EIIAtlDEri - niEUWS
Overdenking
GEMAKKEUJK
SPAREN
Zeeuwse wandelingen
Het kanaal Terneuzen-Gent
STICHTING SPAARBANK
GDEREE - DVERFLAKKEE
HET MEISIE MET
DE SCHELONnOM
1
Vandaag denken aan morgen. Recht
het doel af: studeren,
^trouwen, bouwen, reizen.
'n Goed spaarplan - elke
maand een
vast of wisselend
bedrag - maakt wensen
bereikbaar. Dat kan
automatisch van uw salarisi
of pensioen bij de
uit de
Heilige Schrift
'n Bondsspaarbank
Il
No. 4642
2e blad Vrijdag 18 november 1977
HET
KVENSTER
Uw huis verkopen
TAMBOER
Middelharnis, Voorstraat 36 Ooltgensplaat, Pieter Biggestraat
VERVOLGVERHAAL
blik op kerk
•n satnenteving
Nogmaals: de kabinetsformatie
Verregaande openheid
Anti-liberalen
Op gevaar af, vervelend te worden,
wil ik het toch nog een keer hebben
over de kabinetsformatie. Dat een groot
deel van ons volk ervan „baalt" weten
we al. Dat Den Uyl, Van Agt, Van Thijn
en Terlouw, en allen die erbij betrokken
zijn er nog niet van „balen", snappen we
eigenlijk niet goed. Voor Den Uyl moet
het toch wel een bittere pil zijn geweest,
dat hij op het allerlaatste moment zijn
formatie nog zag mislukken. Zijn schip,
zo merkte iemand op, is niet gestrand
in het zicht van de haven, maar bij het
afmeren! En gedurende de eerste dagen
na zijn falen waren de verwijten aan het
adres van Van Agt en de zijnen niet van
de lucht, maar Van Agt schijnt zich
daar ook al niet zoveel van aan te trek
ken. In ieder geval heeft een niet ge
ring deel van het kiezerskorps weinig
waarderende woorden voor het einde
loze touwtrekken en de strijd om de
macht die voor ieder zichtbaar wordt
uitgevochten.
Dat laatste kon weleens een van de
redenen zijn waarom de zaak telkens
weer in het slop raakt. De kabinetsfor
matie hoeft geen conclaaf te zijn, waar
in de politici zich terugtrekken, terwijl
de menigte daarbuiten maar moet wach
ten tot er te eniger tijd witte rook zicht
baar wordt ten teken dat er weer een
regering is. Maar we beleven nu wel het
andere uiterste, namehjk dat het hele
volk over de schouders van Den Uyl,
Van Agt, Van Thijn en Terlouw mee
leest wat voor voorstellen zij doen en
wat voor plannen zij uitbroeden. En de
macht van de poUtieke partijen moet
daarbij niet worden onderschat.
Met name de waarschuwing van het
Congres van de Partij van de Arbeid,
dat het laatste woord wilde hebben
over de candidaat-ministers, ook al wa
ren deze door Den Uyl in eigen persoon
aangezocht, heeft als een loodzware
dreiging boven de formatie gehangen.
Als het zó gaat, dan worden we in feite
niet meer geregeerd door onze volks
vertegenwoordiging en door de minis
ters, maar door de politieke partijen,
terwijl deze, vooral in sociaal-economi
sche aangelegenheden, onder zware
druk staan van de vakbonden. Een be
paald ongezonde situatie.
Toen ik vorige week mijn bijdrage
schreef wisten we nog niet wie de twij
felachtige eer te beurt zou vallen de
scherven te mogen lijmen, nü weten we
dan dat de Koningin Prof. van der Grin
ten tot informateur heeft benoemd. Een
K.V.P.-man uit de SER, die zich weinig
met de landspoUtiek heeft bemoeid,
maar geacht wordt een kei te zijn in het
herstellen van verbroken verbindingen.
Nu, dat mag dan ook wel, want wie in
deze muur nog openingen ziet is bepaald
begaafd met helderziendheid!
Zoals de zaken er nu bij staan lijkt
een coalitie van de P.v.d.A. en het CD.
A. uitgesloten. Het is dan ook volstrekt
onbegrijpelijk dat deze mogelijkheid
toch weer serieus overwogen is! Nadat
alle met veel moeite gemaakte overeen
komsten inzake de politieke lijn volko
men vastgelopen zijn op de bezetting
van de ministersposten en nadat men
over en weer elkaar heeft bekogeld met
de meest bittere verwijten, gaven beide
partijen schoorvoetend toe toch wel
weer met elkaar in zee tewülen gaan.
