EIIAIIDEn niEUWS
Andere Zeeuwse heksen
Overdenking
ANNEKE JIINSZ
Zeeuwse wandelingen
uit de
Heilige Schrift
2e blad
Vrijdag 1 oktober 1976
No. 4527
HET
KVENSTER
it -k
it it
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
SOMMELSDUE
Telefoon (01870) 26 09
BEAUTY-TIP
Woensdag a.s. weer „het uur der verwachting"
KLEIN BEZOEK VOOR GROOT DOEL
mmmmmmmmmmmm
mmm
mmmmmmmmmmmm
VERVOLGVERHAAL
-irrttmmmi
blik op ker
en samenleving
Hervormd en Gereformeerd
Een bisschop ter synode
Rome in de oecumene
De toenadering tussen de Hervormde
en de Gereformeerde Kerken heeft al
heel wat monden en pennen in bewe
ging gebracht en het laatste woord is er
zeker nog niet over gezegd en geschre
ven. Het is in ieder geval wel duidelijk
geworden dat het probleem van de een
wording niet zit tussen de beide kerken,
maar in de kerken zelf. Grote groepen
in de Hervormde en in de Gereformeer
de Kerken zouden geen enkele moeite
hebben met een volledige integratie,
maar ter rechterzijde van beide kerken
zijn vleugels die de zucht naar eenheid
wat afremmen, omdat ze vrezen dat de
ze eenheid niet ten goede zal komen aan
de belijdenis van de Reformatie.
Een zaak waaraan de pers naar ver
houding weinig aandacht heeft geschon
ken en die toch wel belangrijk is, is het
bezoek aan en de toespraak tot de ge
combineerde synode van de R.K. bis
schop Ernst. De Waarheidsvriend wijd
de er een paar regels aan, die ik graag
wil doorgeven. Ir. J. van der Graaf
schrijft in het nummer van donderdag
23 september:
„Ook hier bleek intussen dat de
oecumene hier die van het midden is.
Waar zal het uitkomen? Een triest
moment vonden we (het zou een
voorspel kunnen zijn op wat verder
komen moet) dat moment waarop de
R.K. bisschop Ernst de synode toe
sprak. Sommige synodeleden trokken
zich toen terug. Een R.K. bisschop
op een reformatorische synode! Na
tuurlijk gaat het me niet om de man.
Deze was alle vriendelijkheid zelf.
Maar ligt tussen Rome en ons nog de
mis als een vervloekte afgoderij?
Deze terminologie past niet meer
we weten het in de zoete droom
der oecumene. Een applaus volgde
op het bisschoppelijk betoog inzake
geloofsverbondenheid. We konden de
vreugde erover niet meebeleven".
Naar mijn mening slaat Ir. Van der
Graaf de spijker op de kop met dat éne
tussenzinnetje: „het zou een voorspel
kunnen zijn op wat verder komen
moet". Het is toch wel typerend dat tij
dens de tweede gezamenlijke synode van
de beide Reformatorische kerken een
roomse bisschop zo nodig het woord
moet voeren en spreken van geloofs
verbondenheidHet is de leidingge
vende figuren in beide kerken niet al
leen te doen om éénwording van Her
vormd en Gereformeerd, nee, ze hebben
ook Rome al binnen hun gezichtsveld.
En op het plaatselijk vlak heeft die een
heid hier en daar al een zekere gestalte
gekregen.
Zo werd dezer dagen in Leiden, in de
zogenaamde Merenwijk, het eerste lus
trum van deze samenwerking gevierd.
Vijf jaar lang houdt men daar nu al ge
combineerde diensten, waarin de ene
zondag een Hervormde, de andere zon
dag een Gereformeerde dominé voor
gaat en de derde zondag een pastoor of
kapelaan. En dat deze samenwerking
gevierd moet worden met een herden
kingsdienst bewijst al dat men zéér te
vreden is over dit oecumenisch experi
ment!
Tir it
Hoe het mogelijk is? vraagt een arge
loze lezerDat is niet zo moeilijk.
