EIIAtlDEn niEUWS
RIVATO®
bewaar
Overdenking
Wie bezochten de herberg
Van broedschotel tot Barcelona
ANNEKE JANSZ
Zeeuwse wandelingen
UIEN
resultaat
A. Vroegindeweij
BOraCBCSPREKING
voor een beter
uit de
Heilige Schrift
2e blad
Vrijdag 12 mwember 1976
No. 4539
HET
KVENSTER
ir ir
ir "iJr
GERO M
altijd voor
iedereen
ruim en overzichtelijk
in oze speciale
showroom.
Westdijk 46 - Middelharnis
RaYüVL SLUIS
Uw huis vericopeii
TAIVIBOER
STELLENDAIVISE
GLORIE
VERVOLOVEBHAAL
blik op kerk
en samenleving
Het IKON
Evangelie en politiek
Op de jongste vergadering van de Ge
nerale Synode der Gereformeerde Ker
ken is uitvoerig gesprolten over de koers
van het IKON, de Interkerkelijke Om
roep Nederland, die van de regering
zendtijd krijgt om kerkdiensten en an
dere kerkelijke en geestelijke uitzen
dingen te verzorgen.
Destijds veranderde het IKOR (Inter
kerkelijk Overleg in Radio-Aangelegen-
heden) in IKON. Men heeft toen al kun
nen voorspellen dat de bezwaren tegen
de uitzendingen er niet minder door
zouden worden. Ook het IKOR stond
erom bekend, over het algemeen een
linkse koers te varen en wat bijvoor
beeld in de kerken uit de rechtervleugel
van de Gereformeerde Gezindte leefde
niet aan bod te laten komen.
Het IKON echter doet er nog een
schepje bovenop, en men steekt dat heus
niet onder stoelen of banken. Zo heeft
onlangs één van de direkteuren, de Her
vormde predikant Ds. W. J. Koole, ge
zegd dat de sympathieën van het IKON
liggen in de linkse hoek, met name bij
de Politieke Partij Radikalen!,
Het is begrijpelijk dat deze uitspraak
in de kringen van de aangesloten ker
ken toch wel enige deinig heeft veroor
zaakt. In de statuten van het IKON
staat namelijk dat „de stichting dient te
werken in de geest van de bij haar aan
gesloten kerken". Nu is dat laatste zeer
ruim en rekbaar. Gezien de grote ver
scheidenheid van bijvoorbeeld de Neder
landse Hervormde Kerk en ook van de
Gereformeerde Kerken is het niet zo
eenvoudig uit te maken wat „in de
geest van deze kerken" inhoudt
Maar men dient dan toch wel rekening
te houden met het feit dat deze beide
kerken een rechtervleugel hebben die
de linkse koers van het IKON zeker
niet zullen pruimen!
Niemand zal genoemde Ds. Koole en
andere „jongens" van het IKON een
bepaalde politieke voorkeur of zelfs
partijkeuze mogen betwisten. Al moet
er natuurlijk wel bij gezegd worden dat
het een vreemde zaak is wanneer de
sympathieën van een predikant, dat wil
zeggen van een dienaar van het Evan
gelie, in de buurt liggen van de P.P.R.
Maar we zijn wat dat betreft in Neder
land al wat gewend! De „doorbraak"
van 1945, waarbij verschillende Her
vormde predikanten openUjk overgingen
naar de Partij van de Arbeid, en die
toen zoveel stof deed opwaaien, is ach
teraf maar een kleinigheid geweest
We konden toen niet vermoeden dat
later predikanten bij Marx in de leer
zouden gaan, maar het is gebeurd.
Dus dat Ds. Koole zélf PPR-man
wenst te zijn, dat is zijn zaak, al zou het
ook de zaak van de kerk moeten zijn
waartoe hij behoort. Maar dat daarge
laten. Het IKON waarvan hij mede-di-
rekteur is, is helemaal niet geroepen om
politieke uitspraken te doen, m^ar om
het Evangelie nader tot ons volk te
brengen. Het is echter te vrezen dat Ds.
Koole en zijn medestanders deze hoofd
taak de verkondiging van het Evan
gelie allang over het hoofd hebben
gezien en overgegaan zijn op de toer
van de maatschappijkritiek. En dezelfde
geluiden die van vele kansels te horen
zijn, klinken nu ook door in de aether.
