EIIAnDEII niEUWS
Overdenking
De rattenvanger
van Hamein
vcincIcflieijdeA
„Herr Kantor"
voorzïtter
Joh. van den Bos
uit de
Heilige Schrift
2e blad
Vrijdag 4 augustus 1978
No. 4713
--•1
KVENSTER
HET
Rede Zevibel-
Poliovaccinatie
Middeiiiarnis-
Sommeisdijk
Uw huis verkopen?
TAMBOER
ZEEUWSE WANDELIN6EN
WRSRUTOMEILT
DEFECT?
voor snelle reparatie
I 01877 -1236 I
blikop kerk
en samenleving
Oorlogsmisdadigers
Het recht moet z'n loop hebben
Geen nieuwe kansen
Het lijkt wel alsof het vinden van
oorlogsmisdadigers lopende bandwerk
gaat worden! De een, een berucht en
gevaarlijk individu, na de oorlog bij
verstek ter dood veroordeeld, woonde
onder een enigszins verbasterde naam
vlak over de Duitse grens (dat is zo
gemakkelijk voor familiebezoek, weet
u) en heeft daar een bestaan en een
vriendenkring opgebouwd. De ander, bij
verstek ter dood veroordeeld, woonde
ook al in de onmiddellijke omgeving
van het vaderland en geniet nu al negen
jaar overheidssteun.
De Sociale Verzekeringsbank in Am
sterdam heeft de jaren door trouw zijn
AOW op zijn giro overgemaakt. Als aan
de SVB de vraag gesteld wordt hoe dat
mogelijk wais, dan luidt het antwoord
dat voor een AOW-uitkering iemands
strafblad niet wordt nagegaan. Het zal
ook allemaal wel moeilijk zijn, maar
ondertussen
Opvallend is dat, wanneer een oor
logsmisdadiger wordt gevonden, dit
niet gebeurt dankzij de aktiviteiten van
de justitie, maar van journalisten. Het
is ook wei weer begrijpelijk. De jour
nalistiek beschikt over mogelijkheden
waarover de justitie niet kan beschik
ken.
Maar de vraag, die allerwege op
komt, is toch wel gewettigd, namelijk
of de justitie, of wil men, de overheid,
niet te laks is geweest. Verschillende
gevaarlijke en gevreesde handlangers
van de Duitse bezetting waren vlak
voor de bevrijding het land uitgevlucht
en waar moesten ze gezocht worden?
Vaak werden ze bij verstek ter dood
veroordeeld, of tot levenslange gevan
genisstraffen. En hoeveien waren er
minder bekend? De neiging bestond om
de zaken maar wat op hun beloop te
laten, er was na de oorlog toch al zo
veel te doen en we moesten het verle
den maar proberen te vergeten.
Dat laatste is natuurlijk een onmo
gelijke zaak als we denken aan swvele
landgenoten die onnoemelijk veel te lij
den hebben gehad van de bezetters en
van hun handlangers uit de eigen be
volking. Voor deze mensen is het een
onverdraaglijke gedachte dat er nog zo
veel oorlogsmisdadigers op vrije voeten
lopen. Deze mensen lopen niet altijd
met wraakgevoelens al zullen die er
ook bij zijn maar ze zijn gewoon ge
krenkt in hun rechtsgevoel.
Er zijn de eerlijkheid gebiedt ons
dat te vermelden ook mensen die het
nu, na meer dan dertig jaar welletjes
vinden. Zij hebben soms ook veel gele
den in de oorlog, maar zijn bang dat
door het opsporen van oorlogsmisdadi
gers alle oude wonden weer opengere
ten worden. Daarom mag, wat hun be
treft, de zaak nu wel in de doofpot.
We hebben daar begrip voor, maar
als we ons rechtsgevoel laten spreken,
dan kan dat gewoon niet. De misdaden
tegen de mensheid begaan zijn eigen
lijk te erg om, na hoeveel jaren ook,
ongestraft te blijven.
