EIIAflDEn - niEUWS Paarden zullen ploegen op Nationale Ploegmanifestatie Overdenking De muizentoren van Bingen „Onder de Oranjevlag" uit de Heilige Schrift 2e blad Vrijdag 12 oktober 1979 No. 4833 KVENSTER HET ZEEUWSE WANDELINGEN \\&tdoetgoud voor'nvrouw? Muizentoren; er tegenover Ruïne burg Ehrenfels YBKVOLOVEBHAAl. blik op kerk on samenieving Combi-Synode - Witte pleklien - De belijdenis - Deze week om precies te zijn op donderdag 11 en vrijdag 12 oktober komen de Generale Synoden van de Hervormde en van de Gereformeerde Kerk in ons land weer in een gecombi neerde vergadering bijeen. Wanneer de frequentie van het samen vergaderen evenredig is aan het dichter naar elkaar toegroeien van beide kerken, dan zijn we inderdaad al een heel eind „samen op weg". In het verleden werd er meest al slechts één dag samen vergaderd, en dan nog als sluitstuk van één van beide. Synodevergaderingen, nu zijn we al zo ver dat er alléén een gecombineerde vergadering wordt gehouden die dan ook nog twee dagen gaat duren. Ik zal op deze vergadering niet voor uitlopen, de kranten zullen ons wel inlichten. Trouwens, wanneer deze re gels onder ogen van de lezers komen, dan behoort de gecombineerde verga dering al tot het verleden en zullen we wellicht meer weten over het verloop van de samensprekingen. Dat de samenwerking tussen de twee grote protestantse kerken in ons land al in een vergevorderd stadium zou zijn is echter niet meer dan schijn die be driegt! Zeker, in sommige gemeenten is die samenwerking er, in de vorm van gemeenschappelijke diensten of in de vorm van kanselruil of zelfs in de vorm van het gezamenlijk beroepen van één predikant. Men zou denken dat in zulke gemeenten niets in de weg staat aan een fusie tussen beide gemeenten. Maar er zijn ook andere voorbeelden, en die zijn vér in de meerderheid: ge meenten waar nog nauwelijks enige vorm van samenspreking is geweest, laat staan van enige samenwerking. Wanneer ik het goed zie, dan liggen de meeste „witte plekken" op de ker kelijke kaart dat zijn dus die gemeen ten waar nog geen toenadering is in de streken waar de Hervormde Kerk de kleur heeft van de Gereformeerde i Bond. De grote middenmoot in de Gere formeerde Kerk vertoont in prediking en liturgie nu eenmaal de meeste over eenkomst met de midden-orthodoxie in de Hervormde Kerk. Waar de officiële Hervormde Kerk van Ger. Bondssig natuur is en waar daarnaast zoals op vele plaatsen in Utrecht en op de Veluwe een deelgemeente bestaat, dan werkt de Ger. Kerk wèl samen met die deelgemeente, maar is er met de officiële kerk weinig of geen contact. Dat is typerend voor het geheel. Ik oordeel daarover (nog) niet, ik consta teer alleen de feiten. Formeel gesproken kan er natuurlijk niets tegenin gebracht worden wanneer twee kerken met dezelfde belijdenis toenadering zoeken tot elkaar. Al te weinig wordt de pijn van de verdeeld heid gevoeld. En het zou op zichzelf een goede zaak zijn wanneer bereikt mocht worden de eenwording van beide grote reformatorische kerken, door wij len Prof. Van Ruler aangeduid als „het einde van een huishoudelijke twist". Maar wanneer die beide kerken op hun gemeenschappelijke belijdenis niet aangesproken willen worden, dan liggen de zaken heel wat meer gecompliceerd dan op het eerste gezicht zou worden gedacht. Men spreekt aan beide zijden van de kloof wel over een gemeenschap pelijk verder gaan op de weg van het belijden, maar van enige affiniteit tot de belijdenis der vaderen blijkt niet zoveel, noch in de Hervormde, noch in de Gereformeerde Kerk. We krijgen de indruk dat de belijdenis der vaderen, zoal niet afgeschaft, dan toch voor beide kerken meer een soort museumstuk is geworden, dat men hoogstens nog eens kan bekijken, maar waar men in de tegenwoordige tijd niet zoveel meer mee kan doen. En dat laatste is uiteraard de zorg van de Ger. Bond. In eigen kerk heeft