EIIAtlDEri - niEUWS Overdenking GEMAKKEUJK SPAREN Zeeuwse wandelingen Het kanaal Terneuzen-Gent STICHTING SPAARBANK GDEREE - DVERFLAKKEE HET MEISIE MET DE SCHELONnOM 1 Vandaag denken aan morgen. Recht het doel af: studeren, ^trouwen, bouwen, reizen. 'n Goed spaarplan - elke maand een vast of wisselend bedrag - maakt wensen bereikbaar. Dat kan automatisch van uw salarisi of pensioen bij de uit de Heilige Schrift 'n Bondsspaarbank Il No. 4642 2e blad Vrijdag 18 november 1977 HET KVENSTER Uw huis verkopen TAMBOER Middelharnis, Voorstraat 36 Ooltgensplaat, Pieter Biggestraat VERVOLGVERHAAL blik op kerk •n satnenteving Nogmaals: de kabinetsformatie Verregaande openheid Anti-liberalen Op gevaar af, vervelend te worden, wil ik het toch nog een keer hebben over de kabinetsformatie. Dat een groot deel van ons volk ervan „baalt" weten we al. Dat Den Uyl, Van Agt, Van Thijn en Terlouw, en allen die erbij betrokken zijn er nog niet van „balen", snappen we eigenlijk niet goed. Voor Den Uyl moet het toch wel een bittere pil zijn geweest, dat hij op het allerlaatste moment zijn formatie nog zag mislukken. Zijn schip, zo merkte iemand op, is niet gestrand in het zicht van de haven, maar bij het afmeren! En gedurende de eerste dagen na zijn falen waren de verwijten aan het adres van Van Agt en de zijnen niet van de lucht, maar Van Agt schijnt zich daar ook al niet zoveel van aan te trek ken. In ieder geval heeft een niet ge ring deel van het kiezerskorps weinig waarderende woorden voor het einde loze touwtrekken en de strijd om de macht die voor ieder zichtbaar wordt uitgevochten. Dat laatste kon weleens een van de redenen zijn waarom de zaak telkens weer in het slop raakt. De kabinetsfor matie hoeft geen conclaaf te zijn, waar in de politici zich terugtrekken, terwijl de menigte daarbuiten maar moet wach ten tot er te eniger tijd witte rook zicht baar wordt ten teken dat er weer een regering is. Maar we beleven nu wel het andere uiterste, namehjk dat het hele volk over de schouders van Den Uyl, Van Agt, Van Thijn en Terlouw mee leest wat voor voorstellen zij doen en wat voor plannen zij uitbroeden. En de macht van de poUtieke partijen moet daarbij niet worden onderschat. Met name de waarschuwing van het Congres van de Partij van de Arbeid, dat het laatste woord wilde hebben over de candidaat-ministers, ook al wa ren deze door Den Uyl in eigen persoon aangezocht, heeft als een loodzware dreiging boven de formatie gehangen. Als het zó gaat, dan worden we in feite niet meer geregeerd door onze volks vertegenwoordiging en door de minis ters, maar door de politieke partijen, terwijl deze, vooral in sociaal-economi sche aangelegenheden, onder zware druk staan van de vakbonden. Een be paald ongezonde situatie. Toen ik vorige week mijn bijdrage schreef wisten we nog niet wie de twij felachtige eer te beurt zou vallen de scherven te mogen lijmen, nü weten we dan dat de Koningin Prof. van der Grin ten tot informateur heeft benoemd. Een K.V.P.-man uit de SER, die zich weinig met de landspoUtiek heeft bemoeid, maar geacht wordt een kei te zijn in het herstellen van verbroken verbindingen. Nu, dat mag dan ook wel, want wie in deze muur nog openingen ziet is bepaald begaafd met helderziendheid! Zoals de zaken er nu bij staan lijkt een coalitie van de P.v.d.A. en het CD. A. uitgesloten. Het is dan ook volstrekt onbegrijpelijk dat deze mogelijkheid toch weer serieus overwogen is! Nadat alle met veel moeite gemaakte overeen komsten inzake de politieke lijn volko men vastgelopen zijn op de bezetting van de ministersposten en nadat men over en weer