EIIAflDEn - niEUWS
Paarden zullen ploegen op
Nationale Ploegmanifestatie
Overdenking
De muizentoren van Bingen
„Onder de
Oranjevlag"
uit de
Heilige Schrift
2e blad
Vrijdag 12 oktober 1979
No. 4833
KVENSTER
HET
ZEEUWSE WANDELINGEN
\\&tdoetgoud
voor'nvrouw?
Muizentoren; er tegenover Ruïne burg Ehrenfels
YBKVOLOVEBHAAl.
blik op kerk
on samenieving
Combi-Synode -
Witte pleklien -
De belijdenis -
Deze week om precies te zijn op
donderdag 11 en vrijdag 12 oktober
komen de Generale Synoden van de
Hervormde en van de Gereformeerde
Kerk in ons land weer in een gecombi
neerde vergadering bijeen. Wanneer de
frequentie van het samen vergaderen
evenredig is aan het dichter naar elkaar
toegroeien van beide kerken, dan zijn
we inderdaad al een heel eind „samen
op weg". In het verleden werd er meest
al slechts één dag samen vergaderd, en
dan nog als sluitstuk van één van beide.
Synodevergaderingen, nu zijn we al zo
ver dat er alléén een gecombineerde
vergadering wordt gehouden die dan ook
nog twee dagen gaat duren.
Ik zal op deze vergadering niet voor
uitlopen, de kranten zullen ons wel
inlichten. Trouwens, wanneer deze re
gels onder ogen van de lezers komen,
dan behoort de gecombineerde verga
dering al tot het verleden en zullen we
wellicht meer weten over het verloop
van de samensprekingen.
Dat de samenwerking tussen de twee
grote protestantse kerken in ons land
al in een vergevorderd stadium zou zijn
is echter niet meer dan schijn die be
driegt! Zeker, in sommige gemeenten
is die samenwerking er, in de vorm van
gemeenschappelijke diensten of in de
vorm van kanselruil of zelfs in de vorm
van het gezamenlijk beroepen van één
predikant. Men zou denken dat in zulke
gemeenten niets in de weg staat aan
een fusie tussen beide gemeenten.
Maar er zijn ook andere voorbeelden,
en die zijn vér in de meerderheid: ge
meenten waar nog nauwelijks enige
vorm van samenspreking is geweest,
laat staan van enige samenwerking.
Wanneer ik het goed zie, dan liggen
de meeste „witte plekken" op de ker
kelijke kaart dat zijn dus die gemeen
ten waar nog geen toenadering is in
de streken waar de Hervormde Kerk
de kleur heeft van de Gereformeerde i
Bond. De grote middenmoot in de Gere
formeerde Kerk vertoont in prediking
en liturgie nu eenmaal de meeste over
eenkomst met de midden-orthodoxie in
de Hervormde Kerk. Waar de officiële
Hervormde Kerk van Ger. Bondssig
natuur is en waar daarnaast zoals
op vele plaatsen in Utrecht en op de
Veluwe een deelgemeente bestaat,
dan werkt de Ger. Kerk wèl samen met
die deelgemeente, maar is er met de
officiële kerk weinig of geen contact.
Dat is typerend voor het geheel. Ik
oordeel daarover (nog) niet, ik consta
teer alleen de feiten.
Formeel gesproken kan er natuurlijk
niets tegenin gebracht worden wanneer
twee kerken met dezelfde belijdenis
toenadering zoeken tot elkaar. Al te
weinig wordt de pijn van de verdeeld
heid gevoeld. En het zou op zichzelf
een goede zaak zijn wanneer bereikt
mocht worden de eenwording van beide
grote reformatorische kerken, door wij
len Prof. Van Ruler aangeduid als „het
einde van een huishoudelijke twist".
