EiiAriDEn niEuws Overdenking Diner op de Campveerse toren RIVATa bewaar ANNEKE mNSZ VERZEKEREN Zeeuwse wandelingen UIEN NUT5SPAARBANK uit de Heilige Schrift voor een beter resultaat 2e blad Vrijdag 19 novemba: 1976 No. 4541 KVENSTER HET' ir it Een ongeluk is niet altijd te vooAomen. De financiële gevolgen ervan weLVoorkom dat u in moeilijkheden raakt. Sluit tijdig een goede verzekering voor uw huis en gezin, uw auto en rekreatie. Ga voor een goed advies naar de Plaatselijk nieuws Uw huis verkopen TAIVIBOER ROrv^fld. SLUIS Schaakvereniging „De Zwarte Pion" VEBVOLOVERHAAL i»ilWl»lll II blik op kerk en Samenleving ,De tweede kerkdienst Waar ligt de oorzaak? Het slechte voorbeeld In het „Hervormd Weekblad" van donderdag 11 nov. schrijft Ds. S. Kooi- stra een artikel over „De Tweede Dienst". Hij bedoelt daarmee uiteraard de tweede kerkdienst, dat wil zeggen de middag- of avonddienst, die in tal van Hervormde, maar ook in tal van Gere formeerde Kerken een kwijnend be staan blijkt te leiden. In de grote steden zijn er soms niet eens avonddiensten meer, of het aantal is teruggebracht tot één voor de hele stad. In kleinere plaat sen en zelfs op dorpen heeft men soms de middag- of avonddienst ook al afge schaft, bij gebrek aan belangstelling. Vele mensen zeggen inderdaad open lijk dat ze aan één kerkdienst per zon dag genoeg hebben en niet méér kunnen verwerken. Het is natuurlijk de vraag of dat een teken van gezond geestehjk leven mag heten. Of liever, voor mij is het geen vraag. Wie de zondagse kerk gang ziet als een plicht, waaraan men tenminste éénmaal moet voldoen, maar geen behoefte voelt aan het Woord, die heeft weinig of niets verstaan van het verlangen van de psalmdichter om „alle dagen van zijn leven te wonen in het huis des Heéren om de lieflijkheid des Heeren te aanschouwen en te onderzoe ken in Zijn tempel". Ds. Kooistra stelt in zijn artikel dan ook onomwonden: „Een verminderend kerkbezoek is altijd een teken van af val". Hij haalt een woord van Ds. W. L. Tukker aan, destijds geschreven in De Waarheidsvriend: „Het verval begint bij de tweede dienst", en hij is het daar in volkomen met Ds. Tukker eens. Wil men echter een ziekte kunnen ge nezen, dan moeten we niet alleen de symptomen ervan constateren, maar dan zullen we ook de oorzaken moeten op sporen. Hoe komt het dat vele kerken, althans wat de tweede dienst betreft, leeggelopen zijn? Ds. Kooistra heeft over dat onderwerp een brief ontvangen van iemand uit een Zuid-Hollandse gemeen te en deze briefschrijver stak beschul digend de vinger uit in de richting van de predikanten. Ds. Kooistra durft daar- ovor geen oordeel uitspreken omdat hij zelf altijd preekt en dus zelden collega's hoort preken. Ik vind dat eigenUjk een beetje struis- vogelpohtiek. Ook al preekt men zelf, dan kan men toch wel weten zo lijkt het me hoe er over het algemeen ge preekt wordt. Zeker in de sektoren van de kerk, waar de klachten over vermin derd kerkbezoek het meest talrijk zijn. Ik ben dan ook bang dat die mij onbe kende man uit Zuid-Holland gelijk heeft. Wanneer men weleens hoort, wat sommige dominees ervan maken en wat voor pepmiddelen ze in hun kerkdiens ten stoppen om nog wat mensen te trek ken, dan vind ik het echt geen wonder dat de gemeente massaal verstek laat gaan, of ergens anders brood zoekt, wan neer men in de eigen kerk stenen voor brood krijgt. ■jür ir Overigens ben ik van mening dat er niet alleen een groot stuk schuld ligt bij de predikanten, maar evenzeer bij de andere ambtsdragers, de ouderlingen en diakenen. Ik hoorde nog maar kort geleden daarvan een paar sterke staaltjes. Een (Hervormd) predikant had een dienst te vervullen in één van de