EIIAnDEtI niEUWS
Overdenking
Een echte plavuis;
nu hetaalhare luxe
„Onder de
Oranjevlag"
Boete voor twee
Goereese schippers
BOEKBESPREKING
vat de
Heilige Schrift
2e blaxl
Vrijdag 18 mei 1979
No. 4792
HET
KIJKVENSTER
LIEFDESBELIJDENIS
Uw huis verkopen?
TAMBOER
ALGEMENE
TEVREDENHEID
OVER WERKTUIGEN-
DAGEN 1979
Uw huis verkopen?
TAMBOER
Nederlandse
Rode Kruis
afd. Nieuwe Tonge
Plaatselijk nieuws
GOEDEREEDE
blik op kerk
en samenleving
Mevrouw Smit-Kroes
Piet Steenkamp
Hans de Boer
Terwijl het lentezonnetje, waarop we
met smart hebben gewacht in de lange
periode van regen en kou, nu in volle
kracht schijnt (althans terwijl ik deze
regels zit te schrijven, want het klimaat
kan in ons land nu eenmaal snel wisse
len!) blijft de politieke hemel nog be
wolkt.
Wat Mevrouw Neeüe Smit-Kroes als
staatssecretaris heeft gepresteerd
grenst aan het ongelooflijke. Zij zou een
stuk van het CDA onder ogen hebben
gehad waarin zwart op wit stond dat
deze partij zo'n beetje zat te wachten
op de Europese verkiezingen en als bij
de uitslag van die verlsiezingen zou blij
ken dat de socialisten aan de winnende
hand waren, dan zou het C.D.A. de sa
menwerking met de liberalen opzeggen
en vervolgens aankloppen bij de P.v.
d.A. Over deze uitlating van de staats
secretaris ontstond uiteraard grote be
roering in de Nederlandse politiek, en
het spreekt vanzelf dat Mevrouw Smit-
Kroes op verschillende matjes werd ge
roepen om verantwoording af te leggen
van haar stellige uitspraak. Eerst had
zij het stuk wel gezien, maar wilde ze
de persoon die het haar ter hand had
gesteld niet in moeilijkheden brengen,
dus noemde ze de zegsman niet. Later
had zij het stuk weer niet gezien, maar
had zij alles „van horen zeggen". Na
veel gedraai en geschuifel nam zij ten
slotte haar woorden terug en bood zij
ten overstaan van het CDA haar excu
ses aan. Of die excuses welgemeend wa
ren vermeldt de historie niet, maar pre
mier Van Agt was van mening dat het
incident hiermee gesloten was.
Formeel is dat natuurlijk juist:
iemand die zich vergaloppeerd heeft en
daarvoor zijn of haar verontschuldigin
gen heeft aangeboden mag er niet meer
op aangekeken worden. Het was overi
gens wel een ongelukkig geval, dat de
samenwerking tussen christen-democra- j
ten en liberalen nu niet bepaald heeft
bevorderd, vooral daar die samenwer-
king toch al niet optimaal genoemd mag
worden.
Maar Piet Steenkamp, de geestelijke
vader van het CDA, zit nog wat na te
mokken. Hij blijft van Mevrouw Smit
eisen dat zij het bewijs op tafel legt. Dat
is niet alleen onbillijk, want zij heeft
haar excuses aangeboden, maar het is
bovendien ontactisch omdat nu duide
lijk blijkt dat er binnen het CDA ver
schillend wordt gedacht. Van Agt vindt
het nu welletjes, maar Steenkamp wU
de onderste steen boven hebben.
Helemaal onbegrijpelijk is dat Hans
de Boer, de voorzitter van de ARP, in
feite Mevrouw Smit-Kroes is bijgeval
len. Hij heeft wel geen bewijs voor een
gewenste samenwerking van de chris
ten-democraten met de socialisten, maar
hij is er zeer voor geporteerd. De huidi
ge coalitie van het CDA met de WD
heeft hij „een tweede keus" genoemd,
terwijl „een jaren durende coalitie tus
sen christen-democraten en liberalen
een zegen voor dit land" zou kunnen
worden.