Aan beide kanten van de kloof tussen
Rome en de Reformatie heeft men een
brug geslagen naar elkaar toe. Een brug
die echter niet blijkt te rusten op de
sterke pijlers van het woord Gods en de
belijdenis van de Reformatie, maar op
de onhoudbare stutten van een zoetsap
pig humanisme.
Het verraderlijke hiervan is dat wel
de bijbelse woorden en begrippen wor
den gehanteerd, waardoor weinig on
derlegde gemeenteleden en parochianen
worden misleid. Het is al „verzoening"
wat de klok slaat, maar dan bedoelt
men niet de verzoening door het bloed
van Christus, maar de verzoening tus
sen mensen en volken. En men heeft
het over „gemeenschap", maar men
verstaat daaronder niet de gemeenschap
met Christus en daardoor met elkaar,
maar het broederlijk samenleven van
mensen uit totaal verschillende lagen
van de bevolking.
Wat in Leiden gebeurt zal wel op ver
schillende andere plaatsen in het land
gebeuren. Het lijkt een ontwikkeling
die niet meer te stuiten is, waarbij de
ware Kerk, de levende gemeente van
Christus, hoe langer hoe meer in een
hoekje zal worden gedreven. Want het is
de vriendschap van Pilatus en Herodes,
die zich verbonden hebben om de Chris
tus der Schriften te kruisigen
WAARNEMER
OOLTGENSPLAAT
Provinciale leesbibliotheek. Vanaf
donderdag 30 september is de biblio
theek, uitgaande van de Stichting Ver
enigde Provinciale Bibliotheekcentrales
'voor Zuid-Holland te Schiedam, weer
geopend. Elke donderdagmorgen van
19.00 - 19.30 uur kunnen in de Openbare
Lagere School aan het Weespad de boe
ken worden geruild. Voor kinderboeken
kan men terecht van 15.00 - 15,30 uur,
eveneens in de school.
NIEUWERKERK
Geref. Gemeente. De predikantsvaka-
ture duurt nog steeds voort in de Geref.
Gemeente te Nieuwerkerk.
Dezer dagen berichtte de beroepen pre
dikant, ds. A. Hofman te Scheveningen
voor het op hem uitgebrachte beroep te
moeten bedanken.
Deze vacature bestaat reeds vanaf
1970 toen ds. J. Karens naar Opheusden
vertrok.
Kwark is niet alleen een streling voor
de tong, maar (als masker) ook een nek-
tar voor de huid. Vermeng een koffiele-
pel kwark met wat honing en een thee
lepeltje mais- of tarwekiemolie en breng
dit papje in een dikke laag aan op ge
zicht en hals. Tien minuten laten dro
gen en daarna goed afspoelen met veel
koud water. Een vette en/of onzuivere
huid wordt lelieblank en glad als men
aan het kwarkpapje nog enkele drup
pels citroensap toevoegt. (CONSU)
In het vorige artikel hebt u kunnen
lezen, dat deschrijfster van het boek
over de heks van Veere, de schuilnaam
Dignate Robbertz heeft aangenomen.
Dat is de naam van een andere heks
uit Veere, die daar eveneens verbrand
is, bijna een half jaar eerder dan Geer-
truid Willems.
Digna Robberts.
Ze was geboren in Gorinchem en was
ongeveer 60 jaar oud. Meer dan de
helft van deze tijd had ze in Veere ge
woond. Een arm vrouwtje, dat met be
delen haar kostje moest zien op te schar
relen. Misschien werd ze daarom wel
„water- en brood" genoemd. Er zullen
wel dagen geweest zijn, dat ze haar ge
bedelde homp brood met een slok wa
ter moest wegspoelen.
Voor de vierschaar van Veere beken
de ze dat ze in contact stond met de
duivel. Vijf en dertig jaar geleden was
dat begonnen, ze was toen nog een jong
meisje dat het aankijken waard was.
