EIIAriDEn - tllEUWS
Overdenking
Chr. Urker Visserskoor „Crescendo"
op 25 mei in Oude-Tonge
Taai-antiquiteiten
en -rariteiten van
Oost-Flal(l(ee
uit de
Heilige Schrift
No. 4784
2e blad Vrijdag 20 april 1979
ZEEUWSE WANDELINGEN
Albrecht Dürer reist naar Zeeland (I)
Uw huis vericopen?
TAIVIBOER
Werkloosiieid
Goeree-Overfiakicee
ging wat omlaag
Af d. Goeree-Overf lak-
kee V. Ned. Bond van
gepensioneerden
vergaderde
fKMmmmaxBBai
mamanBB
Door een klein berichtje in de krant
kun je soms op het idee van een arti
kel komen. Op 6 april 1528 is Albrecht
Dürer in zijn geboorteplaats Neuren
berg overleden. Dat was verleden jaar
450 jaar geleden en nu heeft men daar
een grote tentoonstelling gehouden,
waarop 60 oorspronkelijke werken van
hem te zien waren.
Maar wat hebben wij in Zeeland met
deze Duitse kunstenaar van vele eeuwen
geleden te maken, zult u welUcht vra
gen. Gewone mensen, die geen verstand
van schilderkunst hebben, niet veel. Hij
is echter ook enkele weken in Zeeland
geweest en ik vond het wel interessant
om over zijn Zeeuwse reis iets te ver
tellen. Zijn hele leven is trouwens een
boeiend verhaal en vooral ook zijn ver
blijf van ruim een jaar in Antwerpen,
van waaruit hij de reis naar Zeeland
heeft gemaakt.
De familie
Zijn vader heette ook Albrecht en was
afkomstig uit Hongarije. In 1467 ves
tigde hij "zich als goudsmid in Neuren
berg. Daar trouwde hij met de 15-jarige
Barbara Holper. Ze hebben 18 kinde
ren gehad, de tweede zoon was de Al
brecht Dürer uit dit artikel, hij werd
geboren in 1471.
Bij zijn vader werd hij in de leer ge
daan. Hij heeft het er drie jaar vol
gehouden, maar hij wilde geen goud
smid worden. Hij tekende liever, zijn
vader vond het goed dat hij ook nog 3
jaar bij zijn buurman, die schilder was
ging werken. Het beviel hem er best.
Alleen werd hij nog al eens geplaagd
door de knechten, die er ruwe zeden
op na hielden en de stUle dromerige
jongen met vreemde ontgroeningsme
thoden lastig vielen. In 1490 was hij hier
klaar. Naar de gewoonte van die tijd
trok hij nu de wereld in om bij verschil
lende bazen zich verder te bekwamen.
Na 4 jaar kwam hij terug in Neuren
berg (1494).
Toen trouwde hij met Agnes Freij. Het
huwelijk was vroeger meestal een za
kelijke onderneming, de vaders zorg
den ervoor. Schoonvader Hans Freij
was een bemiddeld burger en hij gaf
het bruidspaar 200 gulden. Dat was in
die tijd een aardig bedrag, als we we
ten dat een schoolmeester 20 gulden
en een chirurg 80 gulden per jaar ver
dienden.
Het huwelijk is kinderloos gebleven. Erg
gelukkig schijnt het niet geweest te zijn,
ze pasten niet bij elkaar, de omgang en
gesprekken van haar man interesseer
den Agnes niet, het ging haar te hoog.
Kort na het huwelijk gaat hij alleen naar
Venetië, een jaar later is hij weer terug.
Hij verdient zijn brood met het teke
nen van illustraties voor drukkers en
uitgevers en helpt mee aan het schil
deren van altaarstukken in de kerk. Hij
is bijzonder begaafd. Als jongen van 13
jaar had hij al een goede tekening van
zichzelf gemaakt door in de spiegel te
kijken.
