EiiAnoEn - niEuws Overdenking Grootf ader vertelt |geroI vat de Heilige Schrift 2e W&d Vrijdag 26 augustus 1977 No. 46181 HET KIjKVEr>rSTER liiifliioniimfliiiiiuiiiiiiiniiiiiiHiintiiuiiiiiHiHiiiiinn^^^^^ I altijd voor I iedereen I ruim en overzichtelijk g in onze speciale g B ahowroom. g I A. Vroegindeweij I Westdgk 46 - SCddelharnis Lies van der Velde Mercedes verkoop KERKNIEUWS OESTERS IN ^E. GREVELINGEN WELLICHT KANSEN VOOR DE TOEKOMST Uw huis verkopen TAMBOER GRIJSOORDSE SCHETSEN: DE ENGELSE STATENBIJBEL Uw huis verkopen TAMBOER i? it blik op kerk en samenleving De Chr. Ger. Synode Hete hangijzers Dezer dagen is de Generale Synode van de Christelijke Gereformeerde Ker ken in Hoogeveen geopend. Na de twee openingsdagen zal de Synode nog twee weken vergadertijd nodig hebben in de maand september. De Chr. Ger. Synode komt één keer in de drie jaar bijeen, de vorige vergadering was in 1974 te Amsterdam-Nieuw-West. Opvallend is dat er ditmaal slechts vier instrukties van de particuliere sy noden op de tafel van de Generale Sy node zijn gelegd. Op vorige synoden bedroeg dat aantal weleens vijftien of meer. Nu kan dat een goed teken zijn, een bewijs voor de rust en d§-stabiliteit van het kerkelijk leven. De Chr. Ger. Ker ken nemen in ons land een bepaalde tussenpositie in, tussen de Ger. Kerken enerzijds en de Ger. Gemeenten ander zijds. Met de Ger. Kerken hebben ze gemeen, de aandacht voor de objektivi- teit van het heil, de aandacht voor het Verbond en de Kerk. Met de 'Ger. Ge meenten staan ze althans het rech- terdeel op het standpunt dat het heil ook persoonlijk moet worden toegepast. „Modaliteiten" heeft deze kerkgemeen schap altijd gekend. Er was steeds een „vleugel" die nieer tegen de Ger. Ker ken aanzat, er was ook altijd een stro ming die Mch meer oriënteerde op de Ger. Gemeenten. Ook de Chr. Ger. Kerken zijn de laatste jaren niet ont komen aan de beruchte „polarisatie". Men is wat verder uit elkaar gegroeid dan voorheen, al blijft men elkaar in deze kerkgroep lang vasthouden. Daarom is het wel te vrezen dat het kleine aantal voorstellen op de synode tafel geen bewijs is van rust en vrede, maar veeleer een symptoom van de verschillen die er ook in deze kerk zijn. Men is wellicht bang om elkaar verder^ uit het oog te verliezen en laat het dan officieel maar liever bij het oude. Maar op het plaatselijk vlak wordt er volop geëxperimenteerd Drie instrukties zullen wel blijken hete hangijzers te zijn. Allereerst is daar de oude kwestie of de kerken aangesloten moeten blijven bij de ICCC, de internationale raad van Christelijke Kerken. De vorige synode sprak uit dat dat eigenlijk niet langer kon, gezien het eenzijdig anticomm.unism.e van de ICCC, die haar strijd veelal m.et wereldse wa penen voert. In de drie jaar die daarop gevolgd zijn is de ICCC niet in haar voordeel veranderd, zo meent men in de Chr. Ger. Kerken. Vandaar dat de kans groot is dat de Generale Synode nu definitief de knoop zal doorhakken. Een ander punt, dat veel meer het eigen kerkelijk leven raakt is de vraag naar gezangen. Deputaten voor de ere dienst stellen voor alle 115 berijmde schriftgedeelten uit het Liedboek voor de Kerken vrij te geven voor gebruik in de eredieiist. De particuliere syno de van het noorden gaat nog verder en wil ook het zogenaamde vrije lied invoeren. Dat laatste zal een onverteer bare zaak zijn voor de rechtervleugel die gegroepeerd is rondom „Bewaar het pand". Men kan zich indenken dat men tegen het invoeren van gezangen, ook al wordt men tot het opgeven daarvan niet verplicht, onoverkomenlijke be zwaren zal hebben. En dan is er om niet meer te noe men de verhouding tot de Gerefor meerde Kerken Vrijgemaakt. Op plaat selijk