Nu hebben we over deze laatste uit
spraak onze twijfels, want zo'n coalitie
zou weleens „een ramp voor het land"
kunnen worden, maar dat doet nu niet
terzake, ^et is wel de dwaasheid ge
kroond dat Mevrouw Smit excuses moet
aanbieden vooe datgene wat Hans de
Boer als zijn wens openlijk uitspreekt.
Het is voor ieder duidelijk dat het sa
mengaan met de liberalen voor de lin
kerflank van de christen-democraten
inderdaad een noodsprong is geweest.
Maar het kan toch eigenlijk niet dat
zoiets zómaar wordt gezegd. Het is niet
alleen een bewijs van de zwakte van de
coalitie, het is vooral een bewijs van de
innerlijke voosheid van het CDA, waar
in de linkse rakkers het hoogste woord
voeren.
En het is ons eigenlijk een raadsel hoe
de WD afgezien van haar politieke
beginselen dat allemaal zó geduldig
kan aanhoren.
WAARNEMER.
Drs. C. van Sliedregt
VROUWEN IN DE KERK
Uitg. J. Bout, Huizen, 1978. 96 blz. Prijs
f 7.95.
De voormalige predikant van Oude
Tonge, thans te Wapenveld (Gld), heeft
met dit boekje niet alleen de Hervorm
de Kerk, maar heel de Gereformeerde
Gezindte een grote dienst bewezen. Dat
was trouwens ook zijn wens, gezien de
opmerking in het woord vooraf: „Dit
boekje wil, door de kerkmuren heen,
een handreiking zijn om ons samen te
bezinnen op de bijbelse plaats van vrou
wen in de kerk."
Het is begonnen met een lezing, door
de auteur gehouden voor presidentes
van Hervormde Vrouwenverenigingen
op G.G. over „De plaats van de vrouw
in de Kerk". Die lezing is dan ook in
extenso opgenomen. Ds Van Sliedregt
betoogt dat God man en vrouw gescha
pen heeft, waarbij de vrouw geen ne
derige, ondergeschikte plaats kreeg,
maar wel een andere dan de man. Door
de zondeval is deze relatie verbroken.
Met de vleeswording van het Woord
baant God een nieuwe weg: de vrouw
(Maria) wordt opgeheven uit haar lage
staat en wordt moeder des Heeren. In
de herschepping wordt de orde van de
schepping hersteld. In de bekering tot
God ontvangt de vrouw in beginsel haar
plaats terug. Daarom gaat de feminis
tische beweging rechtstreeks in tegen de
scheppingsorde.
Na deze grondige studie over de ei
gen plaats en taak van de vrouw vol
gen een aantal korte bijbelstudies over
teksten waarin de functie van de vrouw
aan de orde is, zoals: man en vrouw
schiep Hij ze; smart over vrouw en man;
lof der Godvrezende huisvrouw; Jezus
en de vrouw; de groeten van Paulus; in
Christus geen man en vrouw, enz.
Hetderde deel van het boek is ge
titeld „Woord en Wederwoord". Daarin
worden antwoorden gegeven op vragen
die door gemeenteleden worden gesteld
naar aanleiding van de gehouden le
zing; vragen en antwoorden die vooral
van praktische aard zijn.
Tenslotte is opgenomen een bespre
king van de bundel „Als vrouwen aan
het woord komen", een geschrift uit de
hoek van de feministische theologie.
Vanuit de Heilige Schrift geeft Ds Van
Sliedregt hierop een waardig antwoord.
Met groeiende belangstelling en instem
ming heb ik dit boekje gelezen en ik
zou wensen dat ieder die bij het Woord
wü leven en een antwoord wil hebben
op vragen die ons vanuit de andere hoek
van de kerk worden gesteld, het zou
lezen en bestuderen. Het kan ook een
goede leidraad zijn bij bijbelstudies op
verenigingen en kringen.
W. V. G.
Heere! Gy weet alle dingen, Gfl
weet, dat ik U liefheb.
Johannes 21 17c.