Maar wanneer die beide kerken op
hun gemeenschappelijke belijdenis niet
aangesproken willen worden, dan liggen
de zaken heel wat meer gecompliceerd
dan op het eerste gezicht zou worden
gedacht. Men spreekt aan beide zijden
van de kloof wel over een gemeenschap
pelijk verder gaan op de weg van het
belijden, maar van enige affiniteit tot
de belijdenis der vaderen blijkt niet
zoveel, noch in de Hervormde, noch in
de Gereformeerde Kerk. We krijgen de
indruk dat de belijdenis der vaderen,
zoal niet afgeschaft, dan toch voor beide
kerken meer een soort museumstuk is
geworden, dat men hoogstens nog eens
kan bekijken, maar waar men in de
tegenwoordige tijd niet zoveel meer mee
kan doen.
En dat laatste is uiteraard de zorg
van de Ger. Bond. In eigen kerk heeft
men al zoveel moeite met „het verdedi
gen en verbreiden van de waarheid".
En de vrees is niet ongegrond dat met
de terugkeer van de Gereformeerden in
de vaderlandse kerk niet alleen de posi
tie van de Bond zwakker zal worden
dat zou nog niet het ergste zijn maar
dat ook de strijd om de handhaving van
de belijdenis zwaarder zal worden.
Voortdurend is er dan ook van de zijde
van de Ger. Bond op gewezen: we zou
den blij zijn wanneer de Gereformeerden
terugkwamen in onze Hervormde Kerk,
en wanneer ze dezelfde bagage mee
brachten die ze nleegenomen hebben in
1886. Nu dat niet te verwachten is is
het niet zo verwonderlijk dat de sektor
van de Ger. Bond in de Herv. Kerk niet
staat te trappelen van ongeduld om de
Gereformeerden binnen te halen.
WAARNEMER
Op 25 oktober zal in Zuidelijk Flevo
land getoond worden hoe er nog ge
ploegd wordt met paarden.
Friezen (de mooie zwarte paarden
met lange staart en manen), Belgen (de
stoere, ronde trekpaarden) en Gelderse
paarden (sierlijk en stevig, veelzijdig in
het gebruik) zullen aan het publiek
laten zien dat trekkers nog niet alles
veroverd hebben.
Dit is mogelijk dankzij een aantal
enthousiaste fokkers, die een van de
belangrijkste cultuurgoederen van de
plattelandsbeschaving, het paard, in ere
houden en nog steeds in kwaliteit doen
verbeteren. Het is dan ook verheugend
dat er uitstekend fokmateriaal aan het
ploegen kan gaan.
Er zullen een tweetal driespannen
(drie voor de ploeg), een tweespan en
eeh vierspan aan het werk gaan.
Het ploegen met paarden raakt steeds
meer in ongebruik. Op het moderne,
landbouwbedrijf is het n.l. niet meer
mogelijk. Daarvoor moet er teveel in
een te korte tijd geploegd woiiden met
te weinig mensen. Een andere wijze
van boeren dan met moderne machines
is door de kosten en de noodzaak van
inkomens verkrijging bijna uitgesloten.
Dat houdt niet in dat het ploegen^met
paarden vergeten is geraakt. Menig boer
zou nog graag met paarden willen ploe
gen. Ook omdat het veel precisiewerk
is met levende wezens.
Daarom is het Ploegcomité verheugd
de paarden te kunnen laten gebruiken
waar ze vaak voor gefokt werden: het
„gewone'.' werk op de boerderij.
Het is een unieke kans om eens te
kunnen zien en ervaren wat er in een
kwarteeuw allemaal veranderd is in de
landbouw.
Moderne tractoren met ploegen op de
hefinrichting, paarden met pure trek
kracht en ook nog oude trekkers, die
toen nog alleen maar een mechanische
vervanging van paarden waren.
En niet zomaar tentoongesteld: don
derdagmiddag 25 oktober in Zuidelijk
Flevoland. Grijp die unieke kans en
kom!
Als u de weg opzoekt van Dronten
naar Almere-Muiderberg dan wordt U
er verder heen gewezen via bordjes langs
de weg. Dan kunt U meteen zien wat er
allemaal in de jongste polder gebeurt.
Via panelen en dia's wordt U tijdens
de ploegmanifestatie hiermee op de
hoogte gebracht door het Informatie
Centrum van de Rijksdienst voor de
IJsselmeerpolders.