vlak is er hier en daar al eèn vergevorderde samenwerking, zó dat men zelfs tot kanselruil is overgegaan, en dat men in één plaats (Lelystad) ge zamenlijk een predikant beroepen heeft. Ook deze contacten met de Vrijge- maakten is een weg die de rechtergroep zeker niet verder óp wil. Al met al staan de Chr. Ger. Ker ken, een betrekkelijk kleine groepering in het geheel van de Ger. Gezindte, voor grote interne problemen. Bewijs voor het feit dat de tijdgeest voor de deuren van geen enkele kerk blijft staan. Waarnemer. Bezwaren tegen opnemen van predikaties op de band In „De Wachter Slons", het weekblad der Ger. Gemeenten in Nederland, hoofdredaktie ds. F. Mallan te Rhenen, lazen we, dat op de gehouden Particu liere Synode, te Gouda een verzoek van de classis oost is behandeld, inzake een door Rijssen ingediend bezwaar, aan gaande het opnemen van preken en toe spraken bij begrafenissen op bandre corders. „Rijssen acht dit onstichtelijk o.a. wanneer het gebed wordt opgenomen. Namens classis oost licht ds. J. de Groot toe, dat het niet zozeer gaat om het gebruik van dit hulpmiddel in bij zondere gevallen, maar om het toene mende misbruik. Ongevraagd worden preken tijdens kerkdiensten opgeno men, met inbegrip van het gebed Ook blijkt, dat soms door de kerkte lefoon beluisterd^ preken worden op- genom.en. Tijdens de bespreking wor den een aantal bezwaren naar voren gebracht. Gewezen werd op het soms op een oneerbiedige wijze beluisteren van een opgenomen preek en het door de leraar uitgesproken gebed. Vooral dit laatste wordt onstichtelijk geacflit, waarbij nog komt, dat in het gebed veelal ook voorbeden worden gedaan, soms voor personen, die intussen over leden zijn. Vooral stuitend wordt geacht het beluisteren van door reeds overle den leraren uitgesproken predikaties. Het onwettig kerkyerzuim wordt door deze moderne middelen in de hand ge werkt. Het met opzet kritisch beluis teren van een door een leraar uitge sproken predikatie. Ook het winstbe jag bij het in de handel brengen van banden met predikaties, die zonder me deweten, laat staan goedkeuring, van de leraren, per advertentie worden aangeboden aan het publiek. De syno de deelt het bezwaar van classis oost en spreekt haar afkeuring uit over het geconstateerde misbruik. De kerkeraden werd ernstig geadvi seerd bij het plaatsen van een kerkte lefoon de gebruiker hiervan schrifte lijk te doen verklaren, geen beluister de predikaties op de band op te zullen nemen of te doen opnemen. De kerke raden behoren er acht op te geven bij wie een kerktelefoon geplaatst zal wor den en daarbij de voorzichtigheid te be trachten. Het afdoend tegengaan van misbruik is echter niet mogelijk. Wel dient er tegen gewaakt en gewaar schuwd te worden. Alleen in bijzonde re gevallen, maar dan met uitdrukke lijke toestemming van de predikant en de kerkeraad, mag een predikatie of een toespraak, bijv. bij een begrafenis ten behoeve van familieleden,, die niet tegenwoordig kunnen zijn, op de band worden opgenomen." MIDDELHARNIS-SOMMELSDIJK Uitslag P.M. de Reisduif. Wedvlucht vanuit St. Dizier d.d. 15-08-77. In con cours 207 duiven. B. V. d. Doel 1, 7, 11, 20. H. de Vos 2, 5, 10, 12, 14, 16, 26, 52. A. v. d. Linde 3, 23, 27, 28, 40. C. Looij 4, 41. Comb. Polder 6, 15, 34, 37, 44, 45. J. Spring vloed DJr. 8, 38. A. de Gans 9, 13, 31, 33, 43. C. Vroegindeweij 17. K. Kievit 18, 36. W. de Vos 19, 42. J. Vis van Heemst 21, 22, 24, 35, 47. J. Jongejan 25, 29, 32. Gebr. Groenendijk 30, 50. L. Wielaard 39, 46. J. Groenendijk 48. R. V. Nimwegen 49. M. v. Assen 51. WIE IS WIJS? .want zij is gekomen van de einden der aarde, om te horen de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier." (Lukas 11 