EIIAnDEn - ItlEUWS
Overdenking
„Herr Kantor"
uit de
Heilige Schrift
2e blad
Vrijdag 11 augustus 1978
No. 4713
ZEEUWSE WANDELINGEN
JAKOBS WORSTIELING
OM DE ZEGEN
Uw huis verkopen?
TAMBOER
Boerin ook
gewone vrouw
Programma
zondagavondzang
Op de Dillenburg
Na een week vakantie in de Harz
faen ik ook nog enkele dagen in Sauer-
land geweest. Aan de grens van deze
mooie landstreek ligt het stadje DU-
lenburg met er vlak bij iets in de hoog
te het kasteel m^et dezelfde naam. Als
voortdurende snuffelaar in de geschie
denis wilde ik dat oude kasteel be
zoeken, dat begrijpt u wel. Daar is im
mers prins Willem, de vader des va
derlands geboren, daar heeft hij met
zijn broers en zusters zijn kinderjaren
doorgebracht. En als een vluchteling
voor Alva kwam hij er later weer terug.
Oud kasteel
Het is niet meer hetzelfde als het
oorspronkelijke bouwwerk, genoemd
naar het riviertje de DUl, waaraan de
stad gelegen is. Het geslacht Nassau
is een heel oude familie. Omstreeks
het jaar 1200 regeerde hier een zekere
Walram van Nassau. Zijn zoon Hendrik
II bouwde het kasteel. Diens zoon Adolf
werd zelfs door de keurvorsten tot kei
zer van Duitsland gekozen (1292). Een
bewijs dat het huis Nassau meer was
dan een onbeduidend adellijk geslacht.
In het Wilhelmus wordt aan deze voor
vaderen herinnerd met de woorden:
„Edel en hoog geboren, van keizerlijke
stam". Daar is dus geen woord over
drijving bij.
Het werd een sterke vesting, die een
lange verdediging kon doorstaan, en
vrijwel onneembaar was. Er konden
3000 gewapende mannen ter verdediging
ondergebracht worden en honderden
paarden gestald. Vooral graaf Jan, de
broer van de Prins, heeft de vesting-
werken verbeterd en nieuwe bolwerken
aangelegd.
De onderaardse kazematten en ge
welven bestaan nog in de oude toe
stand. In zo'n donkere onderaardse kel
der heeft Jan Rubens, de vader van de
beroemde schilder uit Antwerpen, 2
jaar gevangen gezeten: iüj had overspel
gepleegd met Anna van Saksen, de
tweede vrouw van de Prins, een vreem
de vrouw, die bij vlagen haar verstand
kwijt was.
In het torenmiiseum bevinden zich
oorkonden, gravures, plattegronden, te
keningen en foto's, ook een grote stam
boom van het huis Oranje-Nassau met
de foto's erbij. Ik heb een poosje stil ge
staan bij een grote schilderij: de moord
op de Prins in 1584, die een eind maak
te aan zijn veelbewogen leven. De WU-
heknstoren, die boven alles uitsteekt,
is nieuw, gebouwd van 1872 tot 1875.
In 1971 bezochten konin^n Juliana
en prins Bemhard het kasteel.
Het gezin Nassau
Op donderdag 24 april 1533 's mor
gens om 3 uur werd hier prins Wil-
lemi geboren, de oudste van 5 jongens.
Zowel zijn vader als zijn moeder waren
voor de tweede keer getrouwd.
Vader Willem wordt meestal de Rij
ke genoemd. Hij was getrouwd geweest
met de Nederlandse adellijke dame Wal-
purga van Egmond. Ze hadden één
dochter Magdalena.
Moeder Juliana, naar wie onze Ko
ningin genoemd is, was getrouwd ge
weest met heer Filips van Hanau en
ze had 2 zoons en 2 dochters geschon
ken.
