EIIAtlDEn niEUWS RIVATO® bewaar Overdenking Wie bezochten de herberg Van broedschotel tot Barcelona ANNEKE JANSZ Zeeuwse wandelingen UIEN resultaat A. Vroegindeweij BOraCBCSPREKING voor een beter uit de Heilige Schrift 2e blad Vrijdag 12 mwember 1976 No. 4539 HET KVENSTER ir ir ir "iJr GERO M altijd voor iedereen ruim en overzichtelijk in oze speciale showroom. Westdijk 46 - Middelharnis RaYüVL SLUIS Uw huis vericopeii TAIVIBOER STELLENDAIVISE GLORIE VERVOLOVEBHAAL blik op kerk en samenleving Het IKON Evangelie en politiek Op de jongste vergadering van de Ge nerale Synode der Gereformeerde Ker ken is uitvoerig gesprolten over de koers van het IKON, de Interkerkelijke Om roep Nederland, die van de regering zendtijd krijgt om kerkdiensten en an dere kerkelijke en geestelijke uitzen dingen te verzorgen. Destijds veranderde het IKOR (Inter kerkelijk Overleg in Radio-Aangelegen- heden) in IKON. Men heeft toen al kun nen voorspellen dat de bezwaren tegen de uitzendingen er niet minder door zouden worden. Ook het IKOR stond erom bekend, over het algemeen een linkse koers te varen en wat bijvoor beeld in de kerken uit de rechtervleugel van de Gereformeerde Gezindte leefde niet aan bod te laten komen. Het IKON echter doet er nog een schepje bovenop, en men steekt dat heus niet onder stoelen of banken. Zo heeft onlangs één van de direkteuren, de Her vormde predikant Ds. W. J. Koole, ge zegd dat de sympathieën van het IKON liggen in de linkse hoek, met name bij de Politieke Partij Radikalen!, Het is begrijpelijk dat deze uitspraak in de kringen van de aangesloten ker ken toch wel enige deinig heeft veroor zaakt. In de statuten van het IKON staat namelijk dat „de stichting dient te werken in de geest van de bij haar aan gesloten kerken". Nu is dat laatste zeer ruim en rekbaar. Gezien de grote ver scheidenheid van bijvoorbeeld de Neder landse Hervormde Kerk en ook van de Gereformeerde Kerken is het niet zo eenvoudig uit te maken wat „in de geest van deze kerken" inhoudt Maar men dient dan toch wel rekening te houden met het feit dat deze beide kerken een rechtervleugel hebben die de linkse koers van het IKON zeker niet zullen pruimen! Niemand zal genoemde Ds. Koole en andere „jongens" van het IKON een bepaalde politieke voorkeur of zelfs partijkeuze mogen betwisten. Al moet er natuurlijk wel bij gezegd worden dat het een vreemde zaak is wanneer de sympathieën van een predikant, dat wil zeggen van een dienaar van het Evan gelie, in de buurt liggen van de P.P.R. Maar we zijn wat dat betreft in Neder land al wat gewend! De „doorbraak" van 1945, waarbij verschillende Her vormde predikanten openUjk overgingen naar de Partij van de Arbeid, en die toen zoveel stof deed opwaaien, is ach teraf maar een kleinigheid geweest We konden toen niet vermoeden dat later predikanten bij Marx in de leer zouden gaan, maar het is gebeurd. Dus dat Ds. Koole zélf PPR-man wenst te zijn, dat is zijn zaak, al zou het ook de zaak van de kerk moeten zijn waartoe hij behoort. Maar dat daarge laten. Het IKON waarvan hij mede-di- rekteur is, is helemaal niet geroepen om politieke uitspraken te doen, m^ar om het Evangelie nader tot ons volk te brengen. Het is echter te vrezen dat Ds. Koole en zijn medestanders deze hoofd taak de verkondiging van het Evan gelie allang over het hoofd hebben gezien en overgegaan zijn op de toer van de maatschappijkritiek. En dezelfde geluiden die van vele kansels te horen zijn, klinken nu ook door in de aether. Men schreeuwt en