31b) De Heere Jessus heeft tijdens Zijn rondwandeling op aarde vele malen de onbekeerlijkheid der joden aange klaagd. Ondanks tekenen en wonderen weigeren ze Hem te erkennen als de Zoon van God. Men luistert wel naar het Evangelie, maar met een hart, dat er op uit is de Heiland te strikken. Daarom neemt Christus het voorbeeld van de Koningin van Scheba. Zij kwam uit een ver land om de wijsheid van Salomo te horen! Maar de joden ver smaden de wijsheid van de meerdere Salomo! Daarmee haalt men het oor deel Gods over zichzelf. Nu hebben wij niet zozeer met die joden te maken, als wel met onszelf: WAT DOET U MET DE Wijsheid Gods? Leg uw eigen leven eens naast dat van Scheba's vorstin! Zij kwam naar Jeru zalem, hoewel ze geen tijd had! Dage lijks lagen stapels papier op haar bu reau, want zij moest het land regeren! Zij zat echt niet de hele dag op een gouden troon in een hermelijnen man tel! Welnee! Beslissingen moesten ge nomen, de staatszaken moesten afge handeld, kortom voor iets anders was geen tijd! Maar toch ging deze vrouw op weg naar Salomo! Hebt u ook geen tijd? Geen tijd om te bidden, geen tijd Om te lezen uit het Woord Gods, geen tijd om naar de kerk te gaan, geen tijd om Christus te zoeken? Dan bent u net als deze koningin! Maar volg haar Wandel dan ook na: ze maakte tijd! Wat baat het immers een mens zo hij de gehele wereld won, doch schade leed aan zijn ziel? Deze koningin van het zuiden zocht wijsheid! Dat wil niet zeggen, dat er in heel Scheba geen wijsheid te vinden was! Integendeel: daar waren de vele droomuitleggers, magiërs en wijsheidsr leraren aan het hof. Scheba was een rijk land, dus deze vrouw kon de knap ste mensen naar haar paleis ontbieden. Maar desondanks zoekt zij Salomo's wijsheid! Met minder is zij niet tevre den. En ziet, méér dan Salomo is hier! Bent u tevreden met uw eigen wijs heid? Met alles wat u al weet? Vindt u het al genoeg als u weet, dat in Christus wijsheid is, zonder die wijs heid zelf te aanschouwen? Zonder die persoonlijk te zoeken? Dan zal eenmaal de koningin van het zuiden opstaan in het oordeel met u, en u veroordelen. Want zij is gekomen van verre! Van verre! Helemaal uit Zuid-Ara- bië! Een reis van verscheidene honder den kilometers. En daar was geen keu rige asfaltweg. Hoge bergen zullen op gedoemd zijn, maar dié konden haar niet weerhouden! Brede rivieren zullen haar pad doorkruist hebben, maar zij ging voort. Hete woestijnen maakten de tocht levensgevaarlijk, maar ze keer de niet om! Naar Salomo! Wat zijn velen tegenwoordig dan slap! Soms staat de kerk aan de over kant van de straat, maar men blijft liever uitslapen, of naar de TV kijken! En als het in de kerk nou over Salo mo ging, dan zou je zeggen: vooruit! Maar méér dan Salomo is daar! Zij is gekomen, hoewel er geen voorbeelden waren van haar voorvaderen, die óók als eens naar de koning van Jeruza lem waren gegaan! Maar velen ver ontschuldigen zich daarmee: er zijn g^en bekeerde mensen in mijn geslacht geweest, zegt men dan. En wat dan nog? U moet toch eenmaal zelf opstaan in het oordeel? Overgeërfde goddeloos heid is van weinig waarde! Haast u om uws levens wil, want meer dan V Salomo is hier! Deze hooggeplaatste vrouw had zo veel over voor Salomo's wijsheid: een lange karavaan met goud en edelste nen en specerijen voerde ze mee, Tè veel was het haar echter niet! En ziet: méér nog dan Salomo is hier! Zou er dan iets te veel zijn? En het wonder lijke is, dat de meerdere Salomo niet eens uw goud vraagt! Alleen maar uw hart! Je hoeft geen miljonair te zijn om de Wijsheid Gods te gewinnen! Zon der geld en zonder prijs! Is de Heere dan uw hart niet waard?! Want zij is gekomen! Zomaar, zon der uitnodiging! Op eigen risico