EIIAnOEII - niEUWS
Overdenking
De Oosterschelde
ANNEKEinNSZ
Zeeuwse wandelingen
uit de
Heilige Schrift
JUBELEND KOREN
2e blad
Vrijdag 30 juli 1976
No. 4509
HET
KIJKVENSTER
ir it
GERO
altijd voor
iedereen
roim en overzichtelijk
in onze speciale
showroom.
A. Vroegindeweij
fl^estdyk 46 - Bliddelharnis
Rode Kruis afdeling
Middelharnis
Rijdend op een poldeaxlijk
onder loof gertds van bomen
toen de avond was gekomen,
Zomeiravoaid, mild en rijk.
Daar» beneden 't lag© land
Vruchten groeiend in de voren
Veelbelovend rijpend koren
Zaad gestrooid door mensenliand.
Zaad moest sterven en droeg vrucht.
Dat kon men^nhamd niet geven,
üit de dood ontstond het leven
ruisend in d© Mare lucht.
Machtig wonder van Gods hand,
Halmen dragen zingend 't koren
Jubelzamg klonk in mijn oren
rijdend door het polderland.
(Ps. 65 14)
LANERTA
blik op kerk
en samenleving
Harm Drost
De wet toegepast
Onze reputatie
De laatste tijd is de naam van Harm
Drost nogal eens in het nieuws geweest,
een Nederlander die in Duitsland ge
vangen wordt gehouden. Deze jonge
man (28 jaar) heeft als „welzijnswerker"
in Arnhem een aantal jongeren om zich
heen verzameld. Hij verstrekte aan de
ze jongeren „sofs drugs", zogenaamd om
hen het gebruik van „hard drugs" af te
leren. In werkelijkheid echter werden
jongelui die helemaal geen drugs ge
bruikten aan het druggebruik gewend.
De zaak kwam aan het rollen doordat
Duitse jongeren die erbij betrokken
waren de naam Harm Drost noemden.
Toen deze zich een keer aan de Duitse
grens vertoonde kreeg hij te horen dat
hij de grens niet ongestraft zou kunnen
overschrijden. Hij deed dat echter toch
en werd prompt gearresteerd. Wegens
het verstrekken van verdovende midde
len aan Westduitse jongeren in Neder
land werd hij door de rechter veroor
deeld tot drie jaar en negen maanden.
Alles wat progressief is in Nederland
■staat nu op zijn achterste benen. Waar
haalt men in Duitsland het recht van
daan zo vraagt men handelingen
te veroordelen die in Nederland zijn
gepleegd? Onder de leuze „Harm Drost
moet vrij" hebben zelfs de gemeente
raad van Arnhem en Gedeputeerde Sta
ten van Gelderland zich achter het ak-
tie-comité gesteld.
De Duitse rechter evenwel heeft niets
anders gedaan dan de wet toegepast.
Zowel Duitsland als Nederland hebben
in 1963 in New York een Verdrag gete
kend waarin vele landen zich verbon
den hebben om de internationale handel
in verdovende middelen te bestrijden.
Dat onze Nederlandse regering zich
van dat verdrag weinig of niets aan
trekt is voor de Duitse rechter toch geen
reden om het kwaad, ook als het Ne
derlanders betreft, maar ongestraft te
laten?
Bovendien, de strafrechter gaat uit
van het universaliteitsbeginsel, dat wil
zeggen dat schending van de interna
tionale rechtsorde moet overal ter we
reld worden vervolgd en bestraft, on
verschillig door wie en waar ook ge
pleegd. Onder dat universaliteitsbegin
sel valt bijvoorbeeld ook zeeroof en valse
munterij. Dat ons land tot nog toe ge
weigerd heeft ook het onbevoegd ver
handelen van verdovende middelen
daaraan toe te voegen is een schande
lijke nalatigheid, en bovendien in strijd
met het genoemde Verdrag van New
York.
Nederland staat in het buitenland
zeer ongunstig bekend, ook inzake onze
houding ten aanzien van de verdovende
middelen.. Minister Van Agt moet er
kennen dat ons land tijdens zijn bewind
een internationaal handelscentrum voor
drugs is geworden. Minister Irene Vor-
rink, van milieuzorg en volksgezond
heid, heeft eigenmachtig de soft-drugs
voor onschadelijk verklaard. Haar eigen
zoon leest nota bene 's zaterdags in het
VARA-programma „De Rode Haan" de
wisselkoersen voor die de verdovende
middelen noteren op de wereldmarkt!
