EIIAnOEII - niEUWS Overdenking De Oosterschelde ANNEKEinNSZ Zeeuwse wandelingen uit de Heilige Schrift JUBELEND KOREN 2e blad Vrijdag 30 juli 1976 No. 4509 HET KIJKVENSTER ir it GERO altijd voor iedereen roim en overzichtelijk in onze speciale showroom. A. Vroegindeweij fl^estdyk 46 - Bliddelharnis Rode Kruis afdeling Middelharnis Rijdend op een poldeaxlijk onder loof gertds van bomen toen de avond was gekomen, Zomeiravoaid, mild en rijk. Daar» beneden 't lag© land Vruchten groeiend in de voren Veelbelovend rijpend koren Zaad gestrooid door mensenliand. Zaad moest sterven en droeg vrucht. Dat kon men^nhamd niet geven, üit de dood ontstond het leven ruisend in d© Mare lucht. Machtig wonder van Gods hand, Halmen dragen zingend 't koren Jubelzamg klonk in mijn oren rijdend door het polderland. (Ps. 65 14) LANERTA blik op kerk en samenleving Harm Drost De wet toegepast Onze reputatie De laatste tijd is de naam van Harm Drost nogal eens in het nieuws geweest, een Nederlander die in Duitsland ge vangen wordt gehouden. Deze jonge man (28 jaar) heeft als „welzijnswerker" in Arnhem een aantal jongeren om zich heen verzameld. Hij verstrekte aan de ze jongeren „sofs drugs", zogenaamd om hen het gebruik van „hard drugs" af te leren. In werkelijkheid echter werden jongelui die helemaal geen drugs ge bruikten aan het druggebruik gewend. De zaak kwam aan het rollen doordat Duitse jongeren die erbij betrokken waren de naam Harm Drost noemden. Toen deze zich een keer aan de Duitse grens vertoonde kreeg hij te horen dat hij de grens niet ongestraft zou kunnen overschrijden. Hij deed dat echter toch en werd prompt gearresteerd. Wegens het verstrekken van verdovende midde len aan Westduitse jongeren in Neder land werd hij door de rechter veroor deeld tot drie jaar en negen maanden. Alles wat progressief is in Nederland ■staat nu op zijn achterste benen. Waar haalt men in Duitsland het recht van daan zo vraagt men handelingen te veroordelen die in Nederland zijn gepleegd? Onder de leuze „Harm Drost moet vrij" hebben zelfs de gemeente raad van Arnhem en Gedeputeerde Sta ten van Gelderland zich achter het ak- tie-comité gesteld. De Duitse rechter evenwel heeft niets anders gedaan dan de wet toegepast. Zowel Duitsland als Nederland hebben in 1963 in New York een Verdrag gete kend waarin vele landen zich verbon den hebben om de internationale handel in verdovende middelen te bestrijden. Dat onze Nederlandse regering zich van dat verdrag weinig of niets aan trekt is voor de Duitse rechter toch geen reden om het kwaad, ook als het Ne derlanders betreft, maar ongestraft te laten? Bovendien, de strafrechter gaat uit van het universaliteitsbeginsel, dat wil zeggen dat schending van de interna tionale rechtsorde moet overal ter we reld worden vervolgd en bestraft, on verschillig door wie en waar ook ge pleegd. Onder dat universaliteitsbegin sel valt bijvoorbeeld ook zeeroof en valse munterij. Dat ons land tot nog toe ge weigerd heeft ook het onbevoegd ver handelen van verdovende middelen daaraan toe te voegen is een schande lijke nalatigheid, en bovendien in strijd met het genoemde Verdrag van New York. Nederland staat in het buitenland zeer ongunstig bekend, ook inzake onze houding ten aanzien van de verdovende middelen.. Minister Van Agt moet er kennen dat ons land tijdens zijn bewind een internationaal handelscentrum voor drugs is geworden. Minister Irene