In 1531 trouwen de weduwnaar WU-
lem en de weduwe JuUana met elkaar,
op 24 april 1533 werd hun eerst zoon
Willem geboren, gevolgd door 4 broers
en 7 zusters. Met de kinderen uit de
eerste huwelijken was dit een aantal
van 17 opgroeiende kinderen. Willem
is op zondag 4 mei nog rooms gedoopt,
maar toen hadden zijn ouders al Lu
therse neigingen. Kort daarop moesten
ze niets meer van de r.k. kerk hebben
en zijn met volle overtuiging Luthers
geworden. In die leer voedden ze ook
hun kinderen op, in de hofschool die op
het kasteel werd opgericht Hieraan
konden ook adellijke kinderen uit de
omgeving meedoen.
Tot zijn elfde jaar is de jonge graaf
Willem hier gebleven, toen is er een
grote verandering in zijn leven geko
men.
Prins Willem
Dat was in 1544. Tot dat jaar moeten
we hem eigenlijk noemen graaf Willem
van Nassau, daarna heet hij prins van
Oranje. Dat zit zo. In dit jaar stierf
zijn neef René van Chalons, de zoon
van zijn oom Hendrik, een broer van
zijn vader. Deze neef was prins van
Oranje, een klein landje in het zuiden
van Frankrijk, waartoe echter nog tal
rijke bezittingen in dat gebied be
hoorden. De erfenis was eigenlijk voor
vader Willem de Rijke van de Dillen-
burg bestemd. Maar deze wilde liever
niet alles in één hand hebben: hij be
zat al het graafschap Nassau en een
kasteel in Breda en misschien nok wel
meer. Daarom droeg hij de erfenis over
aan zijn oudste zoon Willem. Onze
landsiieer keizer Karel V had er geen
bezwaar tegen. Hij had veel op met
de graven van Nassau. Willem de Rijke
had meegeholpen bij diens verkiezing
tot keizer en zijn broer Hendrik (de
vader van René) was een bekwame le
geraanvoerder van Karel V. Maar er
waren een paar voorwaarden aan ver
bonden, lyien kende de sympathie van
het hof van Nassau voor Luther en
daarom moest de 11-jarige Willem weg
van de Dillenburg. Niet zijn vader,
maar een commissie van 3 goed rooms-
katholieke mannen zou de voogdij over
hem hebben. Ze zouden hem naar hun
beginselen opvoeden.
Het verwondert ons wel enigszins,
dat zijn vader en vooral zijn vrome
moeder Juliana hierin hebben toege
stemd. De politiek, eer, een veelbelo
vende toekomst zullen wel een rol heb
ben gespeeld bij hun besluit. Maar met
het droevig gevolg, dat de prille bijbel
se opvoeding op de Dillenburg verloren
is gegaan. Echter niet helemaal. In zijn
Apologie, zijn verweerschrift, toen ons
land in 1581. Filips II als landsheer af
SMrMifj^^ spie ^^,ité: HoiHi».}
En Hij zei: „Laat mij gaan, want de
dageraad is opgegaan." Maar hij zei:
„Ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij
mij zegent."
(Genesis 32 26).
Hoe nietig zijn de grootste dagen en
de schitterendste overwinningen van de
meest vereerde helden, die door de we
reld bewonderd worden, in vergelijking
met de machtige wapenfeiten des ge
loof s!
Natuurlijke moed en dapperheid heb
ben aan sommigen een roem bezorgd,
waardoor ze een naam hebben gekre
gen dat ze onmisbaar waren, zodat de
wereld een onherstelbaar verlies meent
te lijden, wanneer zulke onverschrok
ken mannen sterven. Doch wanneer
men eens nauwkeuriger let op de da
den van dappere mannen, dan moet
men tot de konklusie komen, dat strijd
niet meer is geweest dan de worsteling
van de ene aardworm met de andere,
en dat zij hebben gestreden voor iets
dat geen blijvende waarde had.
Doch zie nu het worstelperk des ge-
loofs. De worm Jakob worstelt met de
almachtige God om een hemelse zegen.
Jakob's tegenpartij is groot en sterk en
nochtans behaalt de zwakste partij de
overwinning.