ging ze naar de stad Davids. De kans bleef er, dat ze teruggestuurd werd. Dat Sa lomo haar niet ontvangen wilde! En ziet méér dan Salomo is hier.' Want u bent wél genodigd. De Geest en de Bruid zeggen: Kom!! En wie tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen! Scheba's koningin wist niet zo erg veel over Salomo. Enkele zeelui, die in haar havens hadden afgemeerd, hadden wat losse verhalen verteld over Salo mo. Geruchten over een troon van goud en ivoor, over een sterk leger, over een schitterende tempel, die gebouwd werd, en over Salomo's wijsheid. Alles met elkaar nog niet zoveel. Maar ziet méér dan Salomo is hier! U hebt geen los gerucht, maar een getrouw Woord, dat alle aanneming waardig is! Een Woord met Gods vinger geschreven over de Wijsheid Gods in Christus, die u eeuwig leven schenken kan! Wat erg, als we daaraan voorbijgaan! Want dan zal deze vorstin u eenmaal veroordelen! De koningin van het zuiden is ge komen om te horen de wijsheid van Salomo, en dat was alles met elkaar nog maar een zeer beperkte wijsheid. Over twee ruziezoekende vrouw^en en een klein kind. Verder ging deze wijs heid niet! Maar zie méér dan Salomo is hier: Christus is gegeven tot wijs heid, maar niet alleen tot goddelijke wijsheid, ook nog tot rechtvaardigheid, tot heiligmaking, ja, tot een volkomen verlossing! Leg Hem dan uw moeilijkste vragen maar voor! Vraag Hem dan, hoe gena de en recht elkander kunnen kussen. Christus weet er raad op! Vraag Hem eens hoe de zonde tegelijk vergeven èn gestraft kan worden? Hij zal u wijzen Zijn doorboorde handen en voeten! Vraag dan, hoe u rechtvaardig voor God kunt verschijnen! Hij zal u tonen Zijn mantel der gerechtigheid! Leg Hem uw kwesties maar voor; Heere, hoe kan een krachteloze als ik ben, tegen de zonde, de wereld en de duivel strijden? Uit de mond van Christus zal het te horen zijn: Mijn genade is u genoeg en Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht! Meer dan Salomo is hier! Meer dan Salomo! Dat geldt van Christus! Wat geldt van u? Minder dan de koningin van het zui den is hier? Leg die klacht van zonde en tekort neer voor ChristusWie daar mee Hem nederig valt te voet, zal van Hem Zijn wijsheid leren. Een wijsheid, die door de genade van Christus alleen, eenmaal doet zingen: „En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren; en wij zullen als koningen heersen op de aarde!" Aalburg. M. Baan. Het jaarverslag over de oesterbroed- val in de Grevelingen is interessante lektuur, voor insider en leek, omdat hierin een beeld gegeven wordt, hoe veel moeilijkheden overwonnen moe ten worden, nu en in de toekomst om te kom.en tot het doel dat de Visserij Directie voor ogen staat, het herstel van de Zeeuwse oester cultuur. Begonnen wordt, met de constate ring dat naast de eigenlijke oesterbank in Zeeland, de voor oesterteelt in Zee land zo uiteramte geschikte Yersekse Bank, nog enkele plaatsen in Zeeland werden gevonden waar eveneens oes ters werden geteeld te weten op de Grevelingen en onder meer enkele per celen op de Oude Tongse of Herking- se Bank en in het Dijkwater. De ramp in de oestercultuur als ge volg van de strenge vorst van 1963, was ook voor deze percelen funest, tot begin 1976 bij toeval bleek„ dat een aantal oesters in de Grevelingen de Ja, de oorlog ging onverminderd voort en duurde nu al 265 weken. Weken van spanning voor vaders en moeders en vrouwen die vreesden voor het leven van hun dierbaren. Weken van spanning voor de jongens die opge leid waren en nu meevlogen in de grote formaties vliegende Forten. Dagen van spanning toen 5000 bommenwerpers, jagers en 2000 transport vliegtuigen landden en vochten om de bruggen van Arnhem en Nijmegen. Ook de zeedijk