Vor- rink, van milieuzorg en volksgezond heid, heeft eigenmachtig de soft-drugs voor onschadelijk verklaard. Haar eigen zoon leest nota bene 's zaterdags in het VARA-programma „De Rode Haan" de wisselkoersen voor die de verdovende middelen noteren op de wereldmarkt! Met steun van het ministerie van CRM worden jeugdopvangcentra in stand ge houden, waar volslagen wetteloosheid blijkt te heersen, en waar drugs worden verhandeld en gebruikt. De Westduitse regering heeft herhaal delijk bij de Nederlandse regering aan gedrongen op naleving van het Verdrag, doch zonder enig resultaat. Nu men bij onze oosterburen de zaak strenger blijkt aan te pakken en een Nederlander daar van het „slachtoffer" is geworden, is Leiden of liever Den Haag in last. Helaas is het waar, wat Mr. L. van Heijningen schreef in De Gezinsgids (waaruit enkele gegevens hier werden overgenomen): „Het gebruik van verdovende mid delen onder de Nederlandse school- jeugd heeft schrikwekkende vormen aangenomen. Van de verontrusting der ouders trekt het regiem-Den Uyl een blank minderheidsregiem!) zich niets aan. Daarnaast wordt gepro beerd de Westduitse jeugd hierin te betrekken. Westduitsland is nog steeds een sterke factor in Europa tegen de Russische invloed en moet dus op alle mogelijke wijzen worden gedemoraliseerd. Want demoralisatie verwekt onzekerheid en is de be langrijkste oorzaak om de wil tot zelfverdediging te verliezen. Vandaar dat Nederland op grote schaal poogt Westduitse moeders te aborteren, waartoe zij in eigen land niet de ge legenheid krijgen. En om de Itinde- ren die aan abortus ontkomen zijn in de puberteit tot druggebruik te verleiden". WAARNEMER OPWEKKING TOT BLIJDSCHAP Verblijdt u in den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: verblijdt u. (Filipp. i 4). Toen Christus in de wereld kwam, waren hemel en aarde vervuld met blijdschap. Johannes de Doper springt van vreugde op in het lichaam van zijn moeder. (Luc. 1 46, 47). Maria heft een lofzang op: Mijn ziel maakt groot de Heere, En mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker. De tong van de stomme Zacharias breekt los, zeggen de: Geloofd zij de Heere, de God Is raels, want hij heeft bezocht, en verlos sing teweeg gebracht Zijn volke. En heeft een hoorn der zaligheid ons op gericht in het huis van David, Zijn knecht (Luc. I 68, 69). De oude Simeon neemt het Kindeke op zijn armen en looft God en zegt: Nu laat gij, Heere, uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord; want mij ogen hebben Uw zaligheid gezien (Luc. 2 29, 30). Komt, voegt u bij hen en verblijdt u er mede over. Zal het hart altijd beklemd blij ven? Zal het zich niet eens verblijden? En zo het zich zal verblijden, waarover zal het meer gaande gemaakt kunnen worden als over de menswording van Christus? Daarom: verblijdt u in den Heere te allen tijd, wederom zeg ik: verblijdt u. Maar misschien zal iemand zeggen: Mijn hart wil niet loskomen; ik kan mij hierover niet verblijden, want ik vrees dat Hij toch voor mij niet geboren is en dat ik er geen deel aan heb. Ik antwoord: U weet immers het tegengestelde ook niet; 't is nog maar vrees. 