Men schreeuwt en schopt overal te
genaan, en men overstemt met al dat
lawaai de ene stem die de moeite van
het beluisteren waard is en die een
boodschap heeft niet alleen voor het te
genwoordige, maar ook voor het toeko
mende leven.
De Gereformeerde Synode heeft nog
geen uitspraak gedaan over de vraag of
de kerken nog langer verantwoordelijk
heid kuiinen dragen voor de uitzendin
gen van het IKON. Deputaten zullen
eerst nog een gesprek met Ds. Koole
hebben. En dan zal er weer wel weder
zijds begrip worden ontdekt
En intussen maken niet alleen de me
dia, maar ook de theologen voor ons uit
Welke sinaasappels we niet mogen eten,
welke koffie we niet mogen drinken,
met welke bank we geen zaken mogen
doen en naar welk land we niet met va
kantie mogen gaanHoelang slik
ken we dat allemaal nog?
WAARNEMER.
„Uren borduren", Uitgevery Om-
niboek, Den Haag. Postadres:
Postbus 130 - Kampen.
Ongetwijfeld zitten de dames zich nu
al te bezinnen, welke geschenken zij
aan famüie en kennissen (en ook aan
zichzelf!) met de a.s. feestdagen zullen
geven. Wij kunnen u dan het Omniboek
„Uren borduren" aanbevelen. Dit boek
bevat in originele kleuren uitgevoerd
64 modellen borduurwerk in vele varia
ties. Voor ieder borduursel, zelfs voor
dat op de omslag wordt verwezen naar
de handleiding, waar de 64 modellen (in
één kleur) weer staan afgedrukt, die
dan precies aangeven, hoe het moet
worden uitgevoerd. Een bijzonder mooi
en zeer practisch borduurboek! Wij ge
ven hier de inhoud weer: Snoezige bloe
metjes - Potpourri - Grappige figuur
tjes en wijsjes - Landschappen, zeden
en gewoonten - Bloemfantasietjes -
Sprookjes - Van alles wat - Bloemini-
tialen - Nuttige aanwijzingen - Basis
steken en dan de genoemde Handlei
ding. U ziet, variatie genoeg! Wij atten
deren er op, dat bestellingen voor dit
Omniboek kunnen gedaan worden bij
Postbus 130 te Kampen. De prijs is
19,90. Vraagt ook bij uw boekhandelaar!
D.
Th. d. W.
AJVONIEME ALKOHOLISTEN
TREDEN IN DE
OPENBAARHEID
Hare Majesteit sprak in de Troonrede
over de ongerustheid van de overheid
inzake het stijgende alkohol-misbruik.
Terecht, want het probleem is schrik
barend.
Er is in Nederland een gemeenschap
van en voor mensen met alkohol-pro-
blemen waar bijna iedereen wel eens
vaag wat over gehoord heeft, maar die
toch nog weinig bekend is. Dat zijn de
Anonieme Alkoholisten". Meestal kort
weg „A.A." genoemd.
Deze A.A. nu zal op zaterdag 13 no
vember om 2 uur 's middags een open
bare manifestatie houden in de Balzaal
van het HUton Hotel in Rotterdam. Deze
manifestatie is van groot belang voor
iedereen die medisch, para-medisch of
sociaal betrokken is bij heit alkoholisme.
Het is bovendien voor iedereen met een
alkohol-probleem een voortreffelijke ge
legenheid om eens nader kennis te ma
ken met de A.A. en de wijze waarop de
ze gemeenschap rtiUjoenen mensen over
de gehele wereld van groot nut is.
POSTBOX 22 - ENKHUIZEN HOaAI«)-Ta.02280-2741
HERFSTTIJD
en wü allen vallen af
als een blad".
(Jesaja 64 6 m)
Herfsttijd in de natuur is stervenstijd.';
Ge kunt dat zien in het neervallen
van de bladeren.
Prijkten ze in de zomer fris en groen
aan de takken van de bomen, nu gaat
opnieuw het stervensproces zich vol
trekken, de dood behaalt, in het rijk der
natuur, ook nu weer de overwinning en
ge ziet ze vallende gele, bruine of
rode bladeren.
„De blaren vallen, blad na blad,
die allen sterven moeten.