Het leven van Jakob schijnt van het
leven van de andfere patriarchen onder
scheiden te zijn geweest door een grote
verscheidenheid van wederwaardighe
den, moeite en verdriet In Jakobs leven
wordt het meest treffende voorbeeld
gevonden van mensen, die een reeks
van de zwaarste beproevingen door
maakten, terwijl zij de weg volgden die
God hun had geboden.
De Heere had tot Jakob gezegd:
„Keer weder tot het land uwer vaderen,
en tot uw maagschap, en Ik zal met u
zijn". Hier is een gebod en een belofte.
Doch welk een verscheidenheid van be
proevingen ontmoette hem, toen hij op
reis ging, in gehoorzaamheid aan het
gebod en in geloof in de belofte.
Een van deze menigvuldige beproe
vingen was, dat terwijl hij alleen was,
een man met hem worstelde tot de da
geraad aanbrak, en die man zijn heup
ontwrichtte. „En Hij zei: Laat Mij gaan,
want de dageraad is opgegaan. Maar
hij zei: Ik zal U niet laten gaan, tenzij
Gij mij zegent" Het was God, Die hier
met Jakob worstelde en aan hem ver
scheen in de gedaante van een man.
God strijdende met Jakob, en tegelijk
hem ondersteunende. God streed als het
ware met Jakob met Zijn linkerhand
en ondersteimide hem met Zijn rechter
hand, en gaf aan de rechterhand de
grootste kracht. Doch laten wij niet ver
geten, dat wij bij het beschouwen van
deze worsteling reet zozeer moeten zien
op Jakobs lichamelijke kracht, als op
zijn geestelijke sterkte naar de inwen
dige mens.
Jakob begeerde de zegen en hij hield
aan om de zegen te verkrijgen. Welke
zegen hij begeerde, kunnen we gemak
kelijk begrijpen uit de omstandigheden,
waarin hij op die tijd verkeerde. Hij
was zeer ontsteld en verontrust op het
bericht dat zijn toornige broeder Ezau
in aantocht was met vierhonderd ge
wapende mannen, om, gelijk hij meen
de, een oud geschU dat hij met hem
had, te wreken. Wat zal hij in deze
omstandigheden doen? Hij durft de
strijd met zijn broeder niet aan. Maar
indien God hem wilde zegenen, zo is
hij niet bevreesd zijn broeder te ont
moeten. Dit zou hem beveiligen en ge
ruststellen, en ook niets anders dan dit
kon het doen.
Hij had nu nodig de bevestiging van
de zegen die hij had ontvangen van
zijn vader, die zegen die door zijn broe
der was veracht. En daarbij had hij no
dig een nieuwe zegen, gepast op zijn
tegenwoordige omstandigheden. Hij kon
nu niet buiten de dadelijke hulp des
Heeren, hetzij God hem wilde in staat
stellen het hoofd te bieden aan de toorn
van Ezau, hetzij het hart van Ezau te
zijnen gunste mocht worden omgewend.
Nu, wij weten hoe het is afgelopen.
Toen de twee broeders elkaar ontmoet
ten, was Ezau's woede bekoeld, en in
plaats van bedreiging en doodslag heb
ben zij elkaar omhelsd en eikaars wel
zijn gezocht.
Laat dan ook nu het geestelijk zaad
van Jakob, evenals hij, met God wor
stelen om de zegen, en zij zullen dé er
fenis van hun vader Jakob ontvangen.
De Heere staat aan Zijn volk dat hei
lig aandringen om de zegen toe. En
daarom zal hij, die aanhoudt, overwin
nen.
Wij vinden in de Schrift verschillen
de voorbeelden en gelijkenissen van
aanhoudend en dringend bidden, zoals
in de gelijkenis van iemand die te mid
dernacht tot zijn vriend ging, en zei:
„Vriend, leen mij drie broden." Deze
man werd verhoord omdat hij aanhield
en sterk aandrong. Christus past deze
gelijkenis toe en zegt: „Bidt en u zal
gegeven worden; zoekt en gij zult vin
den; klopt en u zal opengedaan wor
den. Want een iegelijk die bidt, die ont
vangt; en die zoekt, die vindt, en die
klopt zal opengedaan worden." Er is
een trapsgewijze opklimming in deze
woorden. Eerst bidt, en verkrijgt hij
het nog niet, zoekt dan, wat wijst op
meer moeite en naarstigheid. En indien
gij uw begeerte niet kunt verkrijgen
door zoeken, klopt dan, door welk woord
een groter aandrang en vurigheid wordt
aangeduid.