't Scheelt daar niet alleen aan. Men verblijdt zich niet over de menswor ding, omdat men zich niet zet. tot heili ge meditaties daarover. Over het won derwerk, over de beloften, over de Per soon, over de uitwerking van de grote zaligheid door Zijn lijden en dood. Wel ke blijdschap zou hij hebben, die dit niet aandachtig overweegt? Evenwel, er is nu een Zaligmaker. Is het u dan om het even of er een Zaligmaker is of niet? Zo neen, wel, waarom dan niet blij over Zijn komst in de wereld, al is het dat u er nog geen deel aan hebt. Maar u, die naar Jezus uitziet om door Hem gerechtvaardigd en geheiligd te worden, al is het met veel duister heid, vrees, naarheid en bekommernis (Joh. 6 40). U, in wiens hart Jezus door het geloof woont, waardoor de hartstochten telkens wederom naar Hem uitgaan (Ef. 3 17). U, in wie Je zus een gestalte verkregen heeft (Gal. 4 19) en in wie Jezus leeft (Gal. 2 20), zodat Hij al uw blijdschap en lust is, zodat in u de haat tegen de zonde zich opdoet en de lust om te wandelen gelijk Hij gewandeld heeft en u de strijd tus sen geest en vlees in u vindt. U, die Jezus lief hebt (1 Joh. 4 19), u hebt grond om u te verzekeren, dat Hij voor u geboren is. Daarom hebt u dubbele reden om u te verheugen met een heer lijke en onuitsprekelijke vreugde en te juichen over de komst van 'Christus in het vlees. Komt dan, erkent Hem als uw Heere. Kust de Zoon (Ps. 2 2). Dewijl Hij uw Heere is, zo buigt u voor Hem neder (Ps. 45 12). Onderwerpt u aan Hem. Zie Hem naar de ogen. Vreest Hem. Dient Hem. En stel Hem u voor als het enige en volmaakte patroon, en wan delt in Zijn voetstappen (1 Petr. 2 21). Zoals men met de Heere Jezus moet omgaan als waarachtig God in ontzag, eerbied, vrees, vertrouwen en aanbid ding, zo mag en moet men ook met Hem verkeren als mens, als zijnde on ze Broeder. Want Hij schaamt zich niet ons broeders te noemen (Hebr. 2 11). Zo'n omgang met Hem wenst de Bruid, Hooglied 8:1: Och dat Gij mij als een Broeder waart. Nu is Hij onze Broeder geworden, zo mogen en moeten wij met Hem als zodanig verkeren. Let daarbij altijd op Hem, dat Hij ons zo bestaat, dat Hij met ons uit één is. (Hebr. 2 11). Vlees van ons vlees en been van onze benen. Dat geeft vrijmoedigheid, dat geeft familieaardheid (een vertrouwelijke om gang) om onze noden te klagen aan Hem, die zelf een mens zijnde, weet hoe een mens te moede is in pijnen, in be nauwdheden naar ziel en lichaam, en waarlijk medelijden kan hebben en heeft (Hebr. 2 17, 4 15). De vertrou welijke omgang maakt het hart week. Dat geeft vrijmoedigheid om nabij tot Hem te naderen, en op' een menselijke wijze met Hem als mens te spreken, Hem onze zaak te bevelen en die Hem toe te betrouwen. Zijn Godheid de grond zijnde. En dat verwekt het hart tot zoe te liefde. Ds. W. a Brakel, predikant o.m. te Rotterdam (1635-1711) Rede lijke Godsdienst, dl. 1, XVIII, XXIXc - XXXI Hierover is de laatste maanden (jaren, mag ik misschien wel zeggen) heel wat te doen geweest. Dat is gekomen na de grote overstro ming van Ifebr. 1953, die aan 1835 men sen het leven heeft gekost. Er moest wat gebeuren: de dijken moesten verhoogd en versterkt worden ofmen moest de zeearmen door dammen afsluiten van de gevaarlijke Noordzee. Onze volksvertegenwoordiging heeft ge kozen voor de laatste oplossing. Mr. J. Algera, minister van Verkeer en Wa terstaat, heeft toen het zogenaamde Deltaplan ingediend bij de Staten-Ge neraal. Op 5 november 1957 nam de Tweede Kamer deze wet aan met 106 tegen 8 stemmen, .op 8 mei 1958 deed de Eerste Kamer hetzelfde en verscheen het wetsontwerp in het Staatsblad. Op grond van deze wet zijn er daarna enkele dammen aangelegd: tussen Wal cheren en