EiiArfDEn - niEuws Overdenking Reis Middelburg- Bergen op Zoom Hadden ze elkaar in het vizier vcMideiheijcIcA ,,Herr Kantor" uit de Heilige Schrift WASAUTOMAAT DEFECT? 2e blad Vrijdag 30 juni 1978 No. 4703 KllKVENSTER ir ■if it ZEEUWSE WANDELINGEN Uw iiuis verkopen? TAMBOER Goedereede: ,,Kijk," wees Prinses Bea trix zaterdagmiddag in de toren van Goedereede. Het hele gezelschap keek mee omhoog. Zou de Prinses nou precies dat gaatje hebben aangewezen, waar door de Goereese mevrouw Tanis zat te gluren Waarschijnlijk niet, oon eerlijk te zijn want er zat nog een verdieping tussen, maar het leek ons wel leuk u even de plaatjes te laten zien. hé voor snelle reparaüe I 01877 -1236 I blik op kerk en satnenleylng De Raad van Kerken Verschillen overbrugd Eenheid en waarheid Ootmoed. Dezer dagen bestaat de Raad van Ker ken in Nederland tien jaar. Daarbij zijn aangesloten de Ned. Herv. Kerk, de Ger. Kerken, de R.K= Kerk, de Remonstrant se Broederschap, en verschillende klei nere kerkgemeenschappen. De RvK is uiteraard geen superkerk, ook geen in stantie met bindend gezag, maar een overlegorgaan dat gezamenlijke proble men bespreekt en zonodig gezamenlijke uitspraken doet of bepaalde geschriften het licht doet zien. Van het tienjarig bestaan is nogal wat ophef gemaakt. Vooral in de kringen van de oecumene toont men zich ver heugd dat een en ander mogelijk bleek te zijn in ons kerkelijk zo verdeelde landje. Weliswaar heeft men nog lang niet bereikt wat men zou wUlen berei ken, maar het begin is er dan toch maar. Het zal wellicht niemand van onze le zers bevreemden dat we het enthousi asme over de RvK niet delen. Uiteraard verheugen we ons niet over de verdeeld heid die zich manifesteert in een groot aantal kerken en kerkjes. Maar of een eenheid die alle verschillen verdoezelt het alternatief is wagen we te betwij felen. Waarop berust nu die eenheid en die samenwerking binnen de RvK? Die vindt haar grond in de opvatting dat de verschillen tussen de kerken lang zo groot niet zijn als men altijd heeft aan genomen. Zelfs tussen de Rooms-Katho lieke Kerk en de kerken van de Refor matie is de kloof niet zo' breed dat ze niet kan worden overbrugd. En mis schien heeft men ook wel gelijk wan neer men uitgaat van de situatie zoals die de laatste jaren in de kerken zich heeft ontwikkeld. De Nederlandse kerk provincie is niet authentiek Rooms, wordt zelfs in de ogen van de leidingge vende personen in Rome als wat „ket ters" beschouwd. Maar dan „ketters" niet in de 16de eeuwse betekenis van het woord, niet Reformatorisch, maar hu manistisch. En tn de kerken die voort komen uit de Reformatie speelt ook de rechtvaardiging van de goddeloze niet meer de hoofdrol, zoals dat was in het verleden, maar het bezig-zijn in de maatschappij en in de politiek, en dan liefst nog met een rood tintje. Vandaar dat Rome en de kinderen van de Refor matie het in Nederland zo goed met el kaar kunnen vinden. Er is dan ook wel- eens wat spottend gezegd dat je het ver schil tussen een priester en een predi kant voor de radio alleen nog kunt ho ren aan de zachte g, die karakteristiek is voor de bewoners van het gebied ten zuiden van de grote rivieren. Wat de in houd van hun preken en meditaties be treft maakt het geen enkel verschil meer. Aan beide zijden van de kloof worden de echte geloofsvragen verdoezeld, om de eenvoudige reden dat men ze niet in teressant of relevant meer