schopt overal te genaan, en men overstemt met al dat lawaai de ene stem die de moeite van het beluisteren waard is en die een boodschap heeft niet alleen voor het te genwoordige, maar ook voor het toeko mende leven. De Gereformeerde Synode heeft nog geen uitspraak gedaan over de vraag of de kerken nog langer verantwoordelijk heid kuiinen dragen voor de uitzendin gen van het IKON. Deputaten zullen eerst nog een gesprek met Ds. Koole hebben. En dan zal er weer wel weder zijds begrip worden ontdekt En intussen maken niet alleen de me dia, maar ook de theologen voor ons uit Welke sinaasappels we niet mogen eten, welke koffie we niet mogen drinken, met welke bank we geen zaken mogen doen en naar welk land we niet met va kantie mogen gaanHoelang slik ken we dat allemaal nog? WAARNEMER. „Uren borduren", Uitgevery Om- niboek, Den Haag. Postadres: Postbus 130 - Kampen. Ongetwijfeld zitten de dames zich nu al te bezinnen, welke geschenken zij aan famüie en kennissen (en ook aan zichzelf!) met de a.s. feestdagen zullen geven. Wij kunnen u dan het Omniboek „Uren borduren" aanbevelen. Dit boek bevat in originele kleuren uitgevoerd 64 modellen borduurwerk in vele varia ties. Voor ieder borduursel, zelfs voor dat op de omslag wordt verwezen naar de handleiding, waar de 64 modellen (in één kleur) weer staan afgedrukt, die dan precies aangeven, hoe het moet worden uitgevoerd. Een bijzonder mooi en zeer practisch borduurboek! Wij ge ven hier de inhoud weer: Snoezige bloe metjes - Potpourri - Grappige figuur tjes en wijsjes - Landschappen, zeden en gewoonten - Bloemfantasietjes - Sprookjes - Van alles wat - Bloemini- tialen - Nuttige aanwijzingen - Basis steken en dan de genoemde Handlei ding. U ziet, variatie genoeg! Wij atten deren er op, dat bestellingen voor dit Omniboek kunnen gedaan worden bij Postbus 130 te Kampen. De prijs is 19,90. Vraagt ook bij uw boekhandelaar! D. Th. d. W. AJVONIEME ALKOHOLISTEN TREDEN IN DE OPENBAARHEID Hare Majesteit sprak in de Troonrede over de ongerustheid van de overheid inzake het stijgende alkohol-misbruik. Terecht, want het probleem is schrik barend. Er is in Nederland een gemeenschap van en voor mensen met alkohol-pro- blemen waar bijna iedereen wel eens vaag wat over gehoord heeft, maar die toch nog weinig bekend is. Dat zijn de Anonieme Alkoholisten". Meestal kort weg „A.A." genoemd. Deze A.A. nu zal op zaterdag 13 no vember om 2 uur 's middags een open bare manifestatie houden in de Balzaal van het HUton Hotel in Rotterdam. Deze manifestatie is van groot belang voor iedereen die medisch, para-medisch of sociaal betrokken is bij heit alkoholisme. Het is bovendien voor iedereen met een alkohol-probleem een voortreffelijke ge legenheid om eens nader kennis te ma ken met de A.A. en de wijze waarop de ze gemeenschap rtiUjoenen mensen over de gehele wereld van groot nut is. POSTBOX 22 - ENKHUIZEN HOaAI«)-Ta.02280-2741 HERFSTTIJD en wü allen vallen af als een blad". (Jesaja 64 6 m) Herfsttijd in de natuur is stervenstijd.'; Ge kunt dat zien in het neervallen van de bladeren. Prijkten ze in de zomer fris en groen aan de takken van de bomen, nu gaat opnieuw het stervensproces zich vol trekken, de dood behaalt, in het rijk der natuur, ook nu weer de overwinning en ge ziet ze vallende gele, bruine of rode bladeren. „De blaren vallen, blad na blad, die allen sterven moeten. Zij dwarlen langs het herfstig pad in huiverende stoeten". Het eens zo groene, frisse blad, ligt daar nu op de aarde, vaal en geel, ver