Behalve met schilderwerk legt hij zich
vooral toe op het maken van koper
gravures, houtsneden en etsen. In 1497
krijgt hij een eigen werkplaats, mis
schien wel met leerlingen en knechts.
Een van zijn voornaamste scheppingen
is de Apocalypse, 15 bladen in groot for
maat met taferelen uit de'Openbaring
van Johannes (1498). Hij schildert en
tekent veel gebeurtenissen uit de bijbel,
vooral uit het leven van Jezus.
In 1505 gaat hij weer alleen naar Vene
tië, voor de tweede keer. Inmiddels was
hij al aardig bekend geworden. Hij
neemt 6 schilderijen mee, waarvan hij
er al spoedig 5 heeft verkocht. De stads
regering biedt hem een jaargeld van
200 ducaten aan, als hij hier wU blijven.
Daar kan hij ruim van leven, maar hij
keert terug naar Neurenberg.
Daar ontmoet hij in 1512 keizer Maxi-
miliaan. Met enkele helpers krijgt hij
opdracht een grote triomfpoort voor
hem te maken van 3 m hoog en breed,
een houtsnede van 192 houtblokken. De
keizer belooft hem een vast jaargeld
van 100 gulden. Maar als hij in 1519
sterft wordt het niet meer uitbetaald.
Zijn opvolger is de ook bij ons bekende
Karel V. Nu wil hij ook van deze het
beloofde jaargeld hebben en het voor
naamste doel van zijn reis naar de Ne
derlanden is de nieuwe keizer te ont
moeten en het hem vragen.
Op reis
be reis gaat per schip langs de Main
naar Frankfort op 12 jvili 1520. De bis
schop heeft hem drie reisbrieven mee
gegeven voor introducties onderweg. Er
is ook een tolbrief bij voor vrijstelling
van tolgelden onderweg, want die wa
ren erg hoog.
Met een andere boot vaart hij naar
Mainz en weer met een andere naar
Keulen, waar hij op 23 juli aankomt.
Op verschillende plaatsen wordt hij on
derweg door kunstbroeders begroet,
waarbij de wijn lustig rcaid gaat.
Zijn vrouw Agnes en hun dienstbode
Suzanna gaan deze keer ook mee. Ze
hebben veel bagage bij zich, vooral
schilderijen en gravures. Om onderweg
te verkopen'en ook om ze weg te ge
ven voor bewezen diensten. Albrecht
Dürer is er gul mee, in zijn dagboek dat
hij over deze reis heeft gemaakt, staat
alles precies aangetekend. Het lijkt
soms meer op een kasboek met de ver
melding wat ze betaalden voor brood en
wijn en logies en fooien.
Met een gehuurde wagen rijden ze
langs slechte wegen naar Antwerpen,
waar ze op 2 augustus aankomen. Dat
is eigenlijk het einddoel van de reis. Ze
logeren daar in de herberg „Engelen-,
borch" tussen de haven en de markt.
De waard is Joost Blanckfelt, die hem
ook als gids dient als hij Antwerpen
bezoekt Ze worden er hartelijk ontvan
gen en het eten is kostelijk. Hijzelf eet
meestal bij kennissen, hij is nu zo be
roemd geworden, dat hij van alle kanten
uitnodigingen ontvangt. Niet alleen door
collega-schilders, maar door voorname
personen, zoals Fugger, het grootste
bankierskantoor van Europa, dat zelfs
aan vorsten grote geldleningen geeft.
Ook hier vraagt de regering van de
stad of hij er voorgoed blijven wil voor
een levenslang jaargeld van 300 gulden
benevens vele opdrachten.
Zijn vrouw Agnes voert met haar
dienstbode een eigen huishouden in
deze herberg, ze eten boven in de keu
ken. Een enkele keer eet ze met haar
man samen in de gelagkamer.