vindt. Het gaat er niet om wat je denkt of gelooft, het gaat er maar om hoe je handelt, of je door je houding geloofwaardig bent. Dat blijkt ook wel uit de pubUkaties die de RvK in de afgelopen tien jaar het licht heeft doen zien. Die handelen alle over maatschappelijke en ethische vra gen,, niet over geloofszaken. Zou je het theologisch op formule moeten brengen, dan wordt de heUiging zwaar beklem toond ten koste van de rechtvaardiging. Maar dit zou te veel eer zijnLiever zeggen we: het geloof is van z'n plaats verdrongen en er is aktivisme, moralis me voor in de plaats gekomen. Dat kan natuurUjk niet goed gaan. Want als men uitspraken gaat doen over het leven en handelen in de wereld en in de maatschappij, en men heeft daarbij de Schrift en de Belijdenis niet als uit gangspunt en als norm, waar komt het dan wèl uit voort? Dan kan het alleen maar voortkomen uit ónze opvattingen, uit ónze ideeën. Dan is de mens maat van alle dingen geworden. Zó ligt het ook in grote lijnen binnen de RvK. Er wordt gewerkt, niet op een theologische, maar op een humanistische basis. Daarom hebben we er ook geen enkele verwachting van. Omdat het een eenheid is waarbij de waarheid geen rol speelt. Waarbij zelfs de waarheids- vraag niet meer aan de orde komt! We zeggen dit niet uit de hoogte of uit leedvermaak. We hebben daar geen enkele reden toe. Want waar blijven we als kerken aan de rechterzijde van de Ger. Gezindte? Wat de waarheid, de leer betreft, staan we natuurlijk veel dichter bij elkaar dan de kerken die bij de RvK aangesloten zijn. Maar dan gaan we el kaar wel te lijf met onze opvattingen over de leer. Of we verketteren elkaar wel over bepaalde ethische kwesties die van de derde of vierde rang zijn. Nee, we hebben echt niets dat ons vrijmoedigheid geeft onszelf op de borst te slaan. We mogen dat gebaar wèl ma ken op dezelfde wijze als de tollenaar, achter in de tempel. Want als het zover is, persoonlijk en als kerken, dan heb ben we geen pretenties meer WAARNEMER SIONS UITBREIDING En van Sion zal gezegd worden; Die en die is daarin geboren, en de Allerhoogste Zelf zal hen be vestigen. Psalm 87 5. U Ook van dat wantrouwen van zich zelf kennende het arglistig hart, heeft de naamchristen geen last. Zij leven met Moab op hun oude droesem en zijn van vat in vat niet ontledigd. Maar Gods volk staat naar verzeke ring. Naar Goddehjke verzekering. De Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen. Hoe worden zij bevestigd? Wel, op het fijndament, waar het ganse gebouw op rust en opwast tot een heilige tempel in de Heere. Op het fundament door God gelegd. „Zie, Ik leg in Sion een uiterste hoek steen". En niemand kan een ander fun dament leggen dan gelegd is, hetwelk is Christus Jezus. Christus is het fimdament der ge meente. Van eeuwigheid is Zijn volk in Hem begrepen. En de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen. Dat is van eeuwig heid vast in dat eeuwige fundament. In Hem, Die van eeuwigheid Borg is ge worden. Van eeuwigheid is verordineerd tot Borg en Zaligmaker. En in de tijd is gekomen, bekwaam gemaakt tot dat middelaarswerk. „Want het betaamde Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij vele kinde ren tot de heerlijkheid leidende, de overste Leidsman himner zaligheid door lijden zou heiligen". O volk, bpladen onder uw zonden, onder uw schuld, waarvan gij geen pen ning kunt afdoen, die moeten inleven dagelijks