Met steun van het ministerie van CRM
worden jeugdopvangcentra in stand ge
houden, waar volslagen wetteloosheid
blijkt te heersen, en waar drugs worden
verhandeld en gebruikt.
De Westduitse regering heeft herhaal
delijk bij de Nederlandse regering aan
gedrongen op naleving van het Verdrag,
doch zonder enig resultaat. Nu men bij
onze oosterburen de zaak strenger blijkt
aan te pakken en een Nederlander daar
van het „slachtoffer" is geworden, is
Leiden of liever Den Haag in last.
Helaas is het waar, wat Mr. L. van
Heijningen schreef in De Gezinsgids
(waaruit enkele gegevens hier werden
overgenomen):
„Het gebruik van verdovende mid
delen onder de Nederlandse school-
jeugd heeft schrikwekkende vormen
aangenomen. Van de verontrusting
der ouders trekt het regiem-Den Uyl
een blank minderheidsregiem!) zich
niets aan. Daarnaast wordt gepro
beerd de Westduitse jeugd hierin te
betrekken. Westduitsland is nog
steeds een sterke factor in Europa
tegen de Russische invloed en moet
dus op alle mogelijke wijzen worden
gedemoraliseerd. Want demoralisatie
verwekt onzekerheid en is de be
langrijkste oorzaak om de wil tot
zelfverdediging te verliezen. Vandaar
dat Nederland op grote schaal poogt
Westduitse moeders te aborteren,
waartoe zij in eigen land niet de ge
legenheid krijgen. En om de Itinde-
ren die aan abortus ontkomen zijn
in de puberteit tot druggebruik te
verleiden".
WAARNEMER
OPWEKKING TOT BLIJDSCHAP
Verblijdt u in den Heere te allen
tijd; wederom zeg ik: verblijdt u.
(Filipp. i 4).
Toen Christus in de wereld kwam,
waren hemel en aarde vervuld met
blijdschap. Johannes de Doper springt
van vreugde op in het lichaam van zijn
moeder. (Luc. 1 46, 47). Maria heft
een lofzang op: Mijn ziel maakt groot
de Heere, En mijn geest verheugt zich
in God, mijn Zaligmaker. De tong van
de stomme Zacharias breekt los, zeggen
de: Geloofd zij de Heere, de God Is
raels, want hij heeft bezocht, en verlos
sing teweeg gebracht Zijn volke. En
heeft een hoorn der zaligheid ons op
gericht in het huis van David, Zijn
knecht (Luc. I 68, 69). De oude Simeon
neemt het Kindeke op zijn armen en
looft God en zegt: Nu laat gij, Heere,
uw dienstknecht gaan in vrede, naar
Uw woord; want mij ogen hebben Uw
zaligheid gezien (Luc. 2 29, 30). Komt,
voegt u bij hen en verblijdt u er mede
over. Zal het hart altijd beklemd blij
ven? Zal het zich niet eens verblijden?
En zo het zich zal verblijden, waarover
zal het meer gaande gemaakt kunnen
worden als over de menswording van
Christus? Daarom: verblijdt u in den
Heere te allen tijd, wederom zeg ik:
verblijdt u. Maar misschien zal iemand
zeggen: Mijn hart wil niet loskomen;
ik kan mij hierover niet verblijden,
want ik vrees dat Hij toch voor mij niet
geboren is en dat ik er geen deel aan
heb. Ik antwoord: U weet immers het
tegengestelde ook niet; 't is nog maar
vrees.
't Scheelt daar niet alleen aan. Men
verblijdt zich niet over de menswor
ding, omdat men zich niet zet. tot heili
ge meditaties daarover. Over het won
derwerk, over de beloften, over de Per
soon, over de uitwerking van de grote
zaligheid door Zijn lijden en dood. Wel
ke blijdschap zou hij hebben, die dit
niet aandachtig overweegt? Evenwel,
er is nu een Zaligmaker. Is het u dan
om het even of er een Zaligmaker is
of niet? Zo neen, wel, waarom dan niet
blij over Zijn komst in de wereld, al is
het dat u er nog geen deel aan hebt.