elkaar heeft bekogeld met de meest bittere verwijten, gaven beide partijen schoorvoetend toe toch wel weer met elkaar in zee tewülen gaan. Je vraagt je af wat er dan veranderd moet zijn als het nu ineens nog wel zou kunnen! Er is echter helemaal niets veranderd, maar de twee grote coalitiepartners zien gewoon geen andere mogehjkheid, om dat geen van beiden althans de grote meerderheid van hun partij niet sa menwerking wil met de V.V.D. Van de P.v.d.A. kan men dit zonder meer be grijpen. Hun beginselen stroken nu een maal op geen stukken na met die van de liberalen. Maar van het C.D.A. begrijp ik het niet, en zeker niet van de Anti-Revolutionai ren onder de Christen-Democraten. Hun beginselprogram staat immers veel dichter bij dat van de liberalen dan bij dat van de socialisten. Als daar een verklaring voor te geven is, dan kan het alleen maar deze zijn dat de ARP volkomen verlinkst moet zijn. Want een partij die tegen de begin selen van de revolutie is dat zegt haar naam alleen al en die niets zou moe ten hebben van de zedenverwildering, van de overheidsdwang en van de staatsbemoeiïng, kortom, een partij die soevereiniteit in eigen kring in haar vaandel heeft geschreven, zou toch principieel afkerig moeten zijn van een coalitie met de socialisten? Maar juist de Anti-Revolutionairen in het CDA stellen zich tegenover de WD op, alsof daar een besmettelijke ziekte zou heer sen, en alsof de liberalen menseneters zijn, zoals ik een commentator voor de radio hoorde zeggen Het ergerlijke is dat deze politieke houding dagelijks gevoed wordt door het blad Trouw, dat evenals de Volkskrant, naar een woord van de zeer gematigde Prof. Diepenhorst, er prijs op stelt eruit te zien als een rode poUtieke bellefleur! Prof. Van der Grinten zal deze regels niet onder ogen krijgen. Zo ja, dan zou ik tegen hem willen zeggen: Van harte sterkte gewenst! WAARNEMER. BELEDEN SCHULD „Mijn zonde maakte ik U bekend en mijne ongerechtigheid bedekte ik niet; ik zeide: Ik zal belijdenis van m^ne overtredingen doen voor de Heere, en Gy vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde". Psalm 32 5. Schuld belijden is een moeUiJk ding. Daartegen komt aUes in ons in verzet. Schuld belijden dat iszichzelf ver oordelen, zichzelf vernederen. Geen wonder, dat ons het schuld be dekken beter afgaat. Schuld bedekken, we zijn er mee be gonnen in het Paradijs. En we gaan er mee door. We doen het tegenover onszelf, te genover onze medemens, tegenover God. Ja, ook tegenover God. Tegenover Hem, van Wie we misschien met de mond belijden, dat niets voor Hem, de Alwetende verborgen is. De mens is van zichzelf zo hoog en zelfingenomen, dat hij zijn schuld ook tegenover God bedekt en verzwijgt. Verzwijgen van schuldhet komt ook voor bij de gelovigen. In Psalm 32 hebben we er een voor beeld van. Zekerboven deze meditatie zetten wiJ„Beleden schuld" en het vijfde vers handelt daar ook over. Maar die beleden schuld is eerst geweest verzwegen schuld. Zie dat maar in vers 3: Toen ik zweeg, werden mijn beenderen ver ouderd in mijn brullen de ganse dag". Wie is hier aan het woord? Niemand minder dan David, de man naar Gods hart. Eigenlijk was het beter om, te spre ken over het kanaal van Gent naar Temeuzen. Uit het vorige artikel hebt u kunnen lezen, dat het in Gent be gonnen is, meer dan 400 jaar geleden. Gent moest een nieuwe waterweg naar de zee hebben en heeft toen door een kanaal verbinding .gekregen met de Braakman en zo verder met de Schel de. Toen is daar bij de nieuwe sluis (sas) het dorp Sas van Gent ontstaan, de Sluis van Gent, waar het nieuwe ka naal een