de schuld meerder te maken, die met een openstaande schuld geen bestaansrecht voor God hebt, luistert toe. Hij is gekomen in de plaats van Zijn volk, in de volheid des tijds. Hij, Die het geen roof behoefde te achten Gode evengelijk te zijn, heeft Zichzelf gesteld in de gestalte van een dienst knecht. Hij is de broederen in alles ge lijk geworden, uitgenomen de zonde. „Daarom, komende in de wereld, zegt Hijslachtoffers en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het li chaam toebereid". En volgt Hem dan in d© gangen van Zijn vernedering, in de gangen van Zijn verhoging, deze Ko ning, van Israels God gegeven. Hij is veel schoner dan de mensenkinderen, genade is op Zijn lippen uitgestort. De kennis van Hem is alleen door het zalig makende geloof. In de wedergeboorte plant de Heilige Geest dat geloof als een levende plant in de ziel in. Dat geloof verenigt met Christus, ontsluit de be loften Gods, doet dezelve ook eigenen tot nadere oefening. Alzo wordt Gods volk ordelijk geleid. Hij is het Vrouwenzaad, in de belofte verklaard. Hij is de Gezalfde, de Veror- dineerde des Vaders. Alle dingen zijn Hem van de Vader overgegeven. Dat verlaten op Zijn Persoon, dat overgeven aan Hem. Tot wie zouden zij anders heengaan? Hij wordt hun pleitgrond, in Hem is een gelovig toegaan, van Wie de Vader getuigt: Hoort Hem. Opdat zij zouden opwassen in de kennis van Hem, en door de oefeningen des geloofs leren sterven aan alles wat geen Christus is. In het volgen van Hem wordt de nood zakelijkheid geleerd om op grond van recht behouden te worden. Dan leven zij in de vierschaar der consciëntie in; met alles waarmede zij God dachten te bevredigen, dat onderhandelen nog geen afhandelen is. En in de afsnijding van hun leven, in de aanvaarding van hun strafvaardigheid, getuigen zij„Uw doen is rein. Uw vonnis gans rechtvaardig". Dan aanvaarden zij Gods rechtvaardig heid, zo deze hen voor eeuwig wegsto ten zal. En dan dat wonder als die grote He- meladvokaat tussentreedt. Als Hij Zijn verworven gerechtigheid stelt voor 't aangezicht des Vaders. „Vader, zij waren Uwe, maar Gij hebt ze Mij gegeven". Hij aanvaardde Zijn kerk. Hij kocht Zijn kerk. Hij droeg de straf voor zijn kerk. Hij rechtvaardigde Zijn kerk. Hij droeg Zijn kerk door het geopende voor hangsel in het binnenste heiligdom. Hij stelde Zijn kerk zonder vlek en rimpel. Hij eist op grond van Zijn genoegdoe ning vrijspraak voor Zijn kerk, welke de Hemelrechter uitspreekt. En door de Heilige Geest wordt in de harten van Gods volk verzekerd: Geen zonden in Jacob, geen overtreding in Israël. Ik, ja Ik delg uw overtredingen uit om MiJT nentwil. En toch, in de verdere gangen van het geloofsleven leven zij hun onvrucht baarheid in. Zo worden zij geoefend in een weg van heiligmaking. „Zonder Mij kunt gij niets doen". Om zo uit Hem be diend te worden en uit Hem te leven. „Het leven is mij Christus, en het ster ven is mijn gewin". Dan bevestigt de Heere Zijn werk, en de gelovige ook. „Deze zal zeggen: Ik ben des Heeren; die zal zich noemen met de naam Jacob, en gene zal met zijn hand schrijven. Ik ben des Heeren; en zich toenoemen met de naam Israël. Ja, de geborenen in Sion zullen getuigen uit Hem te zijn in Christus Jezus, Die hun geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking en verlossing. Men hoort der vromen tent weergalmen, van hulp en heil, ons aangebracht; daar zingt men