EIIAnDEtI niEUWS Overdenking Een echte plavuis; nu hetaalhare luxe „Onder de Oranjevlag" Boete voor twee Goereese schippers BOEKBESPREKING vat de Heilige Schrift 2e blaxl Vrijdag 18 mei 1979 No. 4792 HET KIJKVENSTER LIEFDESBELIJDENIS Uw huis verkopen? TAMBOER ALGEMENE TEVREDENHEID OVER WERKTUIGEN- DAGEN 1979 Uw huis verkopen? TAMBOER Nederlandse Rode Kruis afd. Nieuwe Tonge Plaatselijk nieuws GOEDEREEDE blik op kerk en samenleving Mevrouw Smit-Kroes Piet Steenkamp Hans de Boer Terwijl het lentezonnetje, waarop we met smart hebben gewacht in de lange periode van regen en kou, nu in volle kracht schijnt (althans terwijl ik deze regels zit te schrijven, want het klimaat kan in ons land nu eenmaal snel wisse len!) blijft de politieke hemel nog be wolkt. Wat Mevrouw Neeüe Smit-Kroes als staatssecretaris heeft gepresteerd grenst aan het ongelooflijke. Zij zou een stuk van het CDA onder ogen hebben gehad waarin zwart op wit stond dat deze partij zo'n beetje zat te wachten op de Europese verkiezingen en als bij de uitslag van die verlsiezingen zou blij ken dat de socialisten aan de winnende hand waren, dan zou het C.D.A. de sa menwerking met de liberalen opzeggen en vervolgens aankloppen bij de P.v. d.A. Over deze uitlating van de staats secretaris ontstond uiteraard grote be roering in de Nederlandse politiek, en het spreekt vanzelf dat Mevrouw Smit- Kroes op verschillende matjes werd ge roepen om verantwoording af te leggen van haar stellige uitspraak. Eerst had zij het stuk wel gezien, maar wilde ze de persoon die het haar ter hand had gesteld niet in moeilijkheden brengen, dus noemde ze de zegsman niet. Later had zij het stuk weer niet gezien, maar had zij alles „van horen zeggen". Na veel gedraai en geschuifel nam zij ten slotte haar woorden terug en bood zij ten overstaan van het CDA haar excu ses aan. Of die excuses welgemeend wa ren vermeldt de historie niet, maar pre mier Van Agt was van mening dat het incident hiermee gesloten was. Formeel is dat natuurlijk juist: iemand die zich vergaloppeerd heeft en daarvoor zijn of haar verontschuldigin gen heeft aangeboden mag er niet meer op aangekeken worden. Het was overi gens wel een ongelukkig geval, dat de samenwerking tussen christen-democra- j ten en liberalen nu niet bepaald heeft bevorderd, vooral daar die samenwer- king toch al niet optimaal genoemd mag worden. Maar Piet Steenkamp, de geestelijke vader van het CDA, zit nog wat na te mokken. Hij blijft van Mevrouw Smit eisen dat zij het bewijs op tafel legt. Dat is niet alleen onbillijk, want zij heeft haar excuses aangeboden, maar het is bovendien ontactisch omdat nu duide lijk blijkt dat er binnen het CDA ver schillend wordt gedacht. Van Agt vindt het nu welletjes, maar Steenkamp wU de onderste steen boven hebben. Helemaal onbegrijpelijk is dat Hans de Boer, de voorzitter van de ARP, in feite Mevrouw Smit-Kroes is bijgeval len. Hij heeft wel geen bewijs voor een gewenste samenwerking van de chris ten-democraten met de socialisten, maar hij is er zeer voor geporteerd. De huidi ge coalitie van het CDA met de WD heeft hij „een tweede keus" genoemd, terwijl „een jaren durende coalitie tus sen christen-democraten en liberalen een zegen voor dit land" zou kunnen worden. Nu hebben we over deze laatste uit spraak onze twijfels, want zo'n coalitie zou weleens „een ramp voor het land" kunnen worden, maar dat doet nu niet terzake, ^et is wel de dwaasheid ge kroond dat Mevrouw Smit excuses moet aanbieden vooe datgene wat Hans de Boer als zijn wens openlijk uitspreekt. Het is voor ieder duidelijk dat het sa mengaan met de liberalen voor de lin kerflank van de christen-democraten inderdaad een noodsprong is geweest. Maar het kan toch eigenlijk niet dat zoiets zómaar wordt gezegd. Het is niet alleen een bewijs van de zwakte van de coalitie, het is vooral een bewijs van de innerlijke voosheid van het CDA, waar in de linkse rakkers het hoogste woord voeren. En het is ons eigenlijk een raadsel hoe de WD afgezien van haar politieke beginselen dat allemaal zó geduldig kan aanhoren. WAARNEMER. Drs. C. van Sliedregt VROUWEN IN DE KERK Uitg. J. Bout, Huizen, 1978. 