Daar komt nog bij, dat het nazisme,
dat tot zulke beestachtige misdaden
dreef, niet uitgestorven blijkt. Telkens
opnieuw steken nationaal-socialisme en
anti-semietisme in Duitsland weer de
kop op en moeten samenkomsten van
oud-nazi's uiteengeslagen worden. Het
niet meer berechten van oorlogsmisda
digers zou deze beweging lut de afgrond
nieuwe kansen geven. En dat moet, als
het even kan, wórden voorkómen.
Waarnemer.
BRUINISSE
„Zevibel blijft pleiten voor de grootste
doorvaartopening in de Ooster Schelde
dam. De genomen beslissing, een ope
ning van 14000 m2 is onlogisch, de ver
meende besparing van 160 miljoen,
wordt vele miljoenen overtroffen, door
de werkelijke kosten die te maken zijn,
als een groot aantal werken om aanpas
sing vragen om de schelpdierencultuur
in de Ooster Schelde te behouden en
met name ook, het goed functioneren
van de verwater plaatsen bij Yerseke".
Dat was de kern van het betoog van
oud Gedeputeerde Joh. van den Bos op
de Zevibel reunie in Bruinisse maar
uiteraard niet de enige netelige kwestie,
die om een oplossing vraagt.
Hij begon met de constatering, dat
hoewel de mosselsector van Zevibel de
laatste jaren niet meer recepieerde, de
mossel visserij nog springlevend is.
Maar de mosselverwater functie van de
buitendijkse gronden voor Yerseke, ge
pacht door de handelaren loopt gevaar.
Mosselproeven hebben namelijk aan
getoond dat op de bestaande verwater
plaatsen verzanding zal plaats hebben.
Eerst in 1980 zullen we weten of dit
inderdaad het geval zal zijn.
Zevibel is nog steeds van mening, dat
een open Ooster Schelde, c.q. de grootste
doorlaat opening een gebiedende eis is.
Als de wind uit een bepaalde hoek
waait zal een groot deel van de mos
selkotters wegens te grote diepgang niet
op ide verwaterplaatsen ktuinen komen,
met een becijfering die vele miljoenen
guldens als uitkomst had aan direct
aanwijsbare schade.
Terugschakeling is in de politiek een
vrij normale gang van zaken ook in de
kwestie van de opening in de pijler-
dam van de Ooster Schelde zou terug
geschakeld moeten worden, gezien het
gevaar dat anders de verwaterplaat
sen van de mosselhandelaren lopen.
Kunstmatige verwatering wordt duur
en zal minder doelmatig worden uitge
voerd.
Dat nog niet alle Delta schade is uit
gekeerd, die het gevolg was van de
Ramp in 1953, noeimde spreker erger
lijk.
Dat Bruinisse pleit voor andere mos
selpercelen in Zeeland, nu de perce
len in het Volkerak onbruikbaar wor
den was spreker bekend.
Als het stroompatroon in de Ooster
Schelde als gevolg van de Deltawerken
verandert en er nieuwe percelen ont
staan, zal Bruinisse zeker niet mogen
worden vergeten. Vele zaken verkeren
in het onzekere en de Regering in Den
Haag, zal aan deze onbevredigende toe
stand een einde moeten maken. De rede
van de heer van den Bos, die voor de
eerste maal de vergadering leidde, werd
gevolgd door een welkom door burge
meester T. C. Hekman, en vooraf ge
gaan door een welkom, van vissersvoor
zitter W. Okkerse.
Burgemeester Hekman, wees op de
grote plaats die de mosselvisserij in de
gemeente Bruinisse nog inneemt, pleit
te voor Zeeuwse percelen voor de Bru-
se kwekers en klaagde over weinig be
grip bij de autoriteit voor de verdere
problemen, met name over de noodza
kelijke totstandkoming van de nieuwe
haven, met aanpassingswerken voor de
machinefabrieken en de scheepswerven.