blij, met dankb're psalmen; Gods rechterhand doet grote kracht. Dirksland. Ds. P. Blok. In het vorige artikel hebben we ge zien welke rare verhalen de reisgidsen van IV2 eeuw geleden soms over Zeeland vertelden. We gaan nu eens na hoe men in die tijd reisde in Zeeland. We moeten niet vergeten dat er toen geen fietsen en bromfietsen waren, geen auto's, spoor treinen en stoomboten, om van vlieg machines maar helemaal te zwijgen. De weg van Middelburg naar Bergen op Zoom is ongeveer 60 km lang. Met die nieuwe weg door Zuid-Beveland en de tunnel onder het kanaal doet een auto er nog geen uur over, ongeveer net zo lang als de trein. VROEGER. Maar ongeveer IV2 eeuw geleden was het een hele prestatie om van de hoofd stad van Zeeland naar de eerste stad in Noord-Brabant te komen. Het Sloe was een vaarwater, er liep geen dam door, evenmin als door het Kreekrak. Eerst gaan we naar het Sloe, te voet of met een rijtuig. Daar ligt een roeiboot of een kleine zeUboot gereed. Het veer wordt bediend van de Walcherse kant. Stond er iemand aan de Bevelandse kant, die overgezet wilde worden, dan werd daar een mand opgehesen. Hetzelfde systeem als later bij het veer Veere - Kamper- land, oudere lezers kunnen zich dat nog wel herinneren. Toen had deze veerboot nog geen vaste dienstregeling. Wanneer er iemand aan de Noordbevelandse kant stond die naar Veere moest, werd daar in Kamperland een mand naar boven gehaald. De veerschipper in Veere wist dan dat hij naar dé overkant moest om een vrachtje. Na deze uitweiding gaan we terug naar het Sloeveer. Men kon het beste overgezet worden tussen één uur voor hoogwater en één uur erna. Bij eb moest men een heel eind door slikken ploete ren, want in die tijd was het Sloe al aar dig aan het verzanden. Voor 35 cent bracht de veerman een reiziger naar Zuid-Beveland. Wie niet lopen wilde nam de postwa gen naar Goes en vandaar naar Yerseke. Beter gezegd Yersekendam, waar de veerboot gereed lag naar Gorishoek op Tholen. Van hier naar de stad Tholen, per pontveer de Eendracht over en dan was Bergen op Zoom niet ver meer. Ik heb de afstand eens gelezen in uren gaans, een tijdmaat die vroeger veel ge bruikt werd. De mensen van toen kon den afstanden te voet afleggen, waar wij niet aan tippen kunnen. Volgens oude i«kenboekjes stond een uur gaans ge lijk met een afstand van 5,5 km. Hier volgt nu de route in uren gaans; Mid delburg - Sloeveer IV2, overzetten over het Sloe ^A, Zuidbevelandse kant Sloe - Goes 3, Goes - Yersekendam 2'/4, over- zetten over de Oosterschelde Vi, Goris- hoek - Tholen 2'/2 en Tholen - Bergen op Zoom l'/4 uur. We komen dan tot de tijd van 13.00 uur. Wie van een wagen gebruik maak te deed er 3 a 4 uur korter over. Maar toch was men dan nog bijna 10 uur on derweg. Een heel verschil met tegen woordig! Onderweg had men 10 tollen, waar aan de reiziger totaal 2 kwartjes kwijt was. Kleinere trajecten. Wie op zijn reis door Zeeland van meer dan één veer gebruik moest ma ken, kon het beste met hoog water over gaan. Wie bijvoorbeeld van Breskens naar Schouwen moest, had een hele be rekening te maken op welke tijd hij het geriefehjkst de drie veren moest over steken: Breskens - Vlissingen (dan lo pen of rijden naar Veere), Veere - Kam perland (langs de weg naar Colijnsplaat) en Colijnsplaat - Zierikzee. Maar dit is een route in theorie, zov^at niemand maakte in die tijd zo'n „verre" reis. Op het eerste traject