Deze gaat er iedere dag op uit, heeft
altijd zijn schetsboek bij zich. Mooie
gebouwen, schilderachtige plekjes, kle
derdrachten worden vereeuwigd. Ook
tekent hij veel portretten van zijn vrien
den en weldoeners, die hij voor een
gulden verkoopt of weggeeft.
Op 23 oktober wordt Karel V in Aken
tot keizer gekroond. Albrecht Dürer
was er al drie weken en hij heeft de
toezegging geluregen, dat het beloofde
jaargeld ook in het vervolg zal worden
uitbetaald. Daarom was hij immers naar
de Nederlanden gekomen?
Vanuit Antwerpen bezoekt hij ook
Brussel, Gent en Brugge.
Eens hoort hij dat er bij Zierikzee een
walvis was aangespoeld van wel 100
vademen lang. Dat is natuurlijk over
dreven, want dat zou 160 a 180 m zijn.
Hij heeft altijd belangstelling gehad
voor vreemde dingen, dus dat moet hij
gaan zien. Dat wordt dus zijn reis naar
Zeeland, vanuit Antwerpen.
Hierover de volgende keer. U moet dit
artikel maar beschouwen als een inlei
ding, we weten nu iets meer van deze
beroemde kunstenaar.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
THOLEN
Zangavond Geref. Gemeente. In het
kerkgebouw van de Geref. Gemeente
wordt zaterdag 21 april om 19.30 uur een
zangavond gehouden waaraan mede
werken het Chr, Gemengd Koor Cres
cendo, het Chr. Mannenkoor Rehoboth,
het Jeugdkoor Van knop tot bloem, het
kinderkoor Jubilate Deo, allen uit Tho-
len en het Chr. Gemengd koor Sursum
Corda uit Middelburg.
De te houden collecte is voor de Stich
ting Helpende Handen.
^Aanbesteding d^Iiverzwaring. In ho
tel Hof Van Holland werd gisteren aan
besteed het verhogen en verzwaren van
de zeedijk tussen de Krabbenkreekdam
en Sint Annalnad. De inschrijvingen
waren: Oisterwijk B.V. uit Rotterdam
4.777.000.Gebr. Romers uit Rozen
burg 4.890.000.—; J. D. Jansen uit Mid
delburg 4.940.000.—; Hakkers-Scher- I
mers uit Werkendam 4.980.000.—; Van
't Verlaat uit Hardinxveld 5.247.000.—
Het werk betreft 5440 meter dijk in de
polders Joanna Maria, Sluis, HoUaire en
Van Haaften. Uiterlijk 1 oktober moet
het werk worden opgeleverd. I
OVERGELEVERD EN OPGEWEKT
„Welke overgeleverd is om onze
zonden en opgewekt om onze
rechtvaardigmaking."
(Romeinen 4 25)
We willen zo kort na Pasen een ogen
blik mediteren over de boven afgeschre
ven tekst.
De apostel wijst daar in de eerste plaats
op het lijden van de Borg en Zaligma
ker. Hij doet dit met deze woorden:
welke overgeleverd is om onze zonden.
Hiermede worden we als teruggezet in
de lijdensweken.
In de geest Christus volgend op zijn
smartvolle weg, hebben we iets van
dat overleveren gezien.
Overgeleverd werd Hij. Als van hand
tot hand doorgegeven! Dan gaat het
van Judas naar Kajefas, van Kajafas
naar Pilatus en zo telkens maar door,
van Pilatus naar de Romeinse soldaten
tot Hij eindelijk als een gevloekte sterft
aan het kruis en wordt gelegd in het
graf.
Maar als we Hem zo zien overgeleverd
dan hebben we te bedenken, dat het in
de diepste zin God Zelf is, die Zijn Zoon
tot de kruisdood overgeeft.
Op een andere plaats in deze zelfde brief
aan de Romeinen zegt Paulus het zó:
„Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard
heeft, maar heeft Hem voor ons allen
overgegeven,'-*
God Zelf geeft Zijn Zoon over in het
graf.
Maar hoe kan dit toch zijn?
