EiiAnoEn - niEuws
Overdenking
Grootf ader vertelt
|geroI
vat de
Heilige Schrift
2e W&d
Vrijdag 26 augustus 1977
No. 46181
HET
KIjKVEr>rSTER
liiifliioniimfliiiiiuiiiiiiiniiiiiiHiintiiuiiiiiHiHiiiiinn^^^^^
I altijd voor
I iedereen
I ruim en overzichtelijk
g in onze speciale g
B ahowroom. g
I A. Vroegindeweij
I Westdgk 46 - SCddelharnis
Lies van der Velde
Mercedes verkoop
KERKNIEUWS
OESTERS IN ^E. GREVELINGEN
WELLICHT KANSEN VOOR
DE TOEKOMST
Uw huis verkopen
TAMBOER
GRIJSOORDSE SCHETSEN:
DE ENGELSE STATENBIJBEL
Uw huis verkopen
TAMBOER
i? it
blik op kerk
en samenleving
De Chr. Ger. Synode
Hete hangijzers
Dezer dagen is de Generale Synode
van de Christelijke Gereformeerde Ker
ken in Hoogeveen geopend. Na de twee
openingsdagen zal de Synode nog twee
weken vergadertijd nodig hebben in de
maand september. De Chr. Ger. Synode
komt één keer in de drie jaar bijeen,
de vorige vergadering was in 1974 te
Amsterdam-Nieuw-West.
Opvallend is dat er ditmaal slechts
vier instrukties van de particuliere sy
noden op de tafel van de Generale Sy
node zijn gelegd. Op vorige synoden
bedroeg dat aantal weleens vijftien of
meer.
Nu kan dat een goed teken zijn, een
bewijs voor de rust en d§-stabiliteit van
het kerkelijk leven. De Chr. Ger. Ker
ken nemen in ons land een bepaalde
tussenpositie in, tussen de Ger. Kerken
enerzijds en de Ger. Gemeenten ander
zijds. Met de Ger. Kerken hebben ze
gemeen, de aandacht voor de objektivi-
teit van het heil, de aandacht voor het
Verbond en de Kerk. Met de 'Ger. Ge
meenten staan ze althans het rech-
terdeel op het standpunt dat het heil
ook persoonlijk moet worden toegepast.
„Modaliteiten" heeft deze kerkgemeen
schap altijd gekend. Er was steeds een
„vleugel" die nieer tegen de Ger. Ker
ken aanzat, er was ook altijd een stro
ming die Mch meer oriënteerde op de
Ger. Gemeenten. Ook de Chr. Ger.
Kerken zijn de laatste jaren niet ont
komen aan de beruchte „polarisatie".
Men is wat verder uit elkaar gegroeid
dan voorheen, al blijft men elkaar in
deze kerkgroep lang vasthouden.
Daarom is het wel te vrezen dat het
kleine aantal voorstellen op de synode
tafel geen bewijs is van rust en vrede,
maar veeleer een symptoom van de
verschillen die er ook in deze kerk zijn.
Men is wellicht bang om elkaar verder^
uit het oog te verliezen en laat het dan
officieel maar liever bij het oude. Maar
op het plaatselijk vlak wordt er volop
geëxperimenteerd
Drie instrukties zullen wel blijken
hete hangijzers te zijn. Allereerst is
daar de oude kwestie of de kerken
aangesloten moeten blijven bij de ICCC,
de internationale raad van Christelijke
Kerken. De vorige synode sprak uit dat
dat eigenlijk niet langer kon, gezien het
eenzijdig anticomm.unism.e van de ICCC,
die haar strijd veelal m.et wereldse wa
penen voert. In de drie jaar die daarop
gevolgd zijn is de ICCC niet in haar
voordeel veranderd, zo meent men in
de Chr. Ger. Kerken. Vandaar dat de
kans groot is dat de Generale Synode
nu definitief de knoop zal doorhakken.
Een ander punt, dat veel meer het
eigen kerkelijk leven raakt is de vraag
naar gezangen. Deputaten voor de ere
dienst stellen voor alle 115 berijmde
schriftgedeelten uit het Liedboek voor
de Kerken vrij te geven voor gebruik
in de eredieiist. De particuliere syno
de van het noorden gaat nog verder
en wil ook het zogenaamde vrije lied
invoeren. Dat laatste zal een onverteer
bare zaak zijn voor de rechtervleugel
die gegroepeerd is rondom „Bewaar het
pand". Men kan zich indenken dat men
tegen het invoeren van gezangen, ook
al wordt men tot het opgeven daarvan
niet verplicht, onoverkomenlijke be
zwaren zal hebben.