Zij dwarlen langs het herfstig pad
in huiverende stoeten".
Het eens zo groene, frisse blad, ligt
daar nu op de aarde, vaal en geel, ver
welkt en verschrompeld.
De vallende bladeren, ze roepen ons
op tot stille ernst en zelfbezinning.
Reeds voor de profeet van de oude dag-
was dat vallend blad een prediking van
de broosheid en vergankeUjkheid van
zijn leven.
Zoals het gaat met die bladeren, gaat
het ook met de mensen, die daar hangen
aan de grote levensboom van de mens
heid. Het vallend blad predikt ons onze
vergankelijkheid.
De bekende prediker van Oosterzee,
die, op zijn studeerkamer gezeten, een
vaal blad tegen de ruiten zag waaien,
zag in dat herfstblad een brief van de
dood.
„De dood heeft'mij een brief
'geschreven.
Ik las hem op het dorre blad.
Dat door de stormwind
voortgedreven,
op 't vensterglas had postgevat".
Het vallende bladeen brief van
de doodeen aangrijpende prediking
uit het rijk der natuur.
„Wij allen vallen af als een blad".
Wij allen: niemand uitgezonderd.
Wat zullen er ook deze winter weer
veel bladeren vallen van de boom der
mensheid.
Zullen wij daar ook bij zijn?
In elk geval: vroeg of laat komt de
tijd van het afvallen ook voor u. Im
mers: wij allen vallen af. Ook al willen
wij daar liever niet aan denken, al du
wen we dood en graf heel ver van ons
afhet afgevallen blad brengt ons
een briefeen heel persoonlijke
boodschap: „Ook bij, gij valt als een
blad".
Het kan ook voor u of voor mij de
laatste winter van ons leven zijn.
Op het machtswoord van God zullen
we wederkeren tot verbrijzeling.
Houdt u daar rekening mee?
Dat is wel zeer nodig, want het ster
ven van een mens is van oneindig meer
gewicht dan het vallen van een blad.
Immers: bij het uitblazen van de laatste
adem is ons lot voor eeuwig beslist.
Waar de boom valt, daar blijft hij lig
gen.
Gelukkig de mens, die met de vergan
kelijkheid van zijn leven leert vluch
ten tot de Onvergankelijke. Die in het
sterven het oordeel van God over de
zonde mag zien.
Dat heeft ook Jesaja gezien.
Want dit tekstwoord staat midden in
een schuldbelijdenis.
Eerst: „Gij waart verbolgen, omdat
wij gezondigd hebben. Wij allen zijn als
een onreine, en al onze gerechtigheden
zijn als een wegwerpelijk kleed".
Dan: En wij allen vallen af als een
blad".
En daarom: „Onze misdaden voeren
ons weg als de wind".
Het sterven van de menseen ge
volg van de zonde.
Hebt u het zo reeds leren zien?
Door de ontdekkende werking van de
Heilige Geest zó leren zien en verstaan...
dat ge geworden zijt, wat ge voor God
zijteen zondaar? Niet van horen
zeggen en dus door napraten, maar
werkelijk door bittere beleving; een
zondaar die het met het oordeel van God
over de zonde eens is geworden, die het
leerde aanvaarden en bijvallen.
Het is de eerste voorwaarde voor ons
behoud.
Want dan is het onmogelijk onder de
doodsbrief, die tot ons komt in het val
lend herfstblad, onbewogen te blijven.
Dan vluchten we tot Gods genade-
troon.
Zie dat wil de Heere ons leren. Hij
n\ ons ontdekken aan onze zonde en
schuld, opdat we zouden vluchten naar
Golgotha's kruis, vanwaar de liefdelijke
nodiging uitgaat: „Komt tot Mij, gij die
vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust
geven".
En wie in de nood van zijn verganke
lijkheiddat is: in de nood van zijn
zonde, als een arm en verloren zondaar
tot Hem mag gaan, wordt niet be
schaamd.
Nog gaat er van het vallend blad een
sprake tot ons uit:
„Wandelaar, rep uw schreden, haast u
om uws levens wil".
Nog is het genadetijdnog kunt ge
verlost worden.
Verlost door Christus, de Levensvorst,
Die het leven kan schenken aan dode
zondaren.
Hij wil u redden van het verderf.