96 blz. Prijs f 7.95. De voormalige predikant van Oude Tonge, thans te Wapenveld (Gld), heeft met dit boekje niet alleen de Hervorm de Kerk, maar heel de Gereformeerde Gezindte een grote dienst bewezen. Dat was trouwens ook zijn wens, gezien de opmerking in het woord vooraf: „Dit boekje wil, door de kerkmuren heen, een handreiking zijn om ons samen te bezinnen op de bijbelse plaats van vrou wen in de kerk." Het is begonnen met een lezing, door de auteur gehouden voor presidentes van Hervormde Vrouwenverenigingen op G.G. over „De plaats van de vrouw in de Kerk". Die lezing is dan ook in extenso opgenomen. Ds Van Sliedregt betoogt dat God man en vrouw gescha pen heeft, waarbij de vrouw geen ne derige, ondergeschikte plaats kreeg, maar wel een andere dan de man. Door de zondeval is deze relatie verbroken. Met de vleeswording van het Woord baant God een nieuwe weg: de vrouw (Maria) wordt opgeheven uit haar lage staat en wordt moeder des Heeren. In de herschepping wordt de orde van de schepping hersteld. In de bekering tot God ontvangt de vrouw in beginsel haar plaats terug. Daarom gaat de feminis tische beweging rechtstreeks in tegen de scheppingsorde. Na deze grondige studie over de ei gen plaats en taak van de vrouw vol gen een aantal korte bijbelstudies over teksten waarin de functie van de vrouw aan de orde is, zoals: man en vrouw schiep Hij ze; smart over vrouw en man; lof der Godvrezende huisvrouw; Jezus en de vrouw; de groeten van Paulus; in Christus geen man en vrouw, enz. Hetderde deel van het boek is ge titeld „Woord en Wederwoord". Daarin worden antwoorden gegeven op vragen die door gemeenteleden worden gesteld naar aanleiding van de gehouden le zing; vragen en antwoorden die vooral van praktische aard zijn. Tenslotte is opgenomen een bespre king van de bundel „Als vrouwen aan het woord komen", een geschrift uit de hoek van de feministische theologie. Vanuit de Heilige Schrift geeft Ds Van Sliedregt hierop een waardig antwoord. Met groeiende belangstelling en instem ming heb ik dit boekje gelezen en ik zou wensen dat ieder die bij het Woord wü leven en een antwoord wil hebben op vragen die ons vanuit de andere hoek van de kerk worden gesteld, het zou lezen en bestuderen. Het kan ook een goede leidraad zijn bij bijbelstudies op verenigingen en kringen. W. V. G. Heere! Gy weet alle dingen, Gfl weet, dat ik U liefheb. Johannes 21 17c. Als aan Petrus op dit nioment, na Pasen, door Jezus ZeU als de opgesta ne Levensvorst gevraagd wordt: hebt gij Mij lief, dan zouden we wellicht ver wachten dat Petrus hierop zo maar geen positief antwoord zal durven ge ven. Immers, de haan heeft gekraaid! En dat hanengekraai heeft als een pneumatische boor zijn consciëntie o- pengescheurd. Hij, die er zo vast van overtuigd was dat hij zijn Meester lief had, heeft hem verloochend. En dat driemaal. En dat onder eed- zwering en onder aanroeping van de naam Gods. En dat terwijl hij dacht dat zijn medediscipelen daartoe wellicht in staat zouden zijn, maar hü in geen gevaL Al werden zij ook allen aan U ge ërgerd, ik zal nimmermeer geëergerd worden. Jezus drukt Zelf Petrus met zijn neus op die vreselijke verloochening. Drie maal heeft hij gezegd: ik ken de mens niet. Driemaal vraagt Jezus hem drin gend: hebt gij Mij Uef? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij Uef. Niet bedroefd omdat Zijn Meester hem klaarblijkelijk niet ver trouwde, maar bedroefd omdat hij voelt dat Christus hem in herinnering brengt wat hij misdreven heeft. Niet bedroefd dus om Jezus' houding nu to.v. hem, maar bedroefd vanwege zijn houding toen t.o.v. Hem. Hij is be droefd om en over zichzelf. Bekommerd vanwege zijn zonden. Als Petrus antwoord; Heere, Gij weet alle dingen, dan zit daarin: Heere, Gij weet dat ik U niet heb liefgehad, dat ik U verloochend heb, dat ik mijn ei gen leven liever had. Heere, Gij weet dat ik zo hoog stond bij en met mezelf dat ik mij verhief boven al mijn mede discipelen en dat juist ik en ik alleen zo diep gevallen ben. Lezer, wil het wel met u zijn op uw reis door het leven, wil het wel met u zijn voor tijd en eeuwigheid beide, dan zult u die droefheid en schulder- kentenis van Petrus moeten kennen. Zonder die is een mens voor eeuwig verloren. Er kan godsdienst wezen, er kan ernst en vroomheid zijn, men kan zichzelf inbeelden God lief te hebben en te dienen, maar als deze drciefheid over de zonde, die tevens een droef heid naar God is, gemist wordt, dan is alles schijn. Hoe is het met u. lezer? Is er smart in uw hart vanwege de zonde? Gevoelt u er pijn over dat u de goeddoende God in de hemel moed willig verdriet hebt aangedaan? Hebt gij Mij lief? Wat moet Petrus antwoorden? Heere, ik heb gedacht dat het zo was, maar ik moet u nu eerlijk belijden dat het niet zo is? Neen, Petrus antwoordt iets anders: Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Pe trus behjdt hiermee zijn liefde jegens zijn Meester. Christus is. voor hem alles. Naar hem gaat zijn hart uit. Zonder Hem zou hij niet willen en zou hij niet kunnen leven. Blaast Petrus met deze woorden weer niet veel te hoog van de toren? Ver valt hij niet in zijn oude zonde, dat hij groot en geweldig denkt van zichzelf? Is deze liefdesbeUjdenis niet in strijd met de woorden: Heere, Gij weet aUe dingen? Geenszins. Petrus kent en erkent zijn schuld, maar dat brengt hem er niet toe om nu ook Gods werk in zijn ziel te ontken nen. Zeker, hij is de ergste en de slech- ste van al de discipelen, maar als Jezus hem op de man af vraagt of hij Hem liefheeft, kan hij niet anders dan daar ja op zeggen. Zeker, hij heeft alles te gen, maar als hij zou zeggen dat hij Hem niet liefhad, zou hij liegen. Juist door de verloochening en alles wat daarop gevolgd is, is het 'duidelijk voor hem geworden dat hij zonder zijn Mees ter niet kan, dat Jezus aUes voor hem is. Gij weet, dat ik U liefheb, Lezer, hier spreekt het geloof. Het ware geloof. Dat kan niets vinden als het naar zich zelf kijkt. Enkel zonde, enkel schuld. Maar dat vind alles in de Borg en Zijn werk. Petrus zegt niet: Ja Heere, ik heb U lief. Dat zou hij vroeger gezegd hebben. Dat menselijke „ik" voorop. Ik zal nim mermeer geëergerd worden; ik zal U geenszins verloochenen. Hij zegt nu: Gij weet, dat ik U liefheb. Gods „Gij" gaat nu voorop. Petrus leeft niet meer in en van zijn eigen kracht, maar enkel van goddelijke genade. Heere, als ik naar mezelf kijk, dan heb ik Unlet lief. Gij weet alle dingen. Van mezelf ben ik een hater, een ver loochenaar van U. Maar Gij hebt naar mij omgezien. Toen ik mijn handen van U afgetrokken had, hebt Gij Uw ogen naar mij gewend. Het was een blik om nooit meer te vergeten. Ik had liever een geseling ondergaan, dan deze blik. Er lag geen toom in, geen wraak, maar droefheid en verdriet. Het heeft me tot op het diepst vernederd. Ik kwam erdoor tot wanhoop. Hoe had ik het kunnen doen. Nu was er geen hoop meer voor mij. En toen, toen hebt Gij mij opgezocht. En Gij sprak tot mij, die U verloochend had: Simon, zie hier ben Ik, zie hier ben Ik. Gij toonde Uw doorboorde handen en zei: Simon, voor jou. Ik zonk neder in de oceaan v^n Uw zondaarsliefde. In die vertedering smolt ik weg. Heere, Zelf het U de liefde in Mij weer ontstoken en opgewekt. Zou ik dat mogen ontkennen. Heere Gij weet, dat ik U Uefheb. Lezer, kent u die wonderlijke menge ling van enerzijds niets dan haat jegens de Heere voort te brengen en anderzijds niet te kunnen en durven ontkennen dat u Hem Uefhebt? Kent u het geloof dat zich vastklemt aan de Heere en Zijn werk, dwars tegen alles in? Van dit geloof geldt: zonder geloof is het on mogelijk Gode te behagen, en: alles wat niet uit het geloof is, is zonde. Zonde kennis en schuldbelijddnis is onmisbaar, maar zonder dit geloof, dat zich richt op de persoon en het werk van de Mid delaar, is het niets. Dan missen we nog aUes. Lezer ,als u deze liefde niet kent, wat bent u dan arm, nameloos arm. Te den ken alles te hebben, en niets te bezit ten! Het zij mij vergund uw aandacht te vragen voor een Stem. Hoort: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen. Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij. Zalig de lezer die het met Petrus mag getuigen: Heere, Gij weet alle dingen. Gij weet, dat ik U Uefheb. In Hem is al mijn heil, mijn eer. Gods volk mag en moet haar liefde jegens Hem belijden: Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Wonder van eeu wige verkiezende liefde. W. J. op 't Hof, V.D.M. Driehonderd gulden boete of zes da gen hechtenis eiste officier van Justitie, mr. ,W. X. van Nierop en rechter mr. W. F. van Solingen vonniste conform in de zaak voor het Zierikzeese kanton gerecht, tegen de schippers J.J.L. en H.W.B., resp. van de O.D. 11 en de G.O. 35. De schepen zaten aan elkaar gekop peld toen bij de thuis vaart in de nacht van 21 en 22 september, de O.D. 11 met volle kracht op een pijler van de Zee- landbrug botste. Een mistvlaag, bij de brug, was oorzaak van deze fout van schipper L. De overige bemanning zowel van de O.D. 11 als van de G.O. 35 sliep, de laatsten zelfs zo vast dat ze van het gehele ongeluk niets bemerkten en, om dat de G.O. 35 door de botsing van de O.D. 11 los raakte zij enkele uren later moesten worden gew^ekt, toen ze onbe- stuurd op de Oo^erschelde dreven. De Ouddorpse kotter moest in de haven De Val aan de grond worden gezet en is later van een nieuwe voorsteven voorzien. Een berisping van de Raad voor de Binnenvaart was al aan het vonnis van de kantonrechter voorafge gaan. Dank zij het gunstige weer waarop niemand had durven rekenen konden de Werktuigdagen 1979 alle betrokke nen tot grote tevredenheid stemmen. De juiste voorbereiding van het door een lange natte periode soms onbe gaanbare terrein vroeg aandacht en in spanning van velen; 57 m3 denneschors en 40 ton stro waren nodig om na ge bruik van vacuümzuigers, die de erg ste plassen droogmaakten, terrein en wegen in orde te brengen. Hoewel veel akkerbouwers en loon- werkers gebruik moesten maken van het feit dat het weer eindeUjk „werk baar" was geworden en dus niet naar Liempde konden komen, was het aan tal bezoekers nog groter dan de vorige maal toen de tweede dag zoveel regen bracht dat demonstraties moesten wor den afgelast. Een voorlopige telling wees tiit dat minstens 59.000 betalende bezoekers de controle gepasseerd wa ren. Er was een opvallende toename in het aantal treinpassagiers: 20% meer dan in 1977, wat neerkwam op zo'n 16. 