Rot terdamse kerken. Tegen 5 uur kwam één ouderling verder was er niemand in de konsistoriekamer hard aanhol len met de hijgend uitgebrachte mede deling: „Ik heb me rgelopen om nog op tijd te zijn, want ik zat in het Stadion In de Gereformeerde Kerk zei iemand, gevraagd naar de reden van zijn weg blijven op zondagmiddag: „Waarom zouden we nog naar de kerk gaan? De ouderlingen in onze gemeente pakken zelf na de morgendienst de auto en gaan met hun gezin ergens in een restaurant eten Incidentele gevallen, zegt u? Ik vrees van niet. Ik meen zelfs dat ze met vele andere voorbeelden zouden kunnen worden vermeerderd. Ik ben er dan ook heilig van over tuigd dat, wanneer de predikanten an ders preekten, en de andere ambtsdra gers een beter voorbeeld gaven, de ker ken ook in de tweede dienst voller zou den zijn. Want, zegt een van de profe ten, zoals het volk is, zo zal de priester wezen. Maar andersom is het ook waar: Zoals de priester is, zo is het volk. WAARNEMER. 'n Bondsspaarbank Middelharnis, Voorstraat 36. Ooitgensplaat, Pieter Biggestraat 47. MIDDELHARNIS Lezing in het Dienstencentrum Op woensdag 24 november 's middags om 3 uur hoopt mej. H. Vos een lezing te houden over het onderwerp „Gezins- en bejaardenhulp". NIEUWE TONGE Verkoping. D.V. woensdag 24 novem ber hoopt de zendingskrans „Kleine kracht" der Ger. Gemeente haar ver koping te houden in het verenigingsge bouw. Molendijk 85, 's avonds van 7.30 - 9 uur. Ieder is harteUjk welkom. STAD AAN 'T HARINGVLIET Bejaardenavond in Trefpunt Op zaterdagavond 27 nov. a.s. wordt een gezellige avond gehouden voor de bejaarden. Een groep van de C.J.T.B. zal een toneelstuk opvoeren. Aanvang 19.00 uur. Het bejaarden-comité. OPBRENGST KOLLEKTE „PHILADELPHIA" De Nationale KoUekte Geestelijk Ge handicapten heeft op Goeree-Overflak- kee een totaalopbrengst gehaald van 19.291,05. Een prachtig bedrag, waar voor wij onze koUektanten en de gulle gevers vanaf deze plaats nog eens harte lijk willen danken. Het bestuur van de Protestants Christelijke Oudervereniging Philadelphia. Ouddorp 3.014,03 Stellendam 1.070,85 Goedereede 622,20 Ooitgensplaat f 1.345,— Achthuizen 1.239,75 Den Bommel 595,35 Oude Tonge 1.688,90 MiddeUiamis 2.535,90 Stad aan 't Haringvliet 1.506,75 Nieuwe Tonge 966,54 Sommelsdijk 1.657,43 Dirksland 1.847,25 Melissant 680,80 Herkingen 520,30 GODS KERK OP ZEE „Meester, bekommert het U niet, dat wij vergaan?" (Markus 4 38). Langs ontdekkende wegen wordt Gods Kerk geoefend in zelfkennis en Christus kennis. Voor hen is dit verne derend en beschamend, doch de vrucht is dan Christus verhogend. Zo is ook de zeereis, die in het teksthoofdstuk wordt beschreven, tot onderwijs voor de discipelen niet zelf begonnen, maar aangevangen op 't bevel van Christus. Zie vers 35. Laat ons overvaren naar de andere zijde". Hoevelen stappen in eigen vermogen het scheepje van Gods kerk in, zonder de wijze te weten hoe zij het scheepje moesten binnen bren gen. Gelijk het voor Nicodemus een ver borgenheid was is het nög voor velen een grote verborgenheid. Doch, de dis cipelen wisten het; ingewilligd volgzaam gemaakt, waren ze Hem gevolgd en ook de opdracht: „Laat ons overvaren naar de andere zijde" hadden zij in geloofs- hoorzaamheid aanvaard. Wat was er te vrezen? Een opdracht, de bestemming wetend, Jezus aan boord, met mooi weer vertrokkenzij konden de dichter van Ps. 84 wel nazingen: „Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort, elk hun ner zal in 't zalig oord van Sion, haast voor God verschijnen". Doch dan! Onverwacht en ongere kend steekt de storm op. Neen, dat hadden zij niet verwacht. Zij hadden gemeend rustig naarde overzijde te varen en nu komt er een