men al zoveel moeite met „het verdedi gen en verbreiden van de waarheid". En de vrees is niet ongegrond dat met de terugkeer van de Gereformeerden in de vaderlandse kerk niet alleen de posi tie van de Bond zwakker zal worden dat zou nog niet het ergste zijn maar dat ook de strijd om de handhaving van de belijdenis zwaarder zal worden. Voortdurend is er dan ook van de zijde van de Ger. Bond op gewezen: we zou den blij zijn wanneer de Gereformeerden terugkwamen in onze Hervormde Kerk, en wanneer ze dezelfde bagage mee brachten die ze nleegenomen hebben in 1886. Nu dat niet te verwachten is is het niet zo verwonderlijk dat de sektor van de Ger. Bond in de Herv. Kerk niet staat te trappelen van ongeduld om de Gereformeerden binnen te halen. WAARNEMER Op 25 oktober zal in Zuidelijk Flevo land getoond worden hoe er nog ge ploegd wordt met paarden. Friezen (de mooie zwarte paarden met lange staart en manen), Belgen (de stoere, ronde trekpaarden) en Gelderse paarden (sierlijk en stevig, veelzijdig in het gebruik) zullen aan het publiek laten zien dat trekkers nog niet alles veroverd hebben. Dit is mogelijk dankzij een aantal enthousiaste fokkers, die een van de belangrijkste cultuurgoederen van de plattelandsbeschaving, het paard, in ere houden en nog steeds in kwaliteit doen verbeteren. Het is dan ook verheugend dat er uitstekend fokmateriaal aan het ploegen kan gaan. Er zullen een tweetal driespannen (drie voor de ploeg), een tweespan en eeh vierspan aan het werk gaan. Het ploegen met paarden raakt steeds meer in ongebruik. Op het moderne, landbouwbedrijf is het n.l. niet meer mogelijk. Daarvoor moet er teveel in een te korte tijd geploegd woiiden met te weinig mensen. Een andere wijze van boeren dan met moderne machines is door de kosten en de noodzaak van inkomens verkrijging bijna uitgesloten. Dat houdt niet in dat het ploegen^met paarden vergeten is geraakt. Menig boer zou nog graag met paarden willen ploe gen. Ook omdat het veel precisiewerk is met levende wezens. Daarom is het Ploegcomité verheugd de paarden te kunnen laten gebruiken waar ze vaak voor gefokt werden: het „gewone'.' werk op de boerderij. Het is een unieke kans om eens te kunnen zien en ervaren wat er in een kwarteeuw allemaal veranderd is in de landbouw. Moderne tractoren met ploegen op de hefinrichting, paarden met pure trek kracht en ook nog oude trekkers, die toen nog alleen maar een mechanische vervanging van paarden waren. En niet zomaar tentoongesteld: don derdagmiddag 25 oktober in Zuidelijk Flevoland. Grijp die unieke kans en kom! Als u de weg opzoekt van Dronten naar Almere-Muiderberg dan wordt U er verder heen gewezen via bordjes langs de weg. Dan kunt U meteen zien wat er allemaal in de jongste polder gebeurt. Via panelen en dia's wordt U tijdens de ploegmanifestatie hiermee op de hoogte gebracht door het Informatie Centrum van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. DIENSTENCENTRUM-NIEUWS Woensdag 17 oktober a.s. om 14.00 uur wordt er in het Dienstencentrum aan de Doetinchemsestraat 27 te Middel- hamis een voorlichtingsmiddag gehou den met film over een driedaagse bus- en bootreis naar Göteborg in Zweden. Deze middag staat onder leiding van dhr, R. Stoober, „sales-promotor" van de „Stena Line" die u alles over deze reis kan vertellen. U bent van harte welkom. Bent u slecht ter been en wilt u toch graag komen bel dan 3366 en wij zorgen voor vervoer. DE KEUS (II) En het volk zeide tot Jozua: Wü zullen de HEERE onze God die nen, en wy zullen zyner stem ge hoorzamen. Alzo maakte Jozua op dienzelve dag een verbond met het volk en hij stelde het hun tot een recht en inzetting in Sichem. (Jozua 24 24, 25) Jozua heeft de zaak op scherp gezet. Als dan het volk tenslotte bij de keus volhardt en zegt: Wij zullen de HEERE onze God dienen en wij zullen Zijn stem gehoorzamen, dan maakt Jozua op die- zelve