verbinding vormt met de Braakman. „Hier in 't zuiden ligt verheven 't nieuw gebouwde Gentse Sas Om van Gent ter zee te raken en het zoute nat te smaken". Zo dichtte ds. Petrus Hondius uit Temeuzen (1621) in zijn grote werk de Moffenschffitis.' Sas van Gent heeft later stadsrechten gekregen. Het stadszegel is een vrouw met een spa in de linkerhand rustend op een anker. Links is een boer aan het spitten en in het verschiet zien v^e sche pen. „In spe et labore transigo vitam" is de spreuk, die betekent: hopend en werkend breng ik het leven door. Het kleine groepje mensen daar bij de sluis heeft gewerkt en de nederzet ting heeft zich uitgebreid tot een wel varend stadje met ongeveer 3500 inwo ners. Er is nogal wat industrie. Dat er een suikerfabriek is hebben we verleden najaar uitvoerig in de kranten kunnen lezen: je stonk er weg, beweerde men. Een scheldwoord voor de inwoners van Sas van Gent is betekoppen en de plaats is ook wel eens genoemd Peewijk. Ver der is er een glasfabriek, waar on- splinterbaar glas vervaardigd wordt en grote stukken spiegelglas tot kleinere maten wordt versneden. Een stijfsel- en glucosefabriek, waarin mais verwerkt wordt, en een meelfabriek (walzenmo- len) maken verder de industriële bedrij vigheid van Sas van Gent uit. Een nieuw kanaal Maar laten we verder gaan met de kanaalplannen. Gent vaart nog altijd door de Braakman naar de Schelde. Maar dat werd steeds moeilijker, het ging met deze diepe inham in het land zoals het vroeger met het Zwin was ge gaan: de Braakman ging verzanden, werd steeds ondieper en moeilijker te bevaren. In 1952 werd de Braakman ingepolderd. Toen heeft men 150 jaar geleden de knoop doorgehakt, in dit geval is men aan het graven gegaan. Men heeft 1825-1827 het bestaande kanaal door getrokken tot Temeuzen. In die tijd waren Nederland en Bel gië tot één koninkrijk verenigd met Willem I aan het hoofd. De Sassevaart tussen Gent en Sas van Gent werd verdiept en verbreed. Op 18 november 1827, de verjaardag van de koning, werd het nieuwe kanaal plechtig in ge- Welnu, David heeft, na een zware zonde, gezwegen. Hij kon er niet toe komen, zijn over treding eerlijk te belijden. Daartegen kwam alles in verzet. Zijn naam, zijn positie, zijn bekende vroom heid, alles stond op het spel. Wat zou het een opspraak geven als zijn misse daad bekend werd. Wie iets kent van het leven des ge- loofs, van de verborgen omgang met God, kan beseffen, dat deze tijd voor David ontzettend benauwd moet zijn ge weest. Dat zegt hij ook zelf: „Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verou derd in mijn brullen de ganse dag, want Uwe hand was dag en nacht zwaar op mij, mijn sap werd veranderd in zomer- droogten. „Het verzwijgen van zijn schuld was een innerlijke foltering voor hem. Een aanklagend geweten, een ver stoorde gemeenschap met God, een kwijnend zielelevenhet was niet om uit te houden. Totdat David het eindelijk opgeeft, het wel moet opgeven, als God de pro feet Nathan tot hem zendt met het zeer persoonlijke woord: „Gy zijt die man". Nu geeft David zich aan God over, nu levert hij zich uit en uit het gebroken en verslagen hart breekt zich de belij denis baan: „Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan dat kwaad is in Uwe ogen". (Psalm 51 6). „En dan, als het komt tot het belijden van schuld, zoals David het hier zegt: Mijn zonde maakte ik U bekend en mij ne ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Uc zal beüjdenis van mijne overtredingen doen voor de Heere", dan komt de verademing, dan ontlast zich de ziel, dan wordt de verterende zielebrand geblust. Zo