Als aan Petrus op dit nioment, na
Pasen, door Jezus ZeU als de opgesta
ne Levensvorst gevraagd wordt: hebt
gij Mij lief, dan zouden we wellicht ver
wachten dat Petrus hierop zo maar
geen positief antwoord zal durven ge
ven. Immers, de haan heeft gekraaid!
En dat hanengekraai heeft als een
pneumatische boor zijn consciëntie o-
pengescheurd. Hij, die er zo vast van
overtuigd was dat hij zijn Meester lief
had, heeft hem verloochend.
En dat driemaal. En dat onder eed-
zwering en onder aanroeping van de
naam Gods. En dat terwijl hij dacht dat
zijn medediscipelen daartoe wellicht in
staat zouden zijn, maar hü in geen
gevaL
Al werden zij ook allen aan U ge
ërgerd, ik zal nimmermeer geëergerd
worden.
Jezus drukt Zelf Petrus met zijn neus
op die vreselijke verloochening. Drie
maal heeft hij gezegd: ik ken de mens
niet. Driemaal vraagt Jezus hem drin
gend: hebt gij Mij Uef?
Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten
derden maal tot hem zeide: Hebt gij
Mij Uef. Niet bedroefd omdat Zijn
Meester hem klaarblijkelijk niet ver
trouwde, maar bedroefd omdat hij voelt
dat Christus hem in herinnering brengt
wat hij misdreven heeft.
Niet bedroefd dus om Jezus' houding
nu to.v. hem, maar bedroefd vanwege
zijn houding toen t.o.v. Hem. Hij is be
droefd om en over zichzelf. Bekommerd
vanwege zijn zonden.
Als Petrus antwoord; Heere, Gij weet
alle dingen, dan zit daarin: Heere, Gij
weet dat ik U niet heb liefgehad, dat
ik U verloochend heb, dat ik mijn ei
gen leven liever had. Heere, Gij weet
dat ik zo hoog stond bij en met mezelf
dat ik mij verhief boven al mijn mede
discipelen en dat juist ik en ik alleen
zo diep gevallen ben.
Lezer, wil het wel met u zijn op uw
reis door het leven, wil het wel met
u zijn voor tijd en eeuwigheid beide,
dan zult u die droefheid en schulder-
kentenis van Petrus moeten kennen.
Zonder die is een mens voor eeuwig
verloren. Er kan godsdienst wezen, er
kan ernst en vroomheid zijn, men kan
zichzelf inbeelden God lief te hebben
en te dienen, maar als deze drciefheid
over de zonde, die tevens een droef
heid naar God is, gemist wordt, dan
is alles schijn.
Hoe is het met u. lezer?
Is er smart in uw hart vanwege de
zonde? Gevoelt u er pijn over dat u de
goeddoende God in de hemel moed
willig verdriet hebt aangedaan?
Hebt gij Mij lief? Wat moet Petrus
antwoorden? Heere, ik heb gedacht dat
het zo was, maar ik moet u nu eerlijk
belijden dat het niet zo is? Neen, Petrus
antwoordt iets anders: Gij weet alle
dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Pe
trus behjdt hiermee zijn liefde jegens
zijn Meester. Christus is. voor hem alles.
Naar hem gaat zijn hart uit. Zonder
Hem zou hij niet willen en zou hij niet
kunnen leven.
Blaast Petrus met deze woorden weer
niet veel te hoog van de toren? Ver
valt hij niet in zijn oude zonde, dat hij
groot en geweldig denkt van zichzelf?
Is deze liefdesbeUjdenis niet in strijd
met de woorden: Heere, Gij weet aUe
dingen? Geenszins.
Petrus kent en erkent zijn schuld,
maar dat brengt hem er niet toe om nu
ook Gods werk in zijn ziel te ontken
nen. Zeker, hij is de ergste en de slech-
ste van al de discipelen, maar als Jezus
hem op de man af vraagt of hij Hem
liefheeft, kan hij niet anders dan daar
ja op zeggen. Zeker, hij heeft alles te
gen, maar als hij zou zeggen dat hij
Hem niet liefhad, zou hij liegen. Juist
door de verloochening en alles wat
daarop gevolgd is, is het 'duidelijk voor
hem geworden dat hij zonder zijn Mees
ter niet kan, dat Jezus aUes voor hem is.