dag een verbond met het volk. Ook maakt hij dat verbond tot een recht en Inzetting in Sichem. Dat laatste wil zeggen: het volk zal er zich aan hebben te houden. Zó en niet anders wil God gediend worden. Nu het volk de proef doorstaan heeft maakt Jozua niet langer bezwaar en bekrachtigt de keus. Een soort verbondssluiting vindt plaats. Beter is het te spreken van ver- bondsvemieuwing. Het verbond bij de Sinaï gesloten, moet, als het volk in Kanaan is aange komen, worden vernieuwd. Van geslacht op geslacht vraagt de Heere een keus. Van stap tot stap dient het verbond ver nieuwd, ook in het leven van hen die de Heere vrezen. Heel ons leven is kiezen. De afgoden lopen storm op de Kerk des Heeren. Dat vraagt telkens nieuwe bezinning. Oriëntering en heroriëntering op het Woord. Ook ons geslacht, wij die nu leven worden geroepen tot vernieuwing van het verbond. Merken we dat ook? Of merken we helaas meer vernieling en vernietiging dan vernieuwing. Wat een waardeloze argumenten worden er ge bruikt om ons van de keus af te maken. Hoe lang staat God al buiten uw le ven? Hij dwingt niet! Hij dringt er wel op aan. De keus doen zet een stempel op uw leven. Wij hebben dikwijls, van huis uit altijd een weerwoord. Dat be gint met „ja maar". De Heere vraagt antwoord. Keus is antwoorden op het Woord van Gods liefde, is ook bidden om genade. Keus is belijden: Tot wie zouden wij heengaan, Gij hebt de woor den van het eeuwige leven. God roept tot het vernieuwen van het verbond. Dat heeft met uw Doop te ma ken en met belijdenis des geloofs en met het Heilig Avondmaal. Daar kunt u zich niet ongestraft van af maken. We schuiven de verantwoordelijkheid maar voor ons uit, we schuiven de Heere van ons af. Ik weet wat u denkt „Dat gaat niet vanzelf". Leest u dat hier? Moet er iets van zelf, of mag het door genade? Kiezen en dienen! Laten deze twee woorden uw leven beheersen. Maar wie kiest zit er aan vast. Is aan die keus gebonden. Als het de goede keus is, dan kan een mens er nooit meer van af. Wil hij er ook niet meer van af. Wie de wereld verloren heeft en zich zelf, en God er voor terug heeft gevon den, wil nooit meer ruilen. Het heeft God nog nooit berouwd, e- venmin Christus zich een volk te kopen en te dienen. Gods roeping en verkie zing zijn onberouwelijk. Dat is de vas te grond. Jozua maakt niet langer bezwaar maar hij maakt het verbond vast. Ge waarschuwd heeft hij voor een licht vaardige keus. Gewezen heeft hij op Gods genade. Niet om het volk af te schrikken, niet om met de andere hand te nemen wat hij met de ene gaf. Dat is niet eerlijk. We kunnen de men sen niet oproepen tot de dienst van God en tegelijk die oproep inkapselen in een systeem van voorwaarden waar aan voldaan moet worden. Als we de menselijke onmogelijkheid voorhouden, goed. Want geen vlees zal roemen voor Hem. Maar laten we dan ook niet Gods mo gelijkheid verzwijgen die er liggen in dié grote Knecht des Heeren. Laten we eenvoudig ons houden aan de Schift die zegt: Wie God nederig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren. En die wegen Gods lopen dwars door het puin van onze afbraak heen, leiden naar de heuvel Golgotha. Daar hangt Jezus Zich te verteren in de liefdesdienst. Hij buigt het hoofd. Hij geeft de geest, want... het is volbracht! Toen was Hij niet uitgediend. Neen toen begon het pas. Want Hij is gestor ven om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. Hij is ter Rechterhand Gods gezeten en leeft daar als Bedienaar van het hemels heilig dom. Hij doet daar dienst in de hemelse liturgie en bidt voortdurend, omdat Hij daarvoor leeft. Wij zullen de HEERE onze God die nen en Zijn stem gehoorzamen. Wie kiest er zo resoluut? Denk er goed om, wie niet dient, dient toch. Wie niet kiest, kiest toch. Wie God niet kiest, blijft bij de oude keus. Wie niet wil belijden die ene Naam, belijdt toch. Hij doet