EIIAnDEn - ItlEUWS Overdenking „Herr Kantor" uit de Heilige Schrift 2e blad Vrijdag 11 augustus 1978 No. 4713 ZEEUWSE WANDELINGEN JAKOBS WORSTIELING OM DE ZEGEN Uw huis verkopen? TAMBOER Boerin ook gewone vrouw Programma zondagavondzang Op de Dillenburg Na een week vakantie in de Harz faen ik ook nog enkele dagen in Sauer- land geweest. Aan de grens van deze mooie landstreek ligt het stadje DU- lenburg met er vlak bij iets in de hoog te het kasteel m^et dezelfde naam. Als voortdurende snuffelaar in de geschie denis wilde ik dat oude kasteel be zoeken, dat begrijpt u wel. Daar is im mers prins Willem, de vader des va derlands geboren, daar heeft hij met zijn broers en zusters zijn kinderjaren doorgebracht. En als een vluchteling voor Alva kwam hij er later weer terug. Oud kasteel Het is niet meer hetzelfde als het oorspronkelijke bouwwerk, genoemd naar het riviertje de DUl, waaraan de stad gelegen is. Het geslacht Nassau is een heel oude familie. Omstreeks het jaar 1200 regeerde hier een zekere Walram van Nassau. Zijn zoon Hendrik II bouwde het kasteel. Diens zoon Adolf werd zelfs door de keurvorsten tot kei zer van Duitsland gekozen (1292). Een bewijs dat het huis Nassau meer was dan een onbeduidend adellijk geslacht. In het Wilhelmus wordt aan deze voor vaderen herinnerd met de woorden: „Edel en hoog geboren, van keizerlijke stam". Daar is dus geen woord over drijving bij. Het werd een sterke vesting, die een lange verdediging kon doorstaan, en vrijwel onneembaar was. Er konden 3000 gewapende mannen ter verdediging ondergebracht worden en honderden paarden gestald. Vooral graaf Jan, de broer van de Prins, heeft de vesting- werken verbeterd en nieuwe bolwerken aangelegd. De onderaardse kazematten en ge welven bestaan nog in de oude toe stand. In zo'n donkere onderaardse kel der heeft Jan Rubens, de vader van de beroemde schilder uit Antwerpen, 2 jaar gevangen gezeten: iüj had overspel gepleegd met Anna van Saksen, de tweede vrouw van de Prins, een vreem de vrouw, die bij vlagen haar verstand kwijt was. In het torenmiiseum bevinden zich oorkonden, gravures, plattegronden, te keningen en foto's, ook een grote stam boom van het huis Oranje-Nassau met de foto's erbij. Ik heb een poosje stil ge staan bij een grote schilderij: de moord op de Prins in 1584, die een eind maak te aan zijn veelbewogen leven. De WU- heknstoren, die boven alles uitsteekt, is nieuw, gebouwd van 1872 tot 1875. In 1971 bezochten konin^n Juliana en prins Bemhard het kasteel. Het gezin Nassau Op donderdag 24 april 1533 's mor gens om 3 uur werd hier prins Wil- lemi geboren, de oudste van 5 jongens. Zowel zijn vader als zijn moeder waren voor de tweede keer getrouwd. Vader Willem wordt meestal de Rij ke genoemd. Hij was getrouwd geweest met de Nederlandse adellijke dame Wal- purga van Egmond. Ze hadden één dochter Magdalena. Moeder Juliana, naar wie onze Ko ningin genoemd is, was getrouwd ge weest met heer Filips van Hanau en ze had 2 zoons en 2 dochters geschon ken. In 1531 trouwen de weduwnaar WU- lem en de weduwe JuUana met elkaar, op 24 april 1533 werd hun eerst zoon Willem geboren, gevolgd door 4 broers en 7 zusters. Met de kinderen uit de eerste huwelijken was dit een aantal van 17 opgroeiende kinderen. Willem is op zondag 4 mei nog rooms gedoopt, maar toen hadden zijn ouders al Lu therse neigingen. Kort daarop moesten ze niets meer van de r.k. kerk hebben en zijn met volle overtuiging Luthers geworden. In die leer voedden ze ook hun kinderen op, in de hofschool die op het kasteel werd opgericht Hieraan konden ook adellijke kinderen uit de omgeving meedoen. Tot zijn elfde jaar is de jonge graaf Willem hier gebleven, toen is er een grote verandering in zijn leven geko men. Prins Willem Dat was in 1544. Tot dat jaar moeten