Wat is de oorzaak van dit wondere ge
beuren?
Waarom moet Hij die het Leven is de
dood in?
Hij is, zegt de apostel, „overgeleverd
om onze zonden."
Jesaja: „Hij is om onze overtredingen
verwond, om onze ongerechtigheid is
Hij verbrijzeld."
Petrus: „Want Christus heeft eens ge
leden. Hij rechtvaardig voor de onrecht-
vaardigen."
Hij rechtvaardig voor de onrechtvaar-
digen.
Ziedaar het heilgeheim, tot troost voor
elk, die het te kwaad kreeg* met zijn
zonden; die zich leerde kermen als een
onrechtvaardige. Die, aangegrepen dool
de gerechtigheid Gods, door Zijn heilige
onkreukbare wet, in het gezicht van
het kruis en graf van Jezus, zich verne
dert en erkennen moet, de eeuwige dood
te hebben verdiend.
Ziedaar het evangelie van het plaats-
bekledend werk van de Middelaar.
Zelf zonder zonde, werd Hij beladen
met de zonden van de Zijnen. Hij gaat
staan in de plaats van Zijn volk.
Hij vangt voor hen de toorn van God te
gen de zonde op.
In lijdelijke en dadelijke gehoorzaam
heid, geeft Hij God voldoening, betaalt
Hij de schuld en herstelt de door de zon
de geschonden rechtverhouding tussen
een heilig God en een onrechtvaardig
volk. En terugziend op dat grote werk
van de verzoening en voldoening, klonk
op Golgotha zijn triumfkreet: „Het is
volbracht."
Volkomen heeft Christus voldaan.
De zonde is verzoend, de schuld be
taald tot de laatste penning.
Daarom zegt onze tekst in de tweede
plaats, dat Christus is „opgewekt om
onze rechtvaardigmaking."
De opwekking van Christus is het bewijs
dat aan de gerechtigheid van God vol
komen is genoeg gedaan. In de opwek
king van Zijn Zoon zet God de Vader
het zegel op het werk van de Borg.
Niets heeft eraan ontbroken.
En wat is nu het effect, het Iieilrgk
gevolg en de machtige vertroosting?
Dat de gerechtigheid van Christus aan
de Zijnen wordt toegerekend. Dat ze
weer in de rechte verhouding tot God
staan.
Niet in zichzelf, maar in de Middelaar.
In zichzelf onrechtvaardigIn Chris
tus rechtvaardig.
Hier treedt het geheim van de plaats
bekleding in het volle licht.
Hier blinkt het alles van genade.
Hier is de heerlijkste ruU.
Christus onze zonde en wij Zijn ge
rechtigheid.
Een zondaar, die' zondaar blijft tot aan
zijn sterven toe, toch een rechtvaar
dige. Niet meer een kind des tooms,
maar een kind des ontfermens. Won
dere staatsverwisseling, waarin Paulus
roemen mag.
De banden verbroken, de boeien los
gemaakt, de gevangenis geopend, de weg
naar de hemel vrij.
Wie kan deze vreemde vrijspraak vatten
Alleen het geloof kan dit aannemen en
zich toe-eigenen.
Het geloof in de Heere Jezus Christus
is het enige middel, waardoor de ge
rechtigheid van Christus ons deel kan
worden.
Het komt op het geloof aan.
Het geloof dat met Christus verbindt
en deel geeft aan al de schatten van
heil, door Christus verworven. In de
ze nabetrachting op Pasen komt de
vraag tot ons, of we iets kennen van
het persoonlijke geloof, van het kinder
lijk vertrouwen, dat zichzelf loslaat, op
zich en zijn werk de dood schrijft,
om het alleen te verwachten van de ge
rechtigheid van Christus.
Wie niet gelooft heeft geen deel aan de
weldaad van de rechtvaardigmaking.