DIENSTENCENTRUM-NIEUWS
Woensdag 17 oktober a.s. om 14.00 uur
wordt er in het Dienstencentrum aan
de Doetinchemsestraat 27 te Middel-
hamis een voorlichtingsmiddag gehou
den met film over een driedaagse bus-
en bootreis naar Göteborg in Zweden.
Deze middag staat onder leiding van
dhr, R. Stoober, „sales-promotor" van
de „Stena Line" die u alles over deze
reis kan vertellen.
U bent van harte welkom.
Bent u slecht ter been en wilt u toch
graag komen bel dan 3366 en wij zorgen
voor vervoer.
DE KEUS (II)
En het volk zeide tot Jozua: Wü
zullen de HEERE onze God die
nen, en wy zullen zyner stem ge
hoorzamen. Alzo maakte Jozua
op dienzelve dag een verbond met
het volk en hij stelde het hun tot
een recht en inzetting in Sichem.
(Jozua 24 24, 25)
Jozua heeft de zaak op scherp gezet.
Als dan het volk tenslotte bij de keus
volhardt en zegt: Wij zullen de HEERE
onze God dienen en wij zullen Zijn stem
gehoorzamen, dan maakt Jozua op die-
zelve dag een verbond met het volk.
Ook maakt hij dat verbond tot een recht
en Inzetting in Sichem. Dat laatste wil
zeggen: het volk zal er zich aan hebben
te houden. Zó en niet anders wil God
gediend worden. Nu het volk de proef
doorstaan heeft maakt Jozua niet langer
bezwaar en bekrachtigt de keus.
Een soort verbondssluiting vindt
plaats. Beter is het te spreken van ver-
bondsvemieuwing.
Het verbond bij de Sinaï gesloten,
moet, als het volk in Kanaan is aange
komen, worden vernieuwd. Van geslacht
op geslacht vraagt de Heere een keus.
Van stap tot stap dient het verbond ver
nieuwd, ook in het leven van hen die
de Heere vrezen.
Heel ons leven is kiezen. De afgoden
lopen storm op de Kerk des Heeren.
Dat vraagt telkens nieuwe bezinning.
Oriëntering en heroriëntering op het
Woord.
Ook ons geslacht, wij die nu leven
worden geroepen tot vernieuwing van
het verbond. Merken we dat ook? Of
merken we helaas meer vernieling en
vernietiging dan vernieuwing. Wat een
waardeloze argumenten worden er ge
bruikt om ons van de keus af te maken.
Hoe lang staat God al buiten uw le
ven? Hij dwingt niet! Hij dringt er wel
op aan. De keus doen zet een stempel
op uw leven. Wij hebben dikwijls, van
huis uit altijd een weerwoord. Dat be
gint met „ja maar". De Heere vraagt
antwoord. Keus is antwoorden op het
Woord van Gods liefde, is ook bidden
om genade. Keus is belijden: Tot wie
zouden wij heengaan, Gij hebt de woor
den van het eeuwige leven.
God roept tot het vernieuwen van het
verbond. Dat heeft met uw Doop te ma
ken en met belijdenis des geloofs en
met het Heilig Avondmaal. Daar kunt
u zich niet ongestraft van af maken. We
schuiven de verantwoordelijkheid maar
voor ons uit, we schuiven de Heere van
ons af.
Ik weet wat u denkt „Dat gaat niet
vanzelf".
Leest u dat hier? Moet er iets van
zelf, of mag het door genade?
Kiezen en dienen!
Laten deze twee woorden uw leven
beheersen.
Maar wie kiest zit er aan vast. Is aan
die keus gebonden. Als het de goede
keus is, dan kan een mens er nooit
meer van af. Wil hij er ook niet meer
van af.
Wie de wereld verloren heeft en zich
zelf, en God er voor terug heeft gevon
den, wil nooit meer ruilen.
Het heeft God nog nooit berouwd, e-
venmin Christus zich een volk te kopen
en te dienen. Gods roeping en verkie
zing zijn onberouwelijk. Dat is de vas
te grond.
Jozua maakt niet langer bezwaar
maar hij maakt het verbond vast. Ge
waarschuwd heeft hij voor een licht
vaardige keus. Gewezen heeft hij op
Gods genade. Niet om het volk af te
schrikken, niet om met de andere hand
te nemen wat hij met de ene gaf.