Het Tweede Kamerlid de heer H.
Eversdijk, zegde toe vragen aan de be
trokken Ministers te zullen stellen be
treffende het nog niet geheel afgewerkt
zijn, van de schade uitkerings geval
len. Deltawerken.
De heer T. J. Kofman (Directie Vis
serijen van het Ministerie van Land
bouw en Visserij, wees op het overleg
dat er altijd zijn kan en is, om kwes
ties in een bepaalde visserijsector op te
lossen, al noemde hij de mosselsector
een deel van zijn departement met wei
nig moeilijkheden, vergeleken bij andere
bedrijfstakken.
De heer B. A. de Jonge (voorzitter)
productschap voor Vis en Visproducten,
drong aan op het leveren van goede
kwaUteit een mogelijkheid om verloren
gegane afzetgebieden terug te winnen.
Na de Zevibel reunie volgde de offi
ciële ontvangst door het Gemeentebe
stuur, daarna de gezamenlijke maaltijd
en tenslotte de Vlootschouw, als ieder
jaar weer een evenement in het feeste
lijk gebeuren.
Woensdag 9 augustus 's avonds tussen
6 en 8 uur 2e vaccinatie.
Allen die voor 12 juli voor het eerst
zijn gevaccineerd kunnen dan hun 2e
vaccinatie laten verrichten.
Plaats: Wijkgebouw v/h Groene Kruis,
Langeweg 72, Middelhamis.
In februari of maart 1979 zal gele
genheid worden gegeven voor de 3e
vaccinatie. De vaccinatie is dan com
pleet. Na. de 3e vaccinatie worden in
entingsmapjes uitgereikt.
Datum en tijd zullen weer in de plaat
selijke bladen bekend worden gemaakt.
BRUINISSE
Eerste paal. De eerste paal voor de 32
zorgwoningen, (aanleunwoningen tegen
het Bej. centrum Het Opper te Brui
nisse) zal op 10 augustus door burge
meester Hekman worden geslagen. Het
bericht waarbij Ged. Staten geen toe
stemming verlenen voor een gemeen
telijke bijdrage door de Gemeenten Dui-
veland en Bruinisse is natuurlijk wel
een tegenvaller' maar heeft er niet
toe geleid, dat de bouw niet zou kunnen
doorgaan.
EEN HELPER IS DE HEERE
„Niemand is er gelijk God, o Je-
schurun, Die op de hemel vaart
tot uw hulp. De eeuwige God zij
u een woning, en van onder
eeuwige armen".
(Deut. 33 26a en 27a.)
Veertig jaar heeft Mozes het volk
Israël geleid door de woestijn, heeft hij
voor hen gezorgd en voor hen gebeden.
Een volk dat zo dikwijls ontrouw, on
gehoorzaam, ondankbaar was.
En nu hij van het volk weggaat, gaat
hij toch zegenend weg (Deut. 33). In
zijn zegen vermeldt hij de daden van
God voor Zijn volk, Zijn trouw en Zijn
goedheid. Wat een God voor zo'n volk!
Niemand is er gelijk God, o Israël. Zijn
raadsbesluiten. Zijn zegeningen en Zijn
heerlijkheid gaan ver uit boven alle
menselijke gebreken, zonden, dwaashe
den. Omdat Hij de God is van het ver
bond met Abraham en zijn zaad. Die
trouw blijft tot in eeuwigheid.
Hij vaart op de hemel tot uw hulp,
houdt Mozes het voUc voor, dat is. Hij
rijdt langs de hemel als uw Helper.
Wat er ook gebeurd is, hoeveel zonden
zij ook op zich hebben geladen, altijd
weer wilde de Heer e genadig zijn: „Doch
roepende tot de Heere in de benauwd
heid die zij hadden, zo voerde Hij hen
uit hun angsten". (Ps. 107 28).