Die staat met de schuld van zijn zonde
voor eigen rekening en zal eenmaal het
vonnis van de eeuwige dood moeten ver
nemen uit de mond van de Rechter van
hemel en aarde.
Val dan die Rechter nog heden te voet
en bidt om genade voor recht. In Chris
tus is Hij een genadig God, die menig
vuldig vergeeft en niet verwijt.
En wie door Woord en Geest tot het
ware, zaligmakende geloof mocht ko
men, wie het leert stamelen, soms on
der veel bestrijding en aanvechting: „Ik
geloofkom mijn ongelovigheid te
hulp", die verheuge zich in zo rijke
weldaad.
Al is het geloof dan klein, al openbaart
het zich schuchter, als het echt is, staat
ge in Christus rechtvaardig voor God.
Zó rechtvaardig, als had ge nooit zonde
gehad noch gedaan, ja, als had ge zelf
al de gehoorzaamheid volbracht, die uw
Heiland voor u volbracht heeft.
Welk een voorrecht, naar waarde nooit
te schatten!
Het nope u tot wederliefde, het stemme
u tot dankbaarheid, het bewege u tot
een leven ter ere van Hem, die zoveel
voor u deed.
„Wat zal ik met Gods gunsten overlaSn,
Die trouwe Heer' voor Zijn gena ver
gelden?
'k Zal bij de kelk des heils Zijn naam
vermelden
En roepen Hem met bbjd' erkentnis
aan."
B. H.H.
Met het werkloosheidscijfer op Goeree-
Overflakkee is het in de maand maart
de goede kant opgegaan al is er nog
geen enkele reden tot juichen. Nog
steeds is 5,1'% van de mnl. beroepsbe
volking werkloos en dat blijft een hoge
score. In de februari-maand bedroeg
het percentage overigens 6,5"/(i. De ver
mindering zit vooral in de sector bouw
nijverheid waarin het werk na een
vorstperiode weer op volle sterkte is
begonnen. De onderverdeling van het
aantal werklozen luidt als volgt:
Bouwvakkers 98 (in februari waren het
er nog 153), metaalbewerkers 47, land-
bouwpersoneel 50, handelspersoneel 9,
transportpersoneel 37, kantoor/onderwij
zend personeel 21, losse arbeiders 47 en
overige beroepen 64.
Ook de werkloosheid onder de dames
liep wat terug, van 119 in februari naar
105 in maart. Daar geldt de volgende
onderverdeling:
winkelbedienden 20; kantoor/onderwij
zend personeel 27; huishoudelijk perso
neel 9 en overigen 49.
Op 25 maart j.l. hield de Nederlandse
Bond van Gepensioneerden haar jaar
vergadering in Vroonlande. Deze ver
gadering had een enigszins feestelijk
karakter in verband met het 60-jarig
bestaan van de Bond.
Deze Bond werd bij het einde van de
eerste wereldoorlog opgericht, daar toen
de pensioenen volstrekt onvoldende
waren. De bond werd uit nood geboren
en telde toen 1500 leden. Thans be
draagt dat rond 60.000. De bond is po
litiek en godsdienstig neutraal d.w.z.
dat zowel ambtenaren, die in welke vak
bond dan ook georganiseerd, altijd bij
ons welkom zijn. Ook de wachtgelders
en zij, die wegens de aard van hun
functie eerder pensioen krijgen even
als zij, die door ziekte of invaliditeit
vervroegde uitkering bekomen van het
Algemeen burgerlijk pensioenfonds. De
ze doelstellingen werden nog eens extra
benadrukt door de hoofdbestuurder van
de bond, de heer M. Wolters uit Gouda.
Hij legde er de nadruk op, dat de ge
pensioneerden wensen, dat zijzelf ijve
ren voor ziekte-kosten vergoeding op
gelijkwaardige voet als die van de ac
tieve ambtenaren en dat verkregen
rechten niet worden aangetast.