Dat is niet eerlijk. We kunnen de men
sen niet oproepen tot de dienst van God
en tegelijk die oproep inkapselen in
een systeem van voorwaarden waar
aan voldaan moet worden. Als we de
menselijke onmogelijkheid voorhouden,
goed. Want geen vlees zal roemen voor
Hem.
Maar laten we dan ook niet Gods mo
gelijkheid verzwijgen die er liggen in
dié grote Knecht des Heeren.
Laten we eenvoudig ons houden aan
de Schift die zegt: Wie God nederig
valt te voet, zal van Hem Zijn wegen
leren. En die wegen Gods lopen dwars
door het puin van onze afbraak heen,
leiden naar de heuvel Golgotha.
Daar hangt Jezus Zich te verteren in
de liefdesdienst. Hij buigt het hoofd. Hij
geeft de geest, want... het is volbracht!
Toen was Hij niet uitgediend. Neen
toen begon het pas. Want Hij is gestor
ven om onze zonden en opgewekt tot
onze rechtvaardigmaking. Hij is ter
Rechterhand Gods gezeten en leeft daar
als Bedienaar van het hemels heilig
dom. Hij doet daar dienst in de hemelse
liturgie en bidt voortdurend, omdat Hij
daarvoor leeft.
Wij zullen de HEERE onze God die
nen en Zijn stem gehoorzamen.
Wie kiest er zo resoluut?
Denk er goed om, wie niet dient, dient
toch. Wie niet kiest, kiest toch. Wie God
niet kiest, blijft bij de oude keus. Wie
niet wil belijden die ene Naam, belijdt
toch. Hij doet alleen belijdenis van het
feit dat hij of zij niet getrouwd wil zijn
met God. De mensen nemen u dat niet
kwalijk. Zij zeggen misschien dat u
groot gelijk hebt, want zij zouden het
ook niet doen. Maar hebt u er wel erg
in dat er een God in de hemel is. Die
zegt: De ganse dag heb Ik mijn handen
uitgebreid naar een ongehoorzaam en
tegensprekend volk?
Dienen!
Het klinkt zo slaafs. Het is bevrijdend.
Slaafs bent u bezig als u zich uitslooft
voor de wereld.
Het woord dienen betekent ten diepste
iemand toebehoren, geborgen zijn. Het
wordt geboren uit de keus, het wordt
bepaald door kinderlijke vrees.
Hoge, koninklijke ambtenaren heten
in de Bijbel dienaren. Gods volk is ook
een heilig volk, een verkregen volk, een
koninklijk priesterdom, een uitverkoren
geslacht. Ze hebben niets slaafs meer
aan en over zich. Want onze grote Jo
zua, de grote Knecht des HEEREN, heeft
ze vrijgemaakt. Uit Zijn verdiensten
stromen ons krachten en genade toe.
Zo maakt Hij ons Zijn beeld gelijkvor
mig.
Wat een bevrijding als ik mijzelf ver
lies aan deze Knecht des Heeren, mij
zelf verloochenen.
Ik mag Hem dienen als een slaaf en
toch koningskind.
Neem Mijn juk op u en leert van
Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig
van hart en gij zult rust vinden voor
uw zielen. Verdienen hoeven wij niet.
Dienen mag!
Jozua heeft Hem gediend, honderd
en tien jaar.
Nog zingt hij het volk voor: Uw lief-
dedienst heeft mij nog nooit verdroten.
Nog even en hij zingt eeuwig in het
koor dat dag en nacht God dient in
Zijn tempel.
Nieuwe Tonge Ds. H. Visser
De laatste dag van onze vakantie in
Oostenrijk (zie het vorige artikel) heb
ben we een eindje langs de Rijn gere
den, een gezellige afwisseling van de
wat saaie en eentonige autobaan in
Duitsland. Het duurt wel wat langer,
maar dat is het wel waard. Wat een
druk vaarwater is de Rijn. Vrachtsche
pen en tegenwoordig ook duwboten va
ren stroomopwaarts en -afwaarts. Pas-
sagiersboten, ook uit ons land, hebben
het bovendek vol met van de zon en het
uitzicht genietende toeristen. We rijden
langs de westelijke oever door tal van
dorpjes, passeren enkele treinen en zien
aan de overkant hoog tegen de rotsen
enkele overblijfsels van de biirchten der
vroegere roofridders. Veilig was het
daar wel in de hoogte!Enkele zijn geres
taureerd en doen dienst als museum.