welkt en verschrompeld. De vallende bladeren, ze roepen ons op tot stille ernst en zelfbezinning. Reeds voor de profeet van de oude dag- was dat vallend blad een prediking van de broosheid en vergankeUjkheid van zijn leven. Zoals het gaat met die bladeren, gaat het ook met de mensen, die daar hangen aan de grote levensboom van de mens heid. Het vallend blad predikt ons onze vergankelijkheid. De bekende prediker van Oosterzee, die, op zijn studeerkamer gezeten, een vaal blad tegen de ruiten zag waaien, zag in dat herfstblad een brief van de dood. „De dood heeft'mij een brief 'geschreven. Ik las hem op het dorre blad. Dat door de stormwind voortgedreven, op 't vensterglas had postgevat". Het vallende bladeen brief van de doodeen aangrijpende prediking uit het rijk der natuur. „Wij allen vallen af als een blad". Wij allen: niemand uitgezonderd. Wat zullen er ook deze winter weer veel bladeren vallen van de boom der mensheid. Zullen wij daar ook bij zijn? In elk geval: vroeg of laat komt de tijd van het afvallen ook voor u. Im mers: wij allen vallen af. Ook al willen wij daar liever niet aan denken, al du wen we dood en graf heel ver van ons afhet afgevallen blad brengt ons een briefeen heel persoonlijke boodschap: „Ook bij, gij valt als een blad". Het kan ook voor u of voor mij de laatste winter van ons leven zijn. Op het machtswoord van God zullen we wederkeren tot verbrijzeling. Houdt u daar rekening mee? Dat is wel zeer nodig, want het ster ven van een mens is van oneindig meer gewicht dan het vallen van een blad. Immers: bij het uitblazen van de laatste adem is ons lot voor eeuwig beslist. Waar de boom valt, daar blijft hij lig gen. Gelukkig de mens, die met de vergan kelijkheid van zijn leven leert vluch ten tot de Onvergankelijke. Die in het sterven het oordeel van God over de zonde mag zien. Dat heeft ook Jesaja gezien. Want dit tekstwoord staat midden in een schuldbelijdenis. Eerst: „Gij waart verbolgen, omdat wij gezondigd hebben. Wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed". Dan: En wij allen vallen af als een blad". En daarom: „Onze misdaden voeren ons weg als de wind". Het sterven van de menseen ge volg van de zonde. Hebt u het zo reeds leren zien? Door de ontdekkende werking van de Heilige Geest zó leren zien en verstaan... dat ge geworden zijt, wat ge voor God zijteen zondaar? Niet van horen zeggen en dus door napraten, maar werkelijk door bittere beleving; een zondaar die het met het oordeel van God over de zonde eens is geworden, die het leerde aanvaarden en bijvallen. Het is de eerste voorwaarde voor ons behoud. Want dan is het onmogelijk onder de doodsbrief, die tot ons komt in het val lend herfstblad, onbewogen te blijven. Dan vluchten we tot Gods genade- troon. Zie dat wil de Heere ons leren. Hij n\ ons ontdekken aan onze zonde en schuld, opdat we zouden vluchten naar Golgotha's kruis, vanwaar de liefdelijke nodiging uitgaat: „Komt tot Mij, gij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven". En wie in de nood van zijn verganke lijkheiddat is: in de nood van zijn zonde, als een arm en verloren zondaar tot Hem mag gaan, wordt niet be schaamd. Nog gaat er van het vallend blad een sprake tot ons uit: „Wandelaar, rep uw schreden, haast u om uws levens wil". Nog is het genadetijdnog kunt ge verlost worden. Verlost door Christus, de Levensvorst, Die het leven kan schenken aan dode zondaren. Hij wil u redden van het verderf. In Hem uw Redder en Heiland te vinden, dat is het