we hem eigenlijk noemen graaf Willem van Nassau, daarna heet hij prins van Oranje. Dat zit zo. In dit jaar stierf zijn neef René van Chalons, de zoon van zijn oom Hendrik, een broer van zijn vader. Deze neef was prins van Oranje, een klein landje in het zuiden van Frankrijk, waartoe echter nog tal rijke bezittingen in dat gebied be hoorden. De erfenis was eigenlijk voor vader Willem de Rijke van de Dillen- burg bestemd. Maar deze wilde liever niet alles in één hand hebben: hij be zat al het graafschap Nassau en een kasteel in Breda en misschien nok wel meer. Daarom droeg hij de erfenis over aan zijn oudste zoon Willem. Onze landsiieer keizer Karel V had er geen bezwaar tegen. Hij had veel op met de graven van Nassau. Willem de Rijke had meegeholpen bij diens verkiezing tot keizer en zijn broer Hendrik (de vader van René) was een bekwame le geraanvoerder van Karel V. Maar er waren een paar voorwaarden aan ver bonden, lyien kende de sympathie van het hof van Nassau voor Luther en daarom moest de 11-jarige Willem weg van de Dillenburg. Niet zijn vader, maar een commissie van 3 goed rooms- katholieke mannen zou de voogdij over hem hebben. Ze zouden hem naar hun beginselen opvoeden. Het verwondert ons wel enigszins, dat zijn vader en vooral zijn vrome moeder Juliana hierin hebben toege stemd. De politiek, eer, een veelbelo vende toekomst zullen wel een rol heb ben gespeeld bij hun besluit. Maar met het droevig gevolg, dat de prille bijbel se opvoeding op de Dillenburg verloren is gegaan. Echter niet helemaal. In zijn Apologie, zijn verweerschrift, toen ons land in 1581. Filips II als landsheer af SMrMifj^^ spie ^^,ité: HoiHi».} En Hij zei: „Laat mij gaan, want de dageraad is opgegaan." Maar hij zei: „Ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij mij zegent." (Genesis 32 26). Hoe nietig zijn de grootste dagen en de schitterendste overwinningen van de meest vereerde helden, die door de we reld bewonderd worden, in vergelijking met de machtige wapenfeiten des ge loof s! Natuurlijke moed en dapperheid heb ben aan sommigen een roem bezorgd, waardoor ze een naam hebben gekre gen dat ze onmisbaar waren, zodat de wereld een onherstelbaar verlies meent te lijden, wanneer zulke onverschrok ken mannen sterven. Doch wanneer men eens nauwkeuriger let op de da den van dappere mannen, dan moet men tot de konklusie komen, dat strijd niet meer is geweest dan de worsteling van de ene aardworm met de andere, en dat zij hebben gestreden voor iets dat geen blijvende waarde had. Doch zie nu het worstelperk des ge- loofs. De worm Jakob worstelt met de almachtige God om een hemelse zegen. Jakob's tegenpartij is groot en sterk en nochtans behaalt de zwakste partij de overwinning. Het leven van Jakob schijnt van het leven van de andfere patriarchen onder scheiden te zijn geweest door een grote verscheidenheid van wederwaardighe den, moeite en verdriet In Jakobs leven wordt het meest treffende voorbeeld gevonden van mensen, die een reeks van de zwaarste beproevingen door maakten, terwijl zij de weg volgden die God hun had geboden. De Heere had tot Jakob gezegd: „Keer weder tot het land uwer vaderen, en tot uw maagschap, en Ik zal met u zijn". Hier is een gebod en een belofte. Doch welk een verscheidenheid van be proevingen ontmoette hem, toen hij op reis ging, in gehoorzaamheid aan het gebod en in geloof in de belofte. Een van deze menigvuldige beproe vingen was, dat terwijl hij alleen was, een man met hem worstelde tot de da geraad aanbrak, en die man zijn heup ontwrichtte. „En Hij zei: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zei: Ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij mij zegent" Het was God, Die hier met Jakob worstelde en aan hem ver scheen in de gedaante van een man. God strijdende