Dat de Rijn zo vervuild is, kan men op
een afstand niet zien, maar de kranten
schrijven er telkens weer opnieuw over.
Onze Rijntocht begint bij Bingen, de
berghellingen zijn met wijnstokken be
plant en op een eilandje in de rivier
staat een toren. Er zijn meer eüandjes
in de Rijn, soms ook ■wel met een to
ren. Maar aan deze toren bij Bingen is
een geschiedenis, een sage, verbonden
en daardoor vooral is deze Mwzento-
ren bekend.
De sage
Bisschop Hatto van Mainz regeerde
met strenge hand over zijn onderdanen.
Wreed en hardvochtig was hij tegeno
ver zijn volk, een eergierig en hebzuch
tig vorst.
Wat kon het hem schelen of de be
woners van zijn bisdom in armoede en
Kom (kijken bij:
JUWELIER
J. KE(ÜVELAAR
Zandpad 32
Middelhamid
ellende gedompeld waren, als hij maar
kon baden in weelde en genot. Steeds
drukkender werden de belastingen.
Maar nog was het hem niet genoeg.
Daarom liet hij op een eilandje in de
I Rijn, tegenover Bingen, een toren bou-
wen, waardoor hij alle voorbijgaande
schepen kon dwingen tol te betalen. Dat
het tolgeld erg hoog was is te begrijpen
van een man als Hatto.
Eens kwam er een hongersnood in het
bisschoppelijk gebied van Mainz: de
oogst was mislukt. Het kleine beetje dat
nog van de langdurige droogte was o-
vergebleven, werd nog grotendeels door
de hagel vernield.
Maar Hatto had voorraad. Overal
kocht hij het graan op of dwong zijn
onderdanen het hem te geven inplaats
van het belastinggeld, dat ze dit jaar
toch niet konden betalen.
Evenals Jozef in Egypte liet hij schu
ren bouwen, waar hij zijn graan ver
zamelde. Wie koren wilde hebben kon
zich bij hem vervoegen, maar moest
„zwarte" prijzen betalen. Zulk een on
gehoorde winst vroeg hij, dat zijn arme
volk het zo zeer verlangde koren niet
kon betalen. En hoe ze ook smeekten
en baden om toch medelijden te hebben
in hun honger, het hielp hun niets :het
hart van de kerkvorst was nog harder
dan steen.
Muizen
Op een dag komt er weer een honge
rige menigte naar lijn paleis. Bisschop
I Hatto zit juist met zijn vrienden aan de
maaltijd; hem treft de honger niet.
I De wanhopige schare valt op de knie
ën en smeekt om graan. Hatto komt zelf
I naar buiten om hen te antwoorden, met
een glimlach op het gelaat. Maar het is
een valse lach, want een doiivels plan
is in hem opgekomen. Dat gebedel om
koren gaat hem vervelen en nu weet hij
een middel om zich van heel wat oproe-
rig gespuis te ontdoen.
Ze kunnen koren krijgen, antwoordt
hij, als ze het zelf gaan halen in één van
zijn schuren. Met zijn hovelingen gaat
hij hun voor om de weg te wijzen. Met
grote dankbaarheid in het hart volgen
de hongerigen hun vorst, die nu onver
wachts zo bijzonder vriendelijk is.
Ze gaan de schuur binnen om het ver
langde te halen. Maar als ze allen er in
zijn, worden de deuren gesloten en Hat
to geeft bevel het gebouw in brand te
steken.
Hij spot met het gejammer der onge-
lukkigen. En zich tot zijn vrienden wen
dend: „Onthaal ik u niet op een prach
tig muizenconcert?"
Inderdaad verloste hij de stad van
heel wat hongerige mensen, maar zijn
straf zou vreselijk zijn.