Je vraagt je af wat er dan veranderd
moet zijn als het nu ineens nog wel zou
kunnen!
Er is echter helemaal niets veranderd,
maar de twee grote coalitiepartners zien
gewoon geen andere mogehjkheid, om
dat geen van beiden althans de grote
meerderheid van hun partij niet sa
menwerking wil met de V.V.D. Van de
P.v.d.A. kan men dit zonder meer be
grijpen. Hun beginselen stroken nu een
maal op geen stukken na met die van
de liberalen.
Maar van het C.D.A. begrijp ik het niet,
en zeker niet van de Anti-Revolutionai
ren onder de Christen-Democraten. Hun
beginselprogram staat immers veel
dichter bij dat van de liberalen dan bij
dat van de socialisten.
Als daar een verklaring voor te geven
is, dan kan het alleen maar deze zijn
dat de ARP volkomen verlinkst moet
zijn. Want een partij die tegen de begin
selen van de revolutie is dat zegt haar
naam alleen al en die niets zou moe
ten hebben van de zedenverwildering,
van de overheidsdwang en van de
staatsbemoeiïng, kortom, een partij die
soevereiniteit in eigen kring in haar
vaandel heeft geschreven, zou toch
principieel afkerig moeten zijn van een
coalitie met de socialisten? Maar juist
de Anti-Revolutionairen in het CDA
stellen zich tegenover de WD op, alsof
daar een besmettelijke ziekte zou heer
sen, en alsof de liberalen menseneters
zijn, zoals ik een commentator voor de
radio hoorde zeggen
Het ergerlijke is dat deze politieke
houding dagelijks gevoed wordt door het
blad Trouw, dat evenals de Volkskrant,
naar een woord van de zeer gematigde
Prof. Diepenhorst, er prijs op stelt eruit
te zien als een rode poUtieke bellefleur!
Prof. Van der Grinten zal deze regels
niet onder ogen krijgen. Zo ja, dan zou
ik tegen hem willen zeggen: Van harte
sterkte gewenst!
WAARNEMER.
BELEDEN SCHULD
„Mijn zonde maakte ik U bekend
en mijne ongerechtigheid bedekte
ik niet; ik zeide: Ik zal belijdenis
van m^ne overtredingen doen
voor de Heere, en Gy vergaaft de
ongerechtigheid mijner zonde".
Psalm 32 5.
Schuld belijden is een moeUiJk ding.
Daartegen komt aUes in ons in verzet.
Schuld belijden dat iszichzelf ver
oordelen, zichzelf vernederen.
Geen wonder, dat ons het schuld be
dekken beter afgaat.
Schuld bedekken, we zijn er mee be
gonnen in het Paradijs. En we gaan er
mee door.
We doen het tegenover onszelf, te
genover onze medemens, tegenover God.
Ja, ook tegenover God. Tegenover
Hem, van Wie we misschien met de
mond belijden, dat niets voor Hem, de
Alwetende verborgen is.
De mens is van zichzelf zo hoog en
zelfingenomen, dat hij zijn schuld ook
tegenover God bedekt en verzwijgt.
Verzwijgen van schuldhet komt
ook voor bij de gelovigen.
In Psalm 32 hebben we er een voor
beeld van.
Zekerboven deze meditatie zetten
wiJ„Beleden schuld" en het vijfde vers
handelt daar ook over. Maar die beleden
schuld is eerst geweest verzwegen
schuld. Zie dat maar in vers 3: Toen ik
zweeg, werden mijn beenderen ver
ouderd in mijn brullen de ganse dag".
Wie is hier aan het woord?
Niemand minder dan David, de man
naar Gods hart.
Eigenlijk was het beter om, te spre
ken over het kanaal van Gent naar
Temeuzen. Uit het vorige artikel hebt
u kunnen lezen, dat het in Gent be
gonnen is, meer dan 400 jaar geleden.
Gent moest een nieuwe waterweg naar
de zee hebben en heeft toen door een
kanaal verbinding .gekregen met de
Braakman en zo verder met de Schel
de. Toen is daar bij de nieuwe sluis
(sas) het dorp Sas van Gent ontstaan,
de Sluis van Gent, waar het nieuwe ka
naal een verbinding vormt met de
Braakman.