000 mensen werden met de 150 volgens de dienstregelig in Liempde stoppende treinen aangevoerd. Er moesten zelfs extra treinen worden ingevoegd. Dat betekende verlichting voor de rijkspoli tie die met veel extra manschappen het verkeer verwerkte, waarbij het ditmaal niet tot werkelijke opstoppingen kwam. Opvallend groot was het aantal borden met een verwijzing naar de Werktuigen- dagen, die ditmaal tot in wijde omge ving waren neergezet. Als altijd concentreerde de aandacht van de bezoekers zich op de demonstra ties met de nieuwste machines, maar ook het défilé van de dampende knet terende antieke trekkers bleek bijzonder aantrekkelijk te zijn. Daar vonden jon ge mensen, die ermee kennis maakten en ouderen, die er nog mee hadden ge werkt, een punt van gemeenschappe- Ujke belangstelling. Een en ander was wel geschikt voor toekomstplannen in die richting. De deelnemers, bijzonder belangrijk voor het welslagen van de Werktuigen- dagen, roemden de gezelUge bedrijvig heid en konden getuigen van veel in- vesteringslust bij de bezoekers. Blijk baar wordt onder het motto „Uw be drijf, uw maat" het machinepark ver nieuwd, uitgebreid en aangevuld en daarbij bewezen de voorlichtingsdiens ten zoals altijd weer onschtbare diens ten. De organisatoren van de Werktuigen- dagen gaan dan ook de toekomst met groot vertrouwen tegemoet en hopen, in 1981 opnieuw met hun presentatie te gemoet te komen aan de wensen van land- en tuinbouwers die met hun be drijf bij de tijd willen bUjven. i In de periode van 21 mei t.m. 2 juni zal ook in Nieuwe Tonge de jaarlijkse in zameling ten bate van het Nederland se Rode Kruis worden gehouden. Het bestuur van de plaatselijke afde ling doet weer een beroep op de dorps genoten om deze collecte te steunen. Uw hulp is nodig voor mensen in nood, niet alleen in verre landen, maar ook dichter bij huis, in uw eigen omgeving. Geeft daarom met gulle hand. Ook in de vorm van bloed is hulp no dig. Op 13 juni a.s. kunt u in „Ons Dorps huis" een halve liter bloed afstaan ten behoeve van een zieke of gewonde me demens. Vrijwilligers komen langs, bü wie iedere gezonde inwoner van 18 tot 65 jaar zich kan opgeven. U helpt toch mee? Het bestuur wyziging ophalen huisvuil In ver band het Hemelvaartsdag op donderdag 24 mei 1979 zal het huisvuil in de woon kernen Goedereede en Stellendam wor den opgehaald op dinsdag, 22 mei 1979. STELLENDAM Bejaardenreis Rode Kruisafdeling. Het Nederlandse Rode Kruis afd. Stel lendam gaat a.s. dinsdag 22 mei met de bejaarden op reis. Via Houten waar we koffie drinken gaan we naar Harderwijk voor het di ner en een bezoek aan het dolfinarium. De terugreis gaat over de Hoge Ve- luwe. De kosten voor deze reis bedragen f 40.per persoon. Bejaarden die geen schrijven hebben ontvangen en toch met deze reis mee willen, kunnen zich nog opgeven bij A. Grootenboer, Haagsestraat 1, telef. 1948. BRUINISSE Kerknieuws Oud Geref. Gemeente. Donderdagavond 24 mei op Hemelvaarts dag om 19 uur dhr A. Egas van Nieu- werbrug. Het is een Nederlandse traditie om in het voorjaar het huis een grote beurt te geven. Dan komt men altijd onplezierige din gen tegen. Süjtages hier en daar nood zaken tot vervanging. Eens in de zoveel tijd moet ook de vloerbedekking er aan geloven. Kale plekken en verschoten gedeelten kunt u tijdelijk ondervangen door de meubels wat te verplaatsen, maar eens komt de dag van vernieuwing Dan komt onherroepeUjk een tegel vloer ter sprake. Niet voor niets wor den er per jaar in ons land 5 miljoen vierkante meters vloertegel gekocht. Waarom eigenlijk? Omdat mensen een tegelvloer als „echt" en „natuurUjk" ervaren. Tegels worden namelijk van lilei ge maakt. Eerst geperst, gevormd en ge bakken; daarna geglazuurd. Die dia- mantharde glaslaag, het glazuur, zorgt ervoor, dat uw tegelvloer nagenoeg on- verslijtbaar is. Hij gaat een mensenle ven mee. Nog meer soms, denkt u maar eens aan de begeerlijke antieke „boe- renplavuizen" die men in eeuwenoude boerderijen