En dan is er om niet meer te noe
men de verhouding tot de Gerefor
meerde Kerken Vrijgemaakt. Op plaat
selijk vlak is er hier en daar al eèn
vergevorderde samenwerking, zó dat
men zelfs tot kanselruil is overgegaan,
en dat men in één plaats (Lelystad) ge
zamenlijk een predikant beroepen heeft.
Ook deze contacten met de Vrijge-
maakten is een weg die de rechtergroep
zeker niet verder óp wil.
Al met al staan de Chr. Ger. Ker
ken, een betrekkelijk kleine groepering
in het geheel van de Ger. Gezindte,
voor grote interne problemen. Bewijs
voor het feit dat de tijdgeest voor de
deuren van geen enkele kerk blijft
staan.
Waarnemer.
Bezwaren tegen opnemen van
predikaties op de band
In „De Wachter Slons", het weekblad
der Ger. Gemeenten in Nederland,
hoofdredaktie ds. F. Mallan te Rhenen,
lazen we, dat op de gehouden Particu
liere Synode, te Gouda een verzoek van
de classis oost is behandeld, inzake een
door Rijssen ingediend bezwaar, aan
gaande het opnemen van preken en toe
spraken bij begrafenissen op bandre
corders.
„Rijssen acht dit onstichtelijk o.a.
wanneer het gebed wordt opgenomen.
Namens classis oost licht ds. J. de
Groot toe, dat het niet zozeer gaat om
het gebruik van dit hulpmiddel in bij
zondere gevallen, maar om het toene
mende misbruik. Ongevraagd worden
preken tijdens kerkdiensten opgeno
men, met inbegrip van het gebed
Ook blijkt, dat soms door de kerkte
lefoon beluisterd^ preken worden op-
genom.en. Tijdens de bespreking wor
den een aantal bezwaren naar voren
gebracht. Gewezen werd op het soms
op een oneerbiedige wijze beluisteren
van een opgenomen preek en het door
de leraar uitgesproken gebed. Vooral
dit laatste wordt onstichtelijk geacflit,
waarbij nog komt, dat in het gebed
veelal ook voorbeden worden gedaan,
soms voor personen, die intussen over
leden zijn. Vooral stuitend wordt geacht
het beluisteren van door reeds overle
den leraren uitgesproken predikaties.
Het onwettig kerkyerzuim wordt door
deze moderne middelen in de hand ge
werkt. Het met opzet kritisch beluis
teren van een door een leraar uitge
sproken predikatie. Ook het winstbe
jag bij het in de handel brengen van
banden met predikaties, die zonder me
deweten, laat staan goedkeuring, van
de leraren, per advertentie worden
aangeboden aan het publiek. De syno
de deelt het bezwaar van classis oost
en spreekt haar afkeuring uit over het
geconstateerde misbruik.
De kerkeraden werd ernstig geadvi
seerd bij het plaatsen van een kerkte
lefoon de gebruiker hiervan schrifte
lijk te doen verklaren, geen beluister
de predikaties op de band op te zullen
nemen of te doen opnemen. De kerke
raden behoren er acht op te geven bij
wie een kerktelefoon geplaatst zal wor
den en daarbij de voorzichtigheid te be
trachten. Het afdoend tegengaan van
misbruik is echter niet mogelijk. Wel
dient er tegen gewaakt en gewaar
schuwd te worden. Alleen in bijzonde
re gevallen, maar dan met uitdrukke
lijke toestemming van de predikant en
de kerkeraad, mag een predikatie of
een toespraak, bijv. bij een begrafenis
ten behoeve van familieleden,, die niet
tegenwoordig kunnen zijn, op de band
worden opgenomen."
MIDDELHARNIS-SOMMELSDIJK
Uitslag P.M. de Reisduif. Wedvlucht
vanuit St. Dizier d.d. 15-08-77. In con
cours 207 duiven.
B. V. d. Doel 1, 7, 11, 20. H. de Vos
2, 5, 10, 12, 14, 16, 26, 52. A. v. d. Linde
3, 23, 27, 28, 40. C. Looij 4, 41. Comb.
Polder 6, 15, 34, 37, 44, 45. J. Spring
vloed DJr. 8, 38. A. de Gans 9, 13, 31,
33, 43. C. Vroegindeweij 17. K. Kievit
18, 36. W. de Vos 19, 42. J. Vis van
Heemst 21, 22, 24, 35, 47. J. Jongejan
25, 29, 32. Gebr. Groenendijk 30, 50.
L. Wielaard 39, 46. J. Groenendijk 48.
R. V. Nimwegen 49. M. v. Assen 51.
WIE IS WIJS?