grootste voorrecht. Het vallen der bladeren in herfstgetij, het stemt droevig. Stervenscheidenverscheuren van liefdesbandenhet is onzegbaar pijnlijk. Maar wie Christus mag kennen als zijn Levensvemieuwerdie kan bij tijden en ogenblikken heenzien over dood en graf naar het gloren van de eeuwige morgen. In de hemel heerst de dood niet meer. Daar zijn geen vallende bladeren meer. Daar gaat in vervulling: „Zij zullen, groen en fris, Gewenste vruchten dragen". Bolnes. H. Het waren niet alleen de herbergen, waar de reizigers onderdak vonden. De oude herbergen deden vroeger dezelfde dienst als in onze tijd de hotels. Het wa ren niet enkel kroegen, waar je bier of wijn kon drinken, maar je kon er eten en overnachten. Dat kon men in oude tijden ook wel in de kloosters, er was nog weinig verkeer. De wegen waren in vergelijking met nu bitter slecht. Volgens de calvinistische dichter Ja cobus Revius (1585-1658) heeft reizen weinig waarde. „Wat baat het veel gereisd in landen wijd gelegen, zo gij niet in en gaat des Heren smalle wegen? Wat baat het te bezien zo menig schone stad, zo gij het hemelrijk in 't herte niet bevat? Wat baat het dat gij roemt van velerhande spraken, indien des Geestes taal u niet en kan vermaken? Reist vrij ter plaatse daar ge vreemde dingen ziet, maar wacht u en vervreemdt van uwen Schepper niet". De reizigers. Het was niet druk op de wegen en het verkeer vond op korte afstanden te voet plaats, op langere trajecten te paard of in een wagen. We zien er vorsten met h\m gevolg, waarvoor de herbergen meestal te klein en te primitief waren en die daarom lo geerden bij bevriende edelen op hun kasteel. Handswerklieden bleven niet altijd bij dezelfde baas, maar om het vak goed te leren zochten ze wel eens een andere patroon in een vreemde stad. Studenten studeerden aan verschil lende universiteiten in diverse plaatsen van Europa. Waren ze afgestudeerd dan maakten ze meestal nog reizen, soms ook voor de studie, ver van huis. Kooplieden moesten er dikwijls zelf op uit om zaken te kunnen doen. Boodschappers op snelle paarden re den van het ene vorstelijk hof naar het andere. Minstreels trokken met hun muziek instrument de wereld door. Ze vermaak ten de kasteelbewoners en speelden ook wel in de herberg, waar ze de nacht doorbrachten. Tijdens de kruistochten, die over een periode van 200 jaar werden gehouden, moesten de kruisvaarders op hun lange tocht toch ook enkele keren overnach ten. Zo ook de pelgrims, die met vrome bedoelingen of voor straf een reis maak ten naar Rome, Compostella in Spanje of een andere bedevaartsplaats. Maa:r er waren ook andere personen op de wegen, die de waard liever niet zag en ook kon weigeren. Dat waren bedelaars en landlopers, afgedankte soldaten, kwakzalvers, zigeuners, weg gelopen monniken, die nog wel de mon nikspij droegen, maar soms gevaarlijke bedriegers waren. In de herberg. De overheid zorgde er zo goed moge lijk voor, dat het netjes en eerlijk toe ging in de herbergen. Er waren vastge stelde prijzen voor de drank en de m.aal- tijden. De kannen en kroezen van tin moesten geijkt worden en tot de pegel (een uitstekend bobbeltje) gevuld wor den. Men moest zwaarden en kniven (mes sen) afgeven om mogelijke vechtpartij en te voorkomen. Ook toen gold het spreekwoord: „Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan". Er werd soms zoveel gedronken, meestal wijn of bier, dat er niet genoeg van die wijsheid was om ruzie te voorkomen. Een goede maatregel om dan te zorgen, dat er geen