alleen belijdenis van het feit dat hij of zij niet getrouwd wil zijn met God. De mensen nemen u dat niet kwalijk. Zij zeggen misschien dat u groot gelijk hebt, want zij zouden het ook niet doen. Maar hebt u er wel erg in dat er een God in de hemel is. Die zegt: De ganse dag heb Ik mijn handen uitgebreid naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk? Dienen! Het klinkt zo slaafs. Het is bevrijdend. Slaafs bent u bezig als u zich uitslooft voor de wereld. Het woord dienen betekent ten diepste iemand toebehoren, geborgen zijn. Het wordt geboren uit de keus, het wordt bepaald door kinderlijke vrees. Hoge, koninklijke ambtenaren heten in de Bijbel dienaren. Gods volk is ook een heilig volk, een verkregen volk, een koninklijk priesterdom, een uitverkoren geslacht. Ze hebben niets slaafs meer aan en over zich. Want onze grote Jo zua, de grote Knecht des HEEREN, heeft ze vrijgemaakt. Uit Zijn verdiensten stromen ons krachten en genade toe. Zo maakt Hij ons Zijn beeld gelijkvor mig. Wat een bevrijding als ik mijzelf ver lies aan deze Knecht des Heeren, mij zelf verloochenen. Ik mag Hem dienen als een slaaf en toch koningskind. Neem Mijn juk op u en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart en gij zult rust vinden voor uw zielen. Verdienen hoeven wij niet. Dienen mag! Jozua heeft Hem gediend, honderd en tien jaar. Nog zingt hij het volk voor: Uw lief- dedienst heeft mij nog nooit verdroten. Nog even en hij zingt eeuwig in het koor dat dag en nacht God dient in Zijn tempel. Nieuwe Tonge Ds. H. Visser De laatste dag van onze vakantie in Oostenrijk (zie het vorige artikel) heb ben we een eindje langs de Rijn gere den, een gezellige afwisseling van de wat saaie en eentonige autobaan in Duitsland. Het duurt wel wat langer, maar dat is het wel waard. Wat een druk vaarwater is de Rijn. Vrachtsche pen en tegenwoordig ook duwboten va ren stroomopwaarts en -afwaarts. Pas- sagiersboten, ook uit ons land, hebben het bovendek vol met van de zon en het uitzicht genietende toeristen. We rijden langs de westelijke oever door tal van dorpjes, passeren enkele treinen en zien aan de overkant hoog tegen de rotsen enkele overblijfsels van de biirchten der vroegere roofridders. Veilig was het daar wel in de hoogte!Enkele zijn geres taureerd en doen dienst als museum. Dat de Rijn zo vervuild is, kan men op een afstand niet zien, maar de kranten schrijven er telkens weer opnieuw over. Onze Rijntocht begint bij Bingen, de berghellingen zijn met wijnstokken be plant en op een eilandje in de rivier staat een toren. Er zijn meer eüandjes in de Rijn, soms ook ■wel met een to ren. Maar aan deze toren bij Bingen is een geschiedenis, een sage, verbonden en daardoor vooral is deze Mwzento- ren bekend. De sage Bisschop Hatto van Mainz regeerde met strenge hand over zijn onderdanen. Wreed en hardvochtig was hij tegeno ver zijn volk, een eergierig en hebzuch tig vorst. Wat kon het hem schelen of de be woners van zijn bisdom in armoede en Kom (kijken bij: JUWELIER J. KE(ÜVELAAR Zandpad 32 Middelhamid ellende gedompeld waren, als hij maar kon baden in weelde en genot. Steeds drukkender werden de belastingen. Maar nog was het hem niet genoeg. Daarom liet hij op een eilandje in de I Rijn, tegenover Bingen, een toren bou- wen, waardoor hij alle voorbijgaande schepen kon dwingen tol te betalen. Dat het tolgeld erg hoog was is te begrijpen van een man als Hatto. Eens kwam er een hongersnood in het bisschoppelijk gebied van Mainz: de oogst was mislukt. Het kleine beetje dat nog van de langdurige droogte was o- vergebleven, werd nog grotendeels door de hagel vernield. Maar Hatto had voorraad. Overal kocht hij het graan op of dwong zijn onderdanen het hem te geven inplaats van het belastinggeld, dat ze dit jaar toch niet konden betalen. Evenals Jozef in Egypte liet hij schu ren bouwen, waar hij zijn graan