.want zij is gekomen van de
einden der aarde, om te horen de
wijsheid van Salomo; en ziet, meer
dan Salomo is hier." (Lukas 11 31b)
De Heere Jessus heeft tijdens Zijn
rondwandeling op aarde vele malen
de onbekeerlijkheid der joden aange
klaagd. Ondanks tekenen en wonderen
weigeren ze Hem te erkennen als de
Zoon van God. Men luistert wel naar
het Evangelie, maar met een hart, dat
er op uit is de Heiland te strikken.
Daarom neemt Christus het voorbeeld
van de Koningin van Scheba. Zij kwam
uit een ver land om de wijsheid van
Salomo te horen! Maar de joden ver
smaden de wijsheid van de meerdere
Salomo! Daarmee haalt men het oor
deel Gods over zichzelf.
Nu hebben wij niet zozeer met die
joden te maken, als wel met onszelf:
WAT DOET U MET DE Wijsheid Gods?
Leg uw eigen leven eens naast dat van
Scheba's vorstin! Zij kwam naar Jeru
zalem, hoewel ze geen tijd had! Dage
lijks lagen stapels papier op haar bu
reau, want zij moest het land regeren!
Zij zat echt niet de hele dag op een
gouden troon in een hermelijnen man
tel! Welnee! Beslissingen moesten ge
nomen, de staatszaken moesten afge
handeld, kortom voor iets anders was
geen tijd! Maar toch ging deze vrouw
op weg naar Salomo! Hebt u ook geen
tijd? Geen tijd om te bidden, geen tijd
Om te lezen uit het Woord Gods, geen
tijd om naar de kerk te gaan, geen tijd
om Christus te zoeken? Dan bent u
net als deze koningin! Maar volg haar
Wandel dan ook na: ze maakte tijd!
Wat baat het immers een mens zo hij
de gehele wereld won, doch schade leed
aan zijn ziel?
Deze koningin van het zuiden zocht
wijsheid! Dat wil niet zeggen, dat er in
heel Scheba geen wijsheid te vinden
was! Integendeel: daar waren de vele
droomuitleggers, magiërs en wijsheidsr
leraren aan het hof. Scheba was een
rijk land, dus deze vrouw kon de knap
ste mensen naar haar paleis ontbieden.
Maar desondanks zoekt zij Salomo's
wijsheid! Met minder is zij niet tevre
den. En ziet, méér dan Salomo is hier!
Bent u tevreden met uw eigen wijs
heid? Met alles wat u al weet? Vindt
u het al genoeg als u weet, dat in
Christus wijsheid is, zonder die wijs
heid zelf te aanschouwen? Zonder die
persoonlijk te zoeken? Dan zal eenmaal
de koningin van het zuiden opstaan in
het oordeel met u, en u veroordelen.
Want zij is gekomen van verre!
Van verre! Helemaal uit Zuid-Ara-
bië! Een reis van verscheidene honder
den kilometers. En daar was geen keu
rige asfaltweg. Hoge bergen zullen op
gedoemd zijn, maar dié konden haar
niet weerhouden! Brede rivieren zullen
haar pad doorkruist hebben, maar zij
ging voort. Hete woestijnen maakten
de tocht levensgevaarlijk, maar ze keer
de niet om! Naar Salomo!
Wat zijn velen tegenwoordig dan
slap! Soms staat de kerk aan de over
kant van de straat, maar men blijft
liever uitslapen, of naar de TV kijken!
En als het in de kerk nou over Salo
mo ging, dan zou je zeggen: vooruit!
Maar méér dan Salomo is daar! Zij is
gekomen, hoewel er geen voorbeelden
waren van haar voorvaderen, die óók
als eens naar de koning van Jeruza
lem waren gegaan! Maar velen ver
ontschuldigen zich daarmee: er zijn
g^en bekeerde mensen in mijn geslacht
geweest, zegt men dan. En wat dan
nog? U moet toch eenmaal zelf opstaan
in het oordeel? Overgeërfde goddeloos
heid is van weinig waarde! Haast u
om uws levens wil, want meer dan
V Salomo is hier!
Deze hooggeplaatste vrouw had zo
veel over voor Salomo's wijsheid: een
lange karavaan met goud en edelste
nen en specerijen voerde ze mee, Tè
veel was het haar echter niet! En ziet:
méér nog dan Salomo is hier! Zou er
dan iets te veel zijn? En het wonder
lijke is, dat de meerdere Salomo niet
eens uw goud vraagt! Alleen maar uw
hart! Je hoeft geen miljonair te zijn
om de Wijsheid Gods te gewinnen! Zon
der geld en zonder prijs! Is de Heere
dan uw hart niet waard?!