grote storm. De golven verheffen zich, ze worden al groter en hoger. Het schip wordt ge heel overspoeld. Er staat, dat het vol water werd! De discipelen worstelen en werken om boven water te blijven. De meesten van hen waren vissers, ze waren thuis op het water. In 't begin hebben zij nog wel moed gehad dat het lukken zou. Soms kregen ze de boot op de wind, en wisten veel water in eigen kracht buiten boord te krijgen. Doch een volgende golf ontnam al hun hoop. Dan spoelde er meer water in dan ze naar buiten gewerkt hadden. O, ze voelden het, als dat zo door ging dan zou alles reddeloos verloren zijn! En Jezus dan? Het scheen dat Hij onbezorgd was, dat de discipelen niet het minste voor Hem betekenden. De les, die de Heere hen in de storm wou leren, dat al hun zeemans-kennis, al hun ervaring om drijvend te blijven te kort was om het scheepje boven water te houden moesten zij nog leren. Ze moesten nog aan de weet komen hoe krachteloos ze waren, hoe machteloos tegen het geweld der baren. Zo gaat daar het scheepje, de disci pelen zijn mét Jezus aan boordin doodsnood! Wat een noodzakelijke hei lige les voor de ganse Kerk Gods! O, ze kennen de stormen in hun leven, de golven der bestrijding, de golven van de verzoekingen, de aanstormende gol ven der zonde. De golven van de las ter, de hoon, de spot. Heel het levens- schip wordt bij ogenblikken volgewor pen en ondanks al hun pogen zinkt al les al dieper en dieper weg. Toch zijn zulke stormen nodig om de zo zelfge- ruste en zelfbekwame Kerk te ont krachten en de arbeid van Christus noodzakelijk te maken! Er blijft voor de discipelen nog één middel over en dat is: vluchten naar het achterschip! Zie ze komen! Maar wat voor de weg was daartoe nodig! Dat hadden ze niet verwacht. Want om op het achterschip te komen moesten ze al hun arbeid laten varen, moesten alle eigen middelen worden prijs gege ven, ja moest zelfs het roer worden losgelaten! Dat betekende dat de omstandighe den al hopelozer werden. En toch was dat de enige weg. Ende storm loei de nog steeds, de golven spoelden nog steeds over het schip. Naar het achter schip leek een onmogelijkheid. Alles was bezig de discipelen van het ach terschip vandaan te houden. Zie ze worstelen tegen de baren, soms terug geworpen! soms gewond, meer krui pend, dan lopend, meer struikelend dan overeind, het leek een onmogelijk werk. O, zou alles toch nog verloren zijn? Zo komen zij op het achterschip. En dan, hoor! wat ze nu van Hem bege ren! Dan beluisteren wij een treffend gebed: „Meester bekommert het U niet dat wij vergaan?" Wanneer wij dat ge bed opluisteren horen wij vele treffen de geloofszaken! Dan horen wij een gemeenschappelijk gebed, n.l. „behoed ons, wij vergaan!" Hier geen twisten, hier geen vraag wie de meeste of wie de minste is. In de nood zijn zij nauw verbonden. Het is een zoete band, een zucht om elkanders behoud! Ook be luisteren wij een kort gebed, d.i. de vrucht van een doorleefde nood. Im mers de golven gaan al hoger en het schip wordt al voller. Dan wordt het waar: „op hun noodgeschrei" en' 't wa re noogeschrei heeft geen uren nodig om dat bekend te maken! Meester, be kommert het U niet? En dan is in dat gebed nog een tref fende zaak, hoor: „bekommert het U niet!" Dat is een krachtige drangrede! Want in dit gebed wordt hun zaak Gods zaak! Bekommert het U niet, Hee re, het is toch Uw zaak. Uw zaak, Uw naam. Uw eer, Uw Kerk! O, wanneer 't Gods zaak wordt voor een uitge werkte Kerk, terwijl de golven over het schip slaan, beluistert dan het ant woord: Dan staat Hij op, op het ach terschip. Dan spreekt Hij maar één enkel woord: „zwijg, wees stil"! Dan zakken de golven, dan krijgt het scheep