herhaalde keren bij ons geweest heb ik ooit reden tot wan trouwen gegeven?" „Neen," was zijn antwoord: „maar deze zaak is te gewichtig. En als ge geen eed wilt doen, dan is het lot van uw zoon voor uw verantwoordelijkheid." Hij stond op en zou heengaan, want hij had heden, zoals hij zei, nog een lange tocht te maken, terwijl de dagen op hun kortst waren. Hij gaf moeder Dirksen heel gewoon de hand, alsof er niets bijzonders was geschied, en verzocht haar slechts, hem zijn voorstel niet euvel te duiden, want zo zij alles wist, zou zij zijn houding moeten billijken. Zo ging hij heen, maar hij had de dorpel der buitendeur nog niet bereikt, toen de moeder bovenkwam in de vrouw van baas Dirksen. „Jan Kees!" riep zij opgewonden: „ik heb geen rust over mijn kind! Red mijn kind, als het in gevaar is ik zal de eed doen, dat ik je geheim aan niemand zal vertellen!" „Zelfs aan uw man niet!" Wéér aarzelde zij. Het kwam haar misdadig voor, een geheim voor haar man te hebben. „Waarom niet aan mijn man?" „Omdat uw man weer zijn boezem vrienden heeft. De een vertelt het aan de ander, en uw zoon en ik zouden ten slotte beiden het loodje leggen." Hij was onverbiddelijk. En in haar moederangst hief de huisvrouw de be vende vingers omhoog, om de noodlot tige eed te doen. Toen zei Jan Kees: „Nu is alles in orde verneem dan in de eerste plaats, dat ik een Frans spion ben!" {Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1979 | | pagina 5