zal ook bij ons de verzwegen schuld, beleden schuld moeten worden zullen we ooit, voor het eerst of bij vernieu wing, de vrede en vreugde des heus ge nieten. Het is God Zelf, die deze op rechte belijdenis van zonde teweeg brengt. Ut onszelf komen we daar niet bruik genomen door de goevemeur des konings Van Doorn (nu noem men zo iemand commissaris der koningin). Gent had dus weer een verbinding met de Schelde. Toen begon men met stoomboten te varen, het waren de zogenaamde ra derboten en niet zo erg groot. Inmid dels werden de schepen steeds groter en het verkeer drukker. De sluizen in Terneuzen en Sas van Gent werden te klein. Tussen ons land en België werden onderhandelingen gevoerd. Ze stonden nu niet meer onder één vorst, na de Belgische opstand van 1830 waren het twee aparte koninkrijken geworden. Het resultaat van de besprekingen was dat deze sluizen vernieuwd en vergroot werden en in 1910 in gebruik genomen. Nog groter werden de schepen, vooral na de jongste wereldoorlog. De sluizen werden weer te klein, het kanaal te smal en te ondiep. Wel was er vanaf 1869 een spoorlijn txassen Temeuzen en Gent, maar deze heeft nooit veel bete kend en kon het verkeer te water niet vervangen en is ook opgeheven. Verscheidene jaren heeft men gewerkt om het verkeer te water tijssen beide plaatsen op hedendaags peil te brengen. Temeuzen heeft twee moderne sluizen gekregen, geschikt om schepen van 50.000 ton te kunnen schutten. Het ka naal is tot ongeveer 13 m uitgediept en de breedte is geworden 72 m op de bodem en 150 m aan de waterspiegel. Bij Sluiskil en Sas van Gent zijn twee grote nieuwe bruggen over het kanaal gebouwd. Voor het afsnijden van een bocht in de vaarroute moesten er in Sluiskil 132 huizen worden afgebroken. De twee delen van dit dorp liggen nu nogal ver uit elkaar en hebben verbin ding met een pontje, de nieuwe brug ligt te ver weg. In het Belgische Sel- zaete loopt het nieuwe kanaalgedeelte dwars door het dorp en moesten er zelfs 500 huizen weg. Op 19 december 1968 is het vernieuw de kanaal geopend door koningin Juli ana en koning Boudewijn van België. Dat de vorsten van twee landen er aan te pas kwamen is geen wonder. Zowel ons land als België hebben belang bij het vergrote kanaal. België het meest en met name de stad Gent, die probeert te kunnen concurreren met Antwerpen. Daarom heeft dit buurland ook de meeste kosten op zich genomen. Het gedeelte op eigen gebied helemaal (400 miljoen gulden) en van het stuk op Nederlands gebied 80 "/o (75 miljoen). Gent heeft door een ringvaart rond de stad de verbinding met de binnen vaart verbeterd en een paar nieuwe grote dokken gegraven. Maar hoe moet het nu als er sche pen van 100.000 ton komen? Dan zijn deze nieuwe sluizen weer te klein en is het kanaal niet breed en diep genoeg. Dat is nog toekomst, misschien niet eens zo ver weg. Middelburg. L. van Wallenburg. toe. Het is genade, wanneer de hoge en verheven mens zich voor God in het stof buigt en eerlijk zijn zonde bekent. Och, er wordt zoveel gepraat over de zonde. Vooral over de zonden van ande den. Maar onze zonde kennen, er aan ontdekt zijn, het gruwelijke er van in ziendat is wat anders. Als we over tuigd worden van onze persoonlyke zonde, dan vergeten we anderen en wordt dit de grote droefheid, dat we te gen een goeddoend en te verheerlijken God gedaan hebben wat kwaad is in Zijn ogen. Dan praten we niet in de eerste plaats met de mensen over ons kwaad, hoewel het nodig kan zijn, onze zonden ook te genover hen te belijden. Maar dan pra ten we met God over onze zonde. Dan leggen we ze voor Hem neer. Dan