Dat heeft Hij in Egypte gedaan en in
de woestijn: rijdend langs de hemel be
heerste Hij de hemel, zodat deze gaf
plagen tot verlossing van de slavernij
en manna tot voedsel in de woestijn. De
hemel overkoepelt de gehele aarde.
Hierlangs reed en rijdt God. Zo is Hij
overal. Toen en nu. Regen gevend en
zonneschijn, plagen en beproeving, hulp
van boven. Geen plaats op aarde is voor
de eeuwige God onbereikbaar. In zijn
zegen wenst Mozes zijn volk, dat hij
moet gaan verlaten, in de handen van
deze God. Hij zij u een woning! Moge
Hij u een toevluchtsoord zijn, een plaats
waar u bescherming en beschutting
zoekt in alles wat in uw leven gebeurt.
De God Die er altijd was. Die er is en
Die er altijd zal zijn. De Heere uw God,
Hij zij u een woning. Hij is afdoende
in Zijn hulp. Wie kan tegen de eeuwige
God op?
Een onbegrijpelijk wonder van gena
de is het dat Mozes, na een veertigjari
ge omgang met een ongehoorzaam volk,
hen zo mag zegenen. Dat God blijft Die
Hij is, een eeuwige woning. En Israël
wordt opgeroepen zich een eeuwige
schuilplaats te zoeken in de Heere hun
God. En deze oproep komt uit dit
Schriftwoord ook tot u. Is God uw
uuwige woning, uw enige toevlucht? Hü
breidt Zijn armen uit om u te lokken,
zodat Hij uw eeuwige woning is of
wordt: „Wendt u naar Mij toe, wordt
behouden, al gij einden der aarde; want
Ik ben God en niemand meer". (Jes.
45 22).
Het volk Israël wendde 2dch in zon
de af en kwam niet, voor het meren
deel. En u? Hoeveel schuilplaatsen zoekt
u waar de Heere niet is? „Zoekt de
Heere terwijl Hij te vinden is, roept
Hem aan terwijl Hij nabij is". (Jes.
55 6).
Hebt u zo'n onv/illig hart? Hoor hier
Zijn Woord: Hij is machtig. Hij heeft
eeuwige armen. Die zijn overal. Hij rijdt
imm.ers langs de hemel? Van deze ar
men zegt Mozes tot een ongehoorzaam
volk: onder u zijn Zijn eeuwige armen.
Ze zijn er regerend, bewarend, leidend.
Hoe laag ook gezonken in ontrouw en
afkeer (murmurering, gouden kalf), Zijn
eeuwige armen zijn er nog onder ,om te
redden. VerUest Aaron zijn zonen in
een oordeel, onder hem in zijn verdriet
zijn Gods eeuwige armen.
Zo is het nog. Bent u gewikkeld in
een strijd waarbij het gaat om leven of
door voor uw ziel, verzoeking van bui
ten, aanvechting van binnen: weet dat
u altijd bent binnen het bereik van
Gods eeuwige armen. Door 'die armen
ondersteimd zijn al de pogingen van
Satan om een mens te schaden tever
geefs.
Gods eeuwige armen zijn onder men
sen die belijden: ik ellendig mens. Dat
zijn verliezers van hun leven, failliet
verklaarden, enkel schuld en niets om
te betalen. U ook? Werpt u in Zijn ar
men, belijdt schuldig te zijn. Bidt om
de Heilige Geest Die u wil leren buigen
onder uw schuld en Die voeren wil naar
Gods eeuwige armen om daar uw be
houd te zoeken. Dan ervaart u het in
leven en in sterven: Gods armen wan
kelen niet en zij verliezen hun kracht
niet. De eeuwige God wordt niet moe
of mat. Zijn armen willen zo gaarne
dragen. Om Jezus' wU!
Meerkerk.
Ds. J. v. Oostende.
Als je naar de Harz reist, kun je
verschillende routes nemen. De kortste
weg is langs de autobanen via Hanno
ver of Kassei. Een kleine moeite om
dan even de snelweg te verlaten en
het stadje Hamein te bezoeken, be
kend door de geschiedenis van de Rat
tenvanger.