op de Wester- schelde moest men rekening houden met de wind en het tij. Een vaste dienst regeling was er niet altijd, men zeilde weg als er 4 personen waren. Was het aantal kleiner, maar wilde men de ge hele vracht betalen, dan voer men ook weg. Bij harde wind, vóór zonsopgang en na zonsondergang betaalde men dub bel tarief. De schepen moesten door de Provin ciale of Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd. Ieder jaar in mei kwam er een scheepstimmerman om de sche pen te onderzoeken, op kosten van de veerschipper. Deze moest minstens 25 jaar oud zijn, van goed gedrag, een kun dig en geoefend schipper. Zijn knecht moest minstens 20 jaar zijn, een leer jongen minstens 16. Zo werd er dus ge waakt over de veiligheid der reizigers. Daartoe dienden ook, evenals trouwens voor het gemak, de leuningen en plan kieren, die bij de aanlegplaatsen moes ten worden aangebracht. De weg Middelburg - Vlissingen, wat nu de Oude Vlissingse weg heet, werd veel gebruikt. Wie niet wandelen wilde, kon gebruik maken van de postwagen, 's zomers van 5 tot 8 uur, in de winter maanden van 7 tot 7 uur. De wagen had geen vaste dienstregeling, reed alleen als er passagiers waren. Was er maar één persoon, dan betaalde hij 0,75, 2 personen betaalden ieder 40 cent, 3 per sonen ieder 30 cent, 4 personen ieder 27V2 cent, 5 en 6 personen elk 25 cent. Hoe meer personen, hoe voordeliger, ook voor de koetsier. Daarbij kwam nog 5 cent tolgeld voor elke passagier. Dezelfde tarieven golden ook voor de Veerse weg, waar ook een paar toUen waren. Hiervoor moest men voor een wagen op 4 wielen met 2 paarden be spannen 14 cent betalen, stond er 1 paard voor dan 9V2 cent. Een los paard mocht de tol voorbij voor 4V2 cent. Middelburg. L. van Wallenburg. EIGEN BLAD VOOR SLANKELIJNERS „De Slankelijn" is de titel van een nieuw, t'weemaandelijks magazine, dat zich als eerste blad in Nederland uit sluitend richt tot mensen met overge- wichtsproblemen. Het is een uitgave van Slimming International, de grootste or ganisatie van vermageringsclubs in ons land. In Engeland kent men zes van dit soort bladen met een gezamenlijke op lage van 800.000. Ondanks het feit dat „De Slankelijn" een nauwe band heeft met Slimming International, spelen de aktiviteiten der vermageringsclubs in de inhoud maar een zeer bescheiden rol. De meeste ar tikelen behandelen onderwerpen van uiteenlopende aard zoals: lichaamsbe weging en -verzorging, goede voeding, medische adviezen, mode etc. etc. In feite dus alles wat een mens maar inte ressant vindt, maar dan wel geheel toe gespitst op degenen die aan de slanke lijn willen dan wel moeten doen. Een abonnement op „De Slankelijn" kost 19,per jaar; losse nummers in de winkel kosten 3,50. VERVOLGVEBHAAIi door Barend de Graaff Uitgeverü B.V. „De Banier" - Utrecht SïSÖï£?^^^^^^^^ï^Sï:^^:5^:^ï^^^Sï^S:^S 26 't Gezicht van het meisje werd één en al glimlach, haar pittige oogjes straalden de boerenjongen tegen. Ze liepen zwijgend de straat af. Een lange, brede straat, waar deftige rijtui gen reden en zwaar beladen vrachtwa gens. Ok zagen ze fietsers, waarnaar vooral Rudolf keek. Hij had er van ge hoord, maar nog nooit iemand op zo'n „Fahrrad" gezien. Eerst stonden aan de straat slechts hoge huizen. Deftige, don kere hmzen met grote ramen, wel bijna twee meter boven de straat. Daaronder waren kleinere ramen, waEirachter je soms meisjes zag werken in lage keu