EIIAHDEII - niEUWS
Ds. P. Huet in Zuid-llfrika
Overdenking
Zoals de duiven vlogen
Zeeuwse wandelingen
„Herr Kantor"
uit de
Heilige Schrift
X 15% korting X
X A. Vroegindeweij
2e Haxï
Vrijdag 28 april 1978
No. 4686
GEROt
altijd voor iedereen
X op alle komplete cassettes X
Westdijk 46 - Middelharnis
Uw huis vericopen?
TAIVIBOER
GOEDEREEDE
Kericconcert
Middeiharnis
Uw liuis verkopen?
TAIVIBOER
II
Om Huet in staat te stellen in de ver
schillende plaatsen in de omgeving de
sacramenten te mogen bedienen, werd
hij in 1857 in de Grote Kerk te Kaap
stad tot predikant geordend, die met
3000 mensen gevuld was. „Mij is barm
hartigheid geschied", waren de woor
den van zijn toespraak, die hij na zijn
bevestiging hield.
Tot 1867 is Huet in Zuid-Afrika ge
bleven. Hij heeft veel gereisd, meestal
te paard, ook wel per ossenwagen. Hij
preekte veel in de omgeving, in kleine
dorpskerkjes en ook wel in primitieve
huizen. Zondag op zondag moest hij
soms in de verschillende vlekken het H.
Avondmaal bedienen. Daarbij kwam
het onderwijs aan catechisanten het be
lijdenis afnemen van vaak ontwikkelde
mensen, het dopen van kinderen.
Hij heeft geleefd tussen kaffers en
kleurlingen, die hij op godsdienstig ge
bied gelijk stelde met blanken.
„Aan de voet van Christus' kruis
Staat een bank om aan te zitten,
d' Enige weg naar 's Vaders Huis
Is voor zwarten als voor witten.
Daar geldt schoonheid, goud noch eer
Daar geen onderscheid van kleuren,
Jezus ziet op allen neer.
Die hun zonden daar betreuren".
Hij heeft hier ook de Franse zendings-
posten bezocht, in zijn jeugd wilde hij
zendeling worden.
Ook heeft hij hier zijn vrouw gevon
den. In Pieter Maritsbur trouwde hij in
1861 met Meinouda Robbé, een meisje
van Nederlandse afkomst. Op Kerstdag
van het volgend jaar werd een zoon ge
boren, die hij Pierre Emmanuel noemde.
„Gij hebt, o enige Bron van leven,
In eindeloze goedigheid
Ook ons een kindeke gegeven.
Ook mij de vadeivreugd bereid".
Hier in Zuid-Afrika heeft hij veel ge
dichten gemaakt, zijn bundel, „Afri
kaanse gedichten" heeft zelfs een 5e
druk beleefd. De in dit artikel aange
haalde zijn er uit overgenomen.
Na een verblijf van 13 jaar in Zuid-
Afrika vertrok Huet naar Nederland.
„Ik dacht aan u, o land mijns vaders!"
Ds. P. HUET IN GOES
In juni 1867 kwam ds. Huet met
vrouw en kind in ons land. De reis was
bedoeld als een onderbreking van zijn
werk in Zuid-Afrika.
Hij was namelijk door Natal afge
vaardigd naar de Evangelische confe
rentie te Amsterdam, die hij ook heeft
bijge'woond. Maar toen kreeg hij een be
noeming als reizend predikant vanwege
de Confessionele Vereniging. Deze be
noeming nam hij aan en daardoor heeft
hij Zuid-Afrika niet meer teruggezien.
Het was hard werken voor ds. Huet.
Overal moest hij optreden om te getui
gen tegen modemisme en verwereldlij
king, overal trok deze begaafde predi
ker grote scharen volk. Het was ook
mooi werk, waarop Gods zegen rustte.
Na een paar jaar voelde hij echter dat
het voortdurende reizen en trekken te
zwaar voor hem werd. Hij wilde liever
wat rustiger werk hebben in een vaste
gemeente. Die gelegenheid deed zich in
1870 voor toen hij beroepen werd in
Veenendaal. Hij is hier maar IV2 jaar
gebleven. Hij had het niet erg naar zijn
zin, de mentaliteit van de bevolking
lag hem niet.