Uit de brandende schum- ontsnapten
duizenden muizen, echte muizen nu, die
ook in zijn paleis doordrongen. Had Hat
to het gekerm der ongelukkige slacht
offers een muizenconcert genoemd, thans
wordt hij door werkelijke muizen ge-
plaagd. Nergens heeft hij rust, overal
trapt hij op muizen, vindt ze in zijn kle
ren, zijn bed, ziJn eten. 's Nachts kan
hij niet slapen en er moet een dienaar
bij zijn bed zitten om de dieren dood te
slaan.
Maar ook dat helpt niet, voor één do
de muis komen er wel tien levende in
de plaats. Ten einde raad besluit hij
naar zijn tolburcht op het eilandje in de
RiJn te gaan om daar in de toren te wo
nen; daar zal hij rust hebben.
Helaas, zijn kleine knagende vijan
den volgen hem ook daar. Ze zwem
men de Rijn over en beginnen Hatto met
nieuwe woede te plagen.
Tot een dienaar tenslotte op zekere
morgen het vreselijk verminkte lijk van
zijn meester vindt. Doodgemarteld en
afgeknaagd als straf voor zijn hard
vochtigheid.
De werkeiykheid
Tot zover de sage, die op enkele on
derdelen ook wel enigszins anders ver
teld wordt.
Inderdaad leefde er in de 9e eeuw
een zekere Hatto als bisschop van
Mainz. Volgens de geschiedenis was het
een heerszuchtig vorst, maar zijn sata
nische wreedheid bestaat alleen volgens
deze sage.
De zogenaamde Muizentoren liet hij
In de Rijn bouwen om van de voorbij
varende schepen een hoog tolgeld te ei
sen. Maar dat was niets ongewoons in
die dagen. Een eindje verder, bij Caub,
bevindt zich een dergelijke oude tol
burcht. Vermoedelijk zullen er nog wel
meer geweest zijn. De ruïnes van de
talrijke kastelen der oude roofridders
langs de rivier spreken er nu nog van,
hoe de vaart op dé Rijn met grote ge
varen gepaard ging.
Hoe komt men dan aan de naam Mui
zentoren? Heel eenvoudig: Hatto liet de
voorbijvarende schepen doorzoeken,
doorsnuffelen en dat heet in het Duits
durchmausen. Zijn toren zouden we dus
kunnen noemen de snuffeltoren, in het
Duits Mauseturm. Maar dit Duitse
woord kan ook als Muizentoren vertaald
worden. En dat gaf aan de sage aanlei
ding tot de vreselijke geschiedenis over
Hatto's hardvochtigheid en de straf
hiervoor door de muizen.
Middelburg
L. v. Wallenburg
NIEUWERKERK
Gespreksgroep Herv.-Geref.
Op maandag 22 oktober zal de Herv.-
Geref. gespreksgroep weer starten met
hun bijeenkomsten, in de zaal achter
de Geref. Kerk in de Badhuisstraat.
Het thema voor dit seizoen is: „Naar een
gemeenschap van de Hoop", als vervolg
van de gespreksstof van vorig jaar.
OOLTGENSPLAAT
Ds. K Reenders 70 jaar
De Geref, em, predikant ds, K, Reen
ders, die van november 1933 tot februari
1939 in ziJn eerste gemeente, alhier, de
Geref. Kerk heeft gediend hoopt don
derdag 11 oktober 70 jaar te worden.
Zijn adres is thans: Huize „Maarwold",
Nesciolaan 40, 9752 HM Haren (Gr.).
A.S. zaterdag SPRINGWEDSTRIJDEN
in sporthal Middelhamis.
Voor de zesde maal organiseert de
gymnastiekvereniging S.S.S. Nieuwe
Tonge haar jaarlijkse springwedstrijden
in de sporthal Olympia te Middelhar-
nis op zaterdag 13 oktober. Het belooft
weer een sportieve kamp te worden.
Ingeschreven hebben 18 verenigingen
met 69 groepen uit Rotterdam en omstre
ken, Zeeland en Goeree en Overflakkee.