Ook Zeeland heeft zijn rattenvangers,
ledere maand lees je in de krant dat er
op Tholen en St. Philipsland weer een
aantal bisamratten zijn gevangen. Ge
vaarlijke beesten door het graven van
gangen in de dijken, die daardoor ver
zwakt worden. Ratten, ook gewone,
kunnen voor vele miUioenen schade
veroorzaken. Door het overbrengen van
besmettelijke ziekten kunnen ze onze
gezondheid bedreigen. Laten we maar
aillemaal proberen rattenvangers te wor
den!
Een paar jaar geleden zag ik een foto
waarop men op een of ander feest ge
braden bisamratten oppeuzelde, het was
in België. Een journalist moest ambts
halve meedoen en hij vond ze nog lek
ker ook. Misschien wel, alleen moet je
niet weten van welk dier het baksel
afkomstig is. Ik heb in Hamein ook
gebakken ratten gegeten, lieve diertjes
van deeg uit de winkel van de bakker.
Een rattenplaag
Hamein is een oud stadje aan de
Weser met mooie gevels, zoals die van
het Rattenvangershuis, dat een restau
rant is. Het heeft 50.000 inwoners.
In het jaar 1284 werd de stad geteis
terd door een vreselijke rattenplaag.
Onbegrijpelijk waar al die beesten van
daan kwamen. Overal zag je ze: in de
huizen, schuren, keukens en kelders,
achter de gordijnen en in de slaapka
mers.
Iedereen in Hamein ging op de rat-
tenjacht. Resultaat nihil, hier was geen
vangen aan. Wat betekenden een paar
dooie ratten bij de duizenden die bleven
leven!
De gemeenteraad van de stad zag
ook geen oplossing van de plaag, hoe
vaak ze ook vergaderden om over de el
lende van de ratteninvasie te praten.
Totdat op een dag onverwacht het
middel gevonden wordt. Tijdens een
van de vergaderingen komt een eigen
aardig geklede vreemdeling de raads
zaal binnen. Hij noemt zich een ratten
vanger en beweert in korte tijd de stad
volkomen van ratten te kunnen zuive
ren. Hij noemt zijn loon en na wat pra
ten komt men tot overeenstemming.
In een heldere nacht gaat hij zijn
werk uitvoeren. Volgens de afspraak
moeten alle bojrgers binnen blijven, hij
alleen wandelt door de straten van de
stad. Uit zijn zaak haalt hij een tover-
flmt te voorschijn. Zo indringend begint
hij er op te fluiten, dat de ratten van
alle kanten naar hem komen toelopen.
De wonderlijke fluittonen lokken ze al
lemaal uit hun schuilhoeken, geen en
kele blijft er achter.
Zo gaat hij fluitend door de straten
en met een gevolg van duizenden ratten
zoekt hij de Weser op, waar hij het on
gedierte laat verdrinken. De stad was
verlost van de rattenplaag.
De volgende dag gaat hij naar het
stadhuis zijn afgesproken loon halen.
Maar het stadsbestuur weigert te be
talen, ze zijn nu toch van de ratten af.
Als de rattenvanger aandringt op wat
men eerUjk overeengekomen is, worden
de gierige burgers zo kwaad, dat ze
hem dreigen als tovenaar terecht te stel
len als hij niet dadelijk de stad verlaat.
Arme kinderen
Woedend gaat hij weg, maar enkele
dagen later komt hij weer terug. Nu
gekleed als een jager met een rode hoed
op. 't Is zondagmorgen, de mensen zijn
naar de kerk. Alleen de kinderen zijn
thuis.
Daar haalt hij zijn toverfluit voor de
dag en begint weer te spelen evenals
enkele dagen terug. Nu zijn er geen
ratten meer die hem volgen, maar de
kinderen, aangetrokken door de mu
ziek. Ze kunnen zich niet los maken uit
de ban van deze geheimzinnige flult-
klanken.