In Dirksland was het evenzo. Vooral
na zijn tiendaags bezoek aan de confe
rentie te Brighton in Engeland begon
hij anders te preken. Hij legde meer de
nadruk op de liefde van God door het
verlossend werk van Christus dan op
Gods gerechtigheid en toom over de
zonde. Velen vonden dit Evangelie te
oppervlakkig.
Vooral toen hij niet meer geloofde
aan de leer der praedestinatie, een' be
strijder van het Calvinisme en een ver
dediger der gezangen werd, was het he
lemaal mis. Beroepen kreeg hij genoeg,
naar de grootste plaatsen van ons land.
Maar hij was liever op een plaats waar
hij als predikant alleen stond en nam
een beroep naar Nunspeet aan.
De laatste jaren was hij begonnen
meerdaagse conferenties te beleggen,
waarop hijzelf en anderen spraken. In
dezelfde geest als nu nog door het
„Zoeklicht" (van Joh. de Heer) gedaan
wordt. Ook in Goes sprak hij op zo'n
conferentie. Zo werd hij ook in Zeeland
bekend. Misschien was dit wel de aan
leiding, dat hij in 1878 te Goes beroe
pen werd. Dit beroep nam hij graag aan,
want ook in Nunspeet moesten velen
niets van zijn prediking hebben.
Te Goes.
Huet was een begaafd man. Een be
kend godgeleerde noemde hem zelfs een
der bekwaamste kanselredenaars van
Nederland. Hij had zijn preek niet uit
geschreven voor zich, maar improviseer
de op zo'n levendige meeslepende ma
nier, dat iedereen luisteren moest. Zijn
preken waren niet dogmatisch, maar
praktisch, met een evangeliserende
strekking. De liefde Gods in Jezus
Christus geopenbaard aan verloren zon
daren was steeds het thema.
Niet alleen Goesenaars, ook mensen
uit de omgeving kwamen naar hem
luisteren. De bekende dr. Gunning, jong
predikant te Wilhelminadorp, wandelde
's zondagsavonds vaak naar Goes om
ds. Huet te horen. Zo is hij het middel
geweest om de vrijzinnige ds. Oorthuis
te 's Heer Abtskerke tot bekering te
brengen.
Ook als herder van zijn gemeente
verrichtte hij veel en goed werk. Niet
op het rijtje af bezocht hij zijn gemeen
teleden, maar hij ging waar dat het
meest nodig was. Niet alleen voor gees
telijk voedsel zorgde hij, ook materiële
nood lenigde hij.
Zo heeft hij eens een gezin, dat wegens
huurschuld uit de woning gezet was,
enkele weken in zijn eigen huis opge
nomen. Hij was ook gevangenispredi
kant en eens gaf hij een ontslagen ge
vangene geld, waardoor hij gereedschap
kon kopen om weer aan het werk te
kunnen gaan.
Ds. Huet was spontaan en origineel in
zijn optreden. In vele opzichten leek hij
op de bekende ds. Buddingh, die even
eens in Goes predikant is geweest. Hij
was vergevingsgezind, had ook contact
met mensen buiten zijn eigen kerk.
Vijf jaar spiritist.
Door zijn herderlijk werk kwam ds.
Huet ongewild in aanraking met het
spiritisme. En kwam hier een jong echt
paar uit Dirksland wonen, waarvan hij
de familie goed kende. De vader van
deze jonge man was fel gekant tegen dit
huwelijk, de vrouw was niet geschikt
voor zijn zoon. Zo was er grote vijand
schap ontstaan. Nu was deze vader
plotseling gestorven zonder zich met
zijn zoon en schoondochter verzoend te
hebben.
Is er nu toch nog hoop op de eeuwig
heid voor mijn vader? vroeg de jonge
man zich af. Hij tobde en piekerde er
over. Tot er vreemde verschijnselen
zich voordeden, verschijningen van
geesten, van de geest van zijn overle
den vader. Hij raakte er helemaal van
overstuur. Zijn vrouw riep ds. Huet te
hulp. Deze voelde het als zijn plicht om
deze gemeenteleden te gaan opzoeken.