komt het tot het: „Ik zal belijde nis doen voor de Heere". Bedenk het wel: onbeleden zonde staat de gemeenschap met God in de weg. Rondlopen met een onbeleden zon de is een bange zaak. Het rooft u de troost van Gods nabij heid; het brengt donkerheid en doods heid in de ziel, zodat ge klagen moet, dat het u vroeger beter was dan nu. Het kan zijn, dat een bepaalde zonde telkens weer de overhand over u neemt en ge schaamt u diep. Ge kunt er niet toe komen ze voor God uit te spreken. Bedenk echter, dat, zo ge blijft zwijgen, Gods vriendelijk aangezicht in Christus niet over u zal lichten. Laat u daarom leren door deze „on derwijzing" van David. Want: „de ervaring van de ene gelo vige is rijk aan lering voor de anderen", zoals Spurgeon bij deze psakn aante kent. Blijf niet zwijgend rondlopen, maar leg eerlijk uw toestand voor de Heere neer. Zekerde Heere weet alles, ook uw zonde. Maar toch moet ge ze Hem belijden, opdat in dat belijden openbaar kome, dat uw hart de zonde niet meer koestert, maar er met een verbhj zeide geest over treurt. En dan moogt ge het weten, dat het beter is te vaUen in de handen van God, dan in de handen van de mensen. Mensen kunnen zo heel moeilijk schuld vergeven. Mensen zijn vaak onbarmhartig. Maar wie tot God gaat, heeft te doen met Hem, Die wel streng is in zijn recht, maar ook barmhartig in zijn vergeving. Met Hem, van Wie de apostel Johannes eenmaal schreef: „Indien wij onze zon den belijden. Hij is getrouw en recht vaardig, dat Hij ons de zonde vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid" (1 Joh. 1 9). Dat mocht David ervaren,en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde". De verzwegen schuld werd beleden schuld en de beleden schuld wordt ver geven schuld. Het was David om verge ving te doen. Hoewel het beUjden na zo lange tijd van zwijgen reeds verruiming schonk aan het angstig hartom „welgelukzalig" te zijn, moest zijn „overtreding vergeven en zijn zonde be dekt" zijn. En zie, deze genadeweldaad mag Da vid ervaren. Het mag hem van Gods wege door Nathan worden gezegd: „De Heere heeft uwe zonde weggenomen". De ondrage lijke zondelast wordt hem afgenomen. Als een uitgeteerde en éifgetobde naar lichaam en ziel was hij voor de Heere neergevallengereinigd, gerecht vaardigd staat hij op, als een door God begenadigde. Welk een wonder van genade, welk een goedheid zonder peU! Nu is de diepe klaagtoon vervangen door de bUjde jubel: „Ik beleed na ern stig overleg, mijn boze daan. Gij naamt die gunstig weg". En als God ze wegneemt, dan doet HiJ het volkomen! Dan gedenkt Hij de zonde nimmer meer. Dan doet Hij ze weg, zo ver het West verwijderd is van 't Oosten en dat is zeer, zeer ver! Dan wü die hoge en heilige God, Die de zonde haat en moet straffen, de zon de vergeven, niet toerekenen, kwyt- schelden, bedekken. Dat is niet te begrijpen of te door gronden. Hier is alleen te aanbidden. Te aanbidden Gods souvereine gena de, Gods gadeloze liefde. Zijn ontfer ming inChristus Jezus. In Hem, van Wien David in het ge loof, door de schaduwen en ceremoniën van reiniging en offerande iets heeft ge zien en Die op Golgotha de kruisdood stierf, opdat door het bloed der verzoe ning vergeving van zonde mogelijk zou zijn. Zo spreekt ook deze psalm van de Eige Naam tot zaligheid gegeven. Zo is ook hier het Evangelie, de Blijde Boodschap, dat er bij God vergeving is voor schuldverslagen zondaars, die in belijdenis van hun zonde, begerig uit zien naar de verlossing door het bloed van Christus. Niemand behoeft te vertwijfelen door de gedachte: „mijn zonde is zo groot, dat vergeving niet mogelijk