Want zij is gekomen! Zomaar, zon
der uitnodiging! Op eigen risico ging
ze naar de stad Davids. De kans bleef
er, dat ze teruggestuurd werd. Dat Sa
lomo haar niet ontvangen wilde! En
ziet méér dan Salomo is hier.' Want u
bent wél genodigd. De Geest en de
Bruid zeggen: Kom!! En wie tot Hem
komt, zal Hij geenszins uitwerpen!
Scheba's koningin wist niet zo erg
veel over Salomo. Enkele zeelui, die in
haar havens hadden afgemeerd, hadden
wat losse verhalen verteld over Salo
mo. Geruchten over een troon van goud
en ivoor, over een sterk leger, over een
schitterende tempel, die gebouwd werd,
en over Salomo's wijsheid. Alles met
elkaar nog niet zoveel. Maar ziet méér
dan Salomo is hier! U hebt geen los
gerucht, maar een getrouw Woord, dat
alle aanneming waardig is! Een Woord
met Gods vinger geschreven over de
Wijsheid Gods in Christus, die u eeuwig
leven schenken kan! Wat erg, als we
daaraan voorbijgaan! Want dan zal
deze vorstin u eenmaal veroordelen!
De koningin van het zuiden is ge
komen om te horen de wijsheid van
Salomo, en dat was alles met elkaar
nog maar een zeer beperkte wijsheid.
Over twee ruziezoekende vrouw^en en
een klein kind. Verder ging deze wijs
heid niet! Maar zie méér dan Salomo
is hier: Christus is gegeven tot wijs
heid, maar niet alleen tot goddelijke
wijsheid, ook nog tot rechtvaardigheid,
tot heiligmaking, ja, tot een volkomen
verlossing!
Leg Hem dan uw moeilijkste vragen
maar voor! Vraag Hem dan, hoe gena
de en recht elkander kunnen kussen.
Christus weet er raad op! Vraag Hem
eens hoe de zonde tegelijk vergeven èn
gestraft kan worden? Hij zal u wijzen
Zijn doorboorde handen en voeten!
Vraag dan, hoe u rechtvaardig voor
God kunt verschijnen! Hij zal u tonen
Zijn mantel der gerechtigheid! Leg
Hem uw kwesties maar voor; Heere,
hoe kan een krachteloze als ik ben,
tegen de zonde, de wereld en de duivel
strijden? Uit de mond van Christus
zal het te horen zijn: Mijn genade is
u genoeg en Mijn kracht wordt in
zwakheid volbracht!
Meer dan Salomo is hier! Meer dan
Salomo! Dat geldt van Christus! Wat
geldt van u?
Minder dan de koningin van het zui
den is hier? Leg die klacht van zonde
en tekort neer voor ChristusWie daar
mee Hem nederig valt te voet, zal van
Hem Zijn wijsheid leren. Een wijsheid,
die door de genade van Christus alleen,
eenmaal doet zingen: „En Gij hebt ons
onzen God gemaakt tot koningen en
priesteren; en wij zullen als koningen
heersen op de aarde!"
Aalburg.
M. Baan.
Het jaarverslag over de oesterbroed-
val in de Grevelingen is interessante
lektuur, voor insider en leek, omdat
hierin een beeld gegeven wordt, hoe
veel moeilijkheden overwonnen moe
ten worden, nu en in de toekomst om
te kom.en tot het doel dat de Visserij
Directie voor ogen staat, het herstel
van de Zeeuwse oester cultuur.
Begonnen wordt, met de constate
ring dat naast de eigenlijke oesterbank
in Zeeland, de voor oesterteelt in Zee
land zo uiteramte geschikte Yersekse
Bank, nog enkele plaatsen in Zeeland
werden gevonden waar eveneens oes
ters werden geteeld te weten op de
Grevelingen en onder meer enkele per
celen op de Oude Tongse of Herking-
se Bank en in het Dijkwater.
De ramp in de oestercultuur als ge
volg van de strenge vorst van 1963,
was ook voor deze percelen funest, tot
begin 1976 bij toeval bleek„ dat een
aantal oesters in de Grevelingen de
Ja, de oorlog ging onverminderd voort en duurde nu al 265 weken. Weken
van spanning voor vaders en moeders en vrouwen die vreesden voor het
leven van hun dierbaren. Weken van spanning voor de jongens die opge
leid waren en nu meevlogen in de grote formaties vliegende Forten.