Zo maakte hij ook „geestesopenbarin-
gen" mee in dit jonge gezin.
In Afrika had hij veel gehoord over
geesten onder de heidense volken. Om
er meer van te weten had hij zich op een
Engels spiritistisch tijdschrift geabon
neerd. Het stond echter bij hem vast,
dat het verkeerd en in strijd met de Bij
bel was er zich mee in te laten.
Toch deed hij het. Hij ging er steeds
meer in op en werd tenslotte spiritist en
lid van de vereniging. Om zijn gevoe
lens te verdedigen gaf hij een maand
schrift uit, waarin hij zich christen-
spiritist noemde.
Natuurlijk werd het in Goes gauw
genoeg bekend wat ds. Huet deed. Zijn
vrienden smeekten hem om van deze
dwaalweg terug te keren. Zijn vijanden
schreven brieven vol gif en venijn aan
„de Goese tovenaar".
Enkele gemeenteleden dienden' bij de
classis een verzoek in om hem af te
zetten. Dat ging niet door. Ds. Huet
verdedigde zich met een beroep op de
reglementen, die hij niet overtreden had.
Waren er niet meer spiritistische predi
kanten, die toch in de bediening ge
handhaafd bleven? De classis kon niets
meer doen dan hem verzoeken zijn spi
ritistische beschouwingen niet verder
door te zetten.
Ds. Huet verloor er veel vrienden
door, niet, niet alleen in Goes maar
door heel het land. Wel liet hij er in
CHRISTUS VERSCHIJNING
AAN THOMAS
(Joh. 20 24-29)
II
Mijn Heere en mijn God.
De nadruk valt hier op het mijn.
Thomas mag Christus belijden als zijn
persooniyke HeUand.
Hij mag zich Christus toe-eigenen.
Zijn bekommernis heeft plaats ge
maakt voor de zekerheid des geloofs.
Mijn Heere en mijn God.
Het gaat om zekerheid.
Jezus moet de mqne zijn, mijn per
soonlijke Zaligmaker.
Inderdaad: de oude uitdrukking be
helst een voortreffelijke waarheid: het
geloof moet mijnen.
En dat vaste vertrouwen werkt Gods
Geest in het hart door het Evangelie.
We worden verwezen naar het Woord.
Immers: „Zalig zijn zij, die niet zullen
gezien hebben, en nochtans zullen ge
loofd hebben".
Deze zaligspreking is bestemd voor
hen, voor wie het niet meer mogelijk
zou zijn te zien wat Thomas zag. Voor
die ganse schare der gelovigen uit alle
taal en volk en tong, die door het woord
ter prediking, zouden geloven. Want
dat is de weg van God tot ons, de ge
wone weg, de weg van het Woord, de
weg van de prediking!
Gods weg tot u is de weg van het
Woord en niet van het teken.
Zo komt hier tot Thomas en tot ons
de vermaning om aan het Woord genoeg
te hebben aan de verkondiging van het
Evangelie, door welke prediking het
Gode behaagt zalig te maken die gelo
ven.
Die vermaning is zeker niet overbo
dig. Want ook nu nog heeft Thomas
vele navolgers.
Mensen, die de zekerheid van hun za
ligheid zoeken in het waarnemen van
allerlei verschijnselenin gezichten
en dromen.
Die het verwachten van een visioen of
hoorbare stemvan een bijzondere
openbaring rechtstreeks tot hen.
Al lijkt dit alles o, zo dierbaar en al
kunnen wij temidden van aanvechting,
bestrijding en twijfel hunkeren naar
een teken ons ten goedehet is de
weg niet.
De zekerheid des geloofs ligt daar
niet in.
Zekerheid krijgen we alleen, als de
Heilige Geest ons houvast geeft aan de
beloften van het Evangelie.
Wij hebben te verstaan, dat de bij
zondere openbaring is afgesloteif.