Aanvang van de wedstrijden 15.30 uur
door Li. Penning
UitgeverU W. M. den Hertog
47
Er bestond nog geen
verdedigingslinie, en in Augustus wisten
die miserabele kaaskoppen nog niets
beters te doen, dan Jan de Witt om zeep
te brengen. Thans is de Hollandse wa
terlinie bezet met grote, gewapende
wachtschepen; er staat vier tot vijf voet
water, waar acht weken geleden de
koeien graasden. En de brutale kerels
komen als de kikkers uit hun sloten en
polders te voorschijn, om het offensief
te nemen is het niet verschrikkelijk?"
Het ongeduld, waarmee de generaal
op de komst van Jan Pietersen zat te
wachten, zou nu niet langer op de proef
worden gesteld. Hij was daar net aan
gekomen, en werd onmiddellijk tot de
opperbevelhebber gebracht.
De generaal keek hem aan met een
barse blik.
„Heb je de stelling aan de Greven-
brug opgenomen?"
„Ik weet alles. Excellentie."
„Geen gebluf s'U vous plait hoe
veel manschappen liggen er?"
„Niet meer dan 800 man."
„Hoort ge 't, kapitein MUan? En die
800 man joegen mijn keurtroepen met
de kous op de kop naar huis."
De generaal wendde zich weer tot de
spion, terwijl hij een zwaar ruiterpis
tool te voorschijn haalde.
„Hoeveel stiikken geschut! Denk er
om, dat ge de waarheid spreekt je
vreemde tocht naar Muiden onder lei
ding van ritmeester Moisel is nog al
tijd niet opgehelderd!"
„Twee gotelingen; generaal Frederik
van Nassau commandeert er."
„Verder liggen er nog meer bol
werken?"
„De Snellenschans, bij Woerden."
„Is ze bezet?"
„Door kolonel Palm met 500 zeesol-
daten."
„Adjudant is de oude Jood reeds
aanwezig?"
„Zo juist is hij gearriveerd. Excel
lentie!"
„Laat hem hier komen direct!"
En Benjamin de marskramer stapte
binnen.
Hoe het er aan de Grevenbrug bij
stond, was de marskramer onbekend,
maar zijn inlichtingen omtrent de Snel-
lenbrug klopten met die van Pietersen.
En Benjamin wist er by te vertellen, dat
de Prins van Oranje de zeesoldaten
liever bij de Leidse Poort had gehou
den, maar met het oog op het gevaar,
dat van de zijde van generaal Luxem
burg dreigde, had de Prins nog laat in
de avond de Snellenbrug laten bezetten.
„Veel eer voor mij," gromde de op
perbevelhebber: „zijn er nog meer bol
werken aan deze kant?"
„Te Gravesloot," antwoordde Pieter
sen.
„MiJ bekend," hernam de generaaL
En terwijl het wanstaltige lichaam
zich met enige levendigheid in de leu-
ningstoel verhief, ging hij voort, op elk
woord de nadruk leggend: „Kunnen we
Gravesloot en de Grevenbrug omtrek
ken?"
„Dat kan allebei," zei Pietersen op
vaste toon.
Een vreemd licht gloorde op in de
huiveringwekkende ogen van de opper-
bevelhebbr, en zijn adem ging sneller.
„Hoe dan?"
„Langs de kaden van de Kamerikse
wetering."
„Weet je de weg?"
„Sinds gisteravond."
„En als je me bedriegt?" vroeg de ge
neraal, die iedereen wantrouwde.
„Als u dat vermoedt," antwoordde
Pietersen, die wist, hoeveel hij heden
nacht waard zou zijn: „dan neemt u mij
niet als gids."
Het antwoord verraste de generaal,
en hij zei vriendelijker dan zijn manier
was: „Zo is 't niet bedoeld, man, en
deze keer wil ik eens heel royaal zijn
honderd loms d'or zijn voor jou, als
de aanslag gelukt."
De generaal stond op en ging naar
buiten, gevolgd door zijn staf. En hij
stapte snel voort door het slijk en de
modder van de Breudijk, om zijn maat
regelen te nemen.