Dagen van spanning toen 5000 bommenwerpers, jagers en 2000 transport
vliegtuigen landden en vochten om de bruggen van Arnhem en Nijmegen.
Ook de zeedijk bij Westkapelle werd uitéén gerukt om Walcheren onder
water te zetten. Daarbij werden de wapenfabrieken in de Ruhr niet met
rust gelaten. De B 17; 30 m. breed en 23 m. lang, zo groot als een
boerenschuur kregen van hun bemannig' kleine vogelnamen. Roodborstje,
Pimpelmees en Kolibri werden ze gedoopt. Wat waren de jongens blij en
opgelucht als hun opdracht was vervuld en ze de kokende hel van af-
weervuur en felle gevechten met jagers waren ontkomen.
Op de 6 okt. 1944 was ook Kay Habgood en zijn kameraden op de
terugweg. Tevergeefs probeerde de bemanning één der motoren die een
treffer had gekregen en sputterde op gang te houden. Boven Oude Tonge
ontplofte hij en rukte het reuzen vliegtuig uiteen, dat brandend neer
stortte. In één van de droog gebleven polders kwam het neer. Arie van
Hein ploegde met zijn beiden paarden het land om tarwe te zaaien. Zijn
paarden bij de toom houdend zag hij het drama gebeuren. Vlakbij de
boerderij dwarrelde het reusachtige staartstuk om laag. Annie zijn vrouw
snelde toe. De staartschutter had zich nog willen redden met zijn para
chute. Die lag nu naast hem. Bij de jongen knielde de vrouw neer. Hij
was niet gewond. Een blauwe plek had hij op zijn voorhoofd. Hij lag
daar als een slapend kind. Met zijn brxiine haren speelde de wind. Maar
hij gaf geen teken van leven meer.
Geschokt en met diepe ontroering namen ze hem op. Met zijn kameraden,
die ontzaglijk verminkt waren werd hij ter ruste gelegd in de schaduw
van de Herv. Kerk. Na de oorlog toen mevr. Habgood hoorde waar haar
jongen gebleven was bezocht zij elk jaar zijn graf; en ook na zijn her
begraving in Engeland; het dorp, waar haar zoon sneuvelde.
Haar mooie Engelse Statenbijbel schonk zij aan de kerk, zij schreef er in.
In Memoriam. Deze Bijbel is geschonken aan de Dutch Reformed. Church
van Oude Tonge ter nagedachtenis aan mijn zoon Guy Wilfred Habgood^
en zijn bemanning wiens vliegtuig neerstortte in uw dorap. Met harte
lijke dank en diepe erkentelijkheid van zijn zuster Rosemary voor de
goede zorg en toewijding voor de jonge boys op 6 okt. 1944. Zijn moeder.
Zo ligt de Engelse familie Statenbijbel opengeslagen voor de kansel.
Moge God ons behoeden voor nieuwe rampen. We mogen wel bidden:
Dat Uwe ogen open zijn; Heere, dag en nacht over dit Huis en over
deze plaats.
ramp van 1963 hadden overleefd en dat
deze tot iedere verrassing ook nog
voor een niet onbelangrijke nakome
lingschap hadden gezorgd.
Oesters in diverse maten werden in
de Grevelingen aangetroffen en dat
deed bij de Directie Visserijen van het
Ministerie van Landbouw en Visserij
de gedachte ontstaan, dat hier een kans
lag voor het herstel van de Zeeuwse
oestercultuur.
Dat klemde te meer omdat in de ge
bieden in Frankrijk waaruit men na
1963 zijn zaaioesters betrok, een infec
tie ziekte in de oesters was ontstaan.
En de mogelijkheden om elders in de
wereld nog zaaioesters te kopen zijn
uiterst beperkt.
De vondst in de Grevelingen was dus
zonder meer een „geschenk" van de bo
venste plank, waarop m,en niet had ge
rekend. Gevolg een koortsachtige ak-
tiviteit, c.q. het beleggen van een aan
tal vergaderingen en besprekingen om
nog op tijd klaar te zijn, om voordat in
1976, de moederoesters hun larven zou
den loslaten in de Grevelingen, gereed
te zijn, om aan de „oesterbroedval" zo
als de daarvoor gangbare uitdrukking
luidt, een zekere gerichtheid te geven
en deze zoveel mogelijk te bevorderen.
Op 9 juni 1976 kon, nadat men het
met diverse partijen met tegenstrijdige
belangen eens was geworden de eerste
oesterproef worden genomen.
Men had daarvoor de beschikking
over 20-30 ha. grond voor het uitzaaien
van schelpen (mosselschelpen) waarop
de oesterlarve gelegenheid kreeg zich
vast te zetten en zich tot oesterbroed je
te ontwikkelen.