Gij weet, dat ik U liefheb, Lezer, hier
spreekt het geloof. Het ware geloof.
Dat kan niets vinden als het naar zich
zelf kijkt. Enkel zonde, enkel schuld.
Maar dat vind alles in de Borg en Zijn
werk.
Petrus zegt niet: Ja Heere, ik heb U
lief. Dat zou hij vroeger gezegd hebben.
Dat menselijke „ik" voorop. Ik zal nim
mermeer geëergerd worden; ik zal U
geenszins verloochenen. Hij zegt nu: Gij
weet, dat ik U liefheb. Gods „Gij" gaat
nu voorop. Petrus leeft niet meer in
en van zijn eigen kracht, maar enkel
van goddelijke genade.
Heere, als ik naar mezelf kijk, dan
heb ik Unlet lief. Gij weet alle dingen.
Van mezelf ben ik een hater, een ver
loochenaar van U. Maar Gij hebt naar
mij omgezien. Toen ik mijn handen
van U afgetrokken had, hebt Gij Uw
ogen naar mij gewend. Het was een
blik om nooit meer te vergeten. Ik had
liever een geseling ondergaan, dan deze
blik. Er lag geen toom in, geen wraak,
maar droefheid en verdriet. Het heeft
me tot op het diepst vernederd. Ik
kwam erdoor tot wanhoop. Hoe had
ik het kunnen doen. Nu was er geen
hoop meer voor mij. En toen, toen hebt
Gij mij opgezocht. En Gij sprak tot mij,
die U verloochend had: Simon, zie hier
ben Ik, zie hier ben Ik. Gij toonde Uw
doorboorde handen en zei: Simon, voor
jou. Ik zonk neder in de oceaan v^n
Uw zondaarsliefde. In die vertedering
smolt ik weg.
Heere, Zelf het U de liefde in Mij
weer ontstoken en opgewekt. Zou ik dat
mogen ontkennen. Heere Gij weet, dat
ik U Uefheb.
Lezer, kent u die wonderlijke menge
ling van enerzijds niets dan haat jegens
de Heere voort te brengen en anderzijds
niet te kunnen en durven ontkennen
dat u Hem Uefhebt? Kent u het geloof
dat zich vastklemt aan de Heere en Zijn
werk, dwars tegen alles in? Van dit
geloof geldt: zonder geloof is het on
mogelijk Gode te behagen, en: alles wat
niet uit het geloof is, is zonde. Zonde
kennis en schuldbelijddnis is onmisbaar,
maar zonder dit geloof, dat zich richt
op de persoon en het werk van de Mid
delaar, is het niets. Dan missen we nog
aUes.
Lezer ,als u deze liefde niet kent, wat
bent u dan arm, nameloos arm. Te den
ken alles te hebben, en niets te bezit
ten! Het zij mij vergund uw aandacht
te vragen voor een Stem. Hoort: Zie,
Ik sta aan de deur en Ik klop; indien
iemand Mijn stem zal horen, en de deur
opendoen. Ik zal tot hem inkomen, en
Ik zal met hem avondmaal houden, en
hij met Mij.
Zalig de lezer die het met Petrus mag
getuigen: Heere, Gij weet alle dingen.
Gij weet, dat ik U Uefheb. In Hem is
al mijn heil, mijn eer. Gods volk mag
en moet haar liefde jegens Hem belijden:
Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons
eerst heeft liefgehad. Wonder van eeu
wige verkiezende liefde.
W. J. op 't Hof, V.D.M.
Driehonderd gulden boete of zes da
gen hechtenis eiste officier van Justitie,
mr. ,W. X. van Nierop en rechter mr. W.
F. van Solingen vonniste conform in
de zaak voor het Zierikzeese kanton
gerecht, tegen de schippers J.J.L. en
H.W.B., resp. van de O.D. 11 en de G.O.