We hebben de volle openbaring in
Christus, Die ons de Vader volkomen
verklaard heeft.
Niet onze gevoelens en gewaarwor
dingen, maar het levende, krachtige
Woord van God moet het zijn, dat ons
leven richt en bestuurt.
„Heer' ,ai maak mij Uwe wegen,
Door Uw Woord en Geest bekend..."
Wat uitnemend voorrecht, door de
prediking van het Woord en de toepas
sing van de Heilige Geest tot het geloof
te mogen komen.
Dan geldt het ook ons: „Zalig zijn zij,
die niet zullen gezien hebben en noch
tans zullen geloofd hebben".
En ja, dan mag toch ook weer gezegd
worden, dat we Jezus zien.
Maar dan is dat een zien met het oog
van het geloof.
Dat is hier op aarde mogelijk: Chris
tus zien met het geloofsoog, wanneer Hij
in de prediking voor ogen geschilderd
wordt.
Dan wordt het Woord bevestigd in
het bevindelijk leven van de zijnen.
Wordt aan eigen ziel ervaren de
kracht van Christus opstanding. Maar
dan staat de ervaring niet boven het
Woord maar er onder.
Dan kan ze nooit de plaats van het
Woord innemen; kan ze nooit zijn de
grond waarop wij bouwen. Want de
enige grond waarop te bouwen valt zijn
de beloften van God, die ja en amen
zijn in Christus.
Het zal er voor u en mij op aankomen,
door een oprecht geloof Christus te zijn
ingeplant, zodat we Hem leren aanne
men met het hart, om zo tot de belijde
nis te komen: „Mijn Heere en mijn
God".
En waar de Heere in zijn grote gena
de dat geloof wil werken door de predi
king van het Woord en wil versterken
door het sacrament van het HeUig
Avondmaal, waar de Heere, o, wonder
van nederbuigende goedheid, in de te
kenen van brood en wijn iets van Zich
wil laten zien en tasten, verzuim de ge
nademiddelen dan niet.
Schik u in getrouwheid onder de be
diening van het Woord in biddend op
zien tot God.
Leef dicht bij Gods Woord en zij zo
uw wandel een wandel door geloof en
niet door aanschouwing.
Eenmaal zal het geloof mogen over
gaan in het zien.
Dan zal gelden: „Uwe ogen zullen de
Koning zien in zijn schoonheid" en dan
zult gij, zo gij gelooft. Hem aanbidden
tot in eeuwigheid.
B.
H.H.
zijn preken weinig of niets van merken,
maar vele trouwe kerkgangers lieten
toch hun plaats onbezet als hij optrad.
De weg terug.
In 1890 zou in Amsterdam een groot
spiritistisch congres gehouden worden.
Huet was het vorige jaar tot voorzitter
benoemd, hij ging er dus heen. Een
vriend, de Vrije Evangelische predikant
Smitt, nodigde hem uit bij hem te loge
ren, hoewel hij zelf niets van het spiri
tisme moest hebben. Ds. Huet voelde er
niets voor, hij ging veel liever in een
hotel. Maar omdat hij weigeren onvrien
delijk vond, nam hij toch de uitnodiging
aan.
Vanzelf werd er over Huets verande
ring van de laatste jaren en over het
spiritisme gesproken. Vijf uren lang
waren ze er met hun drieën over bezig
met de Bijbel in de hand. Tenslotte zet
ten ze ds. Huet zodanig klem, dat hij het
verkeerde van zijn opvatting inzag. „Ze
brachten mij Jezus in het helderste dag
licht", zei hij.
De volgende dag ging hij niet naar
het congres. Weldra was het in Neder
land en ook in Zuid-Afrika bekend, dat
ds. Huet het spiritisme had afgezworen.
Tot grote blijdschap van zijn vrien
den en van de gemeente in Goes. Nadat
hij eerst zijn schuld beleden had, preek
te de veranderde Huet 's zondags na
Pasen voor het eerst weer in Goes.
„Gelijk een schaap heb ik gedwaald
in 't rond", was de wel zeer toepasse
lijke voorzang.