vindt. Vroeger was een plavuizenvloer in het woonvertrek heel normaal. Nu is het een luxe. Tenminste tot nu toe. De bekende Nederlandse tegelindustrie MOSA biedt de oplossing voor velen. Wij zagen voor u bij de tegelhandel ter plaatse, de nieuwste coUekties „ambachtsplavui zen" Jan Steen en Campagne van Mosa in het formaat van 20 x 20 cm. In prachtige, rustieke nuanceringen zoals bruin en beige. En dat voor de nauwelijks te geloven prijs van f 43.25 resp. f 56.50 per vier kante meter. Hij kan overal, ook op be staande vloeren, worden gelegd omdat hij slechts 1 resp. 1,4 cm dik is. Tenslotte nog dit: Een plavuizenvloer is hygiënisch en erg gemakkelijk in on derhoud. Stofzuigen en af en toe dweilen en u heeft een vloer om van te eten. ■VEEVOIiGVE R H A AL door L. Penning Ultgevery W. M. den Hertog „Wat moeten we nu beginnen?" jam merden de dorpers; „wij zijn met onze vrouwen en kinderen weerloos overge leverd aan de Franse soldaten! Help ons nu schout! Raad ons wat moeten we beginnen?" „Moed houden!" was het antwoord: „daar kan men al vast mee beginnen! En wij zullen de verlaten stellingen weer laten bezetten zou dat niet het verstandigst zijn?" „Daarover heeft u niets te zeggen!" meende de kleermaker op parmantige toon. „En gij, snijder, nog minder!" zei de schout. „Ik zal een dringend verzoek richten aan onze Kapitein-Generaal, om de verlaten stellingen weer te bezetten; laat hij de Friezen zenden, dat is flink volk!" „En als generaal Wirtz het commando krijgt, zal er de Fransman nog een hele kluif aan hebben, om, de Rijn over te trekken". „Wie moet uw schrijven overbrengen?" vroeg een jonge boer. „Gij, Gijsbert!" zeide, de schout met een glimlach. „'t Is best, als u mij maar uw schim mel leent!" „Haal hem hij staat op stal; en doe je best, om spoedig aan het hoofdkwar tier te zijn". Geen tien minuten later zat de jonge, resolute boer reeds in het zadel. En de beste wensen der dorpelingen, die op nieuw hoop schepten, en zich langzaam verstrooiden, vergezelden hem. De schout beklom de blauwe trappen van het gemeentehuis, wenkte de schou- tenknecht, en zeide in de raadkamer tot hem: „Hebt ge niets verdachts bij de vreemde mosjeu ontdekt?" „Niets!" zei Teimis. „Dan wil ik je zeggen, dat hij enkele keren met Andries Dirksen is gaan vis sen op de Rijn". „Zo ver". „Ik vind het vreemd, en gij zult huis zoeking bij hesm doen op staande voet". „En als ik niets verdachts ontdek?" „Ga dan naar boer Wilbrink, en stel een onderzoek in bij Andries Dirksen". „De boer zal er vreemd van staan kijken". „Dat is zijn zaak. Maar hij is een ver standig man, en zal begrijpen, dat in zulke gevaarlijke tijden buitengewone maatregelen noodzakelijke kunnen zijn" De schoutenknecht aarzelde nog een ogenblik. „Ik weet eigenlijk niet, waarnaar ik zoeken moet". „Niet?" zei de schout: „'t Ugt toch voor de hand. Als ze vissen op de Rijn, liunnen ze peilingen doen, en die pei lingen kimnen de Fransen bij de over tocht van dienst zijn nu zult ge, ho pelijk, mijn bedoeling begrijpen". Teunis had het nu goed begrepen; hij sloeg aan zijn muts, en liep regelrecht naar de dorpsherberg, waar aan een verweerd, zwart schUd „de vergulde Arend" uithing. Nauwelijks op zijn stevige, van een zilveren knop voorziene wandelstok leu nend, wandelde de schout met kalme tred verder naar het Moleneüide, groet te de Molenaar, die de zeilen overhaal de, en bereikte de landweg, waar enige armoedige hutten stonden, toen van achter een bos een troep ruiters, in zware stofwolken gehuld, snel naderde. Bij de eerste hut,waar een paar vrouwen stonden, hield de gehele troep halt. De ruiters Nederlandse ca valerie zagen er vermoeid en lusteloos uit; en de ritmeester, die hen aanvoerde, riep