35.
De schepen zaten aan elkaar gekop
peld toen bij de thuis vaart in de nacht
van 21 en 22 september, de O.D. 11 met
volle kracht op een pijler van de Zee-
landbrug botste. Een mistvlaag, bij de
brug, was oorzaak van deze fout van
schipper L. De overige bemanning zowel
van de O.D. 11 als van de G.O. 35 sliep,
de laatsten zelfs zo vast dat ze van het
gehele ongeluk niets bemerkten en, om
dat de G.O. 35 door de botsing van de
O.D. 11 los raakte zij enkele uren later
moesten worden gew^ekt, toen ze onbe-
stuurd op de Oo^erschelde dreven. De
Ouddorpse kotter moest in de haven
De Val aan de grond worden gezet en
is later van een nieuwe voorsteven
voorzien. Een berisping van de Raad
voor de Binnenvaart was al aan het
vonnis van de kantonrechter voorafge
gaan.
Dank zij het gunstige weer waarop
niemand had durven rekenen konden
de Werktuigdagen 1979 alle betrokke
nen tot grote tevredenheid stemmen.
De juiste voorbereiding van het door
een lange natte periode soms onbe
gaanbare terrein vroeg aandacht en in
spanning van velen; 57 m3 denneschors
en 40 ton stro waren nodig om na ge
bruik van vacuümzuigers, die de erg
ste plassen droogmaakten, terrein en
wegen in orde te brengen.
Hoewel veel akkerbouwers en loon-
werkers gebruik moesten maken van
het feit dat het weer eindeUjk „werk
baar" was geworden en dus niet naar
Liempde konden komen, was het aan
tal bezoekers nog groter dan de vorige
maal toen de tweede dag zoveel regen
bracht dat demonstraties moesten wor
den afgelast. Een voorlopige telling
wees tiit dat minstens 59.000 betalende
bezoekers de controle gepasseerd wa
ren. Er was een opvallende toename
in het aantal treinpassagiers: 20% meer
dan in 1977, wat neerkwam op zo'n 16.
000 mensen werden met de 150 volgens
de dienstregelig in Liempde stoppende
treinen aangevoerd. Er moesten zelfs
extra treinen worden ingevoegd. Dat
betekende verlichting voor de rijkspoli
tie die met veel extra manschappen het
verkeer verwerkte, waarbij het ditmaal
niet tot werkelijke opstoppingen kwam.
Opvallend groot was het aantal borden
met een verwijzing naar de Werktuigen-
dagen, die ditmaal tot in wijde omge
ving waren neergezet.
Als altijd concentreerde de aandacht
van de bezoekers zich op de demonstra
ties met de nieuwste machines, maar
ook het défilé van de dampende knet
terende antieke trekkers bleek bijzonder
aantrekkelijk te zijn. Daar vonden jon
ge mensen, die ermee kennis maakten
en ouderen, die er nog mee hadden ge
werkt, een punt van gemeenschappe-
Ujke belangstelling. Een en ander was
wel geschikt voor toekomstplannen in
die richting.
De deelnemers, bijzonder belangrijk
voor het welslagen van de Werktuigen-
dagen, roemden de gezelUge bedrijvig
heid en konden getuigen van veel in-
vesteringslust bij de bezoekers. Blijk
baar wordt onder het motto „Uw be
drijf, uw maat" het machinepark ver
nieuwd, uitgebreid en aangevuld en
daarbij bewezen de voorlichtingsdiens
ten zoals altijd weer onschtbare diens
ten.
De organisatoren van de Werktuigen-
dagen gaan dan ook de toekomst met
groot vertrouwen tegemoet en hopen, in
1981 opnieuw met hun presentatie te
gemoet te komen aan de wensen van
land- en tuinbouwers die met hun be
drijf bij de tijd willen bUjven. i
In de periode van 21 mei t.m. 2 juni
zal ook in Nieuwe Tonge de jaarlijkse in
zameling ten bate van het Nederland
se Rode Kruis worden gehouden.