Deze droevige periode heeft te veel
van zijn krachten gevergd. Hij deed zijn
herderlijk werk wel, maar de oude vu
rige prediker is hij niet meer geworden.
Na een ernstige ziekte, een aanval van
beroerte en een half jaar rust hield hij
's zondags vóór Pasen 1895 zijn laatste
prediking over „Bar-Abbas of Jezus".
Op 9 april van dit jaar had bij deze
merkwaardige man, die zo vaak in zijn
leven veranderd is, de laatste, de grote
verandering plaats, die alle mensen
eens moeten meemaken.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Drs. VAN LEIJENHORST
VOOR C.D.A. DIRKSLAND
De vice voorz. van het CDA, drs. G.
van Leijenhorst, lid van de Tweede Ka
mer hoopt op woensdag 10 mei te spre
ken voor het C.D.A. te Dirksland, 's-
avonds om 8 uur in het Herv. Ver. ge
bouw „Onder de Wiek".
Drs. van Leijenhorst is gespecialiseerd
in Onderwijs en scheepvaart.
GEMEENTE DIRKSLAND
Wijziging huisvuUophaaldienst
In verband met Hemelvaartsdag wordt
het huisvuil in Melissant, Herkingen en
Kralingen op woensdag 3 mei in plaats
van op donderdag 4 mei opgehaald.
Inwisseling vakantiebonnen
De zomerinwisseling vakantiezegels zal
plaatsvinden op zaterdag 6 en 13 mei
a.s. van 2-5 uur nam. bij P. van Eek,
Hoofdpoortstraat 9.
Op 6 mei a.s. organiseert de Stichting
Kerkconcerten Goeree-Overflakkee een
zeer interessant concert in de Grote
Kerk te Middeiharnis.
In plaats van het gebruikelijke orgel
concert op Koninginnedag wordt zater
dags na de feestdagen een bijzonder
programma gebracht met kerkmuziek
uit de 17e en 18e eeuw.
Het concert is opgebouwd rond 3 wer
ken voor dubbel koor, dus 2 vierstem
mige koren.
Wij mogen zonder meer stellen dat
dit boelende muziek is welke zelden
uitgevoerd wordt.
Het programma vermeldt o.a. Psalm
100 van Heinrich Schütz en Einget dem
Herm ein neues Lied van Johann
Pachelbel.
Deze werken worden uitgevoerd door
het Bethlehem Kerkkoor uit Hilversum
en de Chr. Oratoriumvereniging „Mid
deiharnis" o.l.v. de respectievelijke di
rigenten Kitty Donker en Jan van Dijk.
Deze koren zullen ook afzonderlijk
nog enkele werken uitvoeren.
Ter afwisseling kunt U ook enige in
strumentale muziek beluisteren, waar
onder de sonate in A. van G. F. Handel.
Dit zal worden uitgevoerd door Kora
van Dijk-Kruis, viool. Jan van Dijk,
clavecimbel en Angélique Boel, cello.
Bovendien kunt U een orgelsolo van
Jan van Dijk beluisteren.
De dirigente van het Bethlehem
Kerkkoor, Kitty Donker, U welbekend
van de jaarlijkse kerstconcerten, zal
ook solistisch in dit programma naar
voren treden met o.a. de aria „O süsser,
o freundlicher van Heinrich Schütz.
Ook vermeldt het programma twee
trio's voor sopraan, viool en continuo:
„Gottlob! Die Frucht hat sich gezeiget"
van G. Ph. Telemann. Dit is een kleine
cantate gebaseerd op een profetie uit
Jesaja over het komende vrederijk.
Van Joh. Sëb. Bach wordt uitgevoerd
de aria met obligaatviool „Die Armen
willen der Herr umarmen".
Kortom, een zeer gevarieerd en boei
end programma hetwelk wij warm
kunnen aanbevelen.
Het concert begint om 20.00 uur.
Programma's a 3,zijn uitsluitend
verkrijgbaar aan de kerk 2,voor
scholieren). Hetzelfde programma wordt
op zaterdag 20 mei a.s. uitgevoerd in de
Bethlehem Kerk te Hilversum.