ver zamelde. Wie koren wilde hebben kon zich bij hem vervoegen, maar moest „zwarte" prijzen betalen. Zulk een on gehoorde winst vroeg hij, dat zijn arme volk het zo zeer verlangde koren niet kon betalen. En hoe ze ook smeekten en baden om toch medelijden te hebben in hun honger, het hielp hun niets :het hart van de kerkvorst was nog harder dan steen. Muizen Op een dag komt er weer een honge rige menigte naar lijn paleis. Bisschop I Hatto zit juist met zijn vrienden aan de maaltijd; hem treft de honger niet. I De wanhopige schare valt op de knie ën en smeekt om graan. Hatto komt zelf I naar buiten om hen te antwoorden, met een glimlach op het gelaat. Maar het is een valse lach, want een doiivels plan is in hem opgekomen. Dat gebedel om koren gaat hem vervelen en nu weet hij een middel om zich van heel wat oproe- rig gespuis te ontdoen. Ze kunnen koren krijgen, antwoordt hij, als ze het zelf gaan halen in één van zijn schuren. Met zijn hovelingen gaat hij hun voor om de weg te wijzen. Met grote dankbaarheid in het hart volgen de hongerigen hun vorst, die nu onver wachts zo bijzonder vriendelijk is. Ze gaan de schuur binnen om het ver langde te halen. Maar als ze allen er in zijn, worden de deuren gesloten en Hat to geeft bevel het gebouw in brand te steken. Hij spot met het gejammer der onge- lukkigen. En zich tot zijn vrienden wen dend: „Onthaal ik u niet op een prach tig muizenconcert?" Inderdaad verloste hij de stad van heel wat hongerige mensen, maar zijn straf zou vreselijk zijn. Uit de brandende schum- ontsnapten duizenden muizen, echte muizen nu, die ook in zijn paleis doordrongen. Had Hat to het gekerm der ongelukkige slacht offers een muizenconcert genoemd, thans wordt hij door werkelijke muizen ge- plaagd. Nergens heeft hij rust, overal trapt hij op muizen, vindt ze in zijn kle ren, zijn bed, ziJn eten. 's Nachts kan hij niet slapen en er moet een dienaar bij zijn bed zitten om de dieren dood te slaan. Maar ook dat helpt niet, voor één do de muis komen er wel tien levende in de plaats. Ten einde raad besluit hij naar zijn tolburcht op het eilandje in de RiJn te gaan om daar in de toren te wo nen; daar zal hij rust hebben. Helaas, zijn kleine knagende vijan den volgen hem ook daar. Ze zwem men de Rijn over en beginnen Hatto met nieuwe woede te plagen. Tot een dienaar tenslotte op zekere morgen het vreselijk verminkte lijk van zijn meester vindt. Doodgemarteld en afgeknaagd als straf voor zijn hard vochtigheid. De werkeiykheid Tot zover de sage, die op enkele on derdelen ook wel enigszins anders ver teld wordt. Inderdaad leefde er in de 9e eeuw een zekere Hatto als bisschop van Mainz. Volgens de geschiedenis was het een heerszuchtig vorst, maar zijn sata nische wreedheid bestaat alleen volgens deze sage. De zogenaamde Muizentoren liet hij In de Rijn bouwen om van de voorbij varende schepen een hoog tolgeld te ei sen. Maar dat was niets ongewoons in die dagen. Een eindje verder, bij Caub, bevindt zich een dergelijke oude tol burcht. Vermoedelijk zullen er nog wel meer geweest zijn. De ruïnes van de talrijke kastelen der oude roofridders langs de rivier spreken er nu nog van, hoe de vaart op dé Rijn met grote ge varen gepaard ging. Hoe komt men dan aan de naam Mui zentoren? Heel eenvoudig: Hatto liet de voorbijvarende schepen doorzoeken, doorsnuffelen en dat heet in het Duits durchmausen. Zijn toren zouden we dus kunnen noemen de snuffeltoren, in het Duits Mauseturm. Maar dit Duitse woord kan ook als Muizentoren vertaald worden. En dat gaf aan de sage aanlei ding tot de vreselijke geschiedenis over Hatto's hardvochtigheid en de straf hiervoor door de muizen. Middelburg L. v. Wallenburg NIEUWERKERK Gespreksgroep Herv.-Geref. Op maandag 22 oktober zal de Herv.