bij Westkapelle werd uitéén gerukt om Walcheren onder water te zetten. Daarbij werden de wapenfabrieken in de Ruhr niet met rust gelaten. De B 17; 30 m. breed en 23 m. lang, zo groot als een boerenschuur kregen van hun bemannig' kleine vogelnamen. Roodborstje, Pimpelmees en Kolibri werden ze gedoopt. Wat waren de jongens blij en opgelucht als hun opdracht was vervuld en ze de kokende hel van af- weervuur en felle gevechten met jagers waren ontkomen. Op de 6 okt. 1944 was ook Kay Habgood en zijn kameraden op de terugweg. Tevergeefs probeerde de bemanning één der motoren die een treffer had gekregen en sputterde op gang te houden. Boven Oude Tonge ontplofte hij en rukte het reuzen vliegtuig uiteen, dat brandend neer stortte. In één van de droog gebleven polders kwam het neer. Arie van Hein ploegde met zijn beiden paarden het land om tarwe te zaaien. Zijn paarden bij de toom houdend zag hij het drama gebeuren. Vlakbij de boerderij dwarrelde het reusachtige staartstuk om laag. Annie zijn vrouw snelde toe. De staartschutter had zich nog willen redden met zijn para chute. Die lag nu naast hem. Bij de jongen knielde de vrouw neer. Hij was niet gewond. Een blauwe plek had hij op zijn voorhoofd. Hij lag daar als een slapend kind. Met zijn brxiine haren speelde de wind. Maar hij gaf geen teken van leven meer. Geschokt en met diepe ontroering namen ze hem op. Met zijn kameraden, die ontzaglijk verminkt waren werd hij ter ruste gelegd in de schaduw van de Herv. Kerk. Na de oorlog toen mevr. Habgood hoorde waar haar jongen gebleven was bezocht zij elk jaar zijn graf; en ook na zijn her begraving in Engeland; het dorp, waar haar zoon sneuvelde. Haar mooie Engelse Statenbijbel schonk zij aan de kerk, zij schreef er in. In Memoriam. Deze Bijbel is geschonken aan de Dutch Reformed. Church van Oude Tonge ter nagedachtenis aan mijn zoon Guy Wilfred Habgood^ en zijn bemanning wiens vliegtuig neerstortte in uw dorap. Met harte lijke dank en diepe erkentelijkheid van zijn zuster Rosemary voor de goede zorg en toewijding voor de jonge boys op 6 okt. 1944. Zijn moeder. Zo ligt de Engelse familie Statenbijbel opengeslagen voor de kansel. Moge God ons behoeden voor nieuwe rampen. We mogen wel bidden: Dat Uwe ogen open zijn; Heere, dag en nacht over dit Huis en over deze plaats. ramp van 1963 hadden overleefd en dat deze tot iedere verrassing ook nog voor een niet onbelangrijke nakome lingschap hadden gezorgd. Oesters in diverse maten werden in de Grevelingen aangetroffen en dat deed bij de Directie Visserijen van het Ministerie van Landbouw en Visserij de gedachte ontstaan, dat hier een kans lag voor het herstel van de Zeeuwse oestercultuur. Dat klemde te meer omdat in de ge bieden in Frankrijk waaruit men na 1963 zijn zaaioesters betrok, een infec tie ziekte in de oesters was ontstaan. En de mogelijkheden om elders in de wereld nog zaaioesters te kopen zijn uiterst beperkt. De vondst in de Grevelingen was dus zonder meer een „geschenk" van de bo venste plank, waarop m,en niet had ge rekend. Gevolg een koortsachtige ak- tiviteit, c.q. het beleggen van een aan tal vergaderingen en besprekingen om nog op tijd klaar te zijn, om voordat in 1976, de moederoesters hun larven zou den loslaten in de Grevelingen, gereed te zijn, om aan de „oesterbroedval" zo als de daarvoor gangbare uitdrukking luidt, een zekere gerichtheid te geven en deze zoveel mogelijk te bevorderen. Op 9 juni 1976 kon, nadat men het met diverse partijen met tegenstrijdige belangen eens was geworden de eerste oesterproef worden genomen. Men had daarvoor de beschikking over 20-30 ha. grond voor het uitzaaien van schelpen (mosselschelpen) waarop de oesterlarve gelegenheid kreeg zich