je rust. En er werd grote stilte! Wat een les voor Gods Kerk. Als de Heere opstaat neemt Hij de oorzaak weg. Dan wordt de wind het zwijgen opgelegd. Als de wind weg is zakken de golven van zelf. Dan wordt de ba te gekend, de bate doorleefd. En er werd grote stilte! Dan krijgen ze weer nieuwe moed, nieuwe hoop, nieuwe kracht. En zij mogen verstaan: (Ps. 107 15) Hij doet de storm bedaren De golven zwijgen stil Nu rijst de vreugd: de baren Zijn effen op Gods wil Nu wijkt verslagenheid Na zoveel angstig slaven Daar God hen veilig leidt In hun begeerde haven. Dirksland. Ds. P. Blok. Na de artikelen over de herbergen uit vroeger tijd, gaan we nu eens een maal tijd meemaken. En wel op de Camp veerse toren met prihs Willem van Oranje in het jaar 1583. Deze toren is een van de oude verde digingswerken van Veere en is nog ta melijk gaaf overgebleven. Hij staat op het zuidelijke hoofd bij de ingang van de haven. Op het noordelijke hoofd stond vroeger de kruittoren, maar die is ver dwenen. Het wapen van Veere is zelfs ontleend aan deze twee torens. Hierop bevinden zich twee naakte wildeman nen, ieder met een gouden knots op de schouder en een groene mirtekrans op het hoofd. Ze dragen een schild met het wapen van de Heren van Borselen van der Veere (zwart veld met dwarse zil veren balk). Aan de havenkant van het gebouw hangt al een paar eeuwen de onderkaak van een Groenlandse walvis, op een af beelding uit 1743 hing hij er ook al. De Campveerse toren zal wel een van de oudste herbergen van ons land zijn. Ik heb gelezen dat deze oude gevechts- toren al in 1553 als herberg gebruikt werd. Dat is dus meer dan 400 jaar. Ze werd toen stadsherberg genoemd en is als zodanig en als hotel nog altijd in ge bruik. Om aan de eisen van een modem hotel te kunnen voldoen is er de laatste jaren nogal een en ander aan verbouwd. Vroeger bezocht men Veere met rijtuigen en waren er paardenstallen. Die zijn nu verbouwd tot hotelkamers. Ook heeft men op het platte dak een spits dak ge bouwd, zoals het ook op oude gravures is afgebeeld. De Prins in Veere. Hier nu hield Prins Willem I in 1383 een overvloedige maaltijd. Hij hield wel van een lekker maal en een stevige pot bier. Het banket werd hem aangeboden door het stadsbestuur, het is niet be kend by gelegenheid van welke gebeur tenis. Het was niet de eerste keer dat hij hier kwam eten. In 1575 gebruikte hij er ook de maaltijd in gezelschap van zijn derde vrouw Charlotte van Bourbon met wie hij een paar weken te voren ge trouwd was. En in 1580 kwam hij weer terug. Nu is het 1 september 1583 en zijn vierde vrouw Louise de Coligny is bij hem. Het vorige jaar heeft Jean Jaure- qui een aanslag op hem gepleegd. De kogel had hem onder het rechteroor ge troffen en had zijn kaak en gehemelte doorboord. Later is de wond openge sprongen. Volgens de geschiedschrijver Hooft gaf de dokter de raad „dat ver scheidene personen, elkaar aflossende, gestadig de duim op de wond zouden houden". Zo overleefde de Prins deze aanslag. Maar zijn vrouw Charlotte van Bourbon is door de uitputting van het lange waken aan het ziekbed gestorven. De Prins trouwde het volgend jaar met Louise de Coligny, dochter van admi raal de Coligny, die in 1572 tijdens de Bartholomeusnacht (de Franse bloed bruiloft) in Parijs werd vermoord. Ze is in verwachting van een kind, de latere stadhouder Frederik Hendrik. Het is een groot feest geworden daar in Veere. In archieven heeft men de re kening ervan temg gevonden, zodat we er alles van afweten. De rekening van de vorige maaltijd uit 1580 is trouwens ook bekend. Deze kostte ruim 39 pond Vlaams. Een pond Vlaams is 6,en bestaat uit 20 schillingen (30 cent) en iedere schelling