Bovendien kreeg maar door de le-
nen van een Franse oesterkweker, de
beschikking over 12 z.g. kunststof col-
lecteurs, waarmee in Frankrijk wordt
gewerkt.
In totaal werden 600 m3 mossel
schelpen uitgezaaid, over een opper
vlakte van 835 x 200 m. en een diepte
I van 3 tot 6 meter.
IVan deze 600 m3 schelpen bleken la-'
I ter 16.8 "/o werkelijk door een of meer
broodjes bezet te zijn.
Van het aantal met broed bezette
I schelpen was de gemiddelde hoeveel-
heid 2.15 per schelp.
Daar een m3 schelpen circa 90.000
exemplaren bevat ging het dus om 54
miljoen schelpen. Deze 54 miljoen schel
pen gaven dus als resultaat dat ruim
18 miljoen stuks broedjes werden op
gevangen. Opgevist en uitgezaaid wer
den circa 2 miljoen broedjes.
De kunststof coUecteurs zorgden nog
eens voor bijna 8700 broedjes. Deze
hoeveelheid bleef belangrijk achter bij
de resultaten die in Frankrijk met dit
soort vangkorven werd of wordt be-
reikt. Het oesterbroed van de coUec
teurs, was van goede kwaliteit, de af
metingen waren 25-30 mm.
De op de schelpen aangetroffen oes-
tertjes werden in augustus aangetast
door broedval van mosselzaad, op de
schelpen werd eveneens algengroei van
blauwalgen geconstateerd, maar toch
slaagde de proef. Maar het mosselzaad
moest natuurlijk worden terug gedron
gen.
Naast aantrekking voor mosselzaad
hadden de uitgezaaide schelpen ook
aantrekking voor kokhaantjes, strand-
gapertjes, wulkjes, kreukels (alikrui
ken) en slippers (slipper limped).
Een rekensom bepaalde dat bij Oud-
dorp in oktober 1976 werden uitgezaaid
uit 1700 kisten broedmateriaal 1.322.000
oesterbroodjes, 40.800 oestertjes van het
vorige jaar, (de eerste oesterbroedjes
waren 3 maanden oud, de 40,800 15
maanden oud. Verder kwamen daarin
voor: 3.573.400 mosselbroedjes korter
dan 2 cm. 73.100 mosselbroedjes langer
dan 2 cm., 1.088.000 kokhaantjes, 280.500
strandgapertjes, 204.000 wulkjes, 146.200
kreukels en 44.200 stuks muiltjes (slip
pers).
Hieruit blijkt wel, dat men bij het
opzetten van een dergelijke proef al
tijd voor verrassingen komt te staan.
De mosselzaadval op de zaaioestertjes
was zo'n onaangename verrassing en
men was, omdat het niet mogelijk
bleek, het mosselzaad afdoende te ver
wijderen, ook nadat men de ergste
overwoekering van het mosselzaad
had verwijderd nog genoeg andere
schelpdiertjes mee werden uitgezaaid.
Er kwam geen sterfte voor in het
broed, al had men nabij Ouddorp in
januari 1977 wel last van bladgroen.
Maar het mosselzaad kreeg geen kans
meer de groei van de jonge oestertjes
blijvend te belemmeren en dus luidde
de conclusie: Het broed staat er goed
bij.
Grote oesters werden onderzocht op
diverse ziekten en ook dit liedde tot een
positief gunstige conclusie, wel kwam
er in het voorjaar in het Dijkwaterge-
bied sterfte in de oesters op, doch dit
was geen gevolg van ziekte, waarschijn
lijk waren bodem omstandigheden de
oorzaak (dood organisch materiaal in
het oester dieet).
Een andere conclusie van het onder
zoek was, dat toepassing van coUec
teurs betere resultaten gaf, dan uit zaai
van schelpen. Het aantal Franse col-
lecteurs is dan ook aanmerkelijk uitge
breid. En nu maar hopen dat ook 1977,
weer gelukkig zal zijn, voor de oester
broed val in de natuur. Oesterbroed
jes, kunstmatig opgekweekt in de bas
sins op Texel, bleken sterk genoeg te
zijn, om in het voorjaar van 1977, op de
Yersekse Bank te worden uitgezaaid,
de wintermortaliteit van deze oestertjes
was vrijwel nihil.
De aan de proeven werkende Vis
serijmensen zijn vol moed, dat de zaak
waarom het gaat lukt en dat spoedig
ook in de kom van de Oosterschelde
een herbevolkingsproject kan worden
ter hand genomen.