In Hem uw Redder en Heiland te
vinden, dat is het grootste voorrecht.
Het vallen der bladeren in herfstgetij,
het stemt droevig.
Stervenscheidenverscheuren
van liefdesbandenhet is onzegbaar
pijnlijk.
Maar wie Christus mag kennen als
zijn Levensvemieuwerdie kan bij
tijden en ogenblikken heenzien over
dood en graf naar het gloren van de
eeuwige morgen.
In de hemel heerst de dood niet meer.
Daar zijn geen vallende bladeren meer.
Daar gaat in vervulling:
„Zij zullen, groen en fris,
Gewenste vruchten dragen".
Bolnes.
H.
Het waren niet alleen de herbergen,
waar de reizigers onderdak vonden. De
oude herbergen deden vroeger dezelfde
dienst als in onze tijd de hotels. Het wa
ren niet enkel kroegen, waar je bier of
wijn kon drinken, maar je kon er eten
en overnachten. Dat kon men in oude
tijden ook wel in de kloosters, er was
nog weinig verkeer. De wegen waren
in vergelijking met nu bitter slecht.
Volgens de calvinistische dichter Ja
cobus Revius (1585-1658) heeft reizen
weinig waarde.
„Wat baat het veel gereisd
in landen wijd gelegen,
zo gij niet in en gaat des Heren
smalle wegen?
Wat baat het te bezien
zo menig schone stad,
zo gij het hemelrijk in 't herte
niet bevat?
Wat baat het dat gij roemt
van velerhande spraken,
indien des Geestes taal u niet
en kan vermaken?
Reist vrij ter plaatse daar
ge vreemde dingen ziet,
maar wacht u en vervreemdt
van uwen Schepper niet".
De reizigers.
Het was niet druk op de wegen en het
verkeer vond op korte afstanden te voet
plaats, op langere trajecten te paard of
in een wagen.
We zien er vorsten met h\m gevolg,
waarvoor de herbergen meestal te klein
en te primitief waren en die daarom lo
geerden bij bevriende edelen op hun
kasteel.
Handswerklieden bleven niet altijd
bij dezelfde baas, maar om het vak goed
te leren zochten ze wel eens een andere
patroon in een vreemde stad.
Studenten studeerden aan verschil
lende universiteiten in diverse plaatsen
van Europa. Waren ze afgestudeerd dan
maakten ze meestal nog reizen, soms ook
voor de studie, ver van huis.
Kooplieden moesten er dikwijls zelf
op uit om zaken te kunnen doen.
Boodschappers op snelle paarden re
den van het ene vorstelijk hof naar het
andere.
Minstreels trokken met hun muziek
instrument de wereld door. Ze vermaak
ten de kasteelbewoners en speelden ook
wel in de herberg, waar ze de nacht
doorbrachten.
Tijdens de kruistochten, die over een
periode van 200 jaar werden gehouden,
moesten de kruisvaarders op hun lange
tocht toch ook enkele keren overnach
ten. Zo ook de pelgrims, die met vrome
bedoelingen of voor straf een reis maak
ten naar Rome, Compostella in Spanje
of een andere bedevaartsplaats.
Maa:r er waren ook andere personen
op de wegen, die de waard liever niet
zag en ook kon weigeren. Dat waren
bedelaars en landlopers, afgedankte
soldaten, kwakzalvers, zigeuners, weg
gelopen monniken, die nog wel de mon
nikspij droegen, maar soms gevaarlijke
bedriegers waren.
In de herberg.
De overheid zorgde er zo goed moge
lijk voor, dat het netjes en eerlijk toe
ging in de herbergen. Er waren vastge
stelde prijzen voor de drank en de m.aal-
tijden. De kannen en kroezen van tin
moesten geijkt worden en tot de pegel
(een uitstekend bobbeltje) gevuld wor
den.
Men moest zwaarden en kniven (mes
sen) afgeven om mogelijke vechtpartij
en te voorkomen. Ook toen gold het
spreekwoord: „Als de wijn is in de man,
is de wijsheid in de kan". Er werd soms
zoveel gedronken, meestal wijn of bier,
dat er niet genoeg van die wijsheid was
om ruzie te voorkomen. Een goede
maatregel om dan te zorgen, dat er geen
messen in de buurt waren.