messen in de buurt waren. Vooral tijdens kermissen en op markt dagen was het druk in de herberg. In onze tijd is dat nog het geval. Ging het niet goed, dan kwamen de baljuw en zijn rakkers er aan te pas. Dan volgden er straffen, die er niet om logen. Tenminste in vergelijking met de strafmaat in onze dagen. Je kunt het nauwelijks meer straffen noemen, 'k Las onlangs in de krant dat ze de ge vangenen stemrecht en seksverlof willen geven. Zo slecht is het nog niet in de bajes! In vroeger eeuwen was dat anders, wel een beetje te erg soms. Wie de spul len in de herberg vernielde, moest de schade vergoeden. Wie de waardin mis handelde, kreeg boete en moest de stad verlaten. Voor 10 jaar zelfs werd iemand verbannen, die in de herberg gestolen had. Lange tijd in de gevangenis zat een ruwe kerel, die kwam logeren en met „een wijf van buten" wilde slapen. De waard weigerde dit vrouwelijk gezel schap. De kerel was kwaad op de her bergier en vroeg nu zi>n „wUle" te heb ben met diens dochter. Toen haalde de waard de politie erbij. In een slecht bekende herberg ver leidde de waardin haar dochter tot hoe rerij. Ze mocht voor de vierschaar kie zen: haar duim eraf of voor 5 jaar de stad uit. Zo zorgde de magistraat voor orde, zoveal mogelijk, want er gebeurden nog heel wat gemene dingen, die nooit het daglicht zagen. Andere zaken. In het midden van de 17e eeuw ko men de koffiehuizen, waar men een kopje koffie, heet en zwart, kon drin ken. Tot die tijd dronk men vooral bier en wijn, iedere plaats van enige beteke nis had een eigen bierbrouwerij. Nu nog heten sommige straten er Brouwe rijstraat of Brouwerijgang. Amsterdam was de eerste plaats, die zo'n koffiehuis had, ook wel café ge noemd, het Franse woord ervoor. Later kon men er ook thee en ander vocht drinken. Het werd voor sommige ingezetenen een vaste gewoonte om een paar keer in de week naar het koffie huis te gaan. Het was er gezellig, men ontmoette zijn kennissen, er lagen ook kranten en allerlei nieuwtjes werden er uitgewisseld. Sommigen beweerden, dat koffie slecht was voor de gezondheid. Maar een dichter zegt dat het juist ge zond is, een geneesmiddel zelfs: „'t Zwarte watervocht, dat alle kracht bezit. Om 't ziekelijke lijf gezondheid weer te geven. Dat elke kwaal verdrijft, het koude bloed -verhit. En 't dichterlijke brein vervult met jeugdig leven". In sommige plaatsen ontstonden raadskelders onder het raadhuis. Daar kon het stadsbestuur voorname gasten onthalen en na afloop van een vergade ring konden ze er zelf wat gebruiken. Hier en daar bestaan ze nog, vooral in Duitsland. Ook hadden enkele steden een eigen herberg, de „stedeherberg", zoals Mid delburg in 1411. De stadsherberg van Veere, de Campveerse toren, bestaat nog altijd als hotel, restaurant en café. Ook diende soms het rechthuis als herberg. Soms hing de zaal vol schilden. Wanneer een ridder zijn intrek in de herberg nam, hing hij zijn schild aan de buitenmuur. Zijn dienaar moest er de wacht bij houden, dat was dus de schild wacht. Vertrok de ridder, dan liet hij soms op verzoek van de waard zijn schild achter, die op deze manier een hele verzameling kon aanleggen. Het was reclame voor zijn zaak. Van spookherbergen horen we wei nig, daarvoor moet men in Engeland zijn, daar houdt men van spoken, ook in de oude kastelen spookt het dikwijls. In dit land bestaan nog heel mooie oude herbergen, ze heten daar inn. Zoals men in Duitsland de bierhallen aantreft. In het Hofbrauhaus en de Bürgerbraukel- ler te