Het bestuur van de plaatselijke afde
ling doet weer een beroep op de dorps
genoten om deze collecte te steunen.
Uw hulp is nodig voor mensen in nood,
niet alleen in verre landen, maar ook
dichter bij huis, in uw eigen omgeving.
Geeft daarom met gulle hand.
Ook in de vorm van bloed is hulp no
dig. Op 13 juni a.s. kunt u in „Ons Dorps
huis" een halve liter bloed afstaan ten
behoeve van een zieke of gewonde me
demens. Vrijwilligers komen langs, bü
wie iedere gezonde inwoner van 18
tot 65 jaar zich kan opgeven. U helpt
toch mee?
Het bestuur
wyziging ophalen huisvuil In ver
band het Hemelvaartsdag op donderdag
24 mei 1979 zal het huisvuil in de woon
kernen Goedereede en Stellendam wor
den opgehaald op dinsdag, 22 mei 1979.
STELLENDAM
Bejaardenreis Rode Kruisafdeling.
Het Nederlandse Rode Kruis afd. Stel
lendam gaat a.s. dinsdag 22 mei met de
bejaarden op reis.
Via Houten waar we koffie drinken
gaan we naar Harderwijk voor het di
ner en een bezoek aan het dolfinarium.
De terugreis gaat over de Hoge Ve-
luwe.
De kosten voor deze reis bedragen f
40.per persoon.
Bejaarden die geen schrijven hebben
ontvangen en toch met deze reis mee
willen, kunnen zich nog opgeven bij A.
Grootenboer, Haagsestraat 1, telef. 1948.
BRUINISSE
Kerknieuws Oud Geref. Gemeente.
Donderdagavond 24 mei op Hemelvaarts
dag om 19 uur dhr A. Egas van Nieu-
werbrug.
Het is een Nederlandse traditie om in
het voorjaar het huis een grote beurt
te geven.
Dan komt men altijd onplezierige din
gen tegen. Süjtages hier en daar nood
zaken tot vervanging. Eens in de zoveel
tijd moet ook de vloerbedekking er aan
geloven. Kale plekken en verschoten
gedeelten kunt u tijdelijk ondervangen
door de meubels wat te verplaatsen,
maar eens komt de dag van vernieuwing
Dan komt onherroepeUjk een tegel
vloer ter sprake. Niet voor niets wor
den er per jaar in ons land 5 miljoen
vierkante meters vloertegel gekocht.
Waarom eigenlijk?
Omdat mensen een tegelvloer als
„echt" en „natuurUjk" ervaren.
Tegels worden namelijk van lilei ge
maakt. Eerst geperst, gevormd en ge
bakken; daarna geglazuurd. Die dia-
mantharde glaslaag, het glazuur, zorgt
ervoor, dat uw tegelvloer nagenoeg on-
verslijtbaar is. Hij gaat een mensenle
ven mee. Nog meer soms, denkt u maar
eens aan de begeerlijke antieke „boe-
renplavuizen" die men in eeuwenoude
boerderijen vindt.
Vroeger was een plavuizenvloer in
het woonvertrek heel normaal. Nu is
het een luxe.
Tenminste tot nu toe. De bekende
Nederlandse tegelindustrie MOSA biedt
de oplossing voor velen. Wij zagen voor
u bij de tegelhandel ter plaatse, de
nieuwste coUekties „ambachtsplavui
zen" Jan Steen en Campagne van Mosa
in het formaat van 20 x 20 cm.
In prachtige, rustieke nuanceringen
zoals bruin en beige.
En dat voor de nauwelijks te geloven
prijs van f 43.25 resp. f 56.50 per vier
kante meter. Hij kan overal, ook op be
staande vloeren, worden gelegd omdat
hij slechts 1 resp. 1,4 cm dik is.
Tenslotte nog dit: Een plavuizenvloer
is hygiënisch en erg gemakkelijk in on
derhoud.
Stofzuigen en af en toe dweilen en u
heeft een vloer om van te eten.