- Geref. gespreksgroep weer starten met hun bijeenkomsten, in de zaal achter de Geref. Kerk in de Badhuisstraat. Het thema voor dit seizoen is: „Naar een gemeenschap van de Hoop", als vervolg van de gespreksstof van vorig jaar. OOLTGENSPLAAT Ds. K Reenders 70 jaar De Geref, em, predikant ds, K, Reen ders, die van november 1933 tot februari 1939 in ziJn eerste gemeente, alhier, de Geref. Kerk heeft gediend hoopt don derdag 11 oktober 70 jaar te worden. Zijn adres is thans: Huize „Maarwold", Nesciolaan 40, 9752 HM Haren (Gr.). A.S. zaterdag SPRINGWEDSTRIJDEN in sporthal Middelhamis. Voor de zesde maal organiseert de gymnastiekvereniging S.S.S. Nieuwe Tonge haar jaarlijkse springwedstrijden in de sporthal Olympia te Middelhar- nis op zaterdag 13 oktober. Het belooft weer een sportieve kamp te worden. Ingeschreven hebben 18 verenigingen met 69 groepen uit Rotterdam en omstre ken, Zeeland en Goeree en Overflakkee. Aanvang van de wedstrijden 15.30 uur door Li. Penning UitgeverU W. M. den Hertog 47 Er bestond nog geen verdedigingslinie, en in Augustus wisten die miserabele kaaskoppen nog niets beters te doen, dan Jan de Witt om zeep te brengen. Thans is de Hollandse wa terlinie bezet met grote, gewapende wachtschepen; er staat vier tot vijf voet water, waar acht weken geleden de koeien graasden. En de brutale kerels komen als de kikkers uit hun sloten en polders te voorschijn, om het offensief te nemen is het niet verschrikkelijk?" Het ongeduld, waarmee de generaal op de komst van Jan Pietersen zat te wachten, zou nu niet langer op de proef worden gesteld. Hij was daar net aan gekomen, en werd onmiddellijk tot de opperbevelhebber gebracht. De generaal keek hem aan met een barse blik. „Heb je de stelling aan de Greven- brug opgenomen?" „Ik weet alles. Excellentie." „Geen gebluf s'U vous plait hoe veel manschappen liggen er?" „Niet meer dan 800 man." „Hoort ge 't, kapitein MUan? En die 800 man joegen mijn keurtroepen met de kous op de kop naar huis." De generaal wendde zich weer tot de spion, terwijl hij een zwaar ruiterpis tool te voorschijn haalde. „Hoeveel stiikken geschut! Denk er om, dat ge de waarheid spreekt je vreemde tocht naar Muiden onder lei ding van ritmeester Moisel is nog al tijd niet opgehelderd!" „Twee gotelingen; generaal Frederik van Nassau commandeert er." „Verder liggen er nog meer bol werken?" „De Snellenschans, bij Woerden." „Is ze bezet?" „Door kolonel Palm met 500 zeesol- daten." „Adjudant is de oude Jood reeds aanwezig?" „Zo juist is hij gearriveerd. Excel lentie!" „Laat hem hier komen direct!" En Benjamin de marskramer stapte binnen. Hoe het er aan de Grevenbrug bij stond, was de marskramer onbekend, maar zijn inlichtingen omtrent de Snel- lenbrug klopten met die van Pietersen. En Benjamin wist er by te vertellen, dat de Prins van Oranje de zeesoldaten liever bij de Leidse Poort had gehou den, maar met het oog op het gevaar, dat van de zijde van generaal Luxem burg dreigde, had de Prins nog laat in de avond de Snellenbrug laten bezetten. „Veel eer voor mij," gromde de op perbevelhebber: „zijn er nog meer bol werken aan deze kant?" „Te Gravesloot," antwoordde Pieter sen. „MiJ bekend," hernam de generaaL En terwijl het wanstaltige lichaam zich met enige levendigheid in de leu- ningstoel verhief, ging hij voort, op elk woord de nadruk leggend: „Kunnen we Gravesloot en de Grevenbrug omtrek ken?" „Dat kan allebei," zei Pietersen op vaste toon. Een vreemd licht gloorde op in de huiveringwekkende ogen van de opper- bevelhebbr, en zijn adem ging sneller. „Hoe dan?" „Langs de kaden van de Kamerikse wetering." „Weet je de weg?" „Sinds gisteravond." „En als je me bedriegt?" vroeg de ge neraal, die iedereen wantrouwde. „Als u dat vermoedt," antwoordde Pietersen, die wist, hoeveel hij heden nacht waard zou zijn: „dan neemt u mij niet als gids." Het antwoord verraste de generaal, en hij zei vriendelijker dan zijn manier was: „Zo is 't niet bedoeld, man, en deze keer wil ik eens heel royaal