vast te zetten en zich tot oesterbroed je te ontwikkelen. Bovendien kreeg maar door de le- nen van een Franse oesterkweker, de beschikking over 12 z.g. kunststof col- lecteurs, waarmee in Frankrijk wordt gewerkt. In totaal werden 600 m3 mossel schelpen uitgezaaid, over een opper vlakte van 835 x 200 m. en een diepte I van 3 tot 6 meter. IVan deze 600 m3 schelpen bleken la-' I ter 16.8 "/o werkelijk door een of meer broodjes bezet te zijn. Van het aantal met broed bezette I schelpen was de gemiddelde hoeveel- heid 2.15 per schelp. Daar een m3 schelpen circa 90.000 exemplaren bevat ging het dus om 54 miljoen schelpen. Deze 54 miljoen schel pen gaven dus als resultaat dat ruim 18 miljoen stuks broedjes werden op gevangen. Opgevist en uitgezaaid wer den circa 2 miljoen broedjes. De kunststof coUecteurs zorgden nog eens voor bijna 8700 broedjes. Deze hoeveelheid bleef belangrijk achter bij de resultaten die in Frankrijk met dit soort vangkorven werd of wordt be- reikt. Het oesterbroed van de coUec teurs, was van goede kwaliteit, de af metingen waren 25-30 mm. De op de schelpen aangetroffen oes- tertjes werden in augustus aangetast door broedval van mosselzaad, op de schelpen werd eveneens algengroei van blauwalgen geconstateerd, maar toch slaagde de proef. Maar het mosselzaad moest natuurlijk worden terug gedron gen. Naast aantrekking voor mosselzaad hadden de uitgezaaide schelpen ook aantrekking voor kokhaantjes, strand- gapertjes, wulkjes, kreukels (alikrui ken) en slippers (slipper limped). Een rekensom bepaalde dat bij Oud- dorp in oktober 1976 werden uitgezaaid uit 1700 kisten broedmateriaal 1.322.000 oesterbroodjes, 40.800 oestertjes van het vorige jaar, (de eerste oesterbroedjes waren 3 maanden oud, de 40,800 15 maanden oud. Verder kwamen daarin voor: 3.573.400 mosselbroedjes korter dan 2 cm. 73.100 mosselbroedjes langer dan 2 cm., 1.088.000 kokhaantjes, 280.500 strandgapertjes, 204.000 wulkjes, 146.200 kreukels en 44.200 stuks muiltjes (slip pers). Hieruit blijkt wel, dat men bij het opzetten van een dergelijke proef al tijd voor verrassingen komt te staan. De mosselzaadval op de zaaioestertjes was zo'n onaangename verrassing en men was, omdat het niet mogelijk bleek, het mosselzaad afdoende te ver wijderen, ook nadat men de ergste overwoekering van het mosselzaad had verwijderd nog genoeg andere schelpdiertjes mee werden uitgezaaid. Er kwam geen sterfte voor in het broed, al had men nabij Ouddorp in januari 1977 wel last van bladgroen. Maar het mosselzaad kreeg geen kans meer de groei van de jonge oestertjes blijvend te belemmeren en dus luidde de conclusie: Het broed staat er goed bij. Grote oesters werden onderzocht op diverse ziekten en ook dit liedde tot een positief gunstige conclusie, wel kwam er in het voorjaar in het Dijkwaterge- bied sterfte in de oesters op, doch dit was geen gevolg van ziekte, waarschijn lijk waren bodem omstandigheden de oorzaak (dood organisch materiaal in het oester dieet). Een andere conclusie van het onder zoek was, dat toepassing van coUec teurs betere resultaten gaf, dan uit zaai van schelpen. Het aantal Franse col- lecteurs is dan ook aanmerkelijk uitge breid. En nu maar hopen dat ook 1977, weer gelukkig zal zijn, voor de oester broed val in de natuur. Oesterbroed jes, kunstmatig opgekweekt in de bas sins op Texel, bleken sterk genoeg te zijn, om in het voorjaar van 1977, op de Yersekse Bank te worden uitgezaaid, de wintermortaliteit van deze oestertjes was vrijwel nihil. De aan de proeven werkende Vis serijmensen zijn vol moed, dat de zaak waarom het gaat lukt en dat spoedig ook in de kom van de Oosterschelde een herbevolkingsproject kan worden ter hand genomen. VERVOLGVERHAAL