Maar u, die naar Jezus uitziet om
door Hem gerechtvaardigd en geheiligd
te worden, al is het met veel duister
heid, vrees, naarheid en bekommernis
(Joh. 6 40). U, in wiens hart Jezus
door het geloof woont, waardoor de
hartstochten telkens wederom naar
Hem uitgaan (Ef. 3 17). U, in wie Je
zus een gestalte verkregen heeft (Gal.
4 19) en in wie Jezus leeft (Gal. 2 20),
zodat Hij al uw blijdschap en lust is,
zodat in u de haat tegen de zonde zich
opdoet en de lust om te wandelen gelijk
Hij gewandeld heeft en u de strijd tus
sen geest en vlees in u vindt. U, die
Jezus lief hebt (1 Joh. 4 19), u hebt
grond om u te verzekeren, dat Hij voor
u geboren is. Daarom hebt u dubbele
reden om u te verheugen met een heer
lijke en onuitsprekelijke vreugde en te
juichen over de komst van 'Christus
in het vlees.
Komt dan, erkent Hem als uw Heere.
Kust de Zoon (Ps. 2 2). Dewijl Hij uw
Heere is, zo buigt u voor Hem neder
(Ps. 45 12). Onderwerpt u aan Hem.
Zie Hem naar de ogen. Vreest Hem.
Dient Hem. En stel Hem u voor als het
enige en volmaakte patroon, en wan
delt in Zijn voetstappen (1 Petr. 2 21).
Zoals men met de Heere Jezus moet
omgaan als waarachtig God in ontzag,
eerbied, vrees, vertrouwen en aanbid
ding, zo mag en moet men ook met
Hem verkeren als mens, als zijnde on
ze Broeder. Want Hij schaamt zich niet
ons broeders te noemen (Hebr. 2 11).
Zo'n omgang met Hem wenst de Bruid,
Hooglied 8:1: Och dat Gij mij als een
Broeder waart. Nu is Hij onze Broeder
geworden, zo mogen en moeten wij
met Hem als zodanig verkeren. Let
daarbij altijd op Hem, dat Hij ons zo
bestaat, dat Hij met ons uit één is.
(Hebr. 2 11). Vlees van ons vlees en
been van onze benen.
Dat geeft vrijmoedigheid, dat geeft
familieaardheid (een vertrouwelijke om
gang) om onze noden te klagen aan
Hem, die zelf een mens zijnde, weet hoe
een mens te moede is in pijnen, in be
nauwdheden naar ziel en lichaam, en
waarlijk medelijden kan hebben en
heeft (Hebr. 2 17, 4 15). De vertrou
welijke omgang maakt het hart week.
Dat geeft vrijmoedigheid om nabij tot
Hem te naderen, en op' een menselijke
wijze met Hem als mens te spreken,
Hem onze zaak te bevelen en die Hem
toe te betrouwen. Zijn Godheid de grond
zijnde. En dat verwekt het hart tot zoe
te liefde.
Ds. W. a Brakel, predikant o.m.
te Rotterdam (1635-1711) Rede
lijke Godsdienst, dl. 1, XVIII,
XXIXc - XXXI
Hierover is de laatste maanden (jaren,
mag ik misschien wel zeggen) heel wat
te doen geweest.
Dat is gekomen na de grote overstro
ming van Ifebr. 1953, die aan 1835 men
sen het leven heeft gekost. Er moest wat
gebeuren: de dijken moesten verhoogd
en versterkt worden ofmen moest
de zeearmen door dammen afsluiten
van de gevaarlijke Noordzee.
Onze volksvertegenwoordiging heeft ge
kozen voor de laatste oplossing. Mr. J.
Algera, minister van Verkeer en Wa
terstaat, heeft toen het zogenaamde
Deltaplan ingediend bij de Staten-Ge
neraal. Op 5 november 1957 nam de
Tweede Kamer deze wet aan met 106
tegen 8 stemmen, .op 8 mei 1958 deed de
Eerste Kamer hetzelfde en verscheen
het wetsontwerp in het Staatsblad.