„Hier in 't zuiden ligt verheven
't nieuw gebouwde Gentse Sas
Om van Gent ter zee te raken
en het zoute nat te smaken".
Zo dichtte ds. Petrus Hondius uit
Temeuzen (1621) in zijn grote werk de
Moffenschffitis.'
Sas van Gent heeft later stadsrechten
gekregen. Het stadszegel is een vrouw
met een spa in de linkerhand rustend
op een anker. Links is een boer aan het
spitten en in het verschiet zien v^e sche
pen. „In spe et labore transigo vitam"
is de spreuk, die betekent: hopend en
werkend breng ik het leven door.
Het kleine groepje mensen daar bij
de sluis heeft gewerkt en de nederzet
ting heeft zich uitgebreid tot een wel
varend stadje met ongeveer 3500 inwo
ners. Er is nogal wat industrie. Dat er
een suikerfabriek is hebben we verleden
najaar uitvoerig in de kranten kunnen
lezen: je stonk er weg, beweerde men.
Een scheldwoord voor de inwoners van
Sas van Gent is betekoppen en de plaats
is ook wel eens genoemd Peewijk. Ver
der is er een glasfabriek, waar on-
splinterbaar glas vervaardigd wordt en
grote stukken spiegelglas tot kleinere
maten wordt versneden. Een stijfsel- en
glucosefabriek, waarin mais verwerkt
wordt, en een meelfabriek (walzenmo-
len) maken verder de industriële bedrij
vigheid van Sas van Gent uit.
Een nieuw kanaal
Maar laten we verder gaan met de
kanaalplannen. Gent vaart nog altijd
door de Braakman naar de Schelde.
Maar dat werd steeds moeilijker, het
ging met deze diepe inham in het land
zoals het vroeger met het Zwin was ge
gaan: de Braakman ging verzanden,
werd steeds ondieper en moeilijker te
bevaren. In 1952 werd de Braakman
ingepolderd.
Toen heeft men 150 jaar geleden de
knoop doorgehakt, in dit geval is men
aan het graven gegaan. Men heeft
1825-1827 het bestaande kanaal door
getrokken tot Temeuzen.
In die tijd waren Nederland en Bel
gië tot één koninkrijk verenigd met
Willem I aan het hoofd. De Sassevaart
tussen Gent en Sas van Gent werd
verdiept en verbreed. Op 18 november
1827, de verjaardag van de koning,
werd het nieuwe kanaal plechtig in ge-
Welnu, David heeft, na een zware
zonde, gezwegen.
Hij kon er niet toe komen, zijn over
treding eerlijk te belijden.
Daartegen kwam alles in verzet. Zijn
naam, zijn positie, zijn bekende vroom
heid, alles stond op het spel. Wat zou het
een opspraak geven als zijn misse daad
bekend werd.
Wie iets kent van het leven des ge-
loofs, van de verborgen omgang met
God, kan beseffen, dat deze tijd voor
David ontzettend benauwd moet zijn ge
weest. Dat zegt hij ook zelf: „Toen ik
zweeg, werden mijn beenderen verou
derd in mijn brullen de ganse dag, want
Uwe hand was dag en nacht zwaar op
mij, mijn sap werd veranderd in zomer-
droogten. „Het verzwijgen van zijn
schuld was een innerlijke foltering voor
hem.
Een aanklagend geweten, een ver
stoorde gemeenschap met God, een
kwijnend zielelevenhet was niet om
uit te houden.
Totdat David het eindelijk opgeeft,
het wel moet opgeven, als God de pro
feet Nathan tot hem zendt met het zeer
persoonlijke woord: „Gy zijt die man".
Nu geeft David zich aan God over, nu
levert hij zich uit en uit het gebroken
en verslagen hart breekt zich de belij
denis baan: „Tegen U, U alleen heb ik
gezondigd en gedaan dat kwaad is in
Uwe ogen". (Psalm 51 6).
„En dan, als het komt tot het belijden
van schuld, zoals David het hier zegt:
Mijn zonde maakte ik U bekend en mij
ne ongerechtigheid bedekte ik niet.
Ik zeide: Uc zal beüjdenis van mijne
overtredingen doen voor de Heere", dan
komt de verademing, dan ontlast zich de
ziel, dan wordt de verterende zielebrand
geblust.