Het blijkt telkens weer, dat de gepen-
De uitvoering die het Chr. Urker vis
serskoor „Crescendo" op vrijdag 25 mei
(een dag na Hemelvaartsdag) in de Herv
Kerk van Oude Tonge hoopt te geven
is een gebeurtenis waarvoor op Goe
roe en Overflakkee ongetwijfeld velen
belangstelling zullen hebben. Het is dan
ook raadzaam zich tijdig van een toe
gangsbewijs te voorzien over de ver
krijging waarvan in de krant van vol
gende week vrijdag nadere mededelin
gen zullen worden gedaan.
Het is wellicht interessant te weten,
wanneer het koor tot stand kwam en
hoe het haar is gelukt een zo grote po
pulariteit te verkrijgen. Vorig jaar sep
tember vierde het koor, dat thans meer
dan honderd zangers telt, haar 25-jarig
bestaan. Het werd in 1953 opgericht
onder de naam „Chr. Jongemannen-
koor". Dirigent is Meindert Kramer Jr.,
zoon van de dirigent die het koor in
de eerste jaren na de oprichting diri
geerde.
Het koor heeft tot uit verre werelddelen
uitnodigingen ontvangen, maar omdat
de leden meestal het vissersberoep uit
oefenen en hun beschikbare tijd dien
tengevolge erg beperkt is, moeten zulke
invitaties worden afgeslagen. Wel wordt
vrij regelmatig in ons land opgetreden,
zoals dat ook in Oude Tonge staat te
gebeuren. In de eerste week van febru
ari volgend jaar hoopt het koor een
concerttoumee door Zwitserland te ma
ken.
„Crescendo heeft al een groot aantal
langspeelplaten uitgebracht. De goede
verkoop daarvan was aanleding tot het
ontvangen van een Gouden Plaat, uit
handen van Mr. Pieter van Vollenho-
ven, ter gelegenheid van het zilveren
bestaan.
sioneerde ambtenaren niet weten, dat
onze bond bestaat en dat het N.G.B.
Nederlandse Bond van Gepensioneerden
beter voor hun rechten kan opkomen,
dan de vakbonden, die werken voor hun
werkende leden.
De aftredende bestuursleden werden her
kozen, waarbij het bestuur er eerst op
had aangedrongen, dat ook iemand bui
ten Dirksland zich beschikbaar wilde
stellen. Mevr. Geluk-Poortvliet was be
reid haar candidatuur ter beschikking
te stellen. Daar niemand bereid bleek,
werden de zittende leden herkozen, zo
dat het bestuur bestaat uit:
voorz. J. Buijsse
secr. D. K. Soldaat-Poortvliet
Penn. A. de Man-Grootenboer
Leden: K. C. Geluk-Poortvliet
J. de Waal
Tot leden van de kascommissie werden
benoemd de heren Jonge jan en Rooij
Daarna feliciteerde burgemeester Bos
de jarige afdeling en overhandigde een
tegel met het wapen van Dirksland.
Het bestuur ontving een attentie van
het H.B. evenals de leden.
Na een slotwoord van de voorzitter,
bleven de leden nog een poosje gezellig
bijeen voor een glaasje en een praatje
onderling.
Namens het bestuur
secr, D. K. Soldaat-Poortvliet
VERVOLGVERH A AJL
3
Tjeu: een joviale groet, welUcht een ver
bastering van adieu.
Uust! uust-es, uust-es-even! manen tot
kalmte en tot stilte.
Wasjoe! (wat zei joe) gebruikt men veel
vuldig; het vraagt de aangesproken per
soon om instemming. „Dat he 'k 'm ma'r
's flink gezeid, wasjoe!"
Kwa! (het Franse quoi): expressie van
Ie verwondering en ongeloof:
Kwa (het Franse quoi): van
Ie verwondering en 'ongeloof: „Kwa dat
kan nooit!"
2e insteming en tevredenheid: „Kwè, dat
binne goeie telkens!"
3e aansporing: „Kwa, me zalle 's gaen
affeceere."