telt 12 groten, één groot is dus een halve stuiver (2V2 cent) waard De maaltijd. De maaltijd in 1583 kostte 36 pond, 9 schellingen en IOV2 groten, dus bijna 220 gulden. Hoeveel personen er aanzaten weten we niet. Het was geen diner zoals we dat te genwoordig kennen, met aardappels er bij want die at men toen nog niet. Van een herbergier lezen we niet, er was een waardin; Pemelle Freyaert. Misschien wel dezelfde als in 1580, die Pemelle Cats heette en later met een zekere me neer Freyaert getrouwd is. Ze brengt het stadsbestuur in reke ning de kosten van alle etenswaren, maar rekent voor haar moeite en het gebruik van servetten en tafellakens 4 pond. Dan staat er ook in de rekening: Aan Duufken voor haren dienst ende hulpe 3 schellingen 4 groten. En verder voor de jonckwijffs 5 schellingen. Ik vermoed dat met deze personen help sters bedoeld zijn. Ook „den stadboden is toegeleyt voor haerlieder moeite" 10 schellingen. Inplaats van aardappels at men brood, taarten en ander gebak. En vooral veel vlees in allerlei variatie: schapevlees, braadvarkens, ham en spek. Ook wild- braad: konijnen, kippen, kalkoenen. Vis was er eveneens: gerookte tong en pe kelharing. En verder fruit en groente, eieren, suiker, boter, olie, azijn, mosterd. Het was een schitterend banket, waarbij veel gedronken werd, voor het dienstpersoneel bier en verder wijn, veel wijn, voor ruim 10 pond, nog meer dan het derde deel van wat de maaltijd kostte. In Veere was niet alles verkrijgbaar, daarom werd er ook uit Middelburg ge haald: „Aan wagenhuur 's avonds naar Middelburg te rijden en wederkeren om goed te halen 6 schellingen." 's Avonds ging de poort dicht, maar voor een fooitje mocht men door het kleine deur tje (klinket) nog wel binnen. De wacht aan de poort heeft er 3 schellingen voor gekregen. Met hout en turf werd de zaal ver warmd en kaarsen zorgden voor de ver lichting. Reeds op de 4e september krijgt de herbergierster haar geld en tekent ze de kwitantie. „Ontfangen bij mij Pemelle Freyaert, weerdinne op den Camph- veerschen thoren der stede van der Vere uyt handen van Jacob Campe, tresorier der zelfver stede, de somme van zessen- dertich ponden negen schellinghen thien groeten Vlms, over diversche spijse, dranck ende anderssins bij mij gedaen Campveerse toren met haveningang. POSTBCN(22-ENKHUIZEN-HOUJM>-'mi.02280-274t ende gelevert tottet bancket bij die van der weth. gepresenteert aen Zijne For stelij cke Genade ende zijne huysvrouwe de princesse op den voorn, thoren op ten eersten september laestleden Nog altijd kan men hier logeren en dus ook eten en drinken. Boven de in gang hangt een groot bord: „De Campveersche Tooren Veerhuys Stadsherberge". Tot 1961 was er van hier een veer dienst naar de overkant van het Veerse gat, naar Kamperland op Noord-Beve land. Wie van daar naar Veere moest hees een mand omhoog, dat kon men vanuit de Campveerse toren zien. Dan voer de veerman Schippers er heen. Toen was er nog geen vaste dienstre geling, die later wel is ingevoerd. In bo vengenoemd jaar is het Veerse gat afge sloten en Walcheren door een dam met Noord-Beveland verbonden. Toen is de veerdienst opgeheven en kreeg het wa ter de naam Veerse meer. Middelburg. L. van Wallenburg. Uitslagen 15 november 1976 Groep 1: J. C. Hollander M. Verolme O1 P. Lesuis M. L. v. d. Waal 0—1 Chr. Littel G. Doedens 0—1 C. J. Smit J. Boeter V2-V2 Groep 2: J. Albrechts J. F. W. Smallegange 0-1 J. Non C. Groenendijk O1 J. Noordijk C. Bakelaar afgebr. A. T. Robijn A. Roon afgebr. A. Stolk A. Visser 1—0 Groep 3: J. D. Costeris H. Visser 0—1 C. v.d. Groef - D. A. Spahr v.d. Hoek 1-0 J. Kruik H. K. Smit 1—0 B. Roetman E. Schoonbeek afgebr. D. Stekelenburg