kens. Verder naar de stad toe moesten ze een brede singel oversteken. Een mooie stenen brug. Rudolf keek eens over de rand, maar het water was zwart en het stond stü. Heel anders dan dat van hun beekje. Voorbij de singels begonnen de winkels. Rudolf schrok van een gedachte, die zo maar bij hem op kwam: o, als vader nu eens niet ziek en gewond in het ziekenhuis lag! Als er dat vreselijke niet was gebeurd, hoe mooi zou hij dan de stad vüiden. Ja, hij schrok er van, dat zo iets in hem op kon komen. De voor hem geheel vreemde omgeving, de ongekende wereld, ont nam hem gedeeltelijk de angst en de smart om vader. Dat was toch niet goed? Dat was ongevoelig! Beschaamd keek hij naar moeders gezicht, dat zo inbe- droefd bleef. „Maar moeder! Peterchen en de koets!" Moeder bleef zo ineens staan, dat er bijna een heer tegen haar opbotste. De heer nam beleefd zijn hoed af, veront schuldigde zich en Uep haastig verder. Ze gingen wat terzijde staan voor een winkel met ongelooflijk grote ramen. Dat was wat! Daar hadden ze nu heel Peterchen en de koets vergeten. Rudolf had gezien dat Peterchen verder door was gereden en de koets bij een groot zwart geverfd hek had doen stilstaan. „Ik ga terug stelde hij voor. U en Lotte wachten hier". Moeder knikte. Dat was wel het beste. RudoU voelde zich vreemd. Hij was nu wel al zeventien geweest, dit najaar. Maar hij was toch altijd kind gebleven. Vader en moeder namen steeds de lei ding. Nu lag vader in het ziekenhuis en moeder was te bedroefd, te verslagen om te zeggen wat er gebeuren moest. Vandaar dat vreemde gevoel. Hij was nu verantwoordelijk. Haastig Hep hij terug. Ze waren dan toch wel al een heel eind doorgelopen! Hoe konden ze toch Pe terchen en het rijtuig vergeten? Stel je voor dat Peterchen weg was gereden! Hij liep op een draf, links en rechts langs de mensen heen. Misschien waren er, die dachten: die jongen heeft wat op zijn geweten. Mis schien zit de politie hem wel op de hie len. Ze keken hem tenminste maar vreemd na. Hij werd bang. Het gevoel, dat hij nu min of meer vaders plaats innam en verantwoorde- Ujkheid droeg, was hij geheel kwijt. Hij was nu alleen maar meer een dorps jochie in die vreemde, drukke stad. Ais hij Peterchen maar kon vinden! Als die er maar niet vandoor was gegaan met de koets! Gelukkig! Toen hij voor het zieken huis kwam, zag hij bij het hoge hek de koets staan en Peterchen, lustig zijn pijp rokend, tegen het portier geleund. „Ben je daar, Rudolf!" „Ja Peterchen, heb je op ons gewacht?" 't Drong niet tot hen door, dat dit on nodige vragen waren. Hij zag het toch. Haastig vertelde Rudolf hoe het gegaan was. „Vader? O, die was er vreselijk aan toe. Helemaal in de witte zwachtels, Peterchen! Nee, bloed heb ik niet ge zien. Maar hij sUep. We moeten tegen vijf uur terug komen en één van de zus ters heeft ons een herberg giewezen. In de stad op de Markt". „Ik denk, dat ze hem verdoofd hebben meende Peterchen. Daar zijn ze vlug mee in de stad. Dan voel je de pijn niet. Dan kunnen ze je been wel afzet ten, zonder dat je het merkt". Rudolf maakte een gesmoord geluid. „Been afzetten, Peterchen? Vader „Nee, nee! Dat zeg ik niet. Zo maar bij wijze van sprekend Kom! Klim maar naast me op de bok, dan zullen we je moeder en Lotte wel opduikelen". „Ze staan voor een winkel met grote ramen". „Een pui noemen ze dat. Jij bent zeker nog nooit in de stad geweest. Nou, ik wel. Ik moet