Hiermee hebben we een ander gebied
betreden, n.l. dat der Franse legaten uit
Napoleon's (en vroeger) tijd:
„'k Bin den heelen dag in 't labeur",
klaagt een vrouw, die de wasch doet.
Fransch: lebeur zware arbeid; in
Zuid-Nederland gebruikt men 't woord
voor: akkerbouw. „Allé, kinders, naar
de koesjé (Fr. couchée nachtverblijf)
of: „Kwa, jongers, naer de koesje dor-
mee!" (Fr. dormir slapen). „Merge"
binne ze alweer bij 't lemieren van den
dag perzent, (bij 't lichten, krieken van
den dag; Fr.: lumière licht). „Watten
bezoeing!" (verbastering van 't Fr. be
sogne: beslommering, drukte).
Lodderetn is eau de Cologne, (1') eau
de la reine; het loddereindoósje wordt
zelden meer gebruikt.
Op een „durp" is weinig verdiven-
daosje: vermaak, afleiding. Dit wonder
lijk geformeerde woord is ten eerste
ontstaan door contaminatie van „di-
vertir" en „vermaken" en heeft ten
tweede in aosje atie) een verbaster
de quasi-Fransche uitgang („dlverda-
tion" of zoiets bestaat niet, wel: diver
tissement).
Het Flakkeesche claeransje is een
naïeve poging om van 't HoUandsche
klaar (gereed) een substantief met
Fransche allures af 'te leiden: claer
ansje maeken is: opschieten, maken,
dat men klaar komt.
Men spreekt op het eiland van een
tak (attaque) van een beroerte. Spotvo
gels maken ervan: „een tak van een
beroerte-baom".
Een streng-kerkse vrouw placht haar
verwondering en afkeuring uit te druk-
ken met: perjüut-perjaobel! Had zij ge
weten, dat ze eigenlijk zwoer: „par dieu,
par Ie diable!" het „dierbaar" woord wa
re haar stellig nooit meer over de lippen
gekomen.
De leden van een meziikkurps (fanfa
rekorps) spreken van ammezure (Fr. em
bouchure wijze van aanblazen.
Bij een dergelijk korps heet de Turk
se trom naievelijk: den doengs ('n
doengs is een doffe dreun; doengsen:
dof dreunen.)
Rondtrekkende (blaas-) muzikanten
duidt men algemeen aan met de kinder
lijke term: toeterventers. Venters is in
het Flakkees het meervoud van vent:
niet van venter, welk woord er zelden
gehoord wordt. Marskramers heten
roengdlaopers, leurders of kasjesven-
ters.
Het Flakkeese dialect heeft meer be
namingen, die ondanks, of misschien wel
door haar naïevetie, raak en juist ty
perend zijn.
Zo b.v. de schuddekopjes voor tril-
gras, en haesje-kruup-in voor muizen-
gerst, waarvan de kinderen de aren in
de mouw laten kruipen.
In Natuurlijke Historie is de Plakkeeë
naar geen bolleboos. Al weet hij er dan
wel iets meer van dan de doorsnee Am
sterdammer, die de reputatie geniet, dat
hij ieder vogeltje „'n finkie" noemt,
toch heeft hij in het voor hem open
Boek der Natuur blijkbaar weinig ge
lezen althans geleerd.
Alles wat, ongeveer wit, groter dan
een „mos" en kleiner dan een „end"
boven 't Brêewaeter (Volkerak) vliegt:
alle soorten stemtjes en meeuwen, noem
de Plaetenaer: kokmeeuw; iedere uuU
heet katüul, koeten en „waeterhoen-
tjes" worden met elkaar verward.
Plantkundige vergissingen begaat hij
ook: de boterbloem heet piinksterblom;
de pinksterbloem: koekoeksblom; het
herderstasje: lepelblad; de kruisbes:
doorappel. De botanicus, die hoorde,
dat men op Flakkee doornappels eet,
zou ongelovig de schouders ophalen. De
„officiële" doornappel is, gehjk men weet
een zeer vergiftige plant.