Zo zal ook bij ons de verzwegen schuld,
beleden schuld moeten worden zullen
we ooit, voor het eerst of bij vernieu
wing, de vrede en vreugde des heus ge
nieten. Het is God Zelf, die deze op
rechte belijdenis van zonde teweeg
brengt. Ut onszelf komen we daar niet
bruik genomen door de goevemeur des
konings Van Doorn (nu noem men zo
iemand commissaris der koningin). Gent
had dus weer een verbinding met de
Schelde.
Toen begon men met stoomboten te
varen, het waren de zogenaamde ra
derboten en niet zo erg groot. Inmid
dels werden de schepen steeds groter
en het verkeer drukker. De sluizen in
Terneuzen en Sas van Gent werden te
klein.
Tussen ons land en België werden
onderhandelingen gevoerd. Ze stonden
nu niet meer onder één vorst, na de
Belgische opstand van 1830 waren het
twee aparte koninkrijken geworden.
Het resultaat van de besprekingen was
dat deze sluizen vernieuwd en vergroot
werden en in 1910 in gebruik genomen.
Nog groter werden de schepen, vooral
na de jongste wereldoorlog. De sluizen
werden weer te klein, het kanaal te
smal en te ondiep. Wel was er vanaf
1869 een spoorlijn txassen Temeuzen en
Gent, maar deze heeft nooit veel bete
kend en kon het verkeer te water niet
vervangen en is ook opgeheven.
Verscheidene jaren heeft men gewerkt
om het verkeer te water tijssen beide
plaatsen op hedendaags peil te brengen.
Temeuzen heeft twee moderne sluizen
gekregen, geschikt om schepen van
50.000 ton te kunnen schutten. Het ka
naal is tot ongeveer 13 m uitgediept
en de breedte is geworden 72 m op de
bodem en 150 m aan de waterspiegel.
Bij Sluiskil en Sas van Gent zijn twee
grote nieuwe bruggen over het kanaal
gebouwd. Voor het afsnijden van een
bocht in de vaarroute moesten er in
Sluiskil 132 huizen worden afgebroken.
De twee delen van dit dorp liggen nu
nogal ver uit elkaar en hebben verbin
ding met een pontje, de nieuwe brug
ligt te ver weg. In het Belgische Sel-
zaete loopt het nieuwe kanaalgedeelte
dwars door het dorp en moesten er zelfs
500 huizen weg.
Op 19 december 1968 is het vernieuw
de kanaal geopend door koningin Juli
ana en koning Boudewijn van België.
Dat de vorsten van twee landen er aan
te pas kwamen is geen wonder. Zowel
ons land als België hebben belang bij
het vergrote kanaal. België het meest
en met name de stad Gent, die probeert
te kunnen concurreren met Antwerpen.
Daarom heeft dit buurland ook de
meeste kosten op zich genomen. Het
gedeelte op eigen gebied helemaal (400
miljoen gulden) en van het stuk op
Nederlands gebied 80 "/o (75 miljoen).
Gent heeft door een ringvaart rond
de stad de verbinding met de binnen
vaart verbeterd en een paar nieuwe
grote dokken gegraven.
Maar hoe moet het nu als er sche
pen van 100.000 ton komen? Dan zijn
deze nieuwe sluizen weer te klein en
is het kanaal niet breed en diep genoeg.
Dat is nog toekomst, misschien niet eens
zo ver weg.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
toe. Het is genade, wanneer de hoge en
verheven mens zich voor God in het stof
buigt en eerlijk zijn zonde bekent.
Och, er wordt zoveel gepraat over de
zonde. Vooral over de zonden van ande
den. Maar onze zonde kennen, er aan
ontdekt zijn, het gruwelijke er van in
ziendat is wat anders. Als we over
tuigd worden van onze persoonlyke
zonde, dan vergeten we anderen en
wordt dit de grote droefheid, dat we te
gen een goeddoend en te verheerlijken
God gedaan hebben wat kwaad is in
Zijn ogen.
Dan praten we niet in de eerste plaats
met de mensen over ons kwaad, hoewel
het nodig kan zijn, onze zonden ook te
genover hen te belijden. Maar dan pra
ten we met God over onze zonde.
Dan leggen we ze voor Hem neer.
Dan komt het tot het: „Ik zal belijde
nis doen voor de Heere".
Bedenk het wel: onbeleden zonde
staat de gemeenschap met God in de
weg. Rondlopen met een onbeleden zon
de is een bange zaak.