VERVOLGVERHAAL
door Jan Khape Mzn.
76
Neelemaatje komt bij de tafel staan,
breeduit, haar handen steunen op het
tafelblad. Dan zegt ze langzaam en na
drukkelijk: „Jules, hoe dikkels mot ik je
dat nog zegge: een lolletje ken d'r mee
deur, me hoeve niet den helen dag mit
een uutgestreke gezicht en mit ons hoad
naer de grond over de waereld te loa-
pen. Onzen Lieve Heere geeft ons veul
daer m'n ons eige in magge verheuge,
en dat onverdiend, uut vrieë genaode...
Daer is overal een grens an, zeker an de
leut, en daer hei je noe een ende
overheen gestapt!Dadde m'n ze nog
mar lange magge luste! Foei,... en nog
es: foei... Ouwe vent!"
Jilles lacht schutterig en Neelemaatje
zegt: „'t is tied om te gaen eten en m'n-
heertje mot oak naer huus"... Ze profe
teert: „Hie zal wel een standje kriege
van z'n vrouwe...! Hei je noe vertelt
van de jonkknecht?
Hij schudt zijn hoofd: „niet an toe ge-
komme
Ze keurt af: „foeidan op een aore
keer
Ik kom van mijn stoel. Ze brengen me
samen naar de deur. Als ik op de fiets
zit, met één been steunend op de grond,
kijk ik nog even om. De twee oude men
sen staan in de deuropening. Jilles heeft
zijn arm om Neelemaatje d'r hals ge
legd. Neelemaatje wuift ten afscheid en
roept: „kom nog mar es gaauw vrom, 't
■\^as gezellig
Ik steek mijn hand op. Dat is een be
lofte.
De losse grint springt naar alle kan
ten weg onder mijn fietswielen
Wanneer ik weer eens te gast ben bij
Jilles en Neelemaatje op het „buuten-
huusje" is het volop zomer. Hier en daar
waren de arbeiders al bezig om koren te
snijden; ik heb van de boeren horen
omgaan, dat de oogst dit jaar erg vroeg
is. Als ik passeerde staken de arbeiders
hun sikkel in de lucht bij wijze van
groet. Ze werken in hun blauwe onder
broeken. Dat is zo de gewoonte, want
korensnijden is een zwaar werk. En wie
het anders zou doen liep de kans om
door de voorman te worden vermaand:
dat' gaet zoa niet, bi'joe betoeterd; wat
mot den baes zommedeen wel zegge!
Hoe ké je noe werke mit een dikken
piloosen broek an in die hitte, achter
een schoave koren waer je geen aesje
wind voelt"Hier en daar was al een
meed kaal, daar waren vroege aardap
pelen gerooid.De grint knisperde
onder mijn fietswielen; het zweet droop
van mijn gezicht in de felle zonneschijn.
ik voelde mijn hoge halsboord slap
worden
Ik wordt door de twee oude mensen
met bhjdschap ontvangen. Jilles draagt
een sitoel aan en zet die bij het open
raam waaronder een tochthor gescho
ven is. JUles legt uit: „da's voor de vlie
gen, 't wemelt om dezen tied van die
beesten, ze legge soms in je kommetje
kof je te spartelenHij profeteert:
„zommedeen kriege juule ze in 't durp
as den oesit naer huus gereeje wordt;
dan brienge de paerden ze mee; d' erme
beesten, ze worre d'r van opgevreete..."
De spartelende en voor hun leven
vechtende vliegen in een kommetje
koffie brengt Neelemaatje op een idee:
„ik zal es gaauw een lekker werm bakje
kof je zette, dat zal menheertje wel luste
nae zoa'n fiestocht"Het vooruit
zicht op warme koffie maakt me niet
enthousiast, ik krijg geen gelegenheid
om daar uitdrukking aan te geven,
want voordat Neelemaatje aan haar
voornemen gevolg geeft maakt ze nog
het programma van deze morgen op:
„eerst een bakje leuterdepleut en dan
zal 'n je es vertelle hoe 'n op stee bie
Den Hertog terecht gekomme is as
jonkknechtMet een hoofdknik
wijst ze Jilles aan als de verteller.
Hij vervolgt: „En hoe ik zoadoende
m'n heele leven lang mit joe opge
scheept geworre binne!Hij lacht
daverend.
Ze vermaand: „Jilles, Jilles, mag je
dat noe zóa zegge!..."