met Jakob, en tegelijk hem ondersteunende. God streed als het ware met Jakob met Zijn linkerhand en ondersteimide hem met Zijn rechter hand, en gaf aan de rechterhand de grootste kracht. Doch laten wij niet ver geten, dat wij bij het beschouwen van deze worsteling reet zozeer moeten zien op Jakobs lichamelijke kracht, als op zijn geestelijke sterkte naar de inwen dige mens. Jakob begeerde de zegen en hij hield aan om de zegen te verkrijgen. Welke zegen hij begeerde, kunnen we gemak kelijk begrijpen uit de omstandigheden, waarin hij op die tijd verkeerde. Hij was zeer ontsteld en verontrust op het bericht dat zijn toornige broeder Ezau in aantocht was met vierhonderd ge wapende mannen, om, gelijk hij meen de, een oud geschU dat hij met hem had, te wreken. Wat zal hij in deze omstandigheden doen? Hij durft de strijd met zijn broeder niet aan. Maar indien God hem wilde zegenen, zo is hij niet bevreesd zijn broeder te ont moeten. Dit zou hem beveiligen en ge ruststellen, en ook niets anders dan dit kon het doen. Hij had nu nodig de bevestiging van de zegen die hij had ontvangen van zijn vader, die zegen die door zijn broe der was veracht. En daarbij had hij no dig een nieuwe zegen, gepast op zijn tegenwoordige omstandigheden. Hij kon nu niet buiten de dadelijke hulp des Heeren, hetzij God hem wilde in staat stellen het hoofd te bieden aan de toorn van Ezau, hetzij het hart van Ezau te zijnen gunste mocht worden omgewend. Nu, wij weten hoe het is afgelopen. Toen de twee broeders elkaar ontmoet ten, was Ezau's woede bekoeld, en in plaats van bedreiging en doodslag heb ben zij elkaar omhelsd en eikaars wel zijn gezocht. Laat dan ook nu het geestelijk zaad van Jakob, evenals hij, met God wor stelen om de zegen, en zij zullen dé er fenis van hun vader Jakob ontvangen. De Heere staat aan Zijn volk dat hei lig aandringen om de zegen toe. En daarom zal hij, die aanhoudt, overwin nen. Wij vinden in de Schrift verschillen de voorbeelden en gelijkenissen van aanhoudend en dringend bidden, zoals in de gelijkenis van iemand die te mid dernacht tot zijn vriend ging, en zei: „Vriend, leen mij drie broden." Deze man werd verhoord omdat hij aanhield en sterk aandrong. Christus past deze gelijkenis toe en zegt: „Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vin den; klopt en u zal opengedaan wor den. Want een iegelijk die bidt, die ont vangt; en die zoekt, die vindt, en die klopt zal opengedaan worden." Er is een trapsgewijze opklimming in deze woorden. Eerst bidt, en verkrijgt hij het nog niet, zoekt dan, wat wijst op meer moeite en naarstigheid. En indien gij uw begeerte niet kunt verkrijgen door zoeken, klopt dan, door welk woord een groter aandrang en vurigheid wordt aangeduid. Laat mij u vermanen te handelen vol gens het vermaarde voorbeeld in de tekst, het worstelen van Jakob om de zegen. Gaat tot de Engel des verbonds, en smeek met heilige aandrang en met een voornemen niet los te laten. Zonder de zegen hgt u onder de vloek, en die is als een vuur dat ver teert. „Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen." Zie dan de noodzaikelijkheid van het Ver bond der Genade, waarvan Jezus Borg is geworden. Die Zelf de vloek op Zich heeft genomen om Zijn volk ervsin te verlossen en ze te zegenen en hun het eeuwige leven te geven. Houdt aan in de gebeden en worstel met Hem en blijf uitzien en wachten, en gij zult de zegen verkrijgen. Zegenin gen waarop lang gewacht is en waar om veel gebeden is, gaan gepaard met grote vertroosting, wanneer wij ze ten laatste verkrijgen. „Hoopt op de Heer, gij vromen; Is Israël in nood. Er zal verlossing komen; Zijn goedheid is zeer groot Hij maakt, op hun gebeden, Gans Israël eens vrij Van ongerechtigheden; Zo doe Hij ook aan mij." Th. Boston. zwoer, zegt hij: „Nochtans hebben wij grote oorzaak van God te danken, dat hij dit heilige zaad der vreze Gods, het welk hij in ons gezaaid heeft, niet heeft laten verstikken". De Prins werd rooms, niet vurig, heel gematigd, met een begrip voor mensen met een ander geloof en altijd bereid om samen te werken. Tot 1549 woonde hij op het kasteel te Breda, later in Brussel, een bezitting van het geslacht Nassau. De hofhouding werd hem echter te duur. Door zijn hu welijk (1551) met de rijke Anna van Buren is hij er wat bovenop gekomen. Het huwelijk heeft maar 7 jaar geduurd en heeft niet veel voor hem betekend, hij was veel weg als lid van de Raad van State en opperbevelhebber van het Maasleger. Toch schijnt het niet bepaald ongelukkig geweest te zijn, zoals wel beweerd wordt. We slaan nu een aantal jaren over. In 1567 komt Alva hier en prins Wil lem stond op de geheime lijst om ter dood gebracht te worden, evenals Eg- mond en Hoome en nog vele anderen. Met zijn tweede vrouw Anna van Saksen zoekt hij de voornaamste din gen in het kasteel te Breda bij elkaar en hij vertrekt, vlucht naar de Dillen burg. Zijn vader was gestorven, moeder Juliana leefde nog. Daar is hij terug gekeerd van de dwaling zijns wegs, is enkele jaren later een overtuigd Calvinist geworden. Daar heeft hij al zijn bezittingen verkocht en veel geld geleend tot bevrijding van zijn nieuwe vaderland en het Nederlandse volk. Zoals het Wilhelmus ervan zingt: „Lijf en goed al te samen heb ik u niet verschoond". Middelburg. L. van Wallenburg. Wilhelmstoren op ruïne Dillenburg. Het wordt zo vaak gezegd in kranten en tijdschriften, voor de radio of televi sie of zomaar in het algemeen: „Zij ziet er niet uit als een boerin". Er wordt nooit bijverfeld, hoe men zich die boerin dan wel had voorgesteld. Vermoedelijk als een verkommerd sloofje, in de scha duw van haar echtgenoot zwoegend in huis, op het erf, in de stal en op het land. Zulke boerinnen héb je. Maar wie op de Nederlandse boerderijen rond kijkt, ziet dat ze gelukkig zeldzaam zijn. Daarmee wil niet gezegd zijn, dat de gemiddelde Nederlandse boerin haar man niet bijstaat. Integendeel. De Ne derlandse land- en tuinbouwondeme- mingen worden niet voor niets gekarak teriseerd als gezinsbedrijven. In het in- kom.en dat het bedrijf oplevert, moet vaak een fUnke hoeveelheid werk van de boerin worden verdisconteert. Dat is elders in Europa niet anders. Een Zweedse boerin maakte zich on langs dan ook geducht boos, toen naar aanleiding van de vaststelling van de landbouwprijzen in een deel van de massamedia werd beweerd, dat de le vensstandaard van de boeren te hoog zou zijn. In een vergadering van een boerenorganisatie bracht zij haar me ning in de openbaarheid: het inkomen van de boer is het resultaat van het werk van twee mensen. Haar betoog culmineerde in de vaststelling, dat een boer nooit teveel vlijtige echtgenotes kon hebben. Derhalve stelde zij voor dat de wetgever polygamie voor boeren zou toelaten. Zo zou de boer een stoet onbezoldigde, maar gemotiveerde en nijvere arbeidskrachten kunnen aan- treltken, die een aangenaam inkomen zouden opleveren. Uiteraard bedoelde de Zweedse boerin dit niet serieus. Maar haar boosheid was wèl echt. En haar optreden leidde er in elk geval toe, dat de situatie van de Zweedse boerin in kranten, tijdschrif ten, voor de radio en op de televisie nader werd bekeken. Zo'n belichting door de media van de achtergronden van het boerinnebestaan zou ook in ons land nuttig zijn. Zodat men niet meer de behoefte voelt om vast te stellen dat een boerin ook een gewone vrouw is. MIDDELHARNIS In het programma „zondagavondzang" van N.C.R.V.