Andere afwijkende vruchtennamen
zijn bramboezms voor frambozen; aere-
bezems voor aardbeien; de vruchtjes
van de meidoom noemt men er pap-
pappels.
Al zijn de bladeren van de paarde
bloem: melkwiid, zeer gezocht als uit
stekend voedsel voor de kemiinen, toch
behoort deze plant, als alle niet-ge
kweekte, tot de vuulte (onkruid), en is
daarom in't veracht. Broenetels (iDrand-
netels), stekels (distels) en kankanker-
blommen (klaprozen) evenzo.
Alle paddestoelen scheldt men op Flak
kee: spooketen; knotwilgen noemt men
kopbaomen. Goudsbloemen heten met
een tekenende omschrijving: gele stün-
kers, de bloemen der winde: „pispotjes".
Van de zegge eten de inwoners van
„De Plaet" (Ooltgensplaat) gaarne de
onderaardse stengeldelen, die zij zakke-
bollen noemen. Om deze gastronomische
uitspatting worden ze in de naburige
dorpen voor Plaetse zakkeboUefreters
gescholden.
Stoofperen, waarschijnlijk omdat de
boom meestal wel draagt, heten wel-
draegers; onrijpe appels of peren zijn
knarsers of knarsters. (Een bejaard man
wordt oneerbiedig een ouwe knarster
genoemd).
Ook sommige dieren kregen typisch
tekenende namen.
Het draaikevertje, het
„...krink'lende winklende waterding
met 't zwarte kabotseken aan..."
noemt men op Flakkee, om z'n naar Unks
en rechts uitschietende, zwierige be
wegingen: schaesenriier, de blauwe
bromvlieg heet plat, maar raak: maene-
schiiter die maden'deponeert! (Deze
laatste naam is er tevens een onvrien
delijke aanduiding voor handelsreizi
ger).
Een sliklaopertje is een witte, een
paerewachtertje een gele kwikstaart.
De runderhorzel heet in 't Flakkees:
stoóter, de gouden tor zag er zijn naam
uitgedijd tot gouwe horentoren. We
gens zijn „bestoven" uiterlijk heet de
meikever daar (als in meerdere streken)
„meulenaer".
„Meulenaertje, tel je geld.
Want angders kommen de dieven
Die nemen je mee naer 't veld!"
zingt de Flakkeese jeugd, om een ge
vangen „meulenaer", met een draed
twiin (garen) om de kriewelpoot, aan 't
vliegen te krijgen. De „bedreiging": ont
voering, uit het cacaobusje met gaatjes
in 't scheeltje (dekseltje) naar „het veld"
zal wel niet veel indruk maken, al ge
schiedt dit schaking dan ook door lugu
bere personagiën als „de dieven". (De
knikkende kopbewegingen van een mei
kever, die aanstalten maakt om te gaan
vliegen, noemen de kinderen, niet on
aardig, „z'n geld tellen").
De Flakkeese zegswijze: hii laopt as
een tiet( d.i. met parmantig vlugge pas
jes) is voor mensen van-over-waeter
(die niet op 't eiland wonen) onbegrijpe
lijk, omdat ze niet weten, dat kuikentjes
door de „eilangders" steads tietjes ge
noemd worden.
Zo ontgaat ook de oningewijde de
„pointe" van het rijmgrapje:
„Kiik, kiik, een kacheltje op den diik"
Een Flakkees kacheltje is in dit geval
een veulentje. De onwetende koekefre-
ter (smadelijke aanduiding voor Am-
ster- ofRotterdammer) kan het even
eens niet bevatten, hoe op 't eiland een
ei door een paard wordt voortgetrok
ken. Een ei is een eg!
Het paard ter rechterzijde van het span
heet het roepaerd, het linker hangpaerd.
(Wordt vervolgd)