De eerste vlucht zit er op. Voor ons
ook de eerste teleurstelling. Op het tijd
stip van de lossing kregen we reeds een
uitbreker binnen. Een spijltje uit de
rieten mand was de oorzaak zeiden de
convoyeurs. Ze zagen één duif ontsnap
pen, maar een uur voor de aankomst ar
riveerde er nog een duif bij een ander
lid van de vereniging. Erger 'was dat ze
ven minuten voor de eerste aankomsten
bij ons een tweede vogel binnenstoof.
Aan het komen te zien een duif van de
vlucht, maar omdat het afdelingsbe
stuur dreigde de gehele vereniging uit
het concours te nemen, hebben we er
mee ingestemd dat ook deze duif uit het
concours werd genomen, temeer omdat
we er zeker van waren dat deze duif In
dezelfde mand was ingekorfd. Blijft de
vraag waarom de ene duif er twee uur
langer over moet vliegen dan de andere
en waarom de convoyeur niet terstond
deze mand heeft gerepareerd, de vogels
geteld en de ringnummers opgenomen.
Nu blijven er een aantal 'vraagtekens
over die we dan maar vlug zullen pro
beren te vergeten.
Flakkee had zijn eerste officiële wed-
vlucht van Wuustwezel, even over de
Belgische grens gelegen. Door zijn lig
ging nogal wat afstandverschil tussen
b.v. Stad a. 't Haringvliet en Ouddorp.
Toch werden de prijzen redelijk ver
deeld, ook al blijkt de grote trek over
Middeiharnis en daarna Dirksland te
hebben gelegen. Herkingen en Ouddorp
maar ook Stad a. h. Haringvliet konden
niet hun part behalen. Wel vroege dui
ven onder meer bij P. J. Huizer die met
1, 6 en 9de 'winnaar van de dag is.
Er werden 2089 duiven verzonden van
118 deelnemers. Ledengroei vooral in
Herkingen en Ouddorp.
Te Middelhamis zaten H. de Vos en
L. Wielaard bijna gelijk, maar het bleek
voor hen en over het algemeen moeilijk
om de aangewezen duif te pakken. Te
Stellendam won Ary Spuij voor D. van
Ours. Beste spelers waren daar D. Brug-
geman en M. Melissant en Zn. Te Dirks
land winst voor Andrè Mans en vervol
gens M. V. d. Baan.
Hoogste score L. Arensman, Herkin
gen laat de eer aan C. Vreeswijk uit
Nieuwe-Tonge en Ouddorp ziet de eer
ste in de randstad Goedereede bij L.
Hoek. J. Bakelaar werd er nr. 2. De dui
ven komen zeer snel en bij het sluiten
van het concours op 1150 meter per mi
nuut blijkt, dat meer dan 50 duiven 1
minuut na sluitingstijd al binnen zijn.
Voor de afvallers dus nog geen reden
om te wanhopen en op naar de volgen
de vlucht Strombeek.
Deze duivin in excellente conditie, is Idaar voor de start en het
startsein 1978 is gegeven.
VERVOLGVE R H A A Ij Ier! Naar beneden of ik sla je het ravijn
door Barend de Graaff
Uitgeverij B.V. „De Banier" - Utrecht
9
Het waarschuwde ieder, die het steile
pad langs het ravijn omhoog wilde gaan,
om er aan te denken, dat hier, jaren ge
leden, iemand een dodelijke val had ge
maakt. Hij ging naast Filip lopen, die
hem met een gemeen lachje aankeek.
„Zo Spillebeen schold hij zoek
je wat?"
„Ik zoek niks gromde Rudolf met
een stem, die hij extra zwaar deed
klinken maar ik wou je toch wel eens
bedanken voor die streek toen met
Heinz".
„Nou, we hadden je toen flink op je
huid moeten slaan, maar ja, een ventje,
dat bij Manuel, de jager, in zijn broek
kruipt! Ha, ha! Smalend lachte Flip.