is". Voor de grootste der zondaren is er bij Hem genade. Buigt u dan in t stof, belijdt oprecht uw zonde, pleit op Gods getuigenis, op Zijn bamihartigheden en beloften, die in Jezus Christus ja en amen zijn, en gij zult ervaren, dat er bij God veel verge ving is, opdat Hij gevreesd worde! Dan zult ge het, in diepe ootmoed maar toch in blijde jubel zingen: „Heer, door goedheid aangedreven zyt gij müd in 't schuld vergeven. Wie U aanroept in de nood Vindt Uw gunst oneindig groot". B. H. H. door T. Mateboer N.T. Ultgeverö ,J)e Banier" - Utrecht 17 Ze veert op. Het bloed stijgt haar naar de kaken. „U wilt de akte dus niet tekenen? Dan moet u er maar op rekenen dat ik mor gen niet meer voor de klas kom". Agterop is overrompeld. Als Jannetje met driftige stappen naar de deur loopt, springt hij op en verspert haar de weg. „Zo heb ik het niet bedoeld. Gaat u weer zitten. Ik heb de akte hier in de kast". Hij trekt een la van het kabinet open en haalt er een papier uit. Er komen een inktïMïtje en een pen voor de dag. „Gaat u toch zitten, juffrouw". Het papier wordt op de tafel gelegd en Agterop krast er zijn naam op. Jannetje is weer gaan zitten. „Kijk, juffrouw, zo is het in orde, hè?" „Wat bedoelt u nu eigenlijk met die vruchten?" „Dat zit zo, juffrouw, mijnheer Streeflang is niet helemaal tevreden over u". Weer stijgt het bloed Jannetje in het gezicht. „Hij had verschillende klachten". Zijn ogen dwalen door het raam. „Ik wou die klachten graag weten", zegt ze scherp. „Ik weet het niet precies meer sta melt hij u kunt het beter aan mijn heer Streeflang zelf vragen. Hij heeft zich niet concreet uitgedrukt". „Mag ik het dan eens concreet uit drukken? U en mijnheer Streeflang zijn beiden draaitoUen". Agterop fronst zijn wenkbrauwen. Hij wil wat zeggen, maar Jannetje gaat hef tig door: „U wil een akte niet tekenen op praatjes van mijnheer Streeflang. Of die praatjes op waarheid berusten, daarvan gaat u zich niet overtuigen, maar u begint zonder grond iemand te beschuldigen van gebrek aan vruchten. Mijnheer Streeflang komt elke middag om vier uur een kijkje bij mij in de klas nemen en hij heeft nog nooit wat van mijn werk gezegd. Dat kan hij trouwens ook niet, want hy heeft nog niet de moeite genomen mij in de les te horen". Ze grijpt de akte van aanstelling, vouwt haar op en stopt het papier in haar tas. Dan staat ze van de stoel op. „Ik groet u, mijnheer Agterop". Het lijkt een oorlogsverklaring. De boer bUjft op zijn stoel zitten, de zware armen op de tafel geleund. Als ze de deur naar de keuken opentrekt, stuift er een schare jonge vrouwen weg. Die hebben zeker aan de deur staan luisteren. In de schuur wordt ze nage floten, maar ze steigert verder met het hoofd in de nek. Regelrecht fietst ze naar het hoofd van de school. Ze wordt binnengelaten door mevrouw, die juist het avondeten klaar heeft. „Ah, juffrouw BoUe zegt hij waarmee kan ik u dienen?" Hij wil een grapje maken, maar als hij haar vlammende ogen ziet, houdt hij zijn woorden in. „Ik wou u wel eens vragen wat u op mijn vruchten tegen hebt?" „Uw vruchten? Ik begrijp u niet. Maar gaat u toch zitten". Hij wijst naar een stoel, maar Jan netje negeert het gebaar. Mevrouw Streeflang komt nieuwsgie rig nader. „Ik ben bij Agterop geweest en die wou mijn akte van aanstelling niet te kenen, omdat mijn vruchten niet goed waren. U had hem gezegd, dat u niet tevreden over mij was. En nu kom ik hier om van u te horen waarin die on tevredenheid dan wel bestaat, want in school hebt u er mij nog nooit een woord over gezegd". Streeflang lacht hard, maar het is een gemaakte