-radio op zondag 13 aug- a.s. zal de uitzending plaats vinden van de opname, welke op 20 mei 1.1. ge maakt werd van een kerkconcert in de Bethlehem-kerk te Hilversum. De medewerkenden hieraan waren: De Chr. Oratoriumvereniging „Mid- delharnis' o.l.v. Jan van Dijk. Het Bethlehem-kerkkoor te Hilver sum o.l.v. Kitty Donker. Angélique Boel, cello; Klaas Bartlema, orgel. Het programma vermeldt de dubbel- korige werken: a) Psalm 100 - H. Schütz. b) Was mein Gott will, das g' scheh alzeit - A. Gumpelzhaimer. c) Singet dem Herm ein neues Lied - Joh. Pachelbel. d) Cantate Domino - M. R. de Lalande. en de afzonderlijke koonverken: a) Rejoice in the Lord alway - H. Pus- cell. b) Pharisaer und Zöllner - H. Schütz. Deze werken werden op 6 mei 1.1. door bovengenoemde koren eveneens in de Grote Kerk te Middelhamis uitgevoerd. De radio-uitzending op Hilversum I begint om 18.40 urn- en duurt tot 19.10 uur. V E RVOLGVBBHAAÏi door BaremI d« Graaft Üitcevery B.V. ^q Banier^ - Vtrecht 38 Vrouw Kantor Kuhlehkampf stak haar hand uit. Rudolf drukte die schuchter, maar toen hij naar haar op keek, zag hy dat ze opvallend vriende lijke ogen had. Ze zei alleen maar: „Wei- zo". Herr Kuhlenkampf had intussen de klep van een piano opgeslagen. Rudolf zag de toetsen wit en zwart in het licht van twee kaarsen, die Herr Kuhlen kampf aanstak. „Hier! Stem maar!" Ru- dolf kreeg een viool in handen en even later ja, het ging werkelijk alles als in een droom hoorde hij uit de pi ano de melodieën van het orkest, vlak voor de solo begon en hij speelde. „Ja, dat was heel goed oordeelde vrouw Kantor Kuhlenkampf. Heel goed", herhaalde ze. „En alleen uit zijn geheugen. Zonder ooit dte muziek te hebben gezien", prees Herr Kantor. „Dan is het inderdaad wonderbaar lijk. Kom eens hier, knaap. Laat me je eens goed bekijken". Nog met viool en strijkstok in zijn handen naderde Rudolf de oudere dame. Ze keek hem keurend aan. „Dus je bent schoenmaker? vroeg ze en vlak daarop: Wat zou je het liefst willen worden?" Hij durfde het niet te zeggen. Na tuurlijk is zo'n jongen uit Gnadendorf wat verlegen in zo'n deftige omgeving. Maar er brandde slechts één woord op zijn lippen en zo maar, je kunt zeggen per ongeluk, in ieder geval ondoordacht, sprak hij het uit: „Kantor!" Tegelijk schaamde hij zich en boog zijn hoofd. Herr Kuhlenkampf maakte een klein prettig geluid, iets als een lachje. „Ja, ja! Toe maar! Kantor! Maar we zullen zien. Je komst donderdag a.s. om vier uur bij me, dan zal ik je testen; en als mij blijkt, dat je werkelijk begaafd bent, dan zal ik je voorthelpen. Nu moet je mijn vrouw maar groeten, dan gaan we in de keuken kijken of Hetta wat te drinken heeft". Hetta bleek de huishoudster te zijn. Later ontdekte Rudolf, dat vrouw Kan tor Kuhlenkampf invalide was. Later! Nu wist hij, dat Hetta hem een beker warme melk en een bol brood met vlees gegeven had, en Herr Kantor hem in de open deur een „wel thuis" had ge wenst, maar bovenal dat er iets heel bijzonders met hem was gebeurd. Hij was op een keerpunt in zijn leven aan gekomen. Toen hij thuis kwam en er de gewone vragen waren gewisseld, zei moeder: „We hebben groot nieuws. Je zuster Lotte gaat zich verloven. Heinz Ziegler is vanavond geweest". Ik heb ook groot nieuws, dacht Ru- dolf, maar ik bewaar het voor morgen. 19 Omhoog Toen RudoM de volgende morgen zijn verhaal verteld had, keek vader hem op een manier aan, die niet makkelijk te omschrijven is. Wat vloeide er al niet ineen uit de bhk van zijn ogen. Liefde, trots, dankbaarheid, maar tegelijk vrees en bezorgdheid. Hij hield zoveel van zijn jongen. Ze stonden elkaar zo na in de wereld van de muziek. Het verhaal van Rudolfs belevenissen was voor hem zo duidehjk, zo waar en klaar als het water in één van hun bergstro- men. Hij begreep hoe het hart van zijn zoon popelde van verlangen om aan het grote avontuur te beginnen. „Vindt u' het niet prachtig, vader? En ik mag toch natuurlijk vroeger weg? Ik zal als het druk is natuurlijk overwer ken". Moeder had ook naar Rudolfs verhaal geluisterd. Haar overrompelde het zo volkomen, dat ze er niet eens gewoon over denken kon. „Jongen schrok ze, toen Rudolf zover was met het relaas van zijn belevenissen, dat hij vertelde hoe hij zo maar de eerste tonen van de vioolsolo zong dat had je toch niet mogen doen!" Ja, nu was alles nog goed afgelopen. Maar hoe anders had het wel kunnen zijn! 