Vooral tijdens kermissen en op markt
dagen was het druk in de herberg. In
onze tijd is dat nog het geval.
Ging het niet goed, dan kwamen de
baljuw en zijn rakkers er aan te pas.
Dan volgden er straffen, die er niet om
logen. Tenminste in vergelijking met de
strafmaat in onze dagen. Je kunt het
nauwelijks meer straffen noemen, 'k
Las onlangs in de krant dat ze de ge
vangenen stemrecht en seksverlof willen
geven. Zo slecht is het nog niet in de
bajes!
In vroeger eeuwen was dat anders,
wel een beetje te erg soms. Wie de spul
len in de herberg vernielde, moest de
schade vergoeden. Wie de waardin mis
handelde, kreeg boete en moest de stad
verlaten. Voor 10 jaar zelfs werd iemand
verbannen, die in de herberg gestolen
had.
Lange tijd in de gevangenis zat een
ruwe kerel, die kwam logeren en met
„een wijf van buten" wilde slapen. De
waard weigerde dit vrouwelijk gezel
schap. De kerel was kwaad op de her
bergier en vroeg nu zi>n „wUle" te heb
ben met diens dochter. Toen haalde de
waard de politie erbij.
In een slecht bekende herberg ver
leidde de waardin haar dochter tot hoe
rerij. Ze mocht voor de vierschaar kie
zen: haar duim eraf of voor 5 jaar de
stad uit.
Zo zorgde de magistraat voor orde,
zoveal mogelijk, want er gebeurden nog
heel wat gemene dingen, die nooit het
daglicht zagen.
Andere zaken.
In het midden van de 17e eeuw ko
men de koffiehuizen, waar men een
kopje koffie, heet en zwart, kon drin
ken. Tot die tijd dronk men vooral bier
en wijn, iedere plaats van enige beteke
nis had een eigen bierbrouwerij. Nu
nog heten sommige straten er Brouwe
rijstraat of Brouwerijgang.
Amsterdam was de eerste plaats, die
zo'n koffiehuis had, ook wel café ge
noemd, het Franse woord ervoor.
Later kon men er ook thee en ander
vocht drinken. Het werd voor sommige
ingezetenen een vaste gewoonte om een
paar keer in de week naar het koffie
huis te gaan. Het was er gezellig, men
ontmoette zijn kennissen, er lagen ook
kranten en allerlei nieuwtjes werden er
uitgewisseld. Sommigen beweerden, dat
koffie slecht was voor de gezondheid.
Maar een dichter zegt dat het juist ge
zond is, een geneesmiddel zelfs:
„'t Zwarte watervocht,
dat alle kracht bezit.
Om 't ziekelijke lijf gezondheid
weer te geven.
Dat elke kwaal verdrijft,
het koude bloed -verhit.
En 't dichterlijke brein vervult
met jeugdig leven".
In sommige plaatsen ontstonden
raadskelders onder het raadhuis. Daar
kon het stadsbestuur voorname gasten
onthalen en na afloop van een vergade
ring konden ze er zelf wat gebruiken.
Hier en daar bestaan ze nog, vooral in
Duitsland.
Ook hadden enkele steden een eigen
herberg, de „stedeherberg", zoals Mid
delburg in 1411. De stadsherberg van
Veere, de Campveerse toren, bestaat nog
altijd als hotel, restaurant en café.
Ook diende soms het rechthuis als
herberg. Soms hing de zaal vol schilden.
Wanneer een ridder zijn intrek in de
herberg nam, hing hij zijn schild aan de
buitenmuur. Zijn dienaar moest er de
wacht bij houden, dat was dus de schild
wacht. Vertrok de ridder, dan liet hij
soms op verzoek van de waard zijn
schild achter, die op deze manier een
hele verzameling kon aanleggen. Het
was reclame voor zijn zaak.
Van spookherbergen horen we wei
nig, daarvoor moet men in Engeland
zijn, daar houdt men van spoken, ook
in de oude kastelen spookt het dikwijls.
In dit land bestaan nog heel mooie oude
herbergen, ze heten daar inn. Zoals men
in Duitsland de bierhallen aantreft. In
het Hofbrauhaus en de Bürgerbraukel-
ler te München hitste Adolf Hitler zijn
landgenoten op, wat geleid heeft tot een
grote oorlog en tot vernietiging van 6
millioen Joden.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
De postduivenvereniging „De Duif" te
Stellendam telt maar een bescheiden
aantal leden, maar het zijn stuk voor
stuk duivenliefhebbers van formaat.