Eens zat ze halverwege de weg tussen
Veere en Middelburg bij een heul te
eten. 't Zal weer wel niet veel bijzon
ders geweest zijn, misschien water en
brood. Want plotseling stond er een
jonge man bij haar, die haar vroeg of
ze niets beters te eten had. Hij was he
lemaal in het zwart gekleed en beloofde
't Stadhuis Veere.
haar goud en zilver te zullen geven op
voorwaarde dat ze hem haar ziel ver
koopt. Hij zal haar een zalf leren ma
ken, waarmee ze de wonderlijkste din
gen kan doen.
Digna begreep dat die zwarte man de
duivel was en wilde niet op zijn voor
stel ingaan. Maar toen de satan dreigde
haar tot stof te zullen vermalen, werd
ze bang en gaf toe. Ze zwoer God en
haar geloof af en gaf haar ziel over aan
de duivel. Als teken van haar verbond
met de Boze sneed ze een vlecht van
d'r haar af en gaf hem die.
Hij leerde haar toverzalf maken, die
ze overal voor kon gebruiken. Nu kon
ze op een bos stro in zee drijven en de
schepen laten vergaan waaraan ze wat
van die zalf smeerde. Op die manier
heeft ze verscheidene scheepjes naar de
kelder geholpen. Bij Westkapelle had ze
zelfs een boot met 45 man laten vergaan.
Door wat zalf aan menseïi te smeren
kon ze die eveneens ongelukkig maken.
Ze had het geprobeerd en het was ge
lukt, zeven a acht jaar geleden. Ze was
aan het bedelen en bij een zekere Blaes
Pierson vroeg ze om een aalmoes. Maar
deze weigerde haar wat te geven. Uit
wraak smeerde ze wat zalf aan diens
schoonzoon: de man werd kreupel en
lam.
Nog niet zo lang geleden was ze bij
Janne Grooteheerse. Daar dwong ze de
dienstbode Lijsbeth om drie daalders
van haar meesteres te stelen. Lijsbeth
weigerde. Tenslotte werd ze bang door
de dreigementen van de heks en deed
het toch, maar met grote tegenzin. De
diefstal kwam uit en Lijsbeth werd ge
vangen gezet. Toen werd heks Digna
bang. Als Lijsbeth eens ging praten en
het kwam uit dat zij haar gedwongen
had om te stelen, zag het er voor Digna
niet best uit. Om dit te voorkomen brak
ze Digna in de gevangenis de nek.
Dit alles vertelde ze aan haar rech
ters'in Veere, met nog veel meer mis
daden, die ze met behulp van de duivel
had gepleegd.
Na deze bekentenissen behoefden de
rechters niet te twijfelen dat Digna
Robberts een heks was. Ze werd ver
oordeeld om levend verbrand te wor
den. Dat gebeurde nog diezelfde dag, 's
middags om 5 uur vóór het stadhuis.
Dat was op 18 juni 1565.
Op Schouwen.
In Zierikzee was men heel wat milder
in het vonnissen van heksen, tenminste
ongeveer 40 jaar later. In 1601 werd hier
een zekere Levina Willems beschuldigd
van tovenarij. De magistraat verbande
haar voor veertien jaar uit de stad en
uit Zeeland beoosten Schelde noord-
Zeeland). Dat is nog wel te overkomen
voor een heks.
Een jaar later werd Jacobje Hoabicx
voor hetzelfde feit uit de stad verban
nen voor slechts zeven jaar. Ze hield
BIJ DE WEG
„En als hij zaaide, viel een deel
van het zaad bij de weg; en de
vogelen kwamen en aten dat op".
Matth. 13 4.
Wanneer wij op de komende rustdag
mogen verkeren onder de bediening van
het Woord, dan zijn wij daar als ver
antwoordelijke mensen!
Beseffen we dit wel voldoende?
Hebben we alleen maar oog voor de
geweldige verantwoordelijkheid van de
prediker, die als een zaaier het Woord
heeft uit te werpen in de akker der Ge
meente, of weten we ook iets van de
vermaning: „Zie dan toe hoe gij hoort"?
Het is te vrezen, dat aan dit verant
woordelijkheidsbesef als hoorders van
het Woord van God, één en ander ont
breekt.
