EIIAHDEII - niEUWS Ds. P. Huet in Zuid-llfrika Overdenking Zoals de duiven vlogen Zeeuwse wandelingen „Herr Kantor" uit de Heilige Schrift X 15% korting X X A. Vroegindeweij 2e Haxï Vrijdag 28 april 1978 No. 4686 GEROt altijd voor iedereen X op alle komplete cassettes X Westdijk 46 - Middelharnis Uw huis vericopen? TAIVIBOER GOEDEREEDE Kericconcert Middeiharnis Uw liuis verkopen? TAIVIBOER II Om Huet in staat te stellen in de ver schillende plaatsen in de omgeving de sacramenten te mogen bedienen, werd hij in 1857 in de Grote Kerk te Kaap stad tot predikant geordend, die met 3000 mensen gevuld was. „Mij is barm hartigheid geschied", waren de woor den van zijn toespraak, die hij na zijn bevestiging hield. Tot 1867 is Huet in Zuid-Afrika ge bleven. Hij heeft veel gereisd, meestal te paard, ook wel per ossenwagen. Hij preekte veel in de omgeving, in kleine dorpskerkjes en ook wel in primitieve huizen. Zondag op zondag moest hij soms in de verschillende vlekken het H. Avondmaal bedienen. Daarbij kwam het onderwijs aan catechisanten het be lijdenis afnemen van vaak ontwikkelde mensen, het dopen van kinderen. Hij heeft geleefd tussen kaffers en kleurlingen, die hij op godsdienstig ge bied gelijk stelde met blanken. „Aan de voet van Christus' kruis Staat een bank om aan te zitten, d' Enige weg naar 's Vaders Huis Is voor zwarten als voor witten. Daar geldt schoonheid, goud noch eer Daar geen onderscheid van kleuren, Jezus ziet op allen neer. Die hun zonden daar betreuren". Hij heeft hier ook de Franse zendings- posten bezocht, in zijn jeugd wilde hij zendeling worden. Ook heeft hij hier zijn vrouw gevon den. In Pieter Maritsbur trouwde hij in 1861 met Meinouda Robbé, een meisje van Nederlandse afkomst. Op Kerstdag van het volgend jaar werd een zoon ge boren, die hij Pierre Emmanuel noemde. „Gij hebt, o enige Bron van leven, In eindeloze goedigheid Ook ons een kindeke gegeven. Ook mij de vadeivreugd bereid". Hier in Zuid-Afrika heeft hij veel ge dichten gemaakt, zijn bundel, „Afri kaanse gedichten" heeft zelfs een 5e druk beleefd. De in dit artikel aange haalde zijn er uit overgenomen. Na een verblijf van 13 jaar in Zuid- Afrika vertrok Huet naar Nederland. „Ik dacht aan u, o land mijns vaders!" Ds. P. HUET IN GOES In juni 1867 kwam ds. Huet met vrouw en kind in ons land. De reis was bedoeld als een onderbreking van zijn werk in Zuid-Afrika. Hij was namelijk door Natal afge vaardigd naar de Evangelische confe rentie te Amsterdam, die hij ook heeft bijge'woond. Maar toen kreeg hij een be noeming als reizend predikant vanwege de Confessionele Vereniging. Deze be noeming nam hij aan en daardoor heeft hij Zuid-Afrika niet meer teruggezien. Het was hard werken voor ds. Huet. Overal moest hij optreden om te getui gen tegen modemisme en verwereldlij king, overal trok deze begaafde predi ker grote scharen volk. Het was ook mooi werk, waarop Gods zegen rustte. Na een paar jaar voelde hij echter dat het voortdurende reizen en trekken te zwaar voor hem werd. Hij wilde liever wat rustiger werk hebben in een vaste gemeente. Die gelegenheid deed zich in 1870 voor toen hij beroepen werd in Veenendaal. Hij is hier maar IV2 jaar gebleven. Hij had het niet erg naar zijn zin, de mentaliteit van de bevolking lag hem niet. In Dirksland was het evenzo. Vooral na zijn tiendaags bezoek aan de confe rentie te Brighton in Engeland begon hij anders te preken. Hij legde meer de nadruk op de liefde van God door het verlossend werk van Christus dan op Gods gerechtigheid en toom over de zonde. Velen vonden dit Evangelie te oppervlakkig. Vooral toen hij niet meer geloofde aan de leer der praedestinatie, een' be strijder van het Calvinisme en een ver dediger der gezangen werd, was het he lemaal