■VEEVOIiGVE R H A AL
door L. Penning
Ultgevery W. M. den Hertog
„Wat moeten we nu beginnen?" jam
merden de dorpers; „wij zijn met onze
vrouwen en kinderen weerloos overge
leverd aan de Franse soldaten! Help ons
nu schout! Raad ons wat moeten we
beginnen?"
„Moed houden!" was het antwoord:
„daar kan men al vast mee beginnen!
En wij zullen de verlaten stellingen
weer laten bezetten zou dat niet het
verstandigst zijn?"
„Daarover heeft u niets te zeggen!"
meende de kleermaker op parmantige
toon.
„En gij, snijder, nog minder!" zei de
schout. „Ik zal een dringend verzoek
richten aan onze Kapitein-Generaal, om
de verlaten stellingen weer te bezetten;
laat hij de Friezen zenden, dat is flink
volk!"
„En als generaal Wirtz het commando
krijgt, zal er de Fransman nog een hele
kluif aan hebben, om, de Rijn over te
trekken".
„Wie moet uw schrijven overbrengen?"
vroeg een jonge boer.
„Gij, Gijsbert!" zeide, de schout met
een glimlach.
„'t Is best, als u mij maar uw schim
mel leent!"
„Haal hem hij staat op stal; en doe
je best, om spoedig aan het hoofdkwar
tier te zijn".
Geen tien minuten later zat de jonge,
resolute boer reeds in het zadel. En de
beste wensen der dorpelingen, die op
nieuw hoop schepten, en zich langzaam
verstrooiden, vergezelden hem.
De schout beklom de blauwe trappen
van het gemeentehuis, wenkte de schou-
tenknecht, en zeide in de raadkamer tot
hem: „Hebt ge niets verdachts bij de
vreemde mosjeu ontdekt?"
„Niets!" zei Teimis.
„Dan wil ik je zeggen, dat hij enkele
keren met Andries Dirksen is gaan vis
sen op de Rijn".
„Zo ver".
„Ik vind het vreemd, en gij zult huis
zoeking bij hesm doen op staande
voet".
„En als ik niets verdachts ontdek?"
„Ga dan naar boer Wilbrink, en stel
een onderzoek in bij Andries Dirksen".
„De boer zal er vreemd van staan
kijken".
„Dat is zijn zaak. Maar hij is een ver
standig man, en zal begrijpen, dat in
zulke gevaarlijke tijden buitengewone
maatregelen noodzakelijke kunnen zijn"
De schoutenknecht aarzelde nog een
ogenblik.
„Ik weet eigenlijk niet, waarnaar ik
zoeken moet".
„Niet?" zei de schout: „'t Ugt toch
voor de hand. Als ze vissen op de Rijn,
liunnen ze peilingen doen, en die pei
lingen kimnen de Fransen bij de over
tocht van dienst zijn nu zult ge, ho
pelijk, mijn bedoeling begrijpen".
Teunis had het nu goed begrepen; hij
sloeg aan zijn muts, en liep regelrecht
naar de dorpsherberg, waar aan een
verweerd, zwart schUd „de vergulde
Arend" uithing.
Nauwelijks op zijn stevige, van een
zilveren knop voorziene wandelstok leu
nend, wandelde de schout met kalme
tred verder naar het Moleneüide, groet
te de Molenaar, die de zeilen overhaal
de, en bereikte de landweg, waar enige
armoedige hutten stonden, toen van
achter een bos een troep ruiters, in
zware stofwolken gehuld, snel naderde.
Bij de eerste hut,waar een paar
vrouwen stonden, hield de gehele
troep halt. De ruiters Nederlandse ca
valerie zagen er vermoeid en
lusteloos uit; en de ritmeester, die hen
aanvoerde, riep van uit het zadel
tot de beide vrouwen: „Zegt waar
ligt Rhenen?"
De vrouwen keken hem met open
mond aan.
„Nu, staat daar maar niet, zo te ga
pen!" schreeuwde hij: „spreekt op is
er dan niemand in dit ellendige gat, die
ons de weg kan wijzen?"