Reden te meer, om in diepe ernst de
gelijkenis van de zaaier op ons te laten
inwerken en ons af te vragen: „Wordt
ook bij mij het zaad tevergeefs ge
strooid, omdat de akker niet is toebe
reid"?
Want daar gaat het over in deze ge
lijkenis.
Over zaad, dat tevergeefs wordt ge
strooid!
Waar valt dat zaad?
Dat zaad valt op de weg!
Met deze weg bedoelt Jezus een pad
langs de zoom van de akker of misschien
dwars door het korenveld heen.
Dat was geen grintweg of asfaltweg.
Neen, die weg was yan precies dezelfde
samenstelling als de'rest van de akker.
Alleen maar: de grond was daar plat
getrapt.
De voet van ploeger of zaaier, alsme
de van menig voorbijganger was daar
over gegaan en zo was daar een „weg"
ontstaan.
Welnu, bij het zaaien valt ook zaad op
dit deel van de akker.
Maardit zaad blijft aan de op
pervlakte liggen.
De platgetreden aarde kan het zaad
niet ontvangen. En bleef nu dit zaad
maar liggen, dan was er nog altijd de
mogelijkheid van ontkiemen. Een flinke
regenbui had het zaad nog de bodem
kunnen indringen.
Doch dat zaad blijft niet liggen. Wan
neer de zaaier met zijn werk bezig is,
omzwermen 'hem de vogels. En nauwe
lijks is hij enige stappen verder gegaan
of die vogels schieten toe en pikken het
uitgestrooide zaad weg. Zo is het zaad,
dat bij de weg valt dus tevergeefs ge
strooid.
Tevergeefs gestrooid!
Helaasdat geldt ook voor een deel
van het zaad, dat wordt uitgestrooid in
de bediening van het Woord. Ook daar
valt zaad bij de weg. Want ook aan de
akker der Gemeente is een platgetreden
zoom. Dat zijn degenen aan.wie de pre
diking van het Evangelie slechts klan
ken en woorden brengt, waarvan zij het
leven niet voelen.
Misschien lag vroeger hun ziel open
en bloot, was zij ontvankelijk en vat
baar voor hogere indrukken. Maar het
leven kwam met zijn dagelijks terug
kerende moeite en zorg; met de sleur
gang van de arbeid; met verdriet en on
recht, die men van anderen ontving.
De wereld heeft meer en meer beslag
op hen gelegd en zo is daar ontstaan een
toestand van onvatbaarheid en onont
vankelijkheid. Hun ziel is plat getreden,
afgestompt, ongevoelig geworden.
Jamen gaat nog naar de kerk.
Traditie is taai.
Maar de prediking werkt niets uit. Er
is geen besef, dat het God is. Die in het
Woord tot ons komt. Het uitgestrooide
zaad komt nog wel tot het oor, maar
dringt niet door in de diepten van het
hart.
Het woord van de Heiland (vers 15)
geldt ook hen: „Het hart van dit volk is
dik geworden" d.w.z. gevoelloos, niet
meer te bereiken. Men zit en luistert
wel, maar de beloften van het Evange
lie, zo goed als de dreiging van de Wet,
golven over de hoofden heen zonder de
ziel te troosten of de consciéntie te be
nauwen door schrik.
Zoals devogels achter de zaaier het
zaad wegpikken, zo komt de satan en
neemt het zaad van het Woord weer
weg van de ziel.
Want er is geen trouwer kerkganger
dan de satan.
Hij is er altijd, weer of geen weer.
Hij is er in de morgendienst, net zo
goed als in de avonddienst.
Bij de vrije stof zowel als bij de ca
techismus-preek.
Hij komt er met een bepaald doel.
Met dit doel waar het mogelijk is, het
Evangelie-zaad weg te pikken. Die weg-
zwermende gedachten, die de zegen van
de prediking ontrovenze zijn van
hem.
Hebt ge, uit de kerk komend, wel eens
de gesprekken beluisterd?