Verschillende van hen spelen in de
Flakkeese concourscombinatie een eer
ste viool, maar de liefhebbers van het
jaar 1976 zijn toch wel de combinatie Jan
van Seters en Zoon: Op zeer harmoni
euze en talentvolle wijze leiden vader
en zoon van Seters een excellent stel
vliegduiven, de een zorgt voor de bui
tendienst, de ander doet de binnen
dienst. De gehele familie van Seters
leefde afgelopen jaar met de successen
mee, want zoals de van Setersduiven
dit jaar kwamen, mag, ofschoon ze het
niet hopen toch wel als een unicum
worden aangemerkt. Zeker ze moesten
op Flakkee voor J. Mijs en L. Arensman
het hoofd buigen, maar zowel in het
aangewezen als in het onaangewezen
spel eindigden ze op de derde plaats.
Zeker hadden ze bij wat meer geluk in
het aangewezen spel de eerste plaats
kunnen bezetten, maar de duiven van
deze combinatie zijn zo gelijk van ca
paciteit dat aanwijzen vrijwel onmoge
lijk bleek. Dan weer was het de ene dan
de andere die wat losvloog, maar was
die eenmaal thuis dan kwam de rest
binnen enige minuten. Tien, vijftien of
zelfs twintig prijzen van zo'n zelfde
aantal mee, was geen zeldzaamheid en
daarom achten wij J. van Seters en
Zoon dit jaar grote kampioenen.
In de vereniging waren ze natuurlijk
met alle kampioenschappen weg, vooral
met de jeugd waren ze in het spel on
genaakbaar.
Het geweldige spel steunt op gezond
heid, maar natuurlijk ook op de klasse.
Toch wordt al 22 jaar voortgedaan met
dezelfde soort, Stichelbaut-Wibail, en er
is niets bijgehaald wat tot verbetering
heeft geleid. Deze duiven zijn nog af
komstig van wijlen Leen Peeman en
hieruit blijkt wel hoe lang men met
klasseduiven bij kan blijven. Er zijn
ook geen geheimen voor nodig, want de
duiven krijgen normale mengeling, wel
zelf gemengd en grote variëteit met veel
gerst in het voer. Het speltype is uit
sluitend weduwschap, want nestspel
geeft de pendelende liefhebbers teveel
werk. De verzorging geschiedt wel met
regelmaat en de hokken worden uiterst
schoon gehouden. Dat de duivinnen
evengoed zijn blijkt overigens uit het
spel met de jongen, er zaten een paar
jonge duivinnetjes die verschrikkelijk
hard vlogen. Bij de zifting zijn niet veel
jongen verdwenen, ze kwamen zo be
loftevol dat wat ouwetjes het veld heb
ben moeten ruimen. Maar alzo niet de
„207898", deze zesjarige vloog nog een
eerste van Bergerac, maar ook een eer
ste op de navluchten. Een kwaliteitsduif
die sterk zijn stempel op dit hok heeft
gedrukt. Niet als enige natuurlijk want
we zien op ons prestatielijstje dat de
„1018635", de „960514", de „1018626", de
,1776899" de „960509" en de „708157"
ook duiven zijn die van elke vier vluch
ten driemaal prijs vliegen, -wjaarbij nog
talrijke kopprijzen. Bij de jonge duiven
telden we vogels met zeven prijzen, op
acht vluchten.
Zeker is dat hier ook uit pure lief
hebberij wordt gespeeld, hoe goed de
vogels ook komen er wordt geen geld
op gezet, wel een algemene tendens te
Stellendam waar men nog zonder geld-
spel evenveel, misschien nog veel meer
plezier aan de duivensport kan beleven.
Historisch verhaal uit de eerste tijd
der hervorming
door
M. VAN DER STAAL
35
Een wondere ontroering maakte zich
na dit gebed van de veerman meester.