door Jan Khape Mzn. 76 Neelemaatje komt bij de tafel staan, breeduit, haar handen steunen op het tafelblad. Dan zegt ze langzaam en na drukkelijk: „Jules, hoe dikkels mot ik je dat nog zegge: een lolletje ken d'r mee deur, me hoeve niet den helen dag mit een uutgestreke gezicht en mit ons hoad naer de grond over de waereld te loa- pen. Onzen Lieve Heere geeft ons veul daer m'n ons eige in magge verheuge, en dat onverdiend, uut vrieë genaode... Daer is overal een grens an, zeker an de leut, en daer hei je noe een ende overheen gestapt!Dadde m'n ze nog mar lange magge luste! Foei,... en nog es: foei... Ouwe vent!" Jilles lacht schutterig en Neelemaatje zegt: „'t is tied om te gaen eten en m'n- heertje mot oak naer huus"... Ze profe teert: „Hie zal wel een standje kriege van z'n vrouwe...! Hei je noe vertelt van de jonkknecht? Hij schudt zijn hoofd: „niet an toe ge- komme Ze keurt af: „foeidan op een aore keer Ik kom van mijn stoel. Ze brengen me samen naar de deur. Als ik op de fiets zit, met één been steunend op de grond, kijk ik nog even om. De twee oude men sen staan in de deuropening. Jilles heeft zijn arm om Neelemaatje d'r hals ge legd. Neelemaatje wuift ten afscheid en roept: „kom nog mar es gaauw vrom, 't ■\^as gezellig Ik steek mijn hand op. Dat is een be lofte. De losse grint springt naar alle kan ten weg onder mijn fietswielen Wanneer ik weer eens te gast ben bij Jilles en Neelemaatje op het „buuten- huusje" is het volop zomer. Hier en daar waren de arbeiders al bezig om koren te snijden; ik heb van de boeren horen omgaan, dat de oogst dit jaar erg vroeg is. Als ik passeerde staken de arbeiders hun sikkel in de lucht bij wijze van groet. Ze werken in hun blauwe onder broeken. Dat is zo de gewoonte, want korensnijden is een zwaar werk. En wie het anders zou doen liep de kans om door de voorman te worden vermaand: dat' gaet zoa niet, bi'joe betoeterd; wat mot den baes zommedeen wel zegge! Hoe ké je noe werke mit een dikken piloosen broek an in die hitte, achter een schoave koren waer je geen aesje wind voelt"Hier en daar was al een meed kaal, daar waren vroege aardap pelen gerooid.De grint knisperde onder mijn fietswielen; het zweet droop van mijn gezicht in de felle zonneschijn. ik voelde mijn hoge halsboord slap worden Ik wordt door de twee oude mensen met bhjdschap ontvangen. Jilles draagt een sitoel aan en zet die bij het open raam waaronder een tochthor gescho ven is. JUles legt uit: „da's voor de vlie gen, 't wemelt om dezen tied van die beesten, ze legge soms in je kommetje kof je te spartelenHij profeteert: „zommedeen kriege juule ze in 't durp as den oesit naer huus gereeje wordt; dan brienge de paerden ze mee; d' erme beesten, ze worre d'r van opgevreete..." De spartelende en voor hun leven vechtende vliegen in een kommetje koffie brengt Neelemaatje op een idee: „ik zal es gaauw een lekker werm bakje kof je zette, dat zal menheertje wel luste nae zoa'n fiestocht"Het vooruit zicht op warme koffie maakt me niet enthousiast, ik krijg geen gelegenheid om daar uitdrukking aan te geven, want voordat Neelemaatje aan haar voornemen gevolg geeft maakt ze nog het programma van deze morgen op: „eerst een bakje leuterdepleut en dan zal 'n je es vertelle hoe 'n op stee bie Den Hertog terecht gekomme is as jonkknechtMet een hoofdknik wijst ze Jilles aan als de verteller. Hij vervolgt: „En hoe ik zoadoende m'n heele leven lang mit joe opge scheept geworre binne!Hij lacht daverend. Ze vermaand: „Jilles, Jilles, mag je dat noe zóa zegge!..." Hij vergoelijkt: „,Nó jae,... acres had ik meschien je zuster genome, die was knapper Ze geeft geen kamp en vraagt: „Weet je wat den Biebel zeit?De schoan- heid is iedeUieid! En