Eén stap buiten de kerkdeur en men
heeft het reeds weer over de dingen van
het zakenleven, die de zielen méér ver
vullen dan hetgeen gesproken werd.
Ofmen oefent kritiek over predi
king en prediker. En, als men thuis is
gekomenwat is er overgebleven
van het gestrooide zaad?
„De vogels kwamen en aten het zaad
op".
En de ziel is even arm als toen ze voor
enkele uren ter kerk kwam. Het zaad is
tevergeefs gestrooid. Er is geen vrucht
van te verwachten.
„Zie dan toe hoe gij hoort".
Vraag u af, of ook gij zulk een verge
felijk hoorder zijt.
Ja, beproef op de komende rustdag of
ook uw ziel als een platgetreden grond
is, onontvankelijk voor het Woord der
genade.
Deze gelijkenis accentueert onze ver
antwoordelijkheid als kerkganger. Maak
u daar niet van af, noch op goddeloze
noch op vrome wijze, maar besef, dat
ge eenmaal rekenschap zult moeten ge
ven van het op uw levensakker ge
strooide zaad.
Brenge dit besef tot gebed!
Gebed voor de prediker!
Gebed voor uzelf en tegen de boze!
„Verlos ons uit des boozen macht;
Bescherm en sterk ons door uw kracht;
Wij zijn toch zwak, zijn sterkt' is groot;
Dus zijn w' elk oogenblik in nood;
Hier komt nog vlees en wereld bij
Ai, sterk ons dan, en maak ons vrij".
Bolnes.
H.H.
zich echter niet aan dit vonnis, want 2
jaar later liep ze door de straten van
Zierikzee. Het werd bekend bij de he
ren van het gerecht, die niet met zich
lieten spotten. Haar verdere leven heeft
ze in de gevangenis 's Gravensteen door
gebracht. Eigen schuld was het.
Tenslotte nog een heksenverhaal uit
Zeeuws-Vlaanderen. Dat was driekwart
eeuw later, in 1674. Toen was men veel
soepeler in het vervolgen van heksen,
vooral in ons land. De volgende keer
hoop ik daar nog meer over te vertellen.
We gaan nu naar het dorpje Hoek.
Daar gingen geruchten dat enkele vrou
wen zich met toverkunsten bezighielden.
Met hulp van de Boze hadden ze al twee
mensen om het leven gebracht. De
rechtbank was reeds bezig met de be
handeling van deze zaak.
Nu stond hier een predikant, die he
lemaal niet aan heksen geloofde. Hij
nam het op voor de vier beschuldigde
vrouwen en ging met zijn kerkeraad
naar de rechters. Er werd afgesproken
dat de omroeper door het dorp zou gaan
om iedereen op te roepen met bewijzen
omtrent hekserij en tovenarij bij de ma
gistraat te komen. Misschien heeft de
dominee vanaf de preekstoel deze op
roep nog wel herhaald. In ieder geval
werden de beschuldigers tot vier keer
toe opgeroepen. Er kwam niemand. Toen
werden de vrouwen onschuldig ver
klaard. Wie haar in het vervolg nog van
tovenarij of heksenkunsten zou beschul
digen, kon op zware straffen rekenen.
In Zeeland komen er nog andere hek-
senverhalen voor, zonder dat er vrou
wen ter dood gebracht werden overigens
Laten we zeggen uit de vorige eeuw.
Toen kamde iedere boerin haar eigen
boter. Nu gebeurde het wel dat het niet
lukte, dat ze de kam niet af konden
krijgen". Hoe kwam dat? Wel, een heks
haalde de boter uit de kam. Er was wel
een middel tegen deze heksendiefstal:
een briefje met geheimzinnige spreuken
onder de kam leggen en alles ging ge
smeerd.
Misschien hebt u in een weiland wel
eens een cirkel gezien, waar het gras
bijzonder welig groeide en mooi donker
gekleurd was. Dat zijn de heksen- of
toverkringen. Te middernacht zijn de
heksen hier samengekomen om te dan
sen.