München hitste Adolf Hitler zijn landgenoten op, wat geleid heeft tot een grote oorlog en tot vernietiging van 6 millioen Joden. Middelburg. L. van Wallenburg. De postduivenvereniging „De Duif" te Stellendam telt maar een bescheiden aantal leden, maar het zijn stuk voor stuk duivenliefhebbers van formaat. Verschillende van hen spelen in de Flakkeese concourscombinatie een eer ste viool, maar de liefhebbers van het jaar 1976 zijn toch wel de combinatie Jan van Seters en Zoon: Op zeer harmoni euze en talentvolle wijze leiden vader en zoon van Seters een excellent stel vliegduiven, de een zorgt voor de bui tendienst, de ander doet de binnen dienst. De gehele familie van Seters leefde afgelopen jaar met de successen mee, want zoals de van Setersduiven dit jaar kwamen, mag, ofschoon ze het niet hopen toch wel als een unicum worden aangemerkt. Zeker ze moesten op Flakkee voor J. Mijs en L. Arensman het hoofd buigen, maar zowel in het aangewezen als in het onaangewezen spel eindigden ze op de derde plaats. Zeker hadden ze bij wat meer geluk in het aangewezen spel de eerste plaats kunnen bezetten, maar de duiven van deze combinatie zijn zo gelijk van ca paciteit dat aanwijzen vrijwel onmoge lijk bleek. Dan weer was het de ene dan de andere die wat losvloog, maar was die eenmaal thuis dan kwam de rest binnen enige minuten. Tien, vijftien of zelfs twintig prijzen van zo'n zelfde aantal mee, was geen zeldzaamheid en daarom achten wij J. van Seters en Zoon dit jaar grote kampioenen. In de vereniging waren ze natuurlijk met alle kampioenschappen weg, vooral met de jeugd waren ze in het spel on genaakbaar. Het geweldige spel steunt op gezond heid, maar natuurlijk ook op de klasse. Toch wordt al 22 jaar voortgedaan met dezelfde soort, Stichelbaut-Wibail, en er is niets bijgehaald wat tot verbetering heeft geleid. Deze duiven zijn nog af komstig van wijlen Leen Peeman en hieruit blijkt wel hoe lang men met klasseduiven bij kan blijven. Er zijn ook geen geheimen voor nodig, want de duiven krijgen normale mengeling, wel zelf gemengd en grote variëteit met veel gerst in het voer. Het speltype is uit sluitend weduwschap, want nestspel geeft de pendelende liefhebbers teveel werk. De verzorging geschiedt wel met regelmaat en de hokken worden uiterst schoon gehouden. Dat de duivinnen evengoed zijn blijkt overigens uit het spel met de jongen, er zaten een paar jonge duivinnetjes die verschrikkelijk hard vlogen. Bij de zifting zijn niet veel jongen verdwenen, ze kwamen zo be loftevol dat wat ouwetjes het veld heb ben moeten ruimen. Maar alzo niet de „207898", deze zesjarige vloog nog een eerste van Bergerac, maar ook een eer ste op de navluchten. Een kwaliteitsduif die sterk zijn stempel op dit hok heeft gedrukt. Niet als enige natuurlijk want we zien op ons prestatielijstje dat de „1018635", de „960514", de „1018626", de ,1776899" de „960509" en de „708157" ook duiven zijn die van elke vier vluch ten driemaal prijs vliegen, -wjaarbij nog talrijke kopprijzen. Bij de jonge duiven telden we vogels met zeven prijzen, op acht vluchten. Zeker is dat hier ook uit pure lief hebberij wordt gespeeld, hoe goed de vogels ook komen er wordt geen geld op gezet, wel een algemene tendens te Stellendam waar men nog zonder geld- spel evenveel, misschien nog veel meer plezier aan de duivensport kan beleven. Historisch verhaal uit de eerste tijd der hervorming door M. VAN DER STAAL 35 Een wondere ontroering maakte zich na dit gebed van de veerman meester. Een