mis. Beroepen kreeg hij genoeg, naar de grootste plaatsen van ons land. Maar hij was liever op een plaats waar hij als predikant alleen stond en nam een beroep naar Nunspeet aan. De laatste jaren was hij begonnen meerdaagse conferenties te beleggen, waarop hijzelf en anderen spraken. In dezelfde geest als nu nog door het „Zoeklicht" (van Joh. de Heer) gedaan wordt. Ook in Goes sprak hij op zo'n conferentie. Zo werd hij ook in Zeeland bekend. Misschien was dit wel de aan leiding, dat hij in 1878 te Goes beroe pen werd. Dit beroep nam hij graag aan, want ook in Nunspeet moesten velen niets van zijn prediking hebben. Te Goes. Huet was een begaafd man. Een be kend godgeleerde noemde hem zelfs een der bekwaamste kanselredenaars van Nederland. Hij had zijn preek niet uit geschreven voor zich, maar improviseer de op zo'n levendige meeslepende ma nier, dat iedereen luisteren moest. Zijn preken waren niet dogmatisch, maar praktisch, met een evangeliserende strekking. De liefde Gods in Jezus Christus geopenbaard aan verloren zon daren was steeds het thema. Niet alleen Goesenaars, ook mensen uit de omgeving kwamen naar hem luisteren. De bekende dr. Gunning, jong predikant te Wilhelminadorp, wandelde 's zondagsavonds vaak naar Goes om ds. Huet te horen. Zo is hij het middel geweest om de vrijzinnige ds. Oorthuis te 's Heer Abtskerke tot bekering te brengen. Ook als herder van zijn gemeente verrichtte hij veel en goed werk. Niet op het rijtje af bezocht hij zijn gemeen teleden, maar hij ging waar dat het meest nodig was. Niet alleen voor gees telijk voedsel zorgde hij, ook materiële nood lenigde hij. Zo heeft hij eens een gezin, dat wegens huurschuld uit de woning gezet was, enkele weken in zijn eigen huis opge nomen. Hij was ook gevangenispredi kant en eens gaf hij een ontslagen ge vangene geld, waardoor hij gereedschap kon kopen om weer aan het werk te kunnen gaan. Ds. Huet was spontaan en origineel in zijn optreden. In vele opzichten leek hij op de bekende ds. Buddingh, die even eens in Goes predikant is geweest. Hij was vergevingsgezind, had ook contact met mensen buiten zijn eigen kerk. Vijf jaar spiritist. Door zijn herderlijk werk kwam ds. Huet ongewild in aanraking met het spiritisme. En kwam hier een jong echt paar uit Dirksland wonen, waarvan hij de familie goed kende. De vader van deze jonge man was fel gekant tegen dit huwelijk, de vrouw was niet geschikt voor zijn zoon. Zo was er grote vijand schap ontstaan. Nu was deze vader plotseling gestorven zonder zich met zijn zoon en schoondochter verzoend te hebben. Is er nu toch nog hoop op de eeuwig heid voor mijn vader? vroeg de jonge man zich af. Hij tobde en piekerde er over. Tot er vreemde verschijnselen zich voordeden, verschijningen van geesten, van de geest van zijn overle den vader. Hij raakte er helemaal van overstuur. Zijn vrouw riep ds. Huet te hulp. Deze voelde het als zijn plicht om deze gemeenteleden te gaan opzoeken. Zo maakte hij ook „geestesopenbarin- gen" mee in dit jonge gezin. In Afrika had hij veel gehoord over geesten onder de heidense volken. Om er meer van te weten had hij zich op een Engels spiritistisch tijdschrift geabon neerd. Het stond echter bij hem vast, dat het verkeerd en in strijd met de Bij bel was er zich mee in te laten. Toch deed hij het. Hij ging er steeds meer in op en werd tenslotte spiritist en lid van de vereniging. Om zijn gevoe lens te verdedigen gaf hij een maand schrift uit, waarin hij zich christen- spiritist noemde. Natuurlijk werd het in Goes gauw genoeg bekend wat ds. Huet deed. Zijn vrienden smeekten hem om van deze dwaalweg terug te keren. Zijn vijanden schreven brieven vol gif en venijn aan „de Goese tovenaar". Enkele gemeenteleden dienden' bij de classis een