In de vorige eeuw woonde op Melis
kerke de dierenarts De Plaa, hij werd
meestal „paeremeester" genoemd. Van
hem worden allerlei vreemde verhalen
verteld. Hij kon toveren en als er
iemand van een hofstede 's avonds om
een drankje kwam voor een ziek beest,
kon hij je een hele nacht laten lopen
zonder de weg naar huis te kunnen
vinden.
Woensdag 6 oktober is het weer „na
tionale bezoekdag!"
Dan komt er één van die vierhonderd
duizend schoolkinderen bij U aan de
deur voor een vluchtige drempelaktie.
Het gaat vanzelf (als U een beetje mee
helpt) want het'meisje of de jongen
steekt de bestel-envelop van de nieuwe
kinderpostzegelaktie omhoog. Of ze uw
bestelling mogen opschrijven? Dat
wordt soms wat verlegen, of als U een
iMiiilililMtliMMillflli^^
JWMMMPIWMIM
MMNiMMÉÉMrMMMMkMW
wÊiMiÊttiémiimiimmtMiiiim
Het zijn vreemde verhalen, maar ze
kostten geen mensenlevens meer zoals
enkele eeuwen geleden.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
bekende bent, vrijmoedig gevraagd. Uw
bestelling wordt later thuisbezorgd, dan
pas mag U betalen.
U wilt wel in aanmerking nemen dat
het geen ervaren verkoopsters, verko
pers zijn, maar ze hebben wél een groot
vertrouwen in Uw medewerking!
Daarvan hangt het af of ze weer, met
z'n allen, voor zestig procent van de to
tale verkoop kunnen zorgen. De zegels
vormen ditmaal een „gouden" serie, de
vijftigste uitgave, versierd met kinder
tekeningen, een keuze uit duizenden
werkstukken.
Makkelijk om wat postzegels in huis
te hebben. Voor de verjaardag van oom
Frans, voor de brief aan oma. Postze
gels zijn nooit weg!
Achter die jaarlijkse massale bestel
ling welk artikel wordt binnen één
uur bij honderdduizenden besteld?
schuilt weer die opzet om te helpen. Om
veel voor minder bedeelde jongeren,
overwegend in binnenland, maar ook
voor een deel in het buitenland, te kun
nen doen. De verkoop van kinderpost
zegels en die van prentbriefkaarten
heeft vorig jaar 7V2 miljoen gulden op
gebrachtHet „kleine bezoek" ging
daarbij voorop. Om te vragen voor steun
aan gehandicapten, voor kinderen, die
tussen de wal en het schip dreigen te
vallen, voor jongeren die betrokken zijn
bij sociaal-, maatschappelijk-, medisch
verzorgings- en begeleidingswerk, dan
wel voor groepen of bureaus, die dank
zij de kinderpostzegel meer armslag
krijgen.
Zó zitten ze nog in de klas en zó zijn
ze een onmisbaar schakeltje in een mil-
joenenaktie, die uniek is in de wereld.
Al zijn het nu „gouden zegels" de
vijftigste uitgave extra kostbaar zijn
ze niet. Het gaat andermaal om een
toeslag, die winst betekent voor talloze
naamlozen, die zelf niet kunnen aan
kloppen.
Praktisch nog dit: U krijgt een spe
ciaal zegeltje voor op de deurpost als
Uw bestelling is genoteerd en als bewijs,
dat U het korte bezoek positief hebt ge
waardeerd. Voor volgende aanbellers is
dat het teken, dat U al voorzien bent.
Die woensdag is de dag van de ver
wachting, de veroverende krachttoer
van de armee der vierhonderdduizend.
Daarom: stel ze niet teleur. Bestel, doe
daarmee wél, en zie ze met een glimlach
na!
Historisch verhaal uit de eerste tijd
der hervorming
door
M. VAN DER STAAL
23
Maar dat enkele ogenblik was reeds
voldoende, om hem met afkeer voor die
vreemdeling te vervullen. En als een
zware last viel de gedachte op zijn ziel,
dat deze man, die van zo ver was geko
men, ongeluk en leed over de Meester
en zijn Anneke zou brengen.