Noord-Beveland, de Grevélin- gendam en de Brouwersdam tussen Schouwen en Goeree-Overflakkee. Voor of tegen? Maar het grootste werk moest nog gebeuren. Dat is de dam van Noord- Bèveland naar Schouwen in de Ooster schelde. Wat voor soort dam moet dat worden? Als het een vaste'dam is wordt de Oosterschelde een binnenzee- tje met stilstaand water, dat langzamer hand minder zout wordt. Dan is het met de oesterteelt in Yerseke en met de mosselbahken gedaan, die moeten zout water hebben, dat door eb en vloed tel kens ververst wordt. Maar was het niet mogehjk een dam- met-gaten te bouwen, waar het zeewa ter uit de Noordzee doorheen kon stro men? Men heeft er lang over. gestu deerd en proeven genomen, het is in derdaad mogelijk, alleen is het wat duurder. Maar dat speelt tegenwoordig op een begroting van vele miljarden bijna geen rol meer! In juni van dit jaar is de bouw van deze „stormvloed kering met pijlers en schuiven" in de Tweede Kamer aangenomen. Ik maakte juist een bustocht door Joegoslavië, <5e chauffeur zette dikwijls zijn radio aan om de nieuwsberichten uit Nederland te horen. Ver van huis hoorde ik daar het grote nieu-vtfs van deze pijlerdam! Hij kost bijna 3 miljard gulden en moet iti 1985 klaar zijn. Yerseke kan tevre den zijn, er is nog een getij-verschil van 2.30 m en dat is voldoende voor de oesters en mossels. In ons land zijn er ook veel mensen, die zeggen: Is zo'n dam in de Ooster schelde nu beslist nodig? Als we de dij ken versterken en verhogen is, er toch ook voldoende beveiliging? ledere dag stonden er grote stukken in de krant van voor- en tegenstanders, het ging vervelen, je las het op de duur niet meer. Er kwamen aktiegroepen met pakkende leuzen, iedereen had wel wat gegronde motieven voor zijn mening. Nu is het besluit gevallen en wordt het wat rustiger rond de Schelde-pro- blemen. Uit de geschiedenis. Reeds tijdens het begin van onze jaar telling spreekt de Romeinse schrijver Caesar erover, hij noemt deze rivier Scaldis. Daarmee wordt bedoeld de Oosterschelde, die door België langs Antwerpen stroomde tussen de eilanden Noord- en Zuid-Beveland aan de zuid kant en in het noorden Tholen en Schouwen-Duiveland. De rivier was toen veel smaller dan tegenwoordig. De beruchte watervloed van 1530 heeft een vruchtbaar gebied voor goed onder wa ter gezet, wel 10 dorpen verdwenen toen. Alleen Reimerswaal bleef nog be-1 staan als een klein eilandje, dat echten een eeuw later ook verzwolgen werd. J Nog altijd heet dit deel van de Ooster-I schelde het Verdronken land van Zuid-I De Schelde lerseke: De oesters worden in de oesterputten gebracht. Beveland. Toen is ook het eilandje Noord-Beveland van de aarde verdwe nen, een deel van de Schelde geworden. Op het eind van die eeuw werd het pas drooggelegd en weer bewoond. Een zijtak van de Oosterschelde was de Honte, die tegenwoordig Wester- schelde heet. Eerst in de 14e eeuw be gint deze Honte meer betekenis voor de scheepvaart te krijgen, vooral door de handel met Antwerpen. Dit vaarwater is nu zelfs veel drukker dan de oor spronkelijke Oosterschelde. Tussen de ze twee zeearmen liggen de eilanden Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland, met één woord genoemd Zeeland be- wester Schelde. Eeuwen lang een twist- gebied tussen de graaf van Holland en Zeeland en die van Vlaanderen, die er beide aanspraak op maakten. Tenslotte is het (1323) voor goed bij Zeeland ge komen. We