Een tot op dit ogenblik onbekende
kracht kwam over hem, die hem zich
sterk deed voelen tegen boze invloeden
van binnen en van buiten. En een gevoel
van vrede daalde neer in zijn ziel, nu
hij de gebenedijd^n naam van Jezus op
de lippen had genomen en op deze
Machtige zich verliet. Zijn blik was
verruimd. Hij zag, wat tot dusver ver
borgen voor hem was geweest, wat de
Kerk voor hem door een diëtist van en
kel ceremoniën had omsluierd: Jezus en
Die alléén kon helpen. Geen mens, geen
priester, geen engel, geen heilige, geen
Moedermaagd kon de hemel ontsluiten
en de zonden vergeven. Hij was het,
Jezus, Die alléén dit vermocht. En zou
Hij, Die^ de hemel verliet en een leven
van lijden aanvaardde en de dood van
een kruiseling onderging, niet wiUen
horen naar de stem van een bidder?
Was daarvoor tussenkomst en voor
spraak der heiligen nodig? Wie was voor
zondaren gestorven? De Maagd Maria?
Neen, Jezus stierf en het was alleen
Zijn Bloed, dat reinigde van zonden.
Maerten Willems stond nog immer op
dezelfde plek, de ruige muts nog steeds
in de handen. Hij voelde niet, dat de
wind met zijn haren speelde en dat
steeds vaster de kleigrond om zijn voe
ten heensloot. Hij was in aanbidding
verzonken. Zijn ziel smaakte voor het
eerste die zoete gemeenschap met zijn
God en Zaligmaker, die hem de zinnen
verrukte en de tranen over zijn ver-
Weerde wangen deed rollen.
Hij merkte ook niet, dat door de lan
den van de Nieuwlandse polder een man
naderde en, met behulp van een pols-
stok over de slootjes springende recht
op hem afkwam. Eerst toen de man, nu
dicht-bij gekomen, zijn naam noemde,
schrok hij op. Hij herkende de zoon van
de Brielse smid, dezelfde, die voor en
kele uren de vlucht der Wederdopers
naar Heenvliet had geleid. Nog één
flinke sprong over de brede sloot, die
langs de dijk liep en de moedige zoon
van de even moedige vader stond voor
hem.
„Jan!" riep Maerten op een toon,
die te kennen gaf, dat deze onverwach
te ontmoeting hem verwonderde.
„Ja, ik ben het!" gaf deze ten ant
woord, en toen hij de veerman enkele
vergeefse pogingen zag aanwenden, om
zich van de zuigende klei te bevrijden,
ging hij lachend voort: „'k Zal u wel
even komen helpen. O, zijt ge reeds
klaar? Des te beter! Ge dacht zeker, dat
ge hier evenals 'op de rivier vrij dromen
hebt? Man, man, wat een zware ge
dachten moet ge gehad hebben, om zo
lang op één plek te blijven!"
„Zo lang is 't niet geweest", wilde
Maerten tegenwerpen, toen ze nu teza
men langs de dijk op Brielle afgingen.
Doch Jan Adriaensz sprak dit luide
tegen.
„'k Was nog geen half uur buiten
Heenvliet, of 'k zag u al staan".
„Zijt ge te Heenvliet geweest?"
vroeg Maerten haastig.
„Ik kom er heel dikwijls. En mij dunkt
van nu voortaan zult gij ook wel eens
vaker het uitstapje van hedenmorgen
ondernemen".
De veerman antwoordde niet en eni
ge tijd heerste er tussen het tweetal een
beklemmende stilte.
De smidszoon maakte hier een einde
aan.
„Hoor eens, Maerten", zeide hij,
„■wij zullen maar geen verstoppertje
spelen. Trouwens, we zijn ook geen
kinderen meer. Gij behoeft voor mij niet
te verbergen, dat ge hedenmorgen pas
toor Meruia hebt bezocht en dat ge te
samen met hem en de twee leraars een
plan hebt besproken, om Meester Jansz
en zijn vrouw voorgoed buiten het be
reik hunner vijanden te brengen".
„Ge weet dus
„Dat Anneke en de Meester naar En
geland moeten vluchten? Ja. En waar
om zou ik dit niet weten? Ik ken pas
toor Meruia al sinds lang en kom dik
wijls bij hem. De pastoor vertrouwt mij
ten volle
„Dan zijt gij het, die hem de geschrif
ten brengt, die de Kerk verboden ge
schriften noemt", zei Maerten eens
klaps.