Laat mij u vermanen te handelen vol
gens het vermaarde voorbeeld in de
tekst, het worstelen van Jakob om de
zegen. Gaat tot de Engel des verbonds,
en smeek met heilige aandrang en met
een voornemen niet los te laten.
Zonder de zegen hgt u onder de
vloek, en die is als een vuur dat ver
teert. „Vervloekt is een iegelijk, die niet
blijft in al hetgeen geschreven is in
het boek der wet, om dat te doen." Zie
dan de noodzaikelijkheid van het Ver
bond der Genade, waarvan Jezus Borg
is geworden. Die Zelf de vloek op Zich
heeft genomen om Zijn volk ervsin te
verlossen en ze te zegenen en hun het
eeuwige leven te geven.
Houdt aan in de gebeden en worstel
met Hem en blijf uitzien en wachten, en
gij zult de zegen verkrijgen. Zegenin
gen waarop lang gewacht is en waar
om veel gebeden is, gaan gepaard met
grote vertroosting, wanneer wij ze ten
laatste verkrijgen.
„Hoopt op de Heer, gij vromen;
Is Israël in nood.
Er zal verlossing komen;
Zijn goedheid is zeer groot
Hij maakt, op hun gebeden,
Gans Israël eens vrij
Van ongerechtigheden;
Zo doe Hij ook aan mij."
Th. Boston.
zwoer, zegt hij: „Nochtans hebben wij
grote oorzaak van God te danken, dat
hij dit heilige zaad der vreze Gods, het
welk hij in ons gezaaid heeft, niet heeft
laten verstikken".
De Prins werd rooms, niet vurig, heel
gematigd, met een begrip voor mensen
met een ander geloof en altijd bereid
om samen te werken.
Tot 1549 woonde hij op het kasteel
te Breda, later in Brussel, een bezitting
van het geslacht Nassau. De hofhouding
werd hem echter te duur. Door zijn hu
welijk (1551) met de rijke Anna van
Buren is hij er wat bovenop gekomen.
Het huwelijk heeft maar 7 jaar geduurd
en heeft niet veel voor hem betekend,
hij was veel weg als lid van de Raad
van State en opperbevelhebber van het
Maasleger. Toch schijnt het niet bepaald
ongelukkig geweest te zijn, zoals wel
beweerd wordt.
We slaan nu een aantal jaren over.
In 1567 komt Alva hier en prins Wil
lem stond op de geheime lijst om ter
dood gebracht te worden, evenals Eg-
mond en Hoome en nog vele anderen.
Met zijn tweede vrouw Anna van
Saksen zoekt hij de voornaamste din
gen in het kasteel te Breda bij elkaar
en hij vertrekt, vlucht naar de Dillen
burg. Zijn vader was gestorven, moeder
Juliana leefde nog. Daar is hij terug
gekeerd van de dwaling zijns wegs,
is enkele jaren later een overtuigd
Calvinist geworden. Daar heeft hij al
zijn bezittingen verkocht en veel geld
geleend tot bevrijding van zijn nieuwe
vaderland en het Nederlandse volk.
Zoals het Wilhelmus ervan zingt:
„Lijf en goed al te samen heb ik u niet
verschoond".
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Wilhelmstoren op ruïne Dillenburg.