Het rooft u de troost van Gods nabij
heid; het brengt donkerheid en doods
heid in de ziel, zodat ge klagen moet,
dat het u vroeger beter was dan nu.
Het kan zijn, dat een bepaalde zonde
telkens weer de overhand over u neemt
en ge schaamt u diep. Ge kunt er niet
toe komen ze voor God uit te spreken.
Bedenk echter, dat, zo ge blijft zwijgen,
Gods vriendelijk aangezicht in Christus
niet over u zal lichten.
Laat u daarom leren door deze „on
derwijzing" van David.
Want: „de ervaring van de ene gelo
vige is rijk aan lering voor de anderen",
zoals Spurgeon bij deze psakn aante
kent.
Blijf niet zwijgend rondlopen, maar
leg eerlijk uw toestand voor de Heere
neer. Zekerde Heere weet alles, ook
uw zonde. Maar toch moet ge ze Hem
belijden, opdat in dat belijden openbaar
kome, dat uw hart de zonde niet meer
koestert, maar er met een verbhj zeide
geest over treurt.
En dan moogt ge het weten, dat het
beter is te vaUen in de handen van God,
dan in de handen van de mensen.
Mensen kunnen zo heel moeilijk
schuld vergeven.
Mensen zijn vaak onbarmhartig. Maar
wie tot God gaat, heeft te doen met
Hem, Die wel streng is in zijn recht,
maar ook barmhartig in zijn vergeving.
Met Hem, van Wie de apostel Johannes
eenmaal schreef: „Indien wij onze zon
den belijden. Hij is getrouw en recht
vaardig, dat Hij ons de zonde vergeve,
en ons reinige van alle ongerechtigheid"
(1 Joh. 1 9).
Dat mocht David ervaren,en Gij
vergaaft de ongerechtigheid mijner
zonde".
De verzwegen schuld werd beleden
schuld en de beleden schuld wordt ver
geven schuld. Het was David om verge
ving te doen. Hoewel het beUjden na zo
lange tijd van zwijgen reeds verruiming
schonk aan het angstig hartom
„welgelukzalig" te zijn, moest zijn
„overtreding vergeven en zijn zonde be
dekt" zijn.
En zie, deze genadeweldaad mag Da
vid ervaren.
Het mag hem van Gods wege door
Nathan worden gezegd: „De Heere heeft
uwe zonde weggenomen". De ondrage
lijke zondelast wordt hem afgenomen.
Als een uitgeteerde en éifgetobde naar
lichaam en ziel was hij voor de Heere
neergevallengereinigd, gerecht
vaardigd staat hij op, als een door God
begenadigde.
Welk een wonder van genade, welk
een goedheid zonder peU!
Nu is de diepe klaagtoon vervangen
door de bUjde jubel: „Ik beleed na ern
stig overleg, mijn boze daan. Gij naamt
die gunstig weg".
En als God ze wegneemt, dan doet HiJ
het volkomen!
Dan gedenkt Hij de zonde nimmer
meer.
Dan doet Hij ze weg, zo ver het West
verwijderd is van 't Oosten en dat is
zeer, zeer ver!
Dan wü die hoge en heilige God, Die
de zonde haat en moet straffen, de zon
de vergeven, niet toerekenen, kwyt-
schelden, bedekken.
Dat is niet te begrijpen of te door
gronden.
Hier is alleen te aanbidden.
Te aanbidden Gods souvereine gena
de, Gods gadeloze liefde. Zijn ontfer
ming inChristus Jezus.
In Hem, van Wien David in het ge
loof, door de schaduwen en ceremoniën
van reiniging en offerande iets heeft ge
zien en Die op Golgotha de kruisdood
stierf, opdat door het bloed der verzoe
ning vergeving van zonde mogelijk zou
zijn.
Zo spreekt ook deze psalm van de
Eige Naam tot zaligheid gegeven.
Zo is ook hier het Evangelie, de Blijde
Boodschap, dat er bij God vergeving is
voor schuldverslagen zondaars, die in
belijdenis van hun zonde, begerig uit
zien naar de verlossing door het bloed
van Christus.
Niemand behoeft te vertwijfelen door
de gedachte: „mijn zonde is zo groot, dat
vergeving niet mogelijk is".
Voor de grootste der zondaren is er bij
Hem genade.
Buigt u dan in t stof, belijdt oprecht
uw zonde, pleit op Gods getuigenis, op
Zijn bamihartigheden en beloften, die
in Jezus Christus ja en amen zijn, en gij
zult ervaren, dat er bij God veel verge
ving is, opdat Hij gevreesd worde!