slaan een paar eeuwen over en komen terecht in het jaar 1867, als er een dam in het Kreekrak wordt ge bouwd. Daardoor is de Oosterschelde afgesloten van zijn voorland, waartoe ook Antwerpen behoort. Van deze grote haven kan men niet meer de Ooster schelde op. Deze dam in het Kreekrak was nodig voor de aanleg van een spoor lijn van Brabant naar Vlissingen als eindstation. Maar volgens een verdrag met België moesten wij altijd ervoor zorgen, dat Antwerpen een vaarweg had naar de Oosterschelde. We hebben toen in plaats van het Kreekrak een betere waterweg gegraven, n.l. het 9 km lange kanaal door Zuid-Beveland tus sen Hansweert en Wemeldinge. Verle den jaar is het nog beter geworden en ook heel wat korter door het Schelde- Rijnkanaal. Op 16 december 1965 had de laatste vaart plaats van de veerdienst Kats- Zierikzee. Deze tocht over de Ooster schelde met de veerboot was overbodig geworden, omdat koningin Juliana de vorige dag de nieuwe Oosterscheldebrug later Zeelandbrug genoemd, in gebruik had gesteld. Voor een bedrag van 77 miljoen gulden was er een brug van 5 km gebouwd, een van de langste van Europa. Om de kosten te dekken, werdt er tolgeld geheven. Tot 14 augustus wordt er in een van de gebouwen op het Abdij plein te Mid delburg een tentoonstelling gehouden: „Facetten van de Oosterschelde" Van alles is er te zien: oude landkaarten. foto's, ansichtkaarten, krantenknipsels, alles betrekking hebbend op de geschie denis van de Oosterschelde. Ook voor werpen (of gedeelten ervan) die gevon den zijn op het verdronken land rond Reimerswaal heeft iemand afgestaan voor deze gelegenheid. Men wordt er begroet door een Zeeuwse mosselman van hout, nage maakt naar een prent die er ophangt: een mosselverkoper die met een krui wagen door de stad rijdt en aan toege lopen vrouwen zijn zeebanket verkoopt. Er staat een versje onder: Verse mossels van Lodijke, krui ik langs de vrije straat, onder slecht en recht en rijke, onder goed en zoet en kwaad..." Lodijke is een van de plaatsen, die bij de watersnood van 5 november 1530 („Sint Felix' kwade zaterdag") ten on der zijn gegaan. Middelburg. L. van WaUenburg. De opbrengst van de inzamelingsaktie voor het Rode Kruis heeft in de afde ling 9.765,05 opgebracht. Verdeeld over de plaatsen was dit als volgt, Middel harnis 4.427,50, Sommelsdijk 2.846,60, Stad aan 't Haringvliet 1.048,50, Den Bommel 1.442,45. Dank aan alle kollektanten die zich in zo bijzondere mate hebben ingezet voor het welslagen van de kampagne 1976. Namens de afdeling, A. V. d. Bogaerdt, pennlngm. DIRKSLAND „Sursum Corda" hervat repetities De vakantie is voor de meesten van ons weer voorbij. Wij leden van het Chris telijk gemengd koor Sursum Corda zijn dankbaar en blij dat wij weer met onze repetities mogen beginnen. Is er bij U ook een verlangen om met ons te zingen van Gods liefde en trouw. Kom dan NU naar ons koor, A.s. donderdagavond 5 aug. zien wij U graag in gebouw „Onder de Wiek" om kwart voor acht. Wij re kenen op uw komst. OvJviK:N:ND\9v5s5v3v5s3s3v5sJs0NS>i>ON2>S>s9s£Ni^^ SCïCfflïCVCS'.'iCN VERVOLGVEBHAAIi Historisch verhaal uit de eerste tijd der hervorming door M. VAN DER STAAL S;R55S!S^5s5?5'Sv5vSSv5!SSSv5S'S5:5®S?SS':5S „Daar komt niets van in. Meester," zei moeder Willems, die in de tijd, die haar gebed en de woorden der beide mannen had gevorderd, haar aandoe ningen in zoverre weer meester was geworden, dat ze op kalme toon spre ken kon. „Gij moet blijven tot ik u een warme dronk geschonken heb. 