dikwijls met de famUie naar de stad. Zei dat zusje ook hoe die herberg heet?" „Zum goldenen Baren". „O ja, die weet ik te staan. Vort! KI! KI!" Hij trok de leidsels aan en maakte verschillende keren achter elkaar het koetsiersgeluid, dat de paarden schijn baar goed verstaan, want ze zetten er direkt de draf in. Rudolf kwam ogen te kort. Vanaf zijn hoge plaats, zag de stad er nog fantas tischer uit. En naast hem Peterchen in zijn dikke, lange blauwe jas, de pijp in de mond en de zweep in zijn hand. Over hun benen had hij een zware deken ge legd en met een haak vastgemaakt. Moeder en Lotte stonden nog voor de winkel te wachten. Ze moesten de druk ke straat oversteken, want „Ik mag aan die kant niet met de koets gaan staan", zei Peterchen, Het oversteken liep goed af. Moeder en Lotte namen in de koets plaats, Ru- dolf bleef bij Peterchen op de bok. Zo reden ze de stad in, waar het hoe langer hoe drukker werd. Ze kwamen op de Markt. Een groot plein met moderne hotels, oude herbergen, winkels en kan toorgebouwen. Hoog boven alles uit de twee torens van de Dom. „Daar gaat vader zingen", bedacht Rudolf, maar die gedachte ging als een steek door hem heen. „Zou vader ooit weer Peterchen reed voor de oude herberg „Zum goldenen Baren", liet moeder en Lotte uitstappen, zei: „Ga maar naar binnen, vrouw Schneider. Wij komen dadelijk. Ik moet de koets achter op de plaats zetten". Hij scheen te vinden, dat Rudolf maar met hem mee moest gaan. Rudolf kreeg zo veel te zien, dat alle maal zo vreemd voor hem was, dat hij werkelijk weer even de gedachte aan vader kwijt was. Doch als die weer op kwam, schaamde hij zich. Hoe kon hij zo. zijn! De plaats achter de herberg was ook zo interessant. Oud! Eeuwen oud. Stallen en schuren waren om een soort plein gebouwd. Dikke houten balken schraagden de schuur- en staldaken. Knechten liepen rond in blauwe kielen met bezems en emmers. Ze schenen Pe terchen te kennen, want ze staken hun bezem op en zeiden: „Hallo,Peterchen, ben je daar weer?" Peterchen zette de koets in een hoek van de plaats, onder een afdak. Rudolf hielp hem met het uitspannen van de beide paarden, volgde Peterchen in één van de stallen, waar de paarden bij een krib werden gezet. Het rook er overal naar paarden. De stallen waren donker en gezellig. Peterchen had van onder hun zitplaats op de bok een zak haver genomen. Daar kregen de paarden nu een paar handvollen van. Ook nam Pe terchen een emmer en liep er mee naar de houten pomp. Bij Rudolf kwam in eens alle ellende om vader weer terug. Een knecht vroeg: „Ben je met de baas of met de vrouw?" „Nee antwoordde Peterchen met een ernstige stem. Hier, die jongen zijn vader is vannacht in de Teufels- kluft gevallen. Erg man! Als ik de jon gen zo hoor, dan ligt hij helemaal in 't gips!" „Was hij aan 't stropen?" vroeg de knecht, die niet begrijpen kon wat iemand anders bij nacht en ontij bij de Teufelskluft te maken had. „Nee zei Peterchen hij kwam uit de stad gewandeld en zal uitgegleden zijn. Niemand begrijpt het, want hij kwam iedere donderdag langs de Teu felskluft". De stalknecht van het hotel haalde zijn schouders op, alsof hij zeggen wilde: ja, een ongeluk, dat kan ieder over komen! Rudolf was blij, dat er niet verder over gepraat werd. Een buurvrouw in het dorp had hij al horen zeggen: w^at doet de man ook zo laat op pad!

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1978 | | pagina 5