Dan zult ge het, in diepe ootmoed
maar toch in blijde jubel zingen:
„Heer, door goedheid aangedreven
zyt gij müd in 't schuld vergeven.
Wie U aanroept in de nood
Vindt Uw gunst oneindig groot".
B. H. H.
door T. Mateboer
N.T. Ultgeverö ,J)e Banier" - Utrecht
17
Ze veert op. Het bloed stijgt haar
naar de kaken.
„U wilt de akte dus niet tekenen? Dan
moet u er maar op rekenen dat ik mor
gen niet meer voor de klas kom".
Agterop is overrompeld.
Als Jannetje met driftige stappen
naar de deur loopt, springt hij op en
verspert haar de weg.
„Zo heb ik het niet bedoeld. Gaat u
weer zitten. Ik heb de akte hier in de
kast".
Hij trekt een la van het kabinet open
en haalt er een papier uit. Er komen een
inktïMïtje en een pen voor de dag.
„Gaat u toch zitten, juffrouw".
Het papier wordt op de tafel gelegd
en Agterop krast er zijn naam op.
Jannetje is weer gaan zitten.
„Kijk, juffrouw, zo is het in orde, hè?"
„Wat bedoelt u nu eigenlijk met die
vruchten?"
„Dat zit zo, juffrouw, mijnheer
Streeflang is niet helemaal tevreden
over u".
Weer stijgt het bloed Jannetje in het
gezicht.
„Hij had verschillende klachten". Zijn
ogen dwalen door het raam.
„Ik wou die klachten graag weten",
zegt ze scherp.
„Ik weet het niet precies meer sta
melt hij u kunt het beter aan mijn
heer Streeflang zelf vragen. Hij heeft
zich niet concreet uitgedrukt".
„Mag ik het dan eens concreet uit
drukken? U en mijnheer Streeflang zijn
beiden draaitoUen".
Agterop fronst zijn wenkbrauwen. Hij
wil wat zeggen, maar Jannetje gaat hef
tig door: „U wil een akte niet tekenen
op praatjes van mijnheer Streeflang.
Of die praatjes op waarheid berusten,
daarvan gaat u zich niet overtuigen,
maar u begint zonder grond iemand te
beschuldigen van gebrek aan vruchten.
Mijnheer Streeflang komt elke middag
om vier uur een kijkje bij mij in de
klas nemen en hij heeft nog nooit wat
van mijn werk gezegd. Dat kan hij
trouwens ook niet, want hy heeft nog
niet de moeite genomen mij in de les te
horen".
Ze grijpt de akte van aanstelling,
vouwt haar op en stopt het papier in
haar tas. Dan staat ze van de stoel op.
„Ik groet u, mijnheer Agterop".
Het lijkt een oorlogsverklaring.
De boer bUjft op zijn stoel zitten, de
zware armen op de tafel geleund. Als ze
de deur naar de keuken opentrekt,
stuift er een schare jonge vrouwen weg.
Die hebben zeker aan de deur staan
luisteren. In de schuur wordt ze nage
floten, maar ze steigert verder met het
hoofd in de nek.
Regelrecht fietst ze naar het hoofd
van de school. Ze wordt binnengelaten
door mevrouw, die juist het avondeten
klaar heeft.
„Ah, juffrouw BoUe zegt hij
waarmee kan ik u dienen?"
Hij wil een grapje maken, maar als
hij haar vlammende ogen ziet, houdt hij
zijn woorden in.
„Ik wou u wel eens vragen wat u op
mijn vruchten tegen hebt?"
„Uw vruchten? Ik begrijp u niet.
Maar gaat u toch zitten".
Hij wijst naar een stoel, maar Jan
netje negeert het gebaar.
Mevrouw Streeflang komt nieuwsgie
rig nader.
„Ik ben bij Agterop geweest en die
wou mijn akte van aanstelling niet te
kenen, omdat mijn vruchten niet goed
waren. U had hem gezegd, dat u niet
tevreden over mij was. En nu kom ik
hier om van u te horen waarin die on
tevredenheid dan wel bestaat, want in
school hebt u er mij nog nooit een
woord over gezegd".
Streeflang lacht hard, maar het is een
gemaakte lach.