De dichter A. J. D. van Oosten be
schrijft het:
„Toen sprongen alle deuren open
als in een rauwelingse vlaag
en kwamen schielijk aangelopen
en worstelden door heg en haag
de jonge dierbare erfgenamen,
de blonde oogst van elk gezin,
jongens en meisjes al te samen
van oudste telg tot Benjamin
Aïle kiiidereïi clï; iieï" stedje „oïMer-
^ngen het sidclu_ „:i^i bekoren der ranke
tluit".
door de poort naar bmten, over de We
ser het gebergte in. Daar op de Kop
penberg opent zich een hoge rots voor
de speelman, die al fluitende de kinde
ren in de donkere opening van het hol
voert. Als allen binnen zijn sluit de rots
zich weer en de kinderen zijn gevangen
in het geheimzinnige rijk van de ratten
vanger. Ze hebben Hamein nooit meer
teruggezien.
Van de 130 kinderen zijn er slechts
twee teruggekomen: een blinde en een
stomme. Zij konden de stoet niet goed
volgen en toen ze bij de rots kwamen,
had deze zich gesloten. Dat is hun red
ding geweest en zij kunnen hun ouders
bericht overbrengen van de wraak van
de rattenvanger.
Naast het Rattenvangershuis is een
sma] straatje (Bungellosenstrasse) en
hier is in dit huis een steen aangebracht
met wat er gebeurd is op 26 juni 1284.
Wat is in deze gescliiedenis waarheid
en wat is er verzonnen? De grondslag
van deze sage zal wel een gebeurtenis
uit de geschiedenis van Hamein zijn,
maar men heeft nog ijiet kunnen uit
vinden welk voorval dat geweest is.
Misschien wel een besm.ettelijke kinder
ziekte waaraan vele kinderen stierven.
Of een kinderkruistocht, zoals men
vroeger wel uitschreef, en waarvan er
slechts een paar behouden terugkwa
men. Of een oorlog waarbij ook veel
kinderen het leven verloren. We weten
het niet, maar een voorval uit de his
torie zal er wel aanleiding toe geweest
zijn om dit verhaal te vertellen.
Vroeger trokken er dikwijls ratten-
j vangers het land door, sommige met vi
ool of fluit bij zich. Soms ook een kooi
tje met een paar ratten er in, als be
wijs hoe goed ze hun vak konden. Bij
zonder te vertrouwen waren deze lui
meestal niet. Wat van hun gading was
namen ze mee, ook wel kinderen.
De geschiedenis van de rattenvanger
van Hamein is algemeen bekend. De
dichter Goethe heeft er een ballade aan
gewijd en ook Jan Campert zinspeelt
er op in zijn bekende lied der achttien
doden". Deze zijn door de Duitsers ge
fusilleerd (hijzeU later ook), en daarin
zegt hij van Hitler:
„De rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie
Rattenvangershuis te Hamein.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
VERVOLGVBBHAAIi
door Barend 6b Graaff
UltKevery B.V. .JOei Banier** - Utrecht
36
Zonder dat ze er met een woord op
zinspeelden, dachten ze er alle vier wel
aan, dat Heinz toen vader in de Teu-
felskluft gevonden had en bij hem was
gebleven tot de mannen met de bran
card kwamen. Ze spraken er niet over.
„We wachten maar af besloot va
der en we gaan nu maar weer eens
naar de werkplaats, jongen".
Manuel stapte op en ging rechtstreeks
naar het Serchenhain, het uitgestrek
te bos, dat vanaf de helling van de
Adlerrohe zich uitstrekte tot aan het
moeras. Hij wilde Heinz zien en hij trof
het. De mannen waren bezig met een
enorme beuk. Met welgevallen keek
hij naar de jonge Heinz Ziegler. Een
ferme knaap! Kijk hem daar staan met
zijn brede borst en z'n forse armen. Een
goeie houthakker verdient zijn boter
ham wel. Meester Wühehn Shtneider
kan gerust zijn. Zo> breed hebben ze
het daar ook niet Hij bleef net zo
lang in de omgeving van de houthak
kers tot hij het enorme geruis hoorde
van de vallende boom. De woudreus
lag keurig geveld, juist zoals de hout
hakkers het wensten.