De vreemdeling en de dokter liepen
in druk gesprek een eindweegs voor
Maerten uit. Hij kon echter niets van
de door hen gesproken woorden ver
staan. Trouwens, hij gaf er zich ook
geen moeite voor. Hij had genoeg te
doen met over een aantal en waarde
der vijanden van Meester Jansz te den
ken.
Het waren er nu al vijf: Machteld en
de dokter en Hans en Gheryt! En nu
kwam deze er nog bij! Ja, dat voelde hij,
deze man was de meest gevreesde te
genstander. Zelfs de dokter scheen ont
zag voor hem te hebben!
Een luide uitroep van de dokter, die
bij de boot gekomen was, riep de veer
man tot zich zelf,
„Wien hebt ge daar nu in de boot,
Maerten?" vroeg hij kort.
„Dat is Egbert, heer dokter. Ge weet
wel, Egbert, die niet
Een handbeweging voltooide de zin.
„Ja, dat zie ik wel. Maar wat doet hij
hier?"
„Hij heeft mij geholpen", antwoord
de Maerten, nu ook kort.
Met een minachtend schouderophalen
en grommend over een hulp, die deze
onnozele toch niet zou kunnen verlenen,
keerde de dokter zich van de veerman
af.
„Zie zo", zei deze nu in zich zelf,
„die heeft al vast een prettige reis!
Zijn spion te Maaslandsluis en niet te
Brielle wét een teleurstelling voor
de verrader!"
Maar een ogenblik later opziende naar
de vreemdeling, bemerkte hij, hoe deze
strak zijn donker oog op hem gevestigd
hield. Nu verdween het leedvermaak
over des dokters teleurstelling. Die vu
rige blik wilde doordringen tot in het
diepste van zijn ziel en zei hem, dat die
vreemdeling argwaan tegen hem had
opgevat.
Een gevoel van beklemming kwam
over de veerman, zoals hij tot dusver
niet had gekend. Die man boezemde
hem afkeer in maar ook vrees. Hij
trachtte dat gevoel wel van zich af te
werpen, door ijverig de terugtocht voor
te bereiden, maar de beklemming blééf.
„Ga voorin zitten, Egbert!" beval
de dokter de onnozele bars, toen hij in
de boot stapte.
De arme jongen gehoorzaamde sidde
rend. Hij durfde niet eens opzien en
languit wierp hij zich voorover, het ge
zicht in zijn handen verbergend. Zo
bleef hij liggen, lang nadat de veerboot
Maaslandsluis reeds had verlaten. Hij
hoorde wel het klotsen der golven rond
om en beneden hem, maar de kinder
lijke blijdschap, die hij, met Maerten
alleen, op de rivier gesmaakt had, kwam
niet terug. Somwijlen meende Maerten,
die tegen de stroom in zwaar werken
had, dat hij hem hoorde snikken. Doch
dit zou wel verbeelding zijn, dacht hij
dan ook weer. Misschien kwam dat ge
luid wel van de achterbank, waar de
dokter en de vreemdeling in zacht fluis-
tergesprek zich verdiepten.
Plotseling onderging de boot een ge
weldige beweging. En voordat Maerten
of de dokter en zijn metgezel er op ver
dacht waren, wat er gebeurde, hoorden
ze een kreet en een plons in het water.
„Egbert over boord!" schreeuwde
Maerten. „Heilige Moeder Gods! Hij
moet gered worden!"
En hij greep naar het in de rivier
spartelende lichaam van de ongelukki
ge.
„Maerten, zijt ge dol?" riep nu de
dokter, Maertens arm vastgrijpend.
„Ziet ge niet, hoe de boot overhelt?
Moeten we dan allen verdrinken om
die ééne gek?"
Verontwaardigd keek Maerten de
dokter aan.
„Hij is de broeder van Machteld!"
riep hij. „Wilt ge die doen omkomen,
zonder een poging om hem te redden?"
„Beter hij alleen dan wij allen!"
zei de vreemdeling op ijskoude toon.