Op grond van deze wet zijn er daarna
enkele dammen aangelegd: tussen Wal
cheren en Noord-Beveland, de Grevélin-
gendam en de Brouwersdam tussen
Schouwen en Goeree-Overflakkee.
Voor of tegen?
Maar het grootste werk moest nog
gebeuren. Dat is de dam van Noord-
Bèveland naar Schouwen in de Ooster
schelde. Wat voor soort dam moet dat
worden? Als het een vaste'dam is
wordt de Oosterschelde een binnenzee-
tje met stilstaand water, dat langzamer
hand minder zout wordt. Dan is het met
de oesterteelt in Yerseke en met de
mosselbahken gedaan, die moeten zout
water hebben, dat door eb en vloed tel
kens ververst wordt.
Maar was het niet mogehjk een dam-
met-gaten te bouwen, waar het zeewa
ter uit de Noordzee doorheen kon stro
men? Men heeft er lang over. gestu
deerd en proeven genomen, het is in
derdaad mogelijk, alleen is het wat
duurder. Maar dat speelt tegenwoordig
op een begroting van vele miljarden
bijna geen rol meer! In juni van dit
jaar is de bouw van deze „stormvloed
kering met pijlers en schuiven" in de
Tweede Kamer aangenomen. Ik maakte
juist een bustocht door Joegoslavië, <5e
chauffeur zette dikwijls zijn radio aan
om de nieuwsberichten uit Nederland
te horen. Ver van huis hoorde ik daar
het grote nieu-vtfs van deze pijlerdam!
Hij kost bijna 3 miljard gulden en moet
iti 1985 klaar zijn. Yerseke kan tevre
den zijn, er is nog een getij-verschil
van 2.30 m en dat is voldoende voor de
oesters en mossels.
In ons land zijn er ook veel mensen,
die zeggen: Is zo'n dam in de Ooster
schelde nu beslist nodig? Als we de dij
ken versterken en verhogen is, er toch
ook voldoende beveiliging? ledere dag
stonden er grote stukken in de krant
van voor- en tegenstanders, het ging
vervelen, je las het op de duur niet
meer. Er kwamen aktiegroepen met
pakkende leuzen, iedereen had wel wat
gegronde motieven voor zijn mening.
Nu is het besluit gevallen en wordt
het wat rustiger rond de Schelde-pro-
blemen.
Uit de geschiedenis.
Reeds tijdens het begin van onze jaar
telling spreekt de Romeinse schrijver
Caesar erover, hij noemt deze rivier
Scaldis. Daarmee wordt bedoeld de
Oosterschelde, die door België langs
Antwerpen stroomde tussen de eilanden
Noord- en Zuid-Beveland aan de zuid
kant en in het noorden Tholen en
Schouwen-Duiveland. De rivier was
toen veel smaller dan tegenwoordig. De
beruchte watervloed van 1530 heeft een
vruchtbaar gebied voor goed onder wa
ter gezet, wel 10 dorpen verdwenen
toen. Alleen Reimerswaal bleef nog be-1
staan als een klein eilandje, dat echten
een eeuw later ook verzwolgen werd. J
Nog altijd heet dit deel van de Ooster-I
schelde het Verdronken land van Zuid-I
De Schelde
lerseke: De oesters worden in de oesterputten gebracht.
Beveland. Toen is ook het eilandje
Noord-Beveland van de aarde verdwe
nen, een deel van de Schelde geworden.
Op het eind van die eeuw werd het pas
drooggelegd en weer bewoond.
Een zijtak van de Oosterschelde was
de Honte, die tegenwoordig Wester-
schelde heet. Eerst in de 14e eeuw be
gint deze Honte meer betekenis voor de
scheepvaart te krijgen, vooral door de
handel met Antwerpen. Dit vaarwater
is nu zelfs veel drukker dan de oor
spronkelijke Oosterschelde. Tussen de
ze twee zeearmen liggen de eilanden
Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland,
met één woord genoemd Zeeland be-
wester Schelde. Eeuwen lang een twist-
gebied tussen de graaf van Holland en
Zeeland en die van Vlaanderen, die er
beide aanspraak op maakten. Tenslotte
is het (1323) voor goed bij Zeeland ge
komen.