„Die Agterop toch. Ik heb hem giste
ren de akte gebracht, keurig ingevuld,
en toen kwamen we aan de praat. Ook
over u. Dat u een ander kosthuis had
gezocht en dat soort dingetjes".
„En dat ik verkering had met Lubbert".
„Ja, ja lacht Streeflang dat
kwam ook nog ter sprake. Hij wist het
trouwens al".
„Dat waren dus de vruchten en de
redenen waarom de akte niet getekend
kon worden".
„Och juffrouw, u moet het die oude
man niet kwalijk nemen. Hij zou zijn
vermogen weggeven als het waar was
van die verkering. En wat die akte be
treft, dat komt wel in orde hoor. Daar
sta ik voor in".
Het laatste spreekt hij met gerust
stellende toon, als een vader die zijn
kind een cadeautje belooft.
„Zal ik u eens wat zeggen, mijnheer
Streeflang? Hetzelfde wat ik die oude
man heb gezegd: U en Agterop zijn bei
den draaitoUen".
Als ze zich bruusk omdraait, botst ze
tegen mevrouw op.
Ze laat Jannetje uit.
„Zo moet u ook nog eens tegen hèm
oplopen zegt ze. En dan een beetje
harder. Die draaitol. Goed gezegd hoor,
juffrouw. Pak hem maar in zijn graat".
Jannetje is opgelucht en bevredigd
als ze naar huis fietst.
Haar aanstelling heeft ze, en ze heeft
de baas eindelijk eens gezegd waar 't op
stond. En nu, op dit ogenblik, zal hij nog
wel meer naar de oren krijgen.
Er toetert een auto achter haar. Ze
schiet vlug naar de kant. Uit het raamp
je van de vrachtwagen zwaait een arm.
„Allo, juffrouw Bolle".
Het is Jan Westhuis.
De volgende morgen komt Teunis,
haar hulpje, geheimzinnig het lokaal
binnen.
„Juffrouw, weet u wat ze zeggen? Ze
zeggen dat u met Lubbert Agterop vrijt"
Jannetje lacht. „Maar jongen, dat is
oud nieuws. Het praatje gaat al zo
lang".
„Maar juffrouw, nu zeggen ze dat het
echt waar is, want ze hebben er u heen
zien gaan".
„Wie zeggen dat?"
„Tijs".
„Wie is dat?"
„Een jongen uit onze klas. Ik heb hem
een klap met de klomp gegeven".
Ze pakt hem bij de kin.
„Dus jij gelooft het niet?"
„Nee juffrouw, nooit".
Als om 12 uur de school uitgaat, 't is
woensdag, ziet ze dat in 't lokaal van
Streeflang Teunis stijf met de armen
over elkaar zit. Hij moet schoolblijven.
De baas komt de gang in.
Hij wil annetje zonder spreken pas
seren.
„'t Is veel te mooi weer om kinderen
school te houden", lacht ze.
Hij kijkt haar aan. „Zijn vruchten zijn
niet goed", lacht hij vals.
Maar hij laat het jongetje niet gaan.
Voor de school bUjft ze wachten.
Het duurt een hele tijd voor ze het
geklepper van klompen hoort.
„Gauw bij me op de fiets", roept ze.
Streeflang staat in het portiek van de
school. Hij begrijpt niets van zijn juf
frouw.
Teunis houdt de juffrouw aan haai.
jurk vast. „Als ik maar groot ben",
roept hij haar in 't oor.
„Wat dan?"
„Dan sla ik hem met mijn klompen
voor de kop". En hiJ trekt een vies ge
zicht in de richting van de school.
Het is een prachtige middag om er
eens op uit te gaan. Hoe vaak is ze dat
al niet van plan geweest. Ze moet eens
nodig in die grindgroeve speuren naar
fossielen en bijzondere planten.
Ze rijdt het Vennekespad op, eerst
langs bloeiende roggevelden, dan door
heide en stuifzand, tot ze komt in een
moerassig gebied, waar ze hier en daar
het veenwater ziet blinken. Dat moeten
dus de vennekes zijn. Ze gooit haar fiets
neer en ploetert door dopheide en langs
russenpoUen naar de glinsterende wa
tervlakte. Een snip vliegt voor haar voe
ten op en scheert zig-zaggend weg. Op
de plas drijven een paar waterhoentjes
en rechts staat onbeweeglijk een blauwe
reiger. Vlinders fladderen over de vege
taties en hagedissen schieten vliegens
vlug in donkere holletjes.