'k Zou niet meer op straat durven
komen. Schiet maar op! Ik zal je niks
doen, want dan heb ik vanavond je
grote vriend weer bij me". Toen hij
begreep zelf niet hoe dat zo kwam
balde hij zijn vuist en hield die trillend
onder Rudolfs neus. „Smerige vioolspe-
Wat er toen in Rudolf omging, is met
geen pen te beschrijven. Om zijn ogen
trilde iets. Een vreemd, warm gevoel
kwam in zijn keel. Hij zou, maar tege
lijk was hij weer net zo bang om te
vechten als vroeger. Als ik nu, dacht hij,
ineens maar toesla. De eerste klap is
een daalder waard. Maar... maar...!
FUip raakte zijn schouder aan. Ru-
dolf stompte terug en daar had je de
poppen aan het dansen. Links, rechts
sloegen ze mekaar om de oren, grepen
mekaar bij de lurven, duikelden op de
grond en vochten als een paar woeden
de honden. Hun kleren kraakten en Ru
dolfs jas scheurde.
Pang! Zijn vuist kwam midden in Fi-
lips gezicht. Tegen de neus. Het bloed
spoot er uit. Filip sloeg terug en echt
niet mis. Precies tegen Rudolfs mond.
Zijn lip zwol blauw op. Rudolf trapte
zijn vijand tegen de maag, zodat Filip
hijgend naar 'zijn adem achterover viel,
bijna van het pad af en het ravijn in.
Rudolf 'Wilde zeggen: sta maar op en
ga naar je moeder. Heb je genoeg ge
had? Maar hij kon niet goed praten, zo
dik zwol zijn lip op. Filip stond zielig
met zijn zakdoek voor zijn neus. Eigen
lijk hadden ze er beiden genoeg van.
Maar ze hielden zich groot. Het was wel
'een beetje belachelijk zoals ze daar
stonden. Filip met een bebloed gezicht,
Rudolf met een dikke blauwe lip en een
kapotte jas. Maar: en dat was het
zotste Filip z'n broek was gescheurd!
Zijn hemd kwam er uit. „Ga naar je
moeder, jong! Laat ze je hemd in je
broek stoppen", sarde Rudolf, die wer
kelijk door het dolle heen was en over
moediger werd naarmate Filip zich min
der zeker ging gevoelen. Zo maar in
eens keerde Filip zich om en rende de
hoogte af. „Ha!" Rudolfs borst zwol.
Overwinnaar! De meester had hem
eens verteld, dat een 'wild dier, als het
zijn prooi verslagen heeft, zijn poot op
de buit zet en het uitbrult van over-
winningstrots. Zo voelde hij zich nu
ook. Hij had gewonnen. Gewonnen!
Maar helaas zijn lip, en helaas: zijn
jas!
Hoe dichter hij het dorpje naderde,
hoe minder zijn overwinningsroes werd.
Want thuis zou hem wel niet zo'n flori-
sant welkom wachten als vroeger een
ridder genoot, die als overwinnaar van
zijn vijanden het kasteel naderde.
„Maar jongen zei z'n moeder je
ziet er uit! Wat heb je gedaan? En dan
je goede jas! Tot overmaat van ramp
was hij nog een gulden kwijt ook, van
het geld dat de boerin hem voor de
schoenen gegeven had.
Gelukkig, maar, dat het net donder
dag was. Sinds het bezoek van meneer
Förster ging vader weer trouw iedere
donderdag naar de stad om in het grote
koor te zingen.
„Wat zal je vader daar wel van zeg
gen!" Moeders stem klonk verdrietig.
Zo echt op de manier van: jongen, zo
doen wij toch niet! Wij zijn toch geen
ruwe vechtersbazen. Je weet toch, dat
wij een heel ander leven kennen. Wil jij
nu ook worden net als de ruige klanten,
die mekaar in de haren vliegen om
niets?
Moeder zei dit alles niet, maar Ru-
dolf zag aan haar ogen, dat zij zo dacht.
En hij schaamde zich. Moeder had ge
lijk. „Trek je jas maar uit. Ik zal pro
beren om hem te maken. Je vader hoeft
dat niet te zien. En wat is dat? Ze
hield de jas wat meer naar het licht
van het raam, keek hem verschrikt aan:
Bloed? Maar jongen
Dat was natuurlijk uit Filips neus.