„Roei door, veerman!"
„Dat doe ik niet. Als gij dan onmen
sen zijt ik wil hem redden!" riep
Maerten uit in heftige toom.
Maar gedurende de tijd, die de inzit
tenden de veerman van zijn reddings
werk hadden afgehouden, was de dren
keling door de stroom een eindweegs
van de boos afgedreven. Zie, daar zonk
hij reeds. Neen, hij kwam weer boven
en hief zijn arm uit het water op, dat
water, waarmee hij zich straks nog in
kinderlijk spel had vermaakt.
Snel roeide Maerten zijn boot in Eg
berts richting. Daar was hij de arme
jongen genaderd. Nog één slag
Te laat! Juist voor de boot zonk hij
weg in de diepte. Even was het water
nog in beroering. Toen sloot het zich
boven het hoofd van de onnozele.
„Moordenaars!" schreeuwde Maer
ten „Gij zijt moordenaars! Als gij mij
niet tegengehouden had, zou 'k hem nog
gegrepen hebben
„Man, ge vergeet tegen wien ge
spreekt!" zei de vreemdeling en weer
vestigde hij zijn oog strak op Maerten.
Doch deze ontweek die slangenblik nu
niet. Vast, onbevreesd beantwoordde hij
die.
„Ik wéét, tegen wie ik spreek. Dat
weet ik maar al te goed nu. En als ik
straks in Brielle ben, zal ik openlijk de
dokter aanklagen en u, heer
„Twee tegen één!" spotlachte de
vreemdeling. „Eén wordt niet ge
loofd. En als er nu eens twee zijn, die
verklaren, dat één man, de Brielse veer
man bijvoorbeeld, door roekeloosheid of
met opzet die halve of hele gek..."
„Mens!" brulde Maerten, terwijl
hij woest zijn riem uit het water ophief.
„Houd u rustig, veerman", zei on
verstoorbaar-kalm de vreemdeling,
terwijl hij een lang ruiterpistool op
Maerten richtte. „Ge ziet, vóórdat gij
toeslaat, heeft mijn kogel uw arm of
misschien nog wel een andere plek in
uw lichaam getroffen".
De woorden en de houding van de
vreemdeling lieten geen twijfel over, of
bij de eerste aanvallende beweging van
Maerten zou" hij losbranden. De veer
man zag in, dat hij op dit ogenblik de
zwakste partij was. Langzaam liet hij
de opgeheven arm zinken. Maar de be-
schuliging, dat beiden onmensen en
moordenaars waren, herhaalde hij.
Nu weer voortroeiend, had Maerten
weldra ver de plek achter zich gelaten,
waar de arme, onnozele Egbert de dood
in de golvengevonden had.
Wat had de ongelukkige tot die daad
gebracht? De barse bejegening van de
dokter! Dat stond vast bij de veerman.
De zwakhoofdige, verschrikt door de
boosheid van de dokter, toen die hem in
de boot zag, had zich bange schrikbeel
den gevormd van wat hem straks te
wachten stond, als de dokter aan zijn
zuster vertelde, waar hij hem gevonden
had. Zijn verantwoordelijkheidsgevoel
was al niet groot geweest, maar nu ver
loor hij alle besef over zijn daden. Blijk
baar had hij slechts één begeerte gehad:
weg, ver weg buiten het bereik van de
dokter en van zijn zuster te komen. En
die begeerte had hem in de dood gedre
ven.
De dokter de moordenaar van Egbert;
hij, de vriend en eedgenoot van Mach
teld, de moordenaar van haar diep be
klagenswaardige broeder! En voor de
tweede maal werd hij de oorzaak van
diens dood, toen hij de redding uitge
stoken hand terughield.
Maar wat verwonderde hij zich over
die onmenselijke daad? Stond het niet
bij hem vast, sinds gisteren, dat de dok
ter tot alles in staat was, ja zelfs tot een
moord? Als hij kon en durfde, zou hij
dan niet met eigen hand de Meester wil
len vermoorden?
(Wordt vervolgd)