van uit het zadel tot de beide vrouwen: „Zegt waar ligt Rhenen?" De vrouwen keken hem met open mond aan. „Nu, staat daar maar niet, zo te ga pen!" schreeuwde hij: „spreekt op is er dan niemand in dit ellendige gat, die ons de weg kan wijzen?" Doch de vrouwen verstonden hem niet, want hij sprak met een sterk Duits accent, en zij dachten er reeds over, om de vlucht te nemen voor die woest toe rende officier, toen daar een jongen, die als voermanskneeht reeds meer dan één tooht tot in het hart van Duitsland had meegemaakt, rustig, de handen in de zaliken, fluitend kwam aanwandelen. „Wilt u de weg naar Rhenen weten?" „Ja, jonge snaak!" hernam de rit meester, „maar gauw wat, want we hebben geen tijd te verliezen?" „Rhenen?" zei de jongen: „u vergist zich zeker, mijnheer de ritmeester, want in Rhenen staan geen vijanden. U rijdt gans verkeerd ginds over de Rijn moet u zijn!" En terwijl hij het afgebroken vrolijke deuntje weer begon té fluiten, wees zijn hand over de golvende korenvelden naar de gezichtseinder, van waar de ruiters gekomen waren. De officier geraakte buiten zichzelf van woede. Hij scheen te vergeten, dat hij zich tegenover een jongen bevond, die de veertien nog niet had gehaald, en bulderde op grove toon, dat hij niet van zins was, om zich als een stomme eend in de val te laten lokken. Hij draaide de iwi© nek naar zijn rui ters, en zeide met een vloek: „'t"Kan me niet schelen ook! Het zou misschien nog maar het beste zijn, dat we allemaal overliepen dan was het gezanik mt!" De schout hoorde dat alles aan, op een afstand, terwijl de ergernis hem de tanden op elkander perste. „Maar zeg me dan toch, waar Rhenen Ugt!" schreeuwde de ritmeester opl nieuw: „zult ge 't mij zeggen, kwajon gen, of wilt ge met deze kennis maken?" En in zijn razende drift rukte hij de sabel uit de schede. Toen zei de knaap: „Ziet u gindse lindeboom midden in het veld? Daar gaat de weg heen; daar daar! die kant uit!" „Wat zegt ge? De negerij daar achter dat korenveld is dat Rhenen?" „O neen", riep de jongen, „'t is verder: veel verder ginds, ginds! die kant uit!" „'t Is om razend te worden!" bulderde de ritmeester; „op mijn woord van eer dat is niet uit te staan! Bah, wat een ellendig land! De Fransen kunnen 't krijgen voor mijn part; 't scheelt me niets!" „Wie kan daar nu wijs uit worden?" schreeuwde hij voort: „sta knol! Nu vraag ik je voor de laatste keer, voor de drommel: waar ligt Rhenen?" „Loop naar de pomp, landopvreter!" grinnikte de jongen, en wég holde hij in grote sprongen, door een droge greppel, om in het korenveld te verdvinj- nen. De ritmeester grijnsde van woede, terwijl een paar ruiters, die zich niet goed konden houden, in een luide lach schoten. „Lachen jullie?" riep de ritmeester: „ik zal je bijUchten, vlegels, als we in de kwartieren zijn! Zeg, oude heer waar ligt dat gat, dat Rhenen toch?" De schout was naderbij gekomen, en zei op bedaarde toon: „U zult de nodige terreinkaarten toch wel in uw zak hebben?" De officier keek de grijsaard met grote verbaasde ogen aan, maar toen de ver wondering week, kwam de laatdunken de trots boven, en hij zei op forse toon: „Beantwoord mijn vraag, of ik laat je aan de staart van mijn bruine binden!" „Ga uw gang!" antwoordde de schout op kalme toon. De ritmeester sprong uit het zadel; hij rook naar de sterke drank, en de schout de gebalde vuist voor het gezicht hou dend, snauwde hij: „Weet ge wel, met wie ge te doen hebt?" „Dat weet ik heel goed!" antwoordde de schout met vaste stem; „en ik eer de uniform der Nederlandse cavalerie, al wordt ze wel eens door officieren in Nederlandse dienst door het slijk ge sleurd". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1979 | | pagina 5