„Maar dat is heel erg! Zeg op! Met
wie heb je gevochten?"
Rudolf zei het en moeder schudde
haar hoofd.
Die avond werd er niet gezongen in
het schoenmakershuisje. Het werd een
trieste avond. Lotte kwam uit haar
dienst en hoorde het verhaal. „Mooie
boel!" zei ze met een boze blik op haar
broer.
Rudolf ging maar vroeg naar bed.
Morgen zou hij er wel van vader van
langs krijgen.
Vader kwam altijd pas tegen mid
dernacht thuis. Rudolf en Lotte sliepen
dan al lang. Moeder niet. Die kon niet
in slaap komen, alleen in de bedstee.
Die wachtte tot de klok elf geslagen
had. Voor hen heel, heel laat. Dan ging
ze naar bed, liet het looplampje in de
gang branden en wachtte op het be
kende geluid. Ze kende vaders ferme
stap en wist precies hoe het klonk als
hij de deurklink vatte, de deur open
deed en voorzichtig, om haar niet te
wekken, de kamer inkwam. Ze zei dan
altijd: „Ben je daar Wilhelm?" en hij
zei: „Ja, Martha, slaap je nog niet?"
„Nee, Wilhelm, je pap staat op het stel".
Dat zou vannacht weer zo gaan. Maar
ditmaal werd vaders thuiskomst ook af
gewacht door Rudolf. Zou moeder het
vertellen? Hij had niet durven vragen:
„Zeg het maar niet tegen vader". Ter
wijl hij wakker in zijn bed lag te woe
len hij sliep boven op de zolder
dacht hij: waarom ben ik zo bang voor
vader? Dat zijn de andere jongens van
mijn leeftijd toch ook niet. Ja, Filip!
Maar die gaat nog school! Die is nog
helemaal van zijn vader afhankelijk.
Maar Otto bijvoorbeeld. Die zei: mijn
vader? Die kan naar de maan lopen. Ik
verdien mijn eigen kost!
Zo kon hij, Rudolf, toch ook denken?
Moest hij altijd een kind blijven? Hij
werkte als een paard en alles ging op
aan het huisgezin. Lotte had een dienst
en moest ook haar geld afdragen. Ja, er
was dan een spaarbankboekje. Voor al
lebei één en daar bracht moeder hun
geld op. „Voor later, als je volwassen
bent", zei ze dan. Zou hij './orgen maar
eens flink van zich afbijten als vader
hem onderhanden nam? Ja, dat zou hij
doen! Zo zou het gaan; „Maar jongen,
wat heeft je moeder me nu verteld?
Gevochten?"
„Nou! En ik heb hem flink op z'n falie
gegeven. Vind je het niet goed?"
„Nee, dat vind ik zeker niet. Wij
„Och, loop naar de pomp met je wij!
Ik ben geen schoolkind meer. Ik denk,
dat ik naar de stad ga en me verhuur
bij Burkhardt, de schoenmaker in de
Kirchenstrasse. Daar zal ik wel heel
wat meer verdienen en ook een hele
boel leren".
Ja, zo zou hij doen en nu gaan sla
pen. Wat denkt men wel! Hij bleef toch
geen papkind!
Maar de slaap kwam niet. Onmoge
lijk! Hoe hij ook probeerde.
Hij hoorde de „Eugenius" elf slaan en
direkt daarna de geluiden van moeder,
die naar bed ging en eerst nog even wat
in de keuken redderde. Nog kwam de
slaap niet. De Eugenius sloeg half
twaalf. En toen: door de stUle dorps
straat klonken de stevige stappen van
vader, begeleid door het tikken van de
bergstok, die hij in de dorpsstraat niet
nodig had. Vaders hand kwam aan de
deurklink, zijn voetstappen klonken in
de gang. Duidelijk hoorde hij de stem
men beneden. Het planken zoldertje
was maar dun. Zou moeder? Het kon
hem immers niet schelen?