N. v. Bracht 1O P. J. Vergunst D. J. Tieleman V2-V2 Ladder: W. V. d. Hoog A. Verhage O1 Historisch verhaal uit de eerste tijd der hervorming door M. VAN DER STAAL 37 Maertens aarzeling, om aan haar ver zoek te voldoen, ontging Anneke niet. En met een onwillekeurige beweging, als voorvoelde ze, dat achter zijn zwij gen een betekenisvolle oorzaak lag, bracht ze de hand aan het hoofd, om die gedachte te verdrijven. „Ik zal u zeggen", zeide Maerten, eindelijk sprekend, maar de Meester noch Anneke durvende aanzien, „wat door de drie vrienden te Heenvliet be sproken is. Misschien verzet gij u; mis schien oordeelt gij het niet nodig te doen, wat zij wenselijk achten. Ik heb er mij ook eerst tegen verzet, maar ik ben geëindigd met te erkennen, dat hun raad moet worden opgevolgd Pastoor Meruia heeft de zekerheid gekregen, dat er een zeer scherp plak kaat tegen de Wederdopers zal worden uitgevaardigd. Wie iemand herdoopt heeft, zal verbrand worden. Het zelfde zal geschieden met hen, die de naam van profeten, apostelen of bisschoppen ge dragen hebben. En zij, die herdoopt zijn, of die een Wederdoper geherbergd heb ben zullen, wanneer ze niet berouw to nen, met het zwaard gestraft en de vrouwen zullen levend in een put be dolven worden Een snijdend-scherpe kreet onderbrak Maertens woorden. Verschrikt sprong hij op en keek naar de Meester, die hij gend achterover in zijn stoel lag neerge zonken. Op zijn gelaat, dat als met een doodskleur overtogen was, parelden grote zweetdroppelen. Wijd-open-ge- sperd hield hij zijn ogen en krampach tig sloeg hij de armen uit, als wilde hij zich tegen een wrede, onzichtbare vij and verweren. Anneke was eveneens opgesprongen. Zij ijlde op haar man toe en nam hem in haar armen. „Wa-ter!" bracht deze eindelijk met moeite uit. Maerten bracht schielijk het verlang de. Gretig, met grote teugen dronk de Meester het glas uit. Toen Anneke hem het voorhoofd en de slapen eh de polsen gewassen had, slaakte hij een diepe zucht. „Een kleine bezwijming", trachtte hij met een zwak glimlachje zijn Anne ke gerust te stellen. „Maar 't is al weer voorbij. Ik schrok, melieve, toen Maerten vertelde, dat de vrouwen levend begraven zouden worden". „Ik schrok daarvan in 't geheel niet", was haar antwoord. „Ik heb gister avond mijn geloof beleden en ik zal dat doen tegenover wie ook. Weet gij het nog, Arend, wat wij gelezen hebben, de 'eerste avond in dit huis? En al wandelde ie al Int midden der scaduwe der doot, ick en sal geen quaet vreesen, want ghi zijt met mi. Wat kunnen ons dan de mensen voor kwaad doen, als God met ons is?" „Gij zijt een heldin, Anneke", fluis terde Arend Jansz en als beschaamd over eigen zwakheid sloeg hij de ogen neer. „Neen", weerde zij af. „Noem mij zo niet. Ik ben maar een zwakke vrouw. Maar Weet gij, wat mij in dit ogenblik zo bemoedigt, waarom ik in het geheel niet verschrikt ben?Ik heb gisteravond toch niet om niet de doop ontvangen? Zeide Meynardt het niet en grondde zich zijn woord niet op Gods eigen Woord, dat wij nu gewassen wa ren van zonde en ongerechtigheid? Al begroef men mij onder bergen van zand, dan toch zou ik niet meer vuil worden! En gij ook niet, Arend! Gij zult nu ook alleen den wil des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes gehoorzaam zijn, niet waar?" „Ja!" antwoordde hij, terwijl hij weer met de oude kloekmoedige vast beradenheid zijn oog opsloeg. „Ja, dat zal ik! Gode en het Lam, dat mij heeft vrijgekocht, ter eere!" Hand in hand zaten nu beiden en in hun ogen glansde een heilige geestdrift. Als de vervolger in dezen ogenblik hun woning binnengedrongen was, zouden zij met een glimlach hem tegemoet zijn getreden en juichend hebben uitgeroe pen: „Hier zijn wij. Neem ons, Gij zoekt een man en een vrouw, die herdoopt zijn? Dat zijn wij! Voer ons mee. Leg ons op de pijnbank we zullen Psal men zingen. Straf ons met het zwaard, begraaf ons in de aarde onze laatste ademtocht hier op aarde zal zich ver enigen met onze eerste in de hemel tot een danktoon, dat wij waardig geacht werden, voor Zijn Naam te lijden!"