Het wordt zo vaak gezegd in kranten
en tijdschriften, voor de radio of televi
sie of zomaar in het algemeen: „Zij ziet
er niet uit als een boerin". Er wordt
nooit bijverfeld, hoe men zich die boerin
dan wel had voorgesteld. Vermoedelijk
als een verkommerd sloofje, in de scha
duw van haar echtgenoot zwoegend in
huis, op het erf, in de stal en op het
land. Zulke boerinnen héb je. Maar wie
op de Nederlandse boerderijen rond
kijkt, ziet dat ze gelukkig zeldzaam
zijn. Daarmee wil niet gezegd zijn, dat
de gemiddelde Nederlandse boerin haar
man niet bijstaat. Integendeel. De Ne
derlandse land- en tuinbouwondeme-
mingen worden niet voor niets gekarak
teriseerd als gezinsbedrijven. In het in-
kom.en dat het bedrijf oplevert, moet
vaak een fUnke hoeveelheid werk van
de boerin worden verdisconteert.
Dat is elders in Europa niet anders.
Een Zweedse boerin maakte zich on
langs dan ook geducht boos, toen naar
aanleiding van de vaststelling van de
landbouwprijzen in een deel van de
massamedia werd beweerd, dat de le
vensstandaard van de boeren te hoog
zou zijn. In een vergadering van een
boerenorganisatie bracht zij haar me
ning in de openbaarheid: het inkomen
van de boer is het resultaat van het
werk van twee mensen. Haar betoog
culmineerde in de vaststelling, dat een
boer nooit teveel vlijtige echtgenotes
kon hebben. Derhalve stelde zij voor
dat de wetgever polygamie voor boeren
zou toelaten. Zo zou de boer een stoet
onbezoldigde, maar gemotiveerde en
nijvere arbeidskrachten kunnen aan-
treltken, die een aangenaam inkomen
zouden opleveren.
Uiteraard bedoelde de Zweedse boerin
dit niet serieus. Maar haar boosheid was
wèl echt. En haar optreden leidde er
in elk geval toe, dat de situatie van de
Zweedse boerin in kranten, tijdschrif
ten, voor de radio en op de televisie
nader werd bekeken.
Zo'n belichting door de media van de
achtergronden van het boerinnebestaan
zou ook in ons land nuttig zijn. Zodat
men niet meer de behoefte voelt om
vast te stellen dat een boerin ook een
gewone vrouw is.
MIDDELHARNIS
In het programma „zondagavondzang"
van N.C.R.V.-radio op zondag 13 aug-
a.s. zal de uitzending plaats vinden van
de opname, welke op 20 mei 1.1. ge
maakt werd van een kerkconcert in de
Bethlehem-kerk te Hilversum.
De medewerkenden hieraan waren:
De Chr. Oratoriumvereniging „Mid-
delharnis' o.l.v. Jan van Dijk.
Het Bethlehem-kerkkoor te Hilver
sum o.l.v. Kitty Donker.
Angélique Boel, cello; Klaas Bartlema,
orgel.
Het programma vermeldt de dubbel-
korige werken:
a) Psalm 100 - H. Schütz.
b) Was mein Gott will, das g' scheh
alzeit - A. Gumpelzhaimer.
c) Singet dem Herm ein neues Lied -
Joh. Pachelbel.
d) Cantate Domino - M. R. de Lalande.
en de afzonderlijke koonverken:
a) Rejoice in the Lord alway - H. Pus-
cell.
b) Pharisaer und Zöllner - H. Schütz.
Deze werken werden op 6 mei 1.1. door
bovengenoemde koren eveneens in de
Grote Kerk te Middelhamis uitgevoerd.
De radio-uitzending op Hilversum I
begint om 18.40 urn- en duurt tot 19.10
uur.
V E RVOLGVBBHAAÏi
door BaremI d« Graaft
Üitcevery B.V. ^q Banier^ - Vtrecht
38
Vrouw Kantor Kuhlehkampf stak
haar hand uit. Rudolf drukte die
schuchter, maar toen hij naar haar op
keek, zag hy dat ze opvallend vriende
lijke ogen had. Ze zei alleen maar: „Wei-
zo".