verzoek in om hem af te zetten. Dat ging niet door. Ds. Huet verdedigde zich met een beroep op de reglementen, die hij niet overtreden had. Waren er niet meer spiritistische predi kanten, die toch in de bediening ge handhaafd bleven? De classis kon niets meer doen dan hem verzoeken zijn spi ritistische beschouwingen niet verder door te zetten. Ds. Huet verloor er veel vrienden door, niet, niet alleen in Goes maar door heel het land. Wel liet hij er in CHRISTUS VERSCHIJNING AAN THOMAS (Joh. 20 24-29) II Mijn Heere en mijn God. De nadruk valt hier op het mijn. Thomas mag Christus belijden als zijn persooniyke HeUand. Hij mag zich Christus toe-eigenen. Zijn bekommernis heeft plaats ge maakt voor de zekerheid des geloofs. Mijn Heere en mijn God. Het gaat om zekerheid. Jezus moet de mqne zijn, mijn per soonlijke Zaligmaker. Inderdaad: de oude uitdrukking be helst een voortreffelijke waarheid: het geloof moet mijnen. En dat vaste vertrouwen werkt Gods Geest in het hart door het Evangelie. We worden verwezen naar het Woord. Immers: „Zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen ge loofd hebben". Deze zaligspreking is bestemd voor hen, voor wie het niet meer mogelijk zou zijn te zien wat Thomas zag. Voor die ganse schare der gelovigen uit alle taal en volk en tong, die door het woord ter prediking, zouden geloven. Want dat is de weg van God tot ons, de ge wone weg, de weg van het Woord, de weg van de prediking! Gods weg tot u is de weg van het Woord en niet van het teken. Zo komt hier tot Thomas en tot ons de vermaning om aan het Woord genoeg te hebben aan de verkondiging van het Evangelie, door welke prediking het Gode behaagt zalig te maken die gelo ven. Die vermaning is zeker niet overbo dig. Want ook nu nog heeft Thomas vele navolgers. Mensen, die de zekerheid van hun za ligheid zoeken in het waarnemen van allerlei verschijnselenin gezichten en dromen. Die het verwachten van een visioen of hoorbare stemvan een bijzondere openbaring rechtstreeks tot hen. Al lijkt dit alles o, zo dierbaar en al kunnen wij temidden van aanvechting, bestrijding en twijfel hunkeren naar een teken ons ten goedehet is de weg niet. De zekerheid des geloofs ligt daar niet in. Zekerheid krijgen we alleen, als de Heilige Geest ons houvast geeft aan de beloften van het Evangelie. Wij hebben te verstaan, dat de bij zondere openbaring is afgesloteif. We hebben de volle openbaring in Christus, Die ons de Vader volkomen verklaard heeft. Niet onze gevoelens en gewaarwor dingen, maar het levende, krachtige Woord van God moet het zijn, dat ons leven richt en bestuurt. „Heer' ,ai maak mij Uwe wegen, Door Uw Woord en Geest bekend..." Wat uitnemend voorrecht, door de prediking van het Woord en de toepas sing van de Heilige Geest tot het geloof te mogen komen. Dan geldt het ook ons: „Zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben en noch tans zullen geloofd hebben". En ja, dan mag toch ook weer gezegd worden, dat we Jezus zien. Maar dan is dat een zien met het oog van het geloof. Dat is hier op aarde mogelijk: Chris tus zien met het geloofsoog, wanneer Hij in de prediking voor ogen geschilderd wordt. Dan wordt het Woord bevestigd in het bevindelijk leven van de zijnen. Wordt aan eigen ziel ervaren de kracht van Christus opstanding. Maar dan staat de ervaring niet boven het Woord maar er onder. Dan kan ze nooit de plaats van het Woord innemen; kan ze nooit zijn de grond waarop wij bouwen. Want de enige grond waarop te bouwen valt zijn de beloften van God, die ja en amen zijn in Christus. Het zal er voor u en mij op aankomen, door een oprecht geloof Christus te zijn ingeplant, zodat we Hem leren aanne men met het hart, om zo tot de belijde nis te komen: „Mijn Heere en mijn