We slaan een paar eeuwen over en
komen terecht in het jaar 1867, als er
een dam in het Kreekrak wordt ge
bouwd. Daardoor is de Oosterschelde
afgesloten van zijn voorland, waartoe
ook Antwerpen behoort. Van deze grote
haven kan men niet meer de Ooster
schelde op. Deze dam in het Kreekrak
was nodig voor de aanleg van een spoor
lijn van Brabant naar Vlissingen als
eindstation. Maar volgens een verdrag
met België moesten wij altijd ervoor
zorgen, dat Antwerpen een vaarweg
had naar de Oosterschelde. We hebben
toen in plaats van het Kreekrak een
betere waterweg gegraven, n.l. het 9 km
lange kanaal door Zuid-Beveland tus
sen Hansweert en Wemeldinge. Verle
den jaar is het nog beter geworden en
ook heel wat korter door het Schelde-
Rijnkanaal.
Op 16 december 1965 had de laatste
vaart plaats van de veerdienst Kats-
Zierikzee. Deze tocht over de Ooster
schelde met de veerboot was overbodig
geworden, omdat koningin Juliana de
vorige dag de nieuwe Oosterscheldebrug
later Zeelandbrug genoemd, in gebruik
had gesteld. Voor een bedrag van 77
miljoen gulden was er een brug van 5
km gebouwd, een van de langste van
Europa. Om de kosten te dekken, werdt
er tolgeld geheven.
Tot 14 augustus wordt er in een van
de gebouwen op het Abdij plein te Mid
delburg een tentoonstelling gehouden:
„Facetten van de Oosterschelde" Van
alles is er te zien: oude landkaarten.
foto's, ansichtkaarten, krantenknipsels,
alles betrekking hebbend op de geschie
denis van de Oosterschelde. Ook voor
werpen (of gedeelten ervan) die gevon
den zijn op het verdronken land rond
Reimerswaal heeft iemand afgestaan
voor deze gelegenheid.
Men wordt er begroet door een
Zeeuwse mosselman van hout, nage
maakt naar een prent die er ophangt:
een mosselverkoper die met een krui
wagen door de stad rijdt en aan toege
lopen vrouwen zijn zeebanket verkoopt.
Er staat een versje onder:
Verse mossels van Lodijke,
krui ik langs de vrije straat,
onder slecht en recht en rijke,
onder goed en zoet en kwaad..."
Lodijke is een van de plaatsen, die bij
de watersnood van 5 november 1530
(„Sint Felix' kwade zaterdag") ten on
der zijn gegaan.
Middelburg.
L. van WaUenburg.
De opbrengst van de inzamelingsaktie
voor het Rode Kruis heeft in de afde
ling 9.765,05 opgebracht. Verdeeld over
de plaatsen was dit als volgt, Middel
harnis 4.427,50, Sommelsdijk 2.846,60,
Stad aan 't Haringvliet 1.048,50, Den
Bommel 1.442,45.
Dank aan alle kollektanten die zich
in zo bijzondere mate hebben ingezet
voor het welslagen van de kampagne
1976.
Namens de afdeling,
A. V. d. Bogaerdt, pennlngm.
DIRKSLAND
„Sursum Corda" hervat repetities
De vakantie is voor de meesten van ons
weer voorbij. Wij leden van het Chris
telijk gemengd koor Sursum Corda zijn
dankbaar en blij dat wij weer met onze
repetities mogen beginnen. Is er bij U
ook een verlangen om met ons te zingen
van Gods liefde en trouw. Kom dan NU
naar ons koor, A.s. donderdagavond 5
aug. zien wij U graag in gebouw „Onder
de Wiek" om kwart voor acht. Wij re
kenen op uw komst.
OvJviK:N:ND\9v5s5v3v5s3s3v5sJs0NS>i>ON2>S>s9s£Ni^^
SCïCfflïCVCS'.'iCN
VERVOLGVEBHAAIi
Historisch verhaal uit de eerste tijd
der hervorming
door
M. VAN DER STAAL
S;R55S!S^5s5?5'Sv5vSSv5!SSSv5S'S5:5®S?SS':5S
„Daar komt niets van in. Meester,"
zei moeder Willems, die in de tijd, die
haar gebed en de woorden der beide
mannen had gevorderd, haar aandoe
ningen in zoverre weer meester was
geworden, dat ze op kalme toon spre
ken kon. „Gij moet blijven tot ik u
een warme dronk geschonken heb. 't Is
onvergeeflijk, dat ik zo lang reeds
daarmee gewacht heb."