„Mooi werk! prees hij. Ik zie,
dat je het vak gaat verstaan, Heinz!"
Heinz knikte vergenoegd. Een pluim
pje van Manuel stond iedere werkman
in het bos heel goed aan.
Manuel stapte naar huis en dacht:
„'t Zal rne benieuwen wanneer ik daar
nader van hoor".
En dat duixrde nog enkele weken.
Eerst zou er nog dat met de viool
solo gebeuren. Die wonder mooie vi
oolsolo uit het Oratorium, dat koor en
orkest aan het instuderen waren.
Het was vader Schneider ook te
gengevallen, dat de koster Rudolf ver
hinderd had om met het koor mee te
zingen. Maar ja, eigenlijk had koster
Rodenstein wel gelijk. Herr Förster was
een zich zo streng aan de regelen hou
dend mens. „Misschien, als ik hem een
brief schreef?" stelde hij voor. Maar
dat wilde Rudolf liever niet. „Trou
wens, ik geniet zo geweldig, vader, als
ik dat allemaal hoor. Om te zien is
het al zo mooi. Ik zit in het donker
en beneden mij staan de dames en he
ren van het koor en het orkest in het
licht. Herr Kantor zwaait. Zo
Rudolf ging staan en bootste de be
wegingen van de dirigent na en wel
zxx precies, dat vader zijn baspartij be^
gon te neuriën. Gelukkig eigenlijk
maar, dat er toevallig niemand de
schoenmakerswerkplaats in kwam.
Want het was wel een beetje een zot ge
zicht: de jonge Rudolf gebaren ma
kend met zijn armen, terwijl hij een
ernstig gezicht zette, en de oude schoen
maker, die hem recht aankeek en op
een bepaalde beweging ineen inzette:
„Lobet, lobet!"
Ja, vreemde mensen, die muzikale
schoenmakers. De verschillende delen
van het oratorium begonnen in de
schoenmakerij te leven alsof er een heel
orkest en een heel koor aanwezig was.
„Kijk", zei RudoU soms ineens, als hem
een passage inviel: „Het orkest be
gint". Hij hief zijn armen, keek naar
de (denkbeeldige violisten, dirigeerde
hen, zoals hij het Herr Kuhlenkampf
had zien doen. Dan ineens maakte hij
een beweging voor de trompetten en
schoenmaker Schneider „hoorde" hun
gejuich. Dan spreidde Rudolf zijn han
den voorzichtig met kleine bewegingen
en de violen speelden alleen. Tot op
een wenk van hem ineens de vioolsolo
inzette: „Zo vader: mm mm mm". Ze
keken elkaar gelukkig aan. Het werd
zo mooi. Zo maar midden onder het
werk. „Ik kan hem trouwens al hele
maal spelen ook, zal ik?" Vader knikte
en even later kwam Rudolf met zijn
viool terug de werkplaats in, stemde
de snaren en streek de prachtige me
lodie.
„Ongelooflijk mooi", prees vader. Hij
scheen het helemaal geen wonder te
vinden dat zijn zoon het kon, dat hij
de melodie precies onthouden had. Je
bent muzikaal of je bent het niet. Daar
hoeft zoveel niet over gepraat te wor
den. Rudolf was nu ook al een keer of
vier naar de stad geweest. ledere don
derdag Was een feest voor hem. „Mijn
weken zei hij wel eens tegen zich
zelf gaan van donderdag tot don
derdag". Ja, met een stille en fijne
onderbreking 's zaterdagsavonds als
Klara naar hem luisterde, met de op
geschoven ramen. En altijd kwam dan
als 'laatste de wonderbaarlijke melodie
van de vioolsolo uit de ouverture van
het oratorium.