God". En waar de Heere in zijn grote gena de dat geloof wil werken door de predi king van het Woord en wil versterken door het sacrament van het HeUig Avondmaal, waar de Heere, o, wonder van nederbuigende goedheid, in de te kenen van brood en wijn iets van Zich wil laten zien en tasten, verzuim de ge nademiddelen dan niet. Schik u in getrouwheid onder de be diening van het Woord in biddend op zien tot God. Leef dicht bij Gods Woord en zij zo uw wandel een wandel door geloof en niet door aanschouwing. Eenmaal zal het geloof mogen over gaan in het zien. Dan zal gelden: „Uwe ogen zullen de Koning zien in zijn schoonheid" en dan zult gij, zo gij gelooft. Hem aanbidden tot in eeuwigheid. B. H.H. zijn preken weinig of niets van merken, maar vele trouwe kerkgangers lieten toch hun plaats onbezet als hij optrad. De weg terug. In 1890 zou in Amsterdam een groot spiritistisch congres gehouden worden. Huet was het vorige jaar tot voorzitter benoemd, hij ging er dus heen. Een vriend, de Vrije Evangelische predikant Smitt, nodigde hem uit bij hem te loge ren, hoewel hij zelf niets van het spiri tisme moest hebben. Ds. Huet voelde er niets voor, hij ging veel liever in een hotel. Maar omdat hij weigeren onvrien delijk vond, nam hij toch de uitnodiging aan. Vanzelf werd er over Huets verande ring van de laatste jaren en over het spiritisme gesproken. Vijf uren lang waren ze er met hun drieën over bezig met de Bijbel in de hand. Tenslotte zet ten ze ds. Huet zodanig klem, dat hij het verkeerde van zijn opvatting inzag. „Ze brachten mij Jezus in het helderste dag licht", zei hij. De volgende dag ging hij niet naar het congres. Weldra was het in Neder land en ook in Zuid-Afrika bekend, dat ds. Huet het spiritisme had afgezworen. Tot grote blijdschap van zijn vrien den en van de gemeente in Goes. Nadat hij eerst zijn schuld beleden had, preek te de veranderde Huet 's zondags na Pasen voor het eerst weer in Goes. „Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond", was de wel zeer toepasse lijke voorzang. Deze droevige periode heeft te veel van zijn krachten gevergd. Hij deed zijn herderlijk werk wel, maar de oude vu rige prediker is hij niet meer geworden. Na een ernstige ziekte, een aanval van beroerte en een half jaar rust hield hij 's zondags vóór Pasen 1895 zijn laatste prediking over „Bar-Abbas of Jezus". Op 9 april van dit jaar had bij deze merkwaardige man, die zo vaak in zijn leven veranderd is, de laatste, de grote verandering plaats, die alle mensen eens moeten meemaken. Middelburg. L. van Wallenburg. Drs. VAN LEIJENHORST VOOR C.D.A. DIRKSLAND De vice voorz. van het CDA, drs. G. van Leijenhorst, lid van de Tweede Ka mer hoopt op woensdag 10 mei te spre ken voor het C.D.A. te Dirksland, 's- avonds om 8 uur in het Herv. Ver. ge bouw „Onder de Wiek". Drs. van Leijenhorst is gespecialiseerd in Onderwijs en scheepvaart. GEMEENTE DIRKSLAND Wijziging huisvuUophaaldienst In verband met Hemelvaartsdag wordt het huisvuil in Melissant, Herkingen en Kralingen op woensdag 3 mei in plaats van op donderdag 4 mei opgehaald. Inwisseling vakantiebonnen De zomerinwisseling vakantiezegels zal plaatsvinden op zaterdag 6 en 13 mei a.s. van 2-5 uur nam. bij P. van Eek, Hoofdpoortstraat 9. Op 6 mei a.s. organiseert de Stichting Kerkconcerten Goeree-Overflakkee een zeer interessant concert in de Grote Kerk te Middeiharnis. In plaats van het gebruikelijke orgel concert op Koninginnedag wordt zater dags na de feestdagen een bijzonder programma gebracht met kerkmuziek uit de 17e en 18e eeuw. Het concert is opgebouwd rond 3 wer ken voor dubbel koor, dus 2 vierstem mige koren. Wij mogen zonder meer stellen dat dit boelende muziek is welke zelden uitgevoerd wordt. Het programma vermeldt