Onderwijl de oude vrouw zich be
ijverde, om aan Maertens verlangen te
voldoen, zat Arend Jansz nog even in
gepeins verzonken. Toen richtte hij zich
op en keek de kant uit van vrouw Wil
lems, als om zich te verzekeren, dat ze
hem niet horen kon.
„Maerten" zei hij daarop, bijna
fluisterend.
Hij wenkte de veerman, om dicht bij
hem te komen zitten. Deze voldeed aan
dat verzoek, nieuwsgierig, wat de Mees
ter tot hem te zeggen had.
Die wachtte nog enkele ogenblikken.
En toen, heel zacht, kwam de vraag:
„Wilt gij niet weten, Maerten, wie ik
bij Jan Adriensz heb ontmoet?"
„Neen!" riep Maerten uit, terwijl
hij met een ruk zijn stoel van de haard
terugschoof. En zijn stem klonk zo luid
door 't kleine huisje, dat de oude vrouw
verschrikt zich omwendde en aan Maer
ten vroeg, wat hem zo heftig deed zijn.
Hy gaf geen antwoord. Met grote
schreden liep hij door het kleine ka
mertje heen en weer. En als hij even
in 't schemerlicht kwam van het kleine
lampje zagen de beide andere mensen,
hoe hij zijn vuisten gebald hield. En
ze hoorden het aan de korte, stotende
ademhaling, hoe geweldig de strijd was,
die er in zijn binnenste "woedde.
De oude vrouw begreep van dit alles
niets. Ze zag, toen haar zoon haar geen
antwoord gaf, naar de Meester, maar
diens bleke.b ijna angstige, trekken
ontraadselden haar ook Maertens plotse
linge drift niet.
„Wat is er ,Maerten?" vroeg ze
nog eens, terwijl ze haar hand op zijn
arm legde.
Maar zij schudde woest die hand
van zich af en riep uit:
„Wat er is? De duivel zélf is hier. Die
wü mij overhalen, naar hem te luiste
ren. Die
Maar wat bedoelt gij toch?" vroeg
zijn moeder, verschrikt hem in de rede
vallend. Ze geloofde in dit ogenblik, dat
haar zoon door razernij was aangeval
len. „Kom tot u zelf. Maerten.
Spreek niet zo verward. Geloof mij,
hier is niemand anders dan de Meester
en gij en ik. De Heilige Maagd moge
ons beschermen voor de boze, dat die
nooit de macht over ons krijgt."
„Ja, juist, dat is het!" riep de
veerman uit. „De Heilige Maagd be
ware ons daarvoor. En ik wil niet naar
ketterse woorden luisteren. Neen, dat
wü ik niet!" riep hij, zich recht voor
de nog steeds zittenden Meester plaat
send. „Waarom begint gij er dan
weer over te spreken? 'k Heb het u
toch gezegd, dat ik de ketterije schuw
als de pest? Want die de ketterije vol
gen, moeten eeuwig branden in de hel.
Wilt gij dan, dat ik in der eeuwigheid
verdoemd zal zijn? Neen!" eindigde
hij heftig „al was 't mijn eigen moe
der, die zou trachten, een ketter van
me te maken ik zou ze van mij
stoten. Liever zonder moeder, zonder
vriend, dan eeuwig verdoemd in de
hel!"
Zwijgend had Meester Jansz de toor
nende man aangehoord. Nu stond hij
op.
„Ik wil u niet verdoemd zien, Maer
ten," zei hij op zachtzinnigen toon.
„God weet het, hoe zwaar ook uw zie-
leheil miJ weegt. Maar wat heb ik u
gedaan, dat gij zo tegen mij uitvaart?"
„Gij? Gij wilt mij vertellen van hem.
aan wien ge zoveel te danken hebt. Ja,
ik begrijp 't wel: die man is het, die u
tot een ketter gemaakt heeft. Vervloekt
zal hij zijn. Maar wat heb ik met hem
te doen? Ik wil niets van hem horen. Ik
wil hem niet kennen. En u, u ken ik
ook niet meer!" schreeuwde Maerten
in 't laatst.