't Leek wel of Klara die ook al kende,
want daarna kwam altijd haar; „Mooi!
Heerlijk!" en schoof ze haar raam dicht.
Dat was er nog tussen hen. Niet veel.
En misschien ook maar zonder het min
ste van wat hij ergens in zijn roman
tisch hart toch zou willen, al zei zijn
verstand dat het onzin was.
Lotte zou nu gauw verloven. Maar
wanneer zou Heinz de stap wagen om
Rudolf glimlachte vóór hij het min
of meer plechtig hardop zei „de
hand van Lotte te vragen". Zo luidde
het immers.
Niemand had deze woorden gehoord,
want RudoU was midden in het Ser-
schenhain op weg naar de stad; Het
was weer donderdagavond.
Donderdagavond! Hij wist niet welk
een voorname avond het zou worden.
Zowel voor hem als voor Lotte. Lotte
had gezegd: „Heinz, nu moet je van
avond komen. Dan is Rudolf weg, dan
zijn vader en moeder alleen. Ziü je je
goed wassen en een net pak aantrek
ken en je haar kammen?"
Rudolf Uep te berekenen, dat het nu
alweer de vijfde avond was, dat hij de
repetitie zou bijwonen. Hij had wat geld
gespaard. Vanavond, voor hij weer bij
de koster vandaan ging, zou hij het
geld aan Herr Rodenstein geven en hem
vragen of hij in een muziekwinkel een
muiziekböek wilde kopen, zoals Hen-
Kantor voor zich op de lessenaar had
liggen. Hij meende te weten, dat daar
al de zangstemmen en de partijen van
het orkest in stonden. Het heette: par
tituur. Zelf kon hij het niet gaan ko
pen, want de winkels waren al geslo
ten wanneer hij in de stad aankwam.
Als hij zo'n boek hadMuzieklezen
kon hij wel.
Alles ging deze donderdagavond ge
woon zals altijd. TenminsteMaar
dat kon hij niet van te voren weten.
Hij kon nu alleen naar boven. De weg
wist hij zo zachtjes aan wel. Het bin
nenkomen van de zangeressen en zan
gers en van de muzikanten en op het
laatst van Herr Kantor, ging ook net
als iedere andere donderdag. Rudolf
genoot weer volop. Hy was al zo ver
trouwd met de verschillende partijen
van koor en orkest, dat hij wist: o, nu
komen de sopranen. Kijk maar, Herr
Kantor wijst hen bij. En dan de bassen.
Geweldig, wat een geluid. Toe! Soms,
als er ergens geaarzeld werd, betrap
te hij er zich op, dat hij zachtjes mee-
neuriede. Voorzichtig! Als het uitkwam,
dat de koster hem hier gebracht had!
Gelukkig! Nu begon Herr Kantor aan
dat gedeelte, waarin de vioolsolo voor
kwam. Rudolf boog wat voorover, over
het muurtje heen en spitste zijn oren.
De violen zongen, diep daaronder het
geluid van de cello. Heerlijk! Nu! Uu-
dolf had zijn ogen gesloten. Nu zal Herr
Caltenbum de solo spelen, maar bene
den hem gebeurde iets, In een flits
van een seconde merkte Herr Kuhlen
kampf, dat Herr Caltenburn er niet
was. En toenKlaar en helder er
gens boven vandaan klonk een toon,
een stem. Twee of drie noten. Toen
zonk Rudolf omlaag. Vertwijfeld om
wat hij gedaan had. O! O! Daar had
hij de beginnoten van de solo gezon
gen!
Beneden hem bleef het ijzig stil! Zijn
adem schokte. Wat had hij gedaan!
„Wie is daar?"
Dat was de stem van Herr Kuhlen
kampf.
„Verdraaid! Wie is daar?" herhaalde
de stem.
(Wordt vervalgd)