o.a. Psalm 100 van Heinrich Schütz en Einget dem Herm ein neues Lied van Johann Pachelbel. Deze werken worden uitgevoerd door het Bethlehem Kerkkoor uit Hilversum en de Chr. Oratoriumvereniging „Mid deiharnis" o.l.v. de respectievelijke di rigenten Kitty Donker en Jan van Dijk. Deze koren zullen ook afzonderlijk nog enkele werken uitvoeren. Ter afwisseling kunt U ook enige in strumentale muziek beluisteren, waar onder de sonate in A. van G. F. Handel. Dit zal worden uitgevoerd door Kora van Dijk-Kruis, viool. Jan van Dijk, clavecimbel en Angélique Boel, cello. Bovendien kunt U een orgelsolo van Jan van Dijk beluisteren. De dirigente van het Bethlehem Kerkkoor, Kitty Donker, U welbekend van de jaarlijkse kerstconcerten, zal ook solistisch in dit programma naar voren treden met o.a. de aria „O süsser, o freundlicher van Heinrich Schütz. Ook vermeldt het programma twee trio's voor sopraan, viool en continuo: „Gottlob! Die Frucht hat sich gezeiget" van G. Ph. Telemann. Dit is een kleine cantate gebaseerd op een profetie uit Jesaja over het komende vrederijk. Van Joh. Sëb. Bach wordt uitgevoerd de aria met obligaatviool „Die Armen willen der Herr umarmen". Kortom, een zeer gevarieerd en boei end programma hetwelk wij warm kunnen aanbevelen. Het concert begint om 20.00 uur. Programma's a 3,zijn uitsluitend verkrijgbaar aan de kerk 2,voor scholieren). Hetzelfde programma wordt op zaterdag 20 mei a.s. uitgevoerd in de Bethlehem Kerk te Hilversum. De eerste vlucht zit er op. Voor ons ook de eerste teleurstelling. Op het tijd stip van de lossing kregen we reeds een uitbreker binnen. Een spijltje uit de rieten mand was de oorzaak zeiden de convoyeurs. Ze zagen één duif ontsnap pen, maar een uur voor de aankomst ar riveerde er nog een duif bij een ander lid van de vereniging. Erger 'was dat ze ven minuten voor de eerste aankomsten bij ons een tweede vogel binnenstoof. Aan het komen te zien een duif van de vlucht, maar omdat het afdelingsbe stuur dreigde de gehele vereniging uit het concours te nemen, hebben we er mee ingestemd dat ook deze duif uit het concours werd genomen, temeer omdat we er zeker van waren dat deze duif In dezelfde mand was ingekorfd. Blijft de vraag waarom de ene duif er twee uur langer over moet vliegen dan de andere en waarom de convoyeur niet terstond deze mand heeft gerepareerd, de vogels geteld en de ringnummers opgenomen. Nu blijven er een aantal 'vraagtekens over die we dan maar vlug zullen pro beren te vergeten. Flakkee had zijn eerste officiële wed- vlucht van Wuustwezel, even over de Belgische grens gelegen. Door zijn lig ging nogal wat afstandverschil tussen b.v. Stad a. 't Haringvliet en Ouddorp. Toch werden de prijzen redelijk ver deeld, ook al blijkt de grote trek over Middeiharnis en daarna Dirksland te hebben gelegen. Herkingen en Ouddorp maar ook Stad a. h. Haringvliet konden niet hun part behalen. Wel vroege dui ven onder meer bij P. J. Huizer die met 1, 6 en 9de 'winnaar van de dag is. Er werden 2089 duiven verzonden van 118 deelnemers. Ledengroei vooral in Herkingen en Ouddorp. Te Middelhamis zaten H. de Vos en L. Wielaard bijna gelijk, maar het bleek voor hen en over het algemeen moeilijk om de aangewezen duif te pakken. Te Stellendam won Ary Spuij voor D. van Ours. Beste spelers waren daar D. Brug- geman en M. Melissant en Zn. Te Dirks land winst voor Andrè Mans en vervol gens M. V. d. Baan. Hoogste score L. Arensman, Herkin gen laat de eer aan C. Vreeswijk uit Nieuwe-Tonge en Ouddorp ziet de eer ste in de randstad Goedereede bij L. Hoek. J. Bakelaar werd er nr. 2. De dui ven komen zeer snel en bij het sluiten van het concours op 1150 meter per mi nuut blijkt, dat meer dan 50 duiven 1 minuut na sluitingstijd al binnen zijn. Voor