„Dat is zo", was het rustige ant
woord. „Pastoor Meruia zal het u
hebben gezegd, of gij hebt het uit zijn
woorden kunnen opmaken. Het doet er
niet toe. Ik vraag niet hoe gij dat weet.
De pastoor vertrou-wt u ook en waarom
zou ik er dan een geheim van maken,
dat ik hem alles breng, wat op de voort
gang der nije lere betrekking heeft".
„Maar ge brengt u zelf en die goede
pastoor in gevaar".
„O, ho! Voor mij geen nood. Heel
Brielle weet, dat het Brielse land voor
mij is en dat ik met mijn koopwaar al
de omliggende eilanden bezoek. Wie
heeft nu een boos vermoeden, als ik ook
te Heenvliet kom? En gevaar voor de
pastoor? Ge begrijpt wel, dat hij voor
zichtig is en
„Ja, voorzichtig is hij", beaamde
Maerten „En wijs daarenboven. Ik
begrijp nog niet, hoe spoedig hij de plan
nen voor de vlucht van de Meester ge
reed had. En niets ontbrak er aan. Alles
had hij voorzien".
„Dacht ge, dat pastoor Meruia niet
terstond vannacht, toen ik Meynardt en
David Joris bij hem bracht, heeft inge
zien, dat het tot die vlucht komen
moest? Te meer, nu dat nieuwe plak
kaat komende is. Er zullen zelfs heel
wat Wederdopers de wijk gaan nemen".
„O, het is afschuwelijk, dat plakkaat".
Jan Adriaensz stond verwonderd stil.
„Meent gij dat?" vroeg hij.
Nu toonde de veerman zich verwon
derd.
„Ik meen altijd, wat ik zeg" gaf hij
ietwat kort-af, ten bescheid.
„Als gij dat plakkaat afschuwelijk
•vindt, waarom blijft ge dan ter mis
gaan; waarom
„Wie zegt, dat ik dat voortaan zal blij
ven doen?" onderbrak Maerten hem.
„Luister, Jan, ik zal' u zeggen, wat er
met mij gebeurd is de laatste dagen.
Maar Iaat ons ondertussen voortgaan. Ik
heb nog veel met de Meester te bespre
ken".
De veerman vertelde uitvoerig, hoe
de vriendschap voor Meester Jansz hem
tot handelen had gedrongen. Daarna
had het misdadig optreden van de dok
ter en de zijnen, die voormannen waren
in de Kerk, zijn vertrouwen in die Kerk
reeds enigermate geschokt. Maar Me
ruia's daden en woorden hadden hem
ten zeerste getroffen en zijn geloof in
hert goed recht der Kerk van Rome was
nu geheel aan het wankelen gebracht.
,,En", zo besloot hij zijn verhaal,
„daar straks op de weg heb ik voor het
eerst van mijn leven waarachtig tot God
gebeden. Ben ik nu een ketter gewor
den?
De levendige zoon van de smid had
onder dit verhaal met moeite zijn op
merkingen ingehouden. Doch thans kon
hij niet langer zwijgen. Met een van
overtuiging sprekend gelaat, viel hij de
veerman in de rede:
„Gij zijt geen ketter. Ketters zijn zij,
die onze Heere Jezus verloochenen en
Hem de eere ontnemen, die Hem toe
komt. Ketters zijn zij, die een ander
Evangelie in de plaats stellen dan dat,
hetwelk ons de Heiland heeft gegeven.
En gij zijt geen ketter, Maerten Wil
lems, maar gij zijt een gelovige gewor
den. Ge zijt nu in waarheid de broeder
van de Meester en van zijn Anneke, van
mijn vader en van mij, van pastoor Me
ruia en al de anderen, die de Heere Je
zus Christus in oprechtheid liefhebben".
„Pastoor Meruia zei uitdrukkelijk, dat
hij in de Kerk blijven wil", zei Maer
ten, „omdat hij de Kerk in de Kerk
wil hervormen".
„Maar het zal hem niet gelukken.
Neen", riep Jan Adriaensz uit, „dat
is een onmogelijkheid! En let op mijn
woorden, Maerten! De tijd zal komen,
als God hem het leven laat, dat pastoor
Meruia geheel met de Kerk zal breken.
En dan