't Is onvergeeflijk, dat ik zo lang reeds daarmee gewacht heb." Onderwijl de oude vrouw zich be ijverde, om aan Maertens verlangen te voldoen, zat Arend Jansz nog even in gepeins verzonken. Toen richtte hij zich op en keek de kant uit van vrouw Wil lems, als om zich te verzekeren, dat ze hem niet horen kon. „Maerten" zei hij daarop, bijna fluisterend. Hij wenkte de veerman, om dicht bij hem te komen zitten. Deze voldeed aan dat verzoek, nieuwsgierig, wat de Mees ter tot hem te zeggen had. Die wachtte nog enkele ogenblikken. En toen, heel zacht, kwam de vraag: „Wilt gij niet weten, Maerten, wie ik bij Jan Adriensz heb ontmoet?" „Neen!" riep Maerten uit, terwijl hij met een ruk zijn stoel van de haard terugschoof. En zijn stem klonk zo luid door 't kleine huisje, dat de oude vrouw verschrikt zich omwendde en aan Maer ten vroeg, wat hem zo heftig deed zijn. Hy gaf geen antwoord. Met grote schreden liep hij door het kleine ka mertje heen en weer. En als hij even in 't schemerlicht kwam van het kleine lampje zagen de beide andere mensen, hoe hij zijn vuisten gebald hield. En ze hoorden het aan de korte, stotende ademhaling, hoe geweldig de strijd was, die er in zijn binnenste "woedde. De oude vrouw begreep van dit alles niets. Ze zag, toen haar zoon haar geen antwoord gaf, naar de Meester, maar diens bleke.b ijna angstige, trekken ontraadselden haar ook Maertens plotse linge drift niet. „Wat is er ,Maerten?" vroeg ze nog eens, terwijl ze haar hand op zijn arm legde. Maar zij schudde woest die hand van zich af en riep uit: „Wat er is? De duivel zélf is hier. Die wü mij overhalen, naar hem te luiste ren. Die Maar wat bedoelt gij toch?" vroeg zijn moeder, verschrikt hem in de rede vallend. Ze geloofde in dit ogenblik, dat haar zoon door razernij was aangeval len. „Kom tot u zelf. Maerten. Spreek niet zo verward. Geloof mij, hier is niemand anders dan de Meester en gij en ik. De Heilige Maagd moge ons beschermen voor de boze, dat die nooit de macht over ons krijgt." „Ja, juist, dat is het!" riep de veerman uit. „De Heilige Maagd be ware ons daarvoor. En ik wil niet naar ketterse woorden luisteren. Neen, dat wü ik niet!" riep hij, zich recht voor de nog steeds zittenden Meester plaat send. „Waarom begint gij er dan weer over te spreken? 'k Heb het u toch gezegd, dat ik de ketterije schuw als de pest? Want die de ketterije vol gen, moeten eeuwig branden in de hel. Wilt gij dan, dat ik in der eeuwigheid verdoemd zal zijn? Neen!" eindigde hij heftig „al was 't mijn eigen moe der, die zou trachten, een ketter van me te maken ik zou ze van mij stoten. Liever zonder moeder, zonder vriend, dan eeuwig verdoemd in de hel!" Zwijgend had Meester Jansz de toor nende man aangehoord. Nu stond hij op. „Ik wil u niet verdoemd zien, Maer ten," zei hij op zachtzinnigen toon. „God weet het, hoe zwaar ook uw zie- leheil miJ weegt. Maar wat heb ik u gedaan, dat gij zo tegen mij uitvaart?" „Gij? Gij wilt mij vertellen van hem. aan wien ge zoveel te danken hebt. Ja, ik begrijp 't wel: die man is het, die u tot een ketter gemaakt heeft. Vervloekt zal hij zijn. Maar wat heb ik met hem te doen? Ik wil niets van hem horen. Ik wil hem niet kennen. En u, u ken ik ook niet meer!" schreeuwde Maerten in 't laatst. Met ontzetting had moeder Willems naar deze uitbarsting van haar zoon ge luisterd. Zó