de afvallers dus nog geen reden om te wanhopen en op naar de volgen de vlucht Strombeek. Deze duivin in excellente conditie, is Idaar voor de start en het startsein 1978 is gegeven. VERVOLGVE R H A A Ij Ier! Naar beneden of ik sla je het ravijn door Barend de Graaff Uitgeverij B.V. „De Banier" - Utrecht 9 Het waarschuwde ieder, die het steile pad langs het ravijn omhoog wilde gaan, om er aan te denken, dat hier, jaren ge leden, iemand een dodelijke val had ge maakt. Hij ging naast Filip lopen, die hem met een gemeen lachje aankeek. „Zo Spillebeen schold hij zoek je wat?" „Ik zoek niks gromde Rudolf met een stem, die hij extra zwaar deed klinken maar ik wou je toch wel eens bedanken voor die streek toen met Heinz". „Nou, we hadden je toen flink op je huid moeten slaan, maar ja, een ventje, dat bij Manuel, de jager, in zijn broek kruipt! Ha, ha! Smalend lachte Flip. 'k Zou niet meer op straat durven komen. Schiet maar op! Ik zal je niks doen, want dan heb ik vanavond je grote vriend weer bij me". Toen hij begreep zelf niet hoe dat zo kwam balde hij zijn vuist en hield die trillend onder Rudolfs neus. „Smerige vioolspe- Wat er toen in Rudolf omging, is met geen pen te beschrijven. Om zijn ogen trilde iets. Een vreemd, warm gevoel kwam in zijn keel. Hij zou, maar tege lijk was hij weer net zo bang om te vechten als vroeger. Als ik nu, dacht hij, ineens maar toesla. De eerste klap is een daalder waard. Maar... maar...! FUip raakte zijn schouder aan. Ru- dolf stompte terug en daar had je de poppen aan het dansen. Links, rechts sloegen ze mekaar om de oren, grepen mekaar bij de lurven, duikelden op de grond en vochten als een paar woeden de honden. Hun kleren kraakten en Ru dolfs jas scheurde. Pang! Zijn vuist kwam midden in Fi- lips gezicht. Tegen de neus. Het bloed spoot er uit. Filip sloeg terug en echt niet mis. Precies tegen Rudolfs mond. Zijn lip zwol blauw op. Rudolf trapte zijn vijand tegen de maag, zodat Filip hijgend naar 'zijn adem achterover viel, bijna van het pad af en het ravijn in. Rudolf 'Wilde zeggen: sta maar op en ga naar je moeder. Heb je genoeg ge had? Maar hij kon niet goed praten, zo dik zwol zijn lip op. Filip stond zielig met zijn zakdoek voor zijn neus. Eigen lijk hadden ze er beiden genoeg van. Maar ze hielden zich groot. Het was wel 'een beetje belachelijk zoals ze daar stonden. Filip met een bebloed gezicht, Rudolf met een dikke blauwe lip en een kapotte jas. Maar: en dat was het zotste Filip z'n broek was gescheurd! Zijn hemd kwam er uit. „Ga naar je moeder, jong! Laat ze je hemd in je broek stoppen", sarde Rudolf, die wer kelijk door het dolle heen was en over moediger werd naarmate Filip zich min der zeker ging gevoelen. Zo maar in eens keerde Filip zich om en rende de hoogte af. „Ha!" Rudolfs borst zwol. Overwinnaar! De meester had hem eens verteld, dat een 'wild dier, als het zijn prooi verslagen heeft, zijn poot op de buit zet en het uitbrult van over- winningstrots. Zo voelde hij zich nu ook. Hij had gewonnen. Gewonnen! Maar helaas zijn lip, en helaas: zijn jas! Hoe dichter hij het dorpje naderde, hoe minder zijn overwinningsroes werd. Want thuis zou hem wel niet zo'n flori- sant welkom wachten als vroeger een ridder genoot, die als overwinnaar van zijn vijanden het kasteel naderde. „Maar jongen zei z'n moeder je ziet er uit! Wat heb je gedaan? En dan je goede jas! Tot overmaat van ramp was hij nog een gulden kwijt ook, van het geld dat de boerin hem voor de schoenen gegeven had. Gelukkig, maar, dat het net donder dag was. Sinds het bezoek van meneer Förster ging vader weer trouw iedere donderdag naar de stad om in het grote koor te zingen. „Wat zal je vader daar wel van zeg gen!" Moeders stem klonk verdrietig. Zo echt op de