Met ontzetting had moeder Willems
naar deze uitbarsting van haar zoon ge
luisterd. Zó had ze hem nog nimmer
gezien en gehoord. Ja, ze vreesde, dat
hij in zijn woedende drift zich aan den
man vóór hem zou vergrijpen. Maar ook
ontzet was ze, nu ze begrijpen ging, dat
Meester Jansz een ketter was. Voor de
tweede keer in dit korte avonduur trad
ze uit de smalle lichtkring, die 't lampje
om zich heen wierp. De Meester niet
alleen ziek naar 't lichaam te weten,
maar ook naar de ziel dét ontzette en
ontroerde haar schier meer nog dan de
buitengewone drift van" haar zoon dit
kon doen.
Op Maertens laatste woorden volgde
een ogenblik van stilzwijgen. Toen
klonk droevig de stem van Meester
Jansz:
„Als giJ mij dan niet meer wUt ken
nen, zal ik hier niet weer komen. Het
doet mij leed om uwentwil. Ik heb geen
kwaad jegens u bedoeldHet ga u
goed, moeder Willems", wendde hij
zich tot de oude vrouw, die nu wel, ziJ
het dan ook schoorvoetend te voorschijn
komen moest. „Ge kunt er te allen
tijde van verzekerd zijn, dat ik u en
Maerten vriendschappelijk gezind bUjf".
Maertens moeder nam de uitgestoken
hand aan, die koud-klam aanvoelde.
Maar Maerten weigerde. Hij keerde
zich om en keek door de kleine venster
ruiten, al kon hij daar buiten wegens de
ingevallen duisternis ook niets meer
onderscheiden.
„God is mijn getuige, Maerten, dat
niet ik het alzo gewild heb". Dat waren
de laatste woorden, die Maerten van de
Meester vernam. Hij hoorde, hoe de la
ge deur geopend werd en zag heel flauw
nog even de naar de stad zich richtende
gestalte. Ja zeker, het was goed, wat hij
gezegd had. Geen woord trok hij er van
terug. Hij had, niettegenstaande hij wist
dat de Meester een ketter was gewor
den, zijn vriendschap tot dusver niet
onderdrukt. Maar duidelijk en zicht
baar was 't hem nu, dat de duivel ook
in hem een prooi zocht. Hoe anders had
de Meester hem dan opnieuw weer over
die vervloekte nije leere en zijn diena
ren wiUen spreken?
„Maerten, wat hebt ge gedaan? Weest
ge wel, dat de Meester ziek is?"
Zacht had moeder Willems de deur
achter de vertrekkende gesloten. En
met stille schreden was ze nu achter
haar zoon gekomen, die nog immer
voor 't venster naar buiten stond te
staren.
„Ziek? Ik heb er niets van gemerkt.
Ja^ de ketterije maakt hem ziek en
„Stil, Maerten. Neen, maar de Mee»-
ter is inderdaad ziek. Ik heb 't daar
straks voor het eerst gemerkt, 't Is de
zelfde ziekte als die onze Weijntgen
van ons heeft weggenomen".
„Moeder!"
De veerman stiet dat woord uit. De
zelfde ziekte als Weijntgen? Maar dat
was een langzaam wegsterven! Het was
't meest wrede spel, dat er met e«n
mensenleven gespeeld kon worden: het
vertrouwen van de zieke op beterschap,
het er zeker-yan-wezen, dat 't herstel
aanstaande wasom dan eensklaps
neer te zinken en voor immer de ogen
te sluiten.
„Moeder!" kreet Maerten nóg eens.
En toen snelde htj heen, de deur uit,
langs de weg, die Meester Jansz had in
geslagen.
Hoofdstuk 2
ANNEKE
Toen de Briellenaars, enige tijd gele
den, hoorden, dat er tussen Meester
Arend Jansz en de rijke Anneke trouw
beloften waren gewisseld, werd er veel
over dit geval gesproken. Hoe men ook
de wakkere man uit de Coppaenstraat
achtte om zijn buitengewone kunde en
grote hulpvaardigheid hij was een
bleef toch slechts een barbier. Volgens
het algemeen oordeel was hij dan ook
in 't geheel geen partij voor Anneke,
die heel wat aanzoeken reeds van zeer
rijke jongelieden had gehad.