Herr Kuhlenkampf had intussen de
klep van een piano opgeslagen. Rudolf
zag de toetsen wit en zwart in het licht
van twee kaarsen, die Herr Kuhlen
kampf aanstak. „Hier! Stem maar!" Ru-
dolf kreeg een viool in handen en even
later ja, het ging werkelijk alles als
in een droom hoorde hij uit de pi
ano de melodieën van het orkest, vlak
voor de solo begon en hij speelde.
„Ja, dat was heel goed oordeelde
vrouw Kantor Kuhlenkampf. Heel
goed", herhaalde ze.
„En alleen uit zijn geheugen. Zonder
ooit dte muziek te hebben gezien", prees
Herr Kantor.
„Dan is het inderdaad wonderbaar
lijk. Kom eens hier, knaap. Laat me
je eens goed bekijken".
Nog met viool en strijkstok in zijn
handen naderde Rudolf de oudere dame.
Ze keek hem keurend aan. „Dus je
bent schoenmaker? vroeg ze en vlak
daarop: Wat zou je het liefst willen
worden?"
Hij durfde het niet te zeggen. Na
tuurlijk is zo'n jongen uit Gnadendorf
wat verlegen in zo'n deftige omgeving.
Maar er brandde slechts één woord op
zijn lippen en zo maar, je kunt zeggen
per ongeluk, in ieder geval ondoordacht,
sprak hij het uit: „Kantor!" Tegelijk
schaamde hij zich en boog zijn hoofd.
Herr Kuhlenkampf maakte een klein
prettig geluid, iets als een lachje. „Ja,
ja! Toe maar! Kantor! Maar we zullen
zien. Je komst donderdag a.s. om vier
uur bij me, dan zal ik je testen; en als
mij blijkt, dat je werkelijk begaafd
bent, dan zal ik je voorthelpen. Nu
moet je mijn vrouw maar groeten, dan
gaan we in de keuken kijken of Hetta
wat te drinken heeft".
Hetta bleek de huishoudster te zijn.
Later ontdekte Rudolf, dat vrouw Kan
tor Kuhlenkampf invalide was. Later!
Nu wist hij, dat Hetta hem een beker
warme melk en een bol brood met vlees
gegeven had, en Herr Kantor hem in de
open deur een „wel thuis" had ge
wenst, maar bovenal dat er iets heel
bijzonders met hem was gebeurd. Hij
was op een keerpunt in zijn leven aan
gekomen.
Toen hij thuis kwam en er de gewone
vragen waren gewisseld, zei moeder:
„We hebben groot nieuws. Je zuster
Lotte gaat zich verloven. Heinz Ziegler
is vanavond geweest".
Ik heb ook groot nieuws, dacht Ru-
dolf, maar ik bewaar het voor morgen.
19 Omhoog
Toen RudoM de volgende morgen zijn
verhaal verteld had, keek vader hem
op een manier aan, die niet makkelijk
te omschrijven is. Wat vloeide er al niet
ineen uit de bhk van zijn ogen. Liefde,
trots, dankbaarheid, maar tegelijk
vrees en bezorgdheid. Hij hield zoveel
van zijn jongen. Ze stonden elkaar zo
na in de wereld van de muziek. Het
verhaal van Rudolfs belevenissen was
voor hem zo duidehjk, zo waar en klaar
als het water in één van hun bergstro-
men. Hij begreep hoe het hart van zijn
zoon popelde van verlangen om aan het
grote avontuur te beginnen.
„Vindt u' het niet prachtig, vader? En
ik mag toch natuurlijk vroeger weg? Ik
zal als het druk is natuurlijk overwer
ken".
Moeder had ook naar Rudolfs verhaal
geluisterd. Haar overrompelde het zo
volkomen, dat ze er niet eens gewoon
over denken kon. „Jongen schrok ze,
toen Rudolf zover was met het relaas
van zijn belevenissen, dat hij vertelde
hoe hij zo maar de eerste tonen van de
vioolsolo zong dat had je toch niet
mogen doen!"
Ja, nu was alles nog goed afgelopen.
Maar hoe anders had het wel kunnen
zijn!
't Viel Rudolf wel wat tegen, dat va
der niet enthousiast was. Hij keek niet
weinig teleurgesteld zijn vader aan.