Doch de vrouwen verstonden hem
niet, want hij sprak met een sterk Duits
accent, en zij dachten er reeds over, om
de vlucht te nemen voor die woest toe
rende officier, toen daar een jongen, die
als voermanskneeht reeds meer dan één
tooht tot in het hart van Duitsland had
meegemaakt, rustig, de handen in de
zaliken, fluitend kwam aanwandelen.
„Wilt u de weg naar Rhenen weten?"
„Ja, jonge snaak!" hernam de rit
meester, „maar gauw wat, want we
hebben geen tijd te verliezen?"
„Rhenen?" zei de jongen: „u vergist
zich zeker, mijnheer de ritmeester, want
in Rhenen staan geen vijanden. U rijdt
gans verkeerd ginds over de Rijn
moet u zijn!"
En terwijl hij het afgebroken vrolijke
deuntje weer begon té fluiten, wees zijn
hand over de golvende korenvelden
naar de gezichtseinder, van waar de
ruiters gekomen waren.
De officier geraakte buiten zichzelf
van woede. Hij scheen te vergeten, dat
hij zich tegenover een jongen bevond,
die de veertien nog niet had gehaald, en
bulderde op grove toon, dat hij niet van
zins was, om zich als een stomme eend
in de val te laten lokken.
Hij draaide de iwi© nek naar zijn rui
ters, en zeide met een vloek: „'t"Kan
me niet schelen ook! Het zou misschien
nog maar het beste zijn, dat we allemaal
overliepen dan was het gezanik mt!"
De schout hoorde dat alles aan, op een
afstand, terwijl de ergernis hem de
tanden op elkander perste.
„Maar zeg me dan toch, waar Rhenen
Ugt!" schreeuwde de ritmeester opl
nieuw: „zult ge 't mij zeggen, kwajon
gen, of wilt ge met deze kennis maken?"
En in zijn razende drift rukte hij de
sabel uit de schede.
Toen zei de knaap: „Ziet u gindse
lindeboom midden in het veld? Daar
gaat de weg heen; daar daar! die
kant uit!"
„Wat zegt ge? De negerij daar achter
dat korenveld is dat Rhenen?"
„O neen", riep de jongen, „'t is verder:
veel verder ginds, ginds! die kant
uit!"
„'t Is om razend te worden!" bulderde
de ritmeester; „op mijn woord van eer
dat is niet uit te staan! Bah, wat een
ellendig land! De Fransen kunnen 't
krijgen voor mijn part; 't scheelt me
niets!"
„Wie kan daar nu wijs uit worden?"
schreeuwde hij voort: „sta knol! Nu
vraag ik je voor de laatste keer, voor de
drommel: waar ligt Rhenen?"
„Loop naar de pomp, landopvreter!"
grinnikte de jongen, en wég holde hij
in grote sprongen, door een droge
greppel, om in het korenveld te verdvinj-
nen.
De ritmeester grijnsde van woede,
terwijl een paar ruiters, die zich niet
goed konden houden, in een luide lach
schoten.
„Lachen jullie?" riep de ritmeester:
„ik zal je bijUchten, vlegels, als we in
de kwartieren zijn! Zeg, oude heer
waar ligt dat gat, dat Rhenen toch?"
De schout was naderbij gekomen, en
zei op bedaarde toon: „U zult de nodige
terreinkaarten toch wel in uw zak
hebben?"
De officier keek de grijsaard met grote
verbaasde ogen aan, maar toen de ver
wondering week, kwam de laatdunken
de trots boven, en hij zei op forse toon:
„Beantwoord mijn vraag, of ik laat je
aan de staart van mijn bruine binden!"
„Ga uw gang!" antwoordde de schout
op kalme toon.
De ritmeester sprong uit het zadel; hij
rook naar de sterke drank, en de schout
de gebalde vuist voor het gezicht hou
dend, snauwde hij: „Weet ge wel, met
wie ge te doen hebt?"
„Dat weet ik heel goed!" antwoordde
de schout met vaste stem; „en ik eer de
uniform der Nederlandse cavalerie, al
wordt ze wel eens door officieren in
Nederlandse dienst door het slijk ge
sleurd".
(Wordt vervolgd)