manier van: jongen, zo doen wij toch niet! Wij zijn toch geen ruwe vechtersbazen. Je weet toch, dat wij een heel ander leven kennen. Wil jij nu ook worden net als de ruige klanten, die mekaar in de haren vliegen om niets? Moeder zei dit alles niet, maar Ru- dolf zag aan haar ogen, dat zij zo dacht. En hij schaamde zich. Moeder had ge lijk. „Trek je jas maar uit. Ik zal pro beren om hem te maken. Je vader hoeft dat niet te zien. En wat is dat? Ze hield de jas wat meer naar het licht van het raam, keek hem verschrikt aan: Bloed? Maar jongen Dat was natuurlijk uit Filips neus. „Maar dat is heel erg! Zeg op! Met wie heb je gevochten?" Rudolf zei het en moeder schudde haar hoofd. Die avond werd er niet gezongen in het schoenmakershuisje. Het werd een trieste avond. Lotte kwam uit haar dienst en hoorde het verhaal. „Mooie boel!" zei ze met een boze blik op haar broer. Rudolf ging maar vroeg naar bed. Morgen zou hij er wel van vader van langs krijgen. Vader kwam altijd pas tegen mid dernacht thuis. Rudolf en Lotte sliepen dan al lang. Moeder niet. Die kon niet in slaap komen, alleen in de bedstee. Die wachtte tot de klok elf geslagen had. Voor hen heel, heel laat. Dan ging ze naar bed, liet het looplampje in de gang branden en wachtte op het be kende geluid. Ze kende vaders ferme stap en wist precies hoe het klonk als hij de deurklink vatte, de deur open deed en voorzichtig, om haar niet te wekken, de kamer inkwam. Ze zei dan altijd: „Ben je daar Wilhelm?" en hij zei: „Ja, Martha, slaap je nog niet?" „Nee, Wilhelm, je pap staat op het stel". Dat zou vannacht weer zo gaan. Maar ditmaal werd vaders thuiskomst ook af gewacht door Rudolf. Zou moeder het vertellen? Hij had niet durven vragen: „Zeg het maar niet tegen vader". Ter wijl hij wakker in zijn bed lag te woe len hij sliep boven op de zolder dacht hij: waarom ben ik zo bang voor vader? Dat zijn de andere jongens van mijn leeftijd toch ook niet. Ja, Filip! Maar die gaat nog school! Die is nog helemaal van zijn vader afhankelijk. Maar Otto bijvoorbeeld. Die zei: mijn vader? Die kan naar de maan lopen. Ik verdien mijn eigen kost! Zo kon hij, Rudolf, toch ook denken? Moest hij altijd een kind blijven? Hij werkte als een paard en alles ging op aan het huisgezin. Lotte had een dienst en moest ook haar geld afdragen. Ja, er was dan een spaarbankboekje. Voor al lebei één en daar bracht moeder hun geld op. „Voor later, als je volwassen bent", zei ze dan. Zou hij './orgen maar eens flink van zich afbijten als vader hem onderhanden nam? Ja, dat zou hij doen! Zo zou het gaan; „Maar jongen, wat heeft je moeder me nu verteld? Gevochten?" „Nou! En ik heb hem flink op z'n falie gegeven. Vind je het niet goed?" „Nee, dat vind ik zeker niet. Wij „Och, loop naar de pomp met je wij! Ik ben geen schoolkind meer. Ik denk, dat ik naar de stad ga en me verhuur bij Burkhardt, de schoenmaker in de Kirchenstrasse. Daar zal ik wel heel wat meer verdienen en ook een hele boel leren". Ja, zo zou hij doen en nu gaan sla pen. Wat denkt men wel! Hij bleef toch geen papkind! Maar de slaap kwam niet. Onmoge lijk! Hoe hij ook probeerde. Hij hoorde de „Eugenius" elf slaan en direkt daarna de geluiden van moeder, die naar bed ging en eerst nog even wat in de keuken redderde. Nog kwam de slaap niet. De Eugenius sloeg half twaalf. En toen: door de stUle dorps straat klonken de stevige stappen van vader, begeleid door het tikken van de bergstok, die hij in de dorpsstraat niet nodig had. Vaders hand kwam aan de deurklink, zijn voetstappen klonken in de gang. Duidelijk hoorde hij de stem men beneden. Het planken zoldertje was maar dun. Zou moeder? Het kon hem immers niet schelen?

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1978 | | pagina 5