had ze hem nog nimmer gezien en gehoord. Ja, ze vreesde, dat hij in zijn woedende drift zich aan den man vóór hem zou vergrijpen. Maar ook ontzet was ze, nu ze begrijpen ging, dat Meester Jansz een ketter was. Voor de tweede keer in dit korte avonduur trad ze uit de smalle lichtkring, die 't lampje om zich heen wierp. De Meester niet alleen ziek naar 't lichaam te weten, maar ook naar de ziel dét ontzette en ontroerde haar schier meer nog dan de buitengewone drift van" haar zoon dit kon doen. Op Maertens laatste woorden volgde een ogenblik van stilzwijgen. Toen klonk droevig de stem van Meester Jansz: „Als giJ mij dan niet meer wUt ken nen, zal ik hier niet weer komen. Het doet mij leed om uwentwil. Ik heb geen kwaad jegens u bedoeldHet ga u goed, moeder Willems", wendde hij zich tot de oude vrouw, die nu wel, ziJ het dan ook schoorvoetend te voorschijn komen moest. „Ge kunt er te allen tijde van verzekerd zijn, dat ik u en Maerten vriendschappelijk gezind bUjf". Maertens moeder nam de uitgestoken hand aan, die koud-klam aanvoelde. Maar Maerten weigerde. Hij keerde zich om en keek door de kleine venster ruiten, al kon hij daar buiten wegens de ingevallen duisternis ook niets meer onderscheiden. „God is mijn getuige, Maerten, dat niet ik het alzo gewild heb". Dat waren de laatste woorden, die Maerten van de Meester vernam. Hij hoorde, hoe de la ge deur geopend werd en zag heel flauw nog even de naar de stad zich richtende gestalte. Ja zeker, het was goed, wat hij gezegd had. Geen woord trok hij er van terug. Hij had, niettegenstaande hij wist dat de Meester een ketter was gewor den, zijn vriendschap tot dusver niet onderdrukt. Maar duidelijk en zicht baar was 't hem nu, dat de duivel ook in hem een prooi zocht. Hoe anders had de Meester hem dan opnieuw weer over die vervloekte nije leere en zijn diena ren wiUen spreken? „Maerten, wat hebt ge gedaan? Weest ge wel, dat de Meester ziek is?" Zacht had moeder Willems de deur achter de vertrekkende gesloten. En met stille schreden was ze nu achter haar zoon gekomen, die nog immer voor 't venster naar buiten stond te staren. „Ziek? Ik heb er niets van gemerkt. Ja^ de ketterije maakt hem ziek en „Stil, Maerten. Neen, maar de Mee»- ter is inderdaad ziek. Ik heb 't daar straks voor het eerst gemerkt, 't Is de zelfde ziekte als die onze Weijntgen van ons heeft weggenomen". „Moeder!" De veerman stiet dat woord uit. De zelfde ziekte als Weijntgen? Maar dat was een langzaam wegsterven! Het was 't meest wrede spel, dat er met e«n mensenleven gespeeld kon worden: het vertrouwen van de zieke op beterschap, het er zeker-yan-wezen, dat 't herstel aanstaande wasom dan eensklaps neer te zinken en voor immer de ogen te sluiten. „Moeder!" kreet Maerten nóg eens. En toen snelde htj heen, de deur uit, langs de weg, die Meester Jansz had in geslagen. Hoofdstuk 2 ANNEKE Toen de Briellenaars, enige tijd gele den, hoorden, dat er tussen Meester Arend Jansz en de rijke Anneke trouw beloften waren gewisseld, werd er veel over dit geval gesproken. Hoe men ook de wakkere man uit de Coppaenstraat achtte om zijn buitengewone kunde en grote hulpvaardigheid hij was een bleef toch slechts een barbier. Volgens het algemeen oordeel was hij dan ook in 't geheel geen partij voor Anneke, die heel wat aanzoeken reeds van zeer rijke jongelieden had gehad.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1976 | | pagina 5