Het was enkele uren later en zo ge
ducht donker, dat men nauwelijks een
hand voor de ogen kon zien, toen aan
het voornaamste bolwerk der Greven
brug, uit de richting der Gravesloter-
schans, een verward rumoer van vluch
tende mensen werd vernomen.
Generaal van Zuylenstein had zich op
een paar wollen dekens, bij het wacht
vuur, uitgestrekt, en sprong overeind.
En even later kwam uit de duisternis
een troep vluchtende krijgslieden aan
zetten.
„Gij kunt allen lopen als hazen," riep
de generaal met verheffing van stem:
„zegt mij wat is er geschied?"
Toen deelden de vluchtelingen mee,
dat zij waren overrompeld door een
Franse krijgsmacht, die daar straks, in
het holle van de nacht, over de kaden
van de Kamerikse wetering de stel
ling te Gravesloot was omgetrokken.
Met starre ogen luisterde de generaal
naar het onheilspellende bericht. Dan
echter herkreeg hij zijn zelfbeheersing
en hernam op vaste toon: „Wat zegt gij?
zijn de Fransen onze stellingen omge
trokken? Het is onmogelijk slechts
door verraad zouden de Fransen de weg
hierheen kunnen vinden!"
„Met uw verlof," zei sergeant Jans
sen, naar voren tredend: „zonder twij
fel is er verraad in het spel, maar met
het oog op die mogelijkheid raadde ik
u gister aan, de kaden van de Kamerik
se wetering af te graven."
Meer zei de sergeant, die overigens
bij de heer van Zuylenstein hoog stond
aangeschreven, niet, en het was ook niet
nodig. De generaal had de goede raad
in de wind geslagen, en hij voelde de
scherpe angel van het zelfverwijt.
Hij zweeg. Zijn wangen waren ver
bleekt, doch overigens verried niets, wat
er omging in zijn binnenste. En hij her
innerde zich zijn antwoord, te Bodegra
ven aan kolonel Palm gegeven: „Met
mijn leven sta ik borg, dat mijn stel
ling niet omgetrokken zal worden."
Met zijn leven! En nu het door hem
voor onmogelijk geachte toch was ge
schied, zou hij met zijn leven zijn ver
gissing verzoenen
Hij staarde voor zich uit in diep ge
peins, en dacht met weemoed aan zijn
krijgsvolk op de verloren post. Want
nu Gravesloot was gevallen, was het
lot van de Grevenbrug beslist. Doch
neen) zo mocht men niet spreken. En
al was de kans gering, men moest blij
ven hopen tot het laatste ogenblik toe.
Het was thans ziJn eerste plicht, de
ontsteltenis te bezweren, die zich van
zijn soldaten dreigde meester te maken.
Want de vrees is even besmettelijk als
de pest, en de vluchtelingen hingen een
somber tafereel op van de wanhopige
toestand.
Hij verzamelde zijn krijgslieden bij
een, en zei met bewogen stem: „Mus
ketiers en busschieters! Onze vijanden
hebben een voordeel behaald, door de
Gravesloterschans te bemachtigen, maar
als gij er over denkt als ik, dan zal heit
lang duren voor ziJ de voet in deze ver
schansing zetten. Wapenbroeders! Zoe
ven heeft sergeant Janssen mij herin
nerd, dat hij miJ gister aanraadde, de
kaden onder Kamerik door te steken.
Het is waar, ik had het kurmen doen, en
het zou goed zijn geweest, indien ik het
had gedaan. Maar het was mij ondenk
baar, dat Nederlanders, landgenoten, de
vijand de weg zouden wijzen. Toch
schijnt het geschied te zijn ik erken
openlijk, dat sergeant Janssen het bij
het rechte eind heeft gehad!"
„Generaal!" antwoordde de sergeant:
„ik wilde u geen piJn veroorzaken!
Waarlijk dat was mijn bedoeling niet!
En de heer van Zuylenstein is voor ons
allen steeds een goedertieren heer ge
weest niet waar, kameraden?"
„Ja!" riepen de musketiers en de bus
schieters met eenparige stem: „een goe
dertieren heer! En we zullen nu tonen,
wat wij voor Nassau en het vaderland
over hebben!"
(Wordt vervolgd)
V