zijn honderd loms d'or zijn voor jou, als de aanslag gelukt." De generaal stond op en ging naar buiten, gevolgd door zijn staf. En hij stapte snel voort door het slijk en de modder van de Breudijk, om zijn maat regelen te nemen. Het was enkele uren later en zo ge ducht donker, dat men nauwelijks een hand voor de ogen kon zien, toen aan het voornaamste bolwerk der Greven brug, uit de richting der Gravesloter- schans, een verward rumoer van vluch tende mensen werd vernomen. Generaal van Zuylenstein had zich op een paar wollen dekens, bij het wacht vuur, uitgestrekt, en sprong overeind. En even later kwam uit de duisternis een troep vluchtende krijgslieden aan zetten. „Gij kunt allen lopen als hazen," riep de generaal met verheffing van stem: „zegt mij wat is er geschied?" Toen deelden de vluchtelingen mee, dat zij waren overrompeld door een Franse krijgsmacht, die daar straks, in het holle van de nacht, over de kaden van de Kamerikse wetering de stel ling te Gravesloot was omgetrokken. Met starre ogen luisterde de generaal naar het onheilspellende bericht. Dan echter herkreeg hij zijn zelfbeheersing en hernam op vaste toon: „Wat zegt gij? zijn de Fransen onze stellingen omge trokken? Het is onmogelijk slechts door verraad zouden de Fransen de weg hierheen kunnen vinden!" „Met uw verlof," zei sergeant Jans sen, naar voren tredend: „zonder twij fel is er verraad in het spel, maar met het oog op die mogelijkheid raadde ik u gister aan, de kaden van de Kamerik se wetering af te graven." Meer zei de sergeant, die overigens bij de heer van Zuylenstein hoog stond aangeschreven, niet, en het was ook niet nodig. De generaal had de goede raad in de wind geslagen, en hij voelde de scherpe angel van het zelfverwijt. Hij zweeg. Zijn wangen waren ver bleekt, doch overigens verried niets, wat er omging in zijn binnenste. En hij her innerde zich zijn antwoord, te Bodegra ven aan kolonel Palm gegeven: „Met mijn leven sta ik borg, dat mijn stel ling niet omgetrokken zal worden." Met zijn leven! En nu het door hem voor onmogelijk geachte toch was ge schied, zou hij met zijn leven zijn ver gissing verzoenen Hij staarde voor zich uit in diep ge peins, en dacht met weemoed aan zijn krijgsvolk op de verloren post. Want nu Gravesloot was gevallen, was het lot van de Grevenbrug beslist. Doch neen) zo mocht men niet spreken. En al was de kans gering, men moest blij ven hopen tot het laatste ogenblik toe. Het was thans ziJn eerste plicht, de ontsteltenis te bezweren, die zich van zijn soldaten dreigde meester te maken. Want de vrees is even besmettelijk als de pest, en de vluchtelingen hingen een somber tafereel op van de wanhopige toestand. Hij verzamelde zijn krijgslieden bij een, en zei met bewogen stem: „Mus ketiers en busschieters! Onze vijanden hebben een voordeel behaald, door de Gravesloterschans te bemachtigen, maar als gij er over denkt als ik, dan zal heit lang duren voor ziJ de voet in deze ver schansing zetten. Wapenbroeders! Zoe ven heeft sergeant Janssen mij herin nerd, dat hij miJ gister aanraadde, de kaden onder Kamerik door te steken. Het is waar, ik had het kurmen doen, en het zou goed zijn geweest, indien ik het had gedaan. Maar het was mij ondenk baar, dat Nederlanders, landgenoten, de vijand de weg zouden wijzen. Toch schijnt het geschied te zijn ik erken openlijk, dat sergeant Janssen het bij het rechte eind heeft gehad!" „Generaal!" antwoordde de sergeant: „ik wilde u geen piJn veroorzaken! Waarlijk dat was mijn bedoeling niet! En de heer van Zuylenstein is voor ons allen steeds een goedertieren heer ge weest niet waar, kameraden?" „Ja!" riepen de musketiers en de bus schieters met eenparige stem: „een goe dertieren heer! En we zullen nu tonen, wat wij voor Nassau en het vaderland over hebben!" (Wordt vervolgd) V

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1979 | | pagina 5