op een knap smoel tje is een man in zes weeken tieds uut- gekeekeHet komt op een liefheb bend karakter anZe slaat zich met zelfvoldoening op de borst. Hij heeft van haar onderwijzing geen notitie genomen en plaagt verder: „Dan had ik noe meschien aertsvaoder ge weest en an 't hoad gesteaen van een klein durpje: toen kinders, honderd kleinkinders, achterkleinkinders, re kent es uutHij houdt plotseling op. Haar gezicht is verstrakt en dat ziet hij. Hij zegt: „Neem m© nie kwaelijk, Nee- lemaotje, zoa ha'k het niet bedoeld..." Ze dribbelt naar het achterhuis met dreunende stappen. Bij de deur zegt ze nog: „dat weet ik wel,-Jilles, daer bi' je veul te goed voorMar je hei m'n wel zeer gedaenIk hawe je 't al vergeve......" De deur slaat met een harde klap dicht. Jilles zit even beteuterd na te denken en ik weet ook niet wat ik zeggen moet: de situatie is pijnlijk. Dan gebaart JUles mismoedig met zijn handen en zucht: „Jae, een lolletje maeke, och, as je net as wiele je heele leven lang mi' mekaore opgetrokke heit dan mot je mekaore wel es op 't paerd zette om te riejen, as je begriept wat ik bedoele. Mar kiek: as je een mopje tapt dan bin je net as een jaeger, die mit een geweer achter de haezen an zit in 't naejaer: hie schiet negen keer raek en de tiende keer mis. En dan mot je nog bUeë weze as je die tiende keer geen ongelokken maekt deur je eige houd in zijn achterwerk te schietenHet was een ongelokkig schot: ik ha rnit d'r te doeënZijn gezicht knikt naar de deur van het ach terhuis: „Ze heit d'r zoevel verdriet van gehad da' m'n aUeen bleve. Mar we hawe ons neer weete te leggen bie 's Heeren wü'-' Ik kan niet anders doen dan zwijgend knikken: „Zo is het goed,JiUeszo is het goed..." Als Neelemaatje terugkeert om het serveren van de koffie te beredderen is haar gezicht opgeklaard. JiUes en ik kijken naar haar bezige handen. Ze ver telt onderwijl, 'dat het mooi weer is, alsof ik dat niet weet. Ze informeert hoe de wegen zijn om te berijden met een fiets. De wegen zijn nog niet lang gele den begrint en ze veronderstelt, dat het wel moeüijk zal zijn om door die losse grint te rijden: „ik begriepe niet hoe je 't ken, je ziet fietsers soms garrele van de ene kant van de weg naer den aoren" Ze bemoedigt, dat het spoedig beter zal gaan: „de waegens zaUe gaauw een paer spoortjes gereeje ha..." Ik knik al door en denk er aan, dat die smaUe wa- gensporen een evengrote stuumaans- kunst zulen vereisen als de losse grint. Neelemaatje laat zich op een stoel neervallen en commandeert: „aUè, lae m'n een lekker bakje doeë, 'k ha d'r suuker ingedaeda' m'n ze nog mar lange magge luste, JUles!"Haar ogen kijken hem plagend aan en er is een nauw merkbare glimlach om haar gerimpelde mond. Hij gaat er grinnikend op in, neemt zijn kom op, heft die in de hoogte: „proost, m'n ouwe koekeroetjeHij neemt een slok, proest over de tafel heen, zegt een minder gebruikelijk woord, de kom valt bijna uit zijn han den. Dan constateert hij: „die kof je is gloeiend!" Ze vraagt: „Ké joe van koud waeter kofje zette?" JiUes sputtert: „Nee, mar ik bin niet vertind van binnen. Ze sust: „EUè, begin noe mar es te vertellenEn dat doet JUles. Hij herinnert me er aan, wat hij al vroeger verteld heeft, dat hij opgeleid zou wor den tot landarbeider. Maar de intree in de landarbeidersgemeenschap was niet van die aard, dat het beroep hem fie-, geerUjk voorkwam. Na een paar jaar sukkelen van de ene baas naar de andere kreeg hij gelegen heid om boereknecht te worden, het werken met paarden trok hem aan. Hij zou gaan inwonen bij de,baas en Jules legt mij uit, dat zo'n boereknecht een „jonkknecht" genoemd werd.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1977 | | pagina 5