... Maerten zat, de handen voor de ogen geslagen, onder zware zelfbeschuldigin- gen ter neer. Dat zijn Meester door die onmacht ge troffen werd, was zijn schuld: hij had zich slecht van de hem toebetrouwde taak gekweten en op onvoorzichtige wijze die kranke man met de afschu welijke voornemens der Inquisitie in kennis gesteld. En zie, thans was de mo gelijkheid, dat de Meester en zijn vrouw naar de raad hunner vrienden zouden horen, verder dan ooit verwijderd. Ja, nu zouden horen, verder dan ooit ver wijderd. Ja, nu zouden ze komen, die Savedra en zijn handlangers, en ze zou den deze zieke man pijnigen, de vrouw folteren Nog één poging wilde hij wagen. Hij tastte in de zak en haalde er de brief uit, die pastoor Meruia hem had meegege ven en reikte hem de Meester over. „Lees die", verzocht hij. „Pas toor Meruia gaf hem mij voor u". Arend Jansz gaf zijn vrouw de brief. „Lees gij hem voor mij", vroeg hij. Luid las zij daarop, wat Meruia in fijn regelmatig schrift had geschreven: „Maerten zal u reeds hebben gezegd, wat wij u aanbevelen. „Volg onze raad op. Het is tot uw eigen bestwil. Ik ben verheugd, dat ik mogeUjke bezwaren uit de weg kan ruimen. De huizen, die Anneke mocht bezitten, koop ik van haar. En mijn oude vrienden zal ik schrijven, dat zij moeten kopen, wat gij niet mee kunt nemen. Verder deelt Maerten u al het andere wel mee. Ook van de tijd, waar op het schip voor de Maas zal komen, zult gij door hem of door een ander van uw vrienden bericht ontvangen „Is dat alles?" vroeg Meester Jansz. Neen, hij ondertekent nog met: „uw broeder Engel Willemsz van Merle". Hij wil daarmee vast zeggen, dat hij niet als Rooms priester maar als een broeder in Christus ons deze raad geeft en zijn hulp aanbiedtWat zullen wij hem ant woorden. Arend?" „Maerten zal hem het antwoord wel willen brengen, dat hij daar straks uit ons beider mond heeft gehoord", zei Arend Jansz vastberaden. „Maar dat zal uw dood zijn. Meester, en die van uw vrouw!" „Wat God over ons besloten heeft, willen wij niet ontlopen, Maerten. Ge loof mij, mijn vriend, uw vriendschap is mij, is ons een verkwikking. Zo ik een broeder had, hij zou met niet groter lief de op ons behoud bedacht kunnen zijn, dan gij. Ik dank er God voor, dat hij ons in u zulk een vriend geschonken heeft. Mocht de ure komen, dat men mij zal willen pijnigen, dan zal de genade des Heeren mij sterken en uw vriend schap mij tot een troost zijn, dat niet allen uit de oude dwalende kerk hun zielen in vijandschap tegen Gods kin deren hebben verstrikt. En ik zal mijn hemelse Vader bidden, dat hij ook een maal u opening der ogen geve, opdat gij de volmaakte heerlijkheid van onze lie ve Zaligmaker moogt zien „O, Meester!" bracht de veerman uit met een snik. „De ogen zijn mij alreeds geopend. Ik heb tot God gebe den en Hij heeft mij een vreugde doen smaken, die heerlijk was „Maerten, Maerten! Vertel, wanneer dat gebeurd is en waar!" zei Arend Jansz, bijna bevelend. En hij verrees uit zijn stoel en plaatste zich naast Maerten. En toen hij uit Maertens mond diens bevinding op de weg had vernomen, stroomden de tranen hem over de wan gen. Ja, de blijdschaps-ontroering werd zo overweldigend over hem, dat hij schier wankelde.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1976 | | pagina 7