lach. „Die Agterop toch. Ik heb hem giste ren de akte gebracht, keurig ingevuld, en toen kwamen we aan de praat. Ook over u. Dat u een ander kosthuis had gezocht en dat soort dingetjes". „En dat ik verkering had met Lubbert". „Ja, ja lacht Streeflang dat kwam ook nog ter sprake. Hij wist het trouwens al". „Dat waren dus de vruchten en de redenen waarom de akte niet getekend kon worden". „Och juffrouw, u moet het die oude man niet kwalijk nemen. Hij zou zijn vermogen weggeven als het waar was van die verkering. En wat die akte be treft, dat komt wel in orde hoor. Daar sta ik voor in". Het laatste spreekt hij met gerust stellende toon, als een vader die zijn kind een cadeautje belooft. „Zal ik u eens wat zeggen, mijnheer Streeflang? Hetzelfde wat ik die oude man heb gezegd: U en Agterop zijn bei den draaitoUen". Als ze zich bruusk omdraait, botst ze tegen mevrouw op. Ze laat Jannetje uit. „Zo moet u ook nog eens tegen hèm oplopen zegt ze. En dan een beetje harder. Die draaitol. Goed gezegd hoor, juffrouw. Pak hem maar in zijn graat". Jannetje is opgelucht en bevredigd als ze naar huis fietst. Haar aanstelling heeft ze, en ze heeft de baas eindelijk eens gezegd waar 't op stond. En nu, op dit ogenblik, zal hij nog wel meer naar de oren krijgen. Er toetert een auto achter haar. Ze schiet vlug naar de kant. Uit het raamp je van de vrachtwagen zwaait een arm. „Allo, juffrouw Bolle". Het is Jan Westhuis. De volgende morgen komt Teunis, haar hulpje, geheimzinnig het lokaal binnen. „Juffrouw, weet u wat ze zeggen? Ze zeggen dat u met Lubbert Agterop vrijt" Jannetje lacht. „Maar jongen, dat is oud nieuws. Het praatje gaat al zo lang". „Maar juffrouw, nu zeggen ze dat het echt waar is, want ze hebben er u heen zien gaan". „Wie zeggen dat?" „Tijs". „Wie is dat?" „Een jongen uit onze klas. Ik heb hem een klap met de klomp gegeven". Ze pakt hem bij de kin. „Dus jij gelooft het niet?" „Nee juffrouw, nooit". Als om 12 uur de school uitgaat, 't is woensdag, ziet ze dat in 't lokaal van Streeflang Teunis stijf met de armen over elkaar zit. Hij moet schoolblijven. De baas komt de gang in. Hij wil annetje zonder spreken pas seren. „'t Is veel te mooi weer om kinderen school te houden", lacht ze. Hij kijkt haar aan. „Zijn vruchten zijn niet goed", lacht hij vals. Maar hij laat het jongetje niet gaan. Voor de school bUjft ze wachten. Het duurt een hele tijd voor ze het geklepper van klompen hoort. „Gauw bij me op de fiets", roept ze. Streeflang staat in het portiek van de school. Hij begrijpt niets van zijn juf frouw. Teunis houdt de juffrouw aan haai. jurk vast. „Als ik maar groot ben", roept hij haar in 't oor. „Wat dan?" „Dan sla ik hem met mijn klompen voor de kop". En hiJ trekt een vies ge zicht in de richting van de school. Het is een prachtige middag om er eens op uit te gaan. Hoe vaak is ze dat al niet van plan geweest. Ze moet eens nodig in die grindgroeve speuren naar fossielen en bijzondere planten. Ze rijdt het Vennekespad op, eerst langs bloeiende roggevelden, dan door heide en stuifzand, tot ze komt in een moerassig gebied, waar ze hier en daar het veenwater ziet blinken. Dat moeten dus de vennekes zijn. Ze gooit haar fiets neer en ploetert door dopheide en langs russenpoUen naar de glinsterende wa tervlakte. Een snip vliegt voor haar voe ten op en scheert zig-zaggend weg. Op de plas drijven een paar waterhoentjes en rechts staat onbeweeglijk een blauwe reiger. Vlinders fladderen over de vege taties en hagedissen schieten vliegens vlug in donkere holletjes.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1977 | | pagina 5