Hij vergoelijkt: „,Nó jae,... acres had
ik meschien je zuster genome, die was
knapper
Ze geeft geen kamp en vraagt: „Weet
je wat den Biebel zeit?De schoan-
heid is iedeUieid! En op een knap smoel
tje is een man in zes weeken tieds uut-
gekeekeHet komt op een liefheb
bend karakter anZe slaat zich
met zelfvoldoening op de borst.
Hij heeft van haar onderwijzing geen
notitie genomen en plaagt verder: „Dan
had ik noe meschien aertsvaoder ge
weest en an 't hoad gesteaen van een
klein durpje: toen kinders, honderd
kleinkinders, achterkleinkinders, re
kent es uutHij houdt plotseling op.
Haar gezicht is verstrakt en dat ziet hij.
Hij zegt: „Neem m© nie kwaelijk, Nee-
lemaotje, zoa ha'k het niet bedoeld..."
Ze dribbelt naar het achterhuis met
dreunende stappen. Bij de deur zegt ze
nog: „dat weet ik wel,-Jilles, daer bi' je
veul te goed voorMar je hei m'n
wel zeer gedaenIk hawe je 't al
vergeve......" De deur slaat met een
harde klap dicht.
Jilles zit even beteuterd na te denken
en ik weet ook niet wat ik zeggen moet:
de situatie is pijnlijk. Dan gebaart JUles
mismoedig met zijn handen en zucht:
„Jae, een lolletje maeke, och, as je net
as wiele je heele leven lang mi' mekaore
opgetrokke heit dan mot je mekaore
wel es op 't paerd zette om te riejen, as
je begriept wat ik bedoele. Mar kiek: as
je een mopje tapt dan bin je net as een
jaeger, die mit een geweer achter de
haezen an zit in 't naejaer: hie schiet
negen keer raek en de tiende keer mis.
En dan mot je nog bUeë weze as je die
tiende keer geen ongelokken maekt
deur je eige houd in zijn achterwerk te
schietenHet was een ongelokkig
schot: ik ha rnit d'r te doeënZijn
gezicht knikt naar de deur van het ach
terhuis: „Ze heit d'r zoevel verdriet van
gehad da' m'n aUeen bleve. Mar we
hawe ons neer weete te leggen bie 's
Heeren wü'-'
Ik kan niet anders doen dan zwijgend
knikken: „Zo is het goed,JiUeszo
is het goed..."
Als Neelemaatje terugkeert om het
serveren van de koffie te beredderen is
haar gezicht opgeklaard. JiUes en ik
kijken naar haar bezige handen. Ze ver
telt onderwijl, 'dat het mooi weer is,
alsof ik dat niet weet. Ze informeert hoe
de wegen zijn om te berijden met een
fiets. De wegen zijn nog niet lang gele
den begrint en ze veronderstelt, dat het
wel moeüijk zal zijn om door die losse
grint te rijden: „ik begriepe niet hoe je
't ken, je ziet fietsers soms garrele van
de ene kant van de weg naer den aoren"
Ze bemoedigt, dat het spoedig beter zal
gaan: „de waegens zaUe gaauw een
paer spoortjes gereeje ha..." Ik knik al
door en denk er aan, dat die smaUe wa-
gensporen een evengrote stuumaans-
kunst zulen vereisen als de losse grint.
Neelemaatje laat zich op een stoel
neervallen en commandeert: „aUè, lae
m'n een lekker bakje doeë, 'k ha d'r
suuker ingedaeda' m'n ze nog mar
lange magge luste, JUles!"Haar
ogen kijken hem plagend aan en er is
een nauw merkbare glimlach om haar
gerimpelde mond.
Hij gaat er grinnikend op in, neemt
zijn kom op, heft die in de hoogte:
„proost, m'n ouwe koekeroetjeHij
neemt een slok, proest over de tafel
heen, zegt een minder gebruikelijk
woord, de kom valt bijna uit zijn han
den. Dan constateert hij: „die kof je is
gloeiend!"
Ze vraagt: „Ké joe van koud waeter
kofje zette?"
JiUes sputtert: „Nee, mar ik bin niet
vertind van binnen.
Ze sust: „EUè, begin noe mar es te
vertellenEn dat doet JUles. Hij
herinnert me er aan, wat hij al vroeger
verteld heeft, dat hij opgeleid zou wor
den tot landarbeider. Maar de intree in
de landarbeidersgemeenschap was niet
van die aard, dat het beroep hem fie-,
geerUjk voorkwam.
Na een paar jaar sukkelen van de ene
baas naar de andere kreeg hij gelegen
heid om boereknecht te worden, het
werken met paarden trok hem aan. Hij
zou gaan inwonen bij de,baas en Jules
legt mij uit, dat zo'n boereknecht een
„jonkknecht" genoemd werd.