Vader zag dat wel en zei: „NatuurUjk,
jongen, vind ik dat prachtig. En als
Herr Kuhlenkamph iets in je ziet, dan
zal ik je wel de gelegenheid geven.
Natuurlijk! Maar je moet één ding niet
vergeten. WiJ zijn werkmensen en mu
ziek en zang is voor ons liefhebberij.
Om door het leven te gaan, moeten we
'schoenen maken, en ter afwisseling
zingen en spelen we".
Moeder had aandachtig geluisterd en
een paar maal instemmend geknikt.
„Maar? zei ze zo iemand als Herr
Kuhlenkampf leeft toch van de muziek.
Als RudoK
Misschien dacht ze wel: dan heeft hij
een mooier bestaan dan al maar schoe
nen maken. „Een mens mag toch wel
proberen om hogerop te komen?" Daar
was vader het mee eens. „Trouwens,
Herr Kuhlenkampf moet je eerst nog
testen, zei je zelf".
„Maar ik ben helemaal niet bang
voor die test Misschien had ik niet di-
rekt het hoogste moeten noemen.
MisschienRudolfs ogen staarden
in de verte Ik zou al blij zijn als ik
een goede vioUst kon worden. Als ik
daar mijn beroep van kon maken".
Zijn eerzucht was gewekt. Vol span
ning zag hij uit naar de volgende don
derdag. Wat zou de grote, beroemde
Herr Kantor over hem beslissen?
Hij kwam die volgende donderdag
vroeger thuis dan anders en wel met een
'Stralend gezicht, een indrukwekkend
verhaal hoe het hem vergaan was en
een brief voor vader. Hij wist niet wat
daar in stond, maar het bleek dat de
inhoud er van jfielemaal overeenstemde
met zijn verwachtingen.
„Ik kan je niet alles zeggen, wat er in
staat zei vader. Maar Herr Kuh
lenkampf is erg tevreden. Je moet twee
hele dagen iedere week naar de stad om
te studeren en dat maken we in orde,
moeder en ik. Wie weet! Vader keek
hem weer met die vreemde, bezorgde en
tevens blije bUk aan. Wie weet, jon
gen, bereik je iets in de wondere wereld
der tonen. Je wUt hogerop. Ja, ja! Maar
wij mensen in de bergen, weten wel, dat
de hoge toppen niet zo makkelijk te be
reiken zijn. Doe je best".
Later liet hij moeder wel de brief le
zen. Ze kreeg er tranen van in haar
ogen en haar hart zwol van trots.
Ik heb nog nooit, in heel mijn leven,
een jongen onder mijn leerlingen ge
had, zo begaafd als uw zoon.
Waar anderen jaren op moeten
oefenen, heeft hij van nature in zich.
Zijn gehoor is ontwiltkeld als van
een geoefend musicus. Zijn muzikaal
geheugen is fenomenaal.
Het grootste bezwaar was, dat Rudolf
een piano moest hebben om te oefenen,
en die kon er op het schoenlappen niet
overschieten.
Hoe dan ook: komt tijd, komt raad!
Rudolf begon zijn muziekstudie bij de
beroemde dirigent en componist Herr
Kuhlenkampf.
20 Wetten, en regels
Er ontstond een nieuwe regelmaat in
het leven van Rudolf. Hij moest natuur
lijk zijn vader blijven helpen in de
schoenmakerij. Maar iedere donderdag
middag ging hij naar de stad, waar Herr
Kuhlenkampf hem les gaf en waar hij
nu ook iedere avond mee kon spelen
met het orkest. Op de Marktplatz stond
e engroot gebouw, dat de wijdse naam
van Konservatorium droeg. Vrijdags-
morgens om negen uur was hij daar pre
sent om ook van andere heren les te
krijgen. Daar had hij ook gelegenheid
om te oefenen op een echte piano, die
geluid gaf.
Dat is nogal vanzelfsprekend: een
piano geeft geluid.
(Wordt vervolgd)