't Viel Rudolf wel wat tegen, dat va der niet enthousiast was. Hij keek niet weinig teleurgesteld zijn vader aan. Vader zag dat wel en zei: „NatuurUjk, jongen, vind ik dat prachtig. En als Herr Kuhlenkamph iets in je ziet, dan zal ik je wel de gelegenheid geven. Natuurlijk! Maar je moet één ding niet vergeten. WiJ zijn werkmensen en mu ziek en zang is voor ons liefhebberij. Om door het leven te gaan, moeten we 'schoenen maken, en ter afwisseling zingen en spelen we". Moeder had aandachtig geluisterd en een paar maal instemmend geknikt. „Maar? zei ze zo iemand als Herr Kuhlenkampf leeft toch van de muziek. Als RudoK Misschien dacht ze wel: dan heeft hij een mooier bestaan dan al maar schoe nen maken. „Een mens mag toch wel proberen om hogerop te komen?" Daar was vader het mee eens. „Trouwens, Herr Kuhlenkampf moet je eerst nog testen, zei je zelf". „Maar ik ben helemaal niet bang voor die test Misschien had ik niet di- rekt het hoogste moeten noemen. MisschienRudolfs ogen staarden in de verte Ik zou al blij zijn als ik een goede vioUst kon worden. Als ik daar mijn beroep van kon maken". Zijn eerzucht was gewekt. Vol span ning zag hij uit naar de volgende don derdag. Wat zou de grote, beroemde Herr Kantor over hem beslissen? Hij kwam die volgende donderdag vroeger thuis dan anders en wel met een 'Stralend gezicht, een indrukwekkend verhaal hoe het hem vergaan was en een brief voor vader. Hij wist niet wat daar in stond, maar het bleek dat de inhoud er van jfielemaal overeenstemde met zijn verwachtingen. „Ik kan je niet alles zeggen, wat er in staat zei vader. Maar Herr Kuh lenkampf is erg tevreden. Je moet twee hele dagen iedere week naar de stad om te studeren en dat maken we in orde, moeder en ik. Wie weet! Vader keek hem weer met die vreemde, bezorgde en tevens blije bUk aan. Wie weet, jon gen, bereik je iets in de wondere wereld der tonen. Je wUt hogerop. Ja, ja! Maar wij mensen in de bergen, weten wel, dat de hoge toppen niet zo makkelijk te be reiken zijn. Doe je best". Later liet hij moeder wel de brief le zen. Ze kreeg er tranen van in haar ogen en haar hart zwol van trots. Ik heb nog nooit, in heel mijn leven, een jongen onder mijn leerlingen ge had, zo begaafd als uw zoon. Waar anderen jaren op moeten oefenen, heeft hij van nature in zich. Zijn gehoor is ontwiltkeld als van een geoefend musicus. Zijn muzikaal geheugen is fenomenaal. Het grootste bezwaar was, dat Rudolf een piano moest hebben om te oefenen, en die kon er op het schoenlappen niet overschieten. Hoe dan ook: komt tijd, komt raad! Rudolf begon zijn muziekstudie bij de beroemde dirigent en componist Herr Kuhlenkampf. 20 Wetten, en regels Er ontstond een nieuwe regelmaat in het leven van Rudolf. Hij moest natuur lijk zijn vader blijven helpen in de schoenmakerij. Maar iedere donderdag middag ging hij naar de stad, waar Herr Kuhlenkampf hem les gaf en waar hij nu ook iedere avond mee kon spelen met het orkest. Op de Marktplatz stond e engroot gebouw, dat de wijdse naam van Konservatorium droeg. Vrijdags- morgens om negen uur was hij daar pre sent om ook van andere heren les te krijgen. Daar had hij ook gelegenheid om te oefenen op een echte piano, die geluid gaf. Dat is nogal vanzelfsprekend: een piano geeft geluid. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1978 | | pagina 5