tot op dit ogenblik onbekende kracht kwam over hem, die hem zich sterk deed voelen tegen boze invloeden van binnen en van buiten. En een gevoel van vrede daalde neer in zijn ziel, nu hij de gebenedijd^n naam van Jezus op de lippen had genomen en op deze Machtige zich verliet. Zijn blik was verruimd. Hij zag, wat tot dusver ver borgen voor hem was geweest, wat de Kerk voor hem door een diëtist van en kel ceremoniën had omsluierd: Jezus en Die alléén kon helpen. Geen mens, geen priester, geen engel, geen heilige, geen Moedermaagd kon de hemel ontsluiten en de zonden vergeven. Hij was het, Jezus, Die alléén dit vermocht. En zou Hij, Die^ de hemel verliet en een leven van lijden aanvaardde en de dood van een kruiseling onderging, niet wiUen horen naar de stem van een bidder? Was daarvoor tussenkomst en voor spraak der heiligen nodig? Wie was voor zondaren gestorven? De Maagd Maria? Neen, Jezus stierf en het was alleen Zijn Bloed, dat reinigde van zonden. Maerten Willems stond nog immer op dezelfde plek, de ruige muts nog steeds in de handen. Hij voelde niet, dat de wind met zijn haren speelde en dat steeds vaster de kleigrond om zijn voe ten heensloot. Hij was in aanbidding verzonken. Zijn ziel smaakte voor het eerste die zoete gemeenschap met zijn God en Zaligmaker, die hem de zinnen verrukte en de tranen over zijn ver- Weerde wangen deed rollen. Hij merkte ook niet, dat door de lan den van de Nieuwlandse polder een man naderde en, met behulp van een pols- stok over de slootjes springende recht op hem afkwam. Eerst toen de man, nu dicht-bij gekomen, zijn naam noemde, schrok hij op. Hij herkende de zoon van de Brielse smid, dezelfde, die voor en kele uren de vlucht der Wederdopers naar Heenvliet had geleid. Nog één flinke sprong over de brede sloot, die langs de dijk liep en de moedige zoon van de even moedige vader stond voor hem. „Jan!" riep Maerten op een toon, die te kennen gaf, dat deze onverwach te ontmoeting hem verwonderde. „Ja, ik ben het!" gaf deze ten ant woord, en toen hij de veerman enkele vergeefse pogingen zag aanwenden, om zich van de zuigende klei te bevrijden, ging hij lachend voort: „'k Zal u wel even komen helpen. O, zijt ge reeds klaar? Des te beter! Ge dacht zeker, dat ge hier evenals 'op de rivier vrij dromen hebt? Man, man, wat een zware ge dachten moet ge gehad hebben, om zo lang op één plek te blijven!" „Zo lang is 't niet geweest", wilde Maerten tegenwerpen, toen ze nu teza men langs de dijk op Brielle afgingen. Doch Jan Adriaensz sprak dit luide tegen. „'k Was nog geen half uur buiten Heenvliet, of 'k zag u al staan". „Zijt ge te Heenvliet geweest?" vroeg Maerten haastig. „Ik kom er heel dikwijls. En mij dunkt van nu voortaan zult gij ook wel eens vaker het uitstapje van hedenmorgen ondernemen". De veerman antwoordde niet en eni ge tijd heerste er tussen het tweetal een beklemmende stilte. De smidszoon maakte hier een einde aan. „Hoor eens, Maerten", zeide hij, „■wij zullen maar geen verstoppertje spelen. Trouwens, we zijn ook geen kinderen meer. Gij behoeft voor mij niet te verbergen, dat ge hedenmorgen pas toor Meruia hebt bezocht en dat ge te samen met hem en de twee leraars een plan hebt besproken, om Meester Jansz en zijn vrouw voorgoed buiten het be reik hunner vijanden te brengen". „Ge weet dus „Dat Anneke en de Meester naar En geland moeten vluchten? Ja. En waar om zou ik dit niet weten? Ik ken pas toor Meruia al sinds lang en kom dik wijls bij hem. De pastoor vertrouwt mij ten volle „Dan zijt gij het, die hem de geschrif ten brengt, die de Kerk verboden ge schriften noemt", zei Maerten eens klaps. „Dat is zo", was het rustige ant woord. „Pastoor Meruia zal het u hebben gezegd, of gij hebt het uit zijn woorden kunnen opmaken. Het doet er niet toe. Ik vraag niet hoe gij dat weet. De pastoor vertrou-wt u ook en waarom zou ik er dan een geheim van maken, dat ik hem alles breng, wat op de voort gang der nije lere betrekking heeft". „Maar ge brengt u zelf en die goede pastoor in gevaar". „O, ho! Voor mij geen nood. Heel Brielle weet, dat het Brielse land voor mij is en dat ik met mijn koopwaar al de omliggende eilanden bezoek. Wie heeft nu een boos vermoeden, als ik ook te Heenvliet kom? En gevaar voor de pastoor? Ge begrijpt wel, dat hij voor zichtig is en „Ja, voorzichtig is hij", beaamde Maerten „En wijs daarenboven. Ik begrijp nog niet, hoe spoedig hij de plan nen voor de vlucht van de Meester ge reed had. En niets ontbrak er aan. Alles had hij voorzien". „Dacht ge, dat pastoor Meruia niet terstond vannacht, toen ik Meynardt en David Joris bij hem bracht, heeft inge zien, dat het tot die vlucht komen moest? Te meer, nu dat nieuwe plak kaat komende is. Er zullen zelfs heel wat Wederdopers de wijk gaan nemen". „O, het is afschuwelijk, dat plakkaat". Jan Adriaensz stond verwonderd stil. „Meent gij dat?" vroeg hij. Nu toonde de veerman zich verwon derd. „Ik meen altijd, wat ik zeg" gaf hij ietwat kort-af, ten bescheid. „Als gij dat plakkaat afschuwelijk •vindt, waarom blijft ge dan ter mis gaan; waarom „Wie zegt, dat ik dat voortaan zal blij ven doen?" onderbrak Maerten hem. „Luister, Jan, ik zal' u zeggen, wat er met mij gebeurd is de laatste dagen. Maar Iaat ons ondertussen voortgaan. Ik heb nog veel met de Meester te bespre ken". De veerman vertelde uitvoerig, hoe de vriendschap voor Meester Jansz hem tot handelen had gedrongen. Daarna had het misdadig optreden van de dok ter en de zijnen, die voormannen waren in de Kerk, zijn vertrouwen in die Kerk reeds enigermate geschokt. Maar Me ruia's daden en woorden hadden hem ten zeerste getroffen en zijn geloof in hert goed recht der Kerk van Rome was nu geheel aan het wankelen gebracht. ,,En", zo besloot hij zijn verhaal, „daar straks op de weg heb ik voor het eerst van mijn leven waarachtig tot God gebeden. Ben ik nu een ketter gewor den? De levendige zoon van de smid had onder dit verhaal met moeite zijn op merkingen ingehouden. Doch thans kon hij niet langer zwijgen. Met een van overtuiging sprekend gelaat, viel hij de veerman in de rede: „Gij zijt geen ketter. Ketters zijn zij, die onze Heere Jezus verloochenen en Hem de eere ontnemen, die Hem toe komt. Ketters zijn zij, die een ander Evangelie in de plaats stellen dan dat, hetwelk ons de Heiland heeft gegeven. En gij zijt geen ketter, Maerten Wil lems, maar gij zijt een gelovige gewor den. Ge zijt nu in waarheid de broeder van de Meester en van zijn Anneke, van mijn vader en van mij, van pastoor Me ruia en al de anderen, die de Heere Je zus Christus in oprechtheid liefhebben". „Pastoor Meruia zei uitdrukkelijk, dat hij in de Kerk blijven wil", zei Maer ten, „omdat hij de Kerk in de Kerk wil hervormen". „Maar het zal hem niet gelukken. Neen", riep Jan Adriaensz uit, „dat is een onmogelijkheid! En let op mijn woorden, Maerten! De tijd zal komen, als God hem het leven laat, dat pastoor Meruia geheel met de Kerk zal breken. En dan

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1976 | | pagina 5