EIIAtlDEn niEUWS
Overdenking
Zierikzee belegerd
en veroverd
DNNEKE JANSZ
Zeeuwse wandelingen
uit de
Heilige Schrift
2e blad
Vrijdag 16 juli 1976
No. 4505
HET
KVENSTER
Speciaal inboawstation voor t
X in elk merk automobiel. X
Garage Nijsse B.V.
Oostdijk 15 - Onde-Tonge
L.P.G.
gasinstallaties f
Tel. 01874 -1235 -1385
ALFA BOMEO DEALER
voor geheel
GOEREE-OVERFLAKKEE
|GERO
I altijd voor
I iedereen
I ruim en overzichtelijk
i in onze special
1 showroom.
I A. Vroegindeweij
I Westdijk 46 - Sfiddelharnis
Woorden van
Samuel Rutherford
WERVOLGVERHAAl.
blik op kerk
en samenleving
Een merkwaardige uitspraak
De wet terzijde gesteld
Het gehod van het leven
Bij de rechtbank in Amsterdaju wa
ren twee abortus-zaken aanhangig ge
maakt, beide uitgevoerd in de voorma
lige abortuskliniek -Het Sarphatihuis.
Daar werd op 9 mei 1974 een Belgische
vrouw uit Turnhout geaborteerd, die
nog dezelfde dag aan complicaties over
leed. Tegen de beide artsen die voor
deze abortus verantwoordelijk waren
had de officier van justitie respektie-
velijk drie maanden en drie maanden
en twee weken geëist. Aan één van deze
beide artsen was namelijk nog een an
der geval ten laste gelegd, het abor
teren van een Duitse vrouw uit Ber
lijn op 7 nov. 1974.
De Amsterdamse rechtbank is tot de
merkwaardige uitspraak gekomen dat
zij het ten laste gelegde bewezen acht
te, maar ontsloeg de ene arts van rechts
vervolging. In de zaak van de andere
moeten nog enkele getuigen worden ge
hoord.
Deze uitspraak is hierom zo merk
waardig omdat de huidige wetgeving
(artikel 251bis van het Wetboek van
Strafrecht) abortus provocatus strafbaar
stelt. Welnu, men hoeft geen jurist te
zijn om te weten dat de rechter er is om
overtredingen van de wet te straffen.
En wanneer de rechter nu zelf erkent
dat het ten laste gelegde bewezen is en
hij legt tóch geen straf op, dan ver
kracht hij de wet.
Welk motief heeft de rechter ertoe
geleid deze houding aan te nemen? Wel,
de rechtbank overwoog dat de opvat
tingen over de toelaatbaarheid van
abortus provocatus bij de overgrote
meerderheid van de artsen zo sterk
gewijzigd zijn dat overtreders van ge
noemd artikel eigenlijk niet meer kun
nen worden gestraft. Temeer omdat
sinds 170 verschillende wetsvoorstellen
zijn ingediend om de vigerende abor
tus-wetgeving aan de veranderde op
vattingen aan te passen
Dat wil dus niets meer en'niets min
der zeggen dan dat de rechter vooruit
grijpt op een verandering in de wet die
nog niet van kracht is en waarvan we,
zuiver formeel gezien, ook niet weten
of ze ooit van kracht zal wórden. In
afwachting van een nieuwe wet, die
naar alle waarschijnlijkheid er wel zal
komen, stelt de rechter alvast de oude,
maar nog steeds van kracht zijnde
strafbepaling buiten werking. Dat is
natuurlijk iets ongehoords. Op een on
toelaatbare wijze gaat de rechtbank hiei:
haar bevoegdheden te buiten. Want het
is niet aan haér te beoordelen of een
bepaald wetsartikel nog relevant is of
wijziging behoeft. Dat zal de volksver
tegenwoordiging te zijner tijd wel uit
maken. De rechter heeft, zolang de
nieuwe wet nog niet in werking is
getreden, eenvoudig de oude wet toe
te passen.
Er is een tijd geweest dat men in be
paalde kringen moord en brand riep
over de zogenaamde „klasse-justitie".
Maar dit is klasse-justitie van de eerste
soort. Een bepaald volksdeel acht de
bestaande wet verouderd, welnu, de
rechter past die wet niet meer toe,
maar ontslaat overtreders van die wet
van rechtsvervolging.
Men kan gerust (nu ja, gerust!) stel
len dat de rechter hiermee abortus pro
vocatus heeft vrijgegeven. Artsen die
in de toekomst, in strijd met artikel
251bis, nog abortus verrichten, zal niets
in de weg worden gelegd. Dat betekent
dat het voor de voorstanders van vrije
abortus op geen enkele wijze relevant
meer is of die nieuwe abortus-wetge
ving er komt of niet. Ook al zou wat
een wonder zou zijn de nieuwe abor
tuswet niet door het parlement worden
aanvaard, of al zouden de tegenstan
ders slechts kans zien de invoering van
die wet te vertragen, dan zal dat voor
hen die abortus plegen geen enkele con
sequentie hebben. De Amsterdamse
rechtbank heeft het parlement voor een
voldongen feit gesteld.
Het is een huigeringwekkende ont
wikkeling. Niet alleen omdat de gewo
ne rechtsregels terzijde worden gescho
ven, maar vooral omdat Gods gebod,
dat ons menselijk leven beschermt, met
voeten wordt getreden.
In een preek, opgenomen in de bun
del „De zaak waarvoor wij staan" zegt
de Chr. Ger. Prof. Dr. W. H. Velema:
„Leven staat niet gelijk met een be
paalde kwaliteit, als gou het bestaan
in het deelnemen aan het produktie-
of konsumptieproces. Leven is:
door God in het leven geroepen te
zijn.
We hebben onze handen eraf te hou
den. God heeft het leven gevormd op
een verborgen plaats. Het leven is
van Hem tot Wie we zeggen: Gij hebt
mijn nieren gevormd, mij in de schoot
van mijn moeder geweven. Het leven
is van Hem tot Wie we zeggen: Mijn
gebeente was voor U niet verholen
toen ik in het verborgene gemaakt
ben."
Waarnemer.
DE OORZAAK.
En Petrus zeide: Zilver en goud
heb ik niet, maar hetgeen ik heb,
dat geef ik u: in de Naam van
Jezus Christus, de Nazarener, sta
op en wandel.
(Handelingen 3 6)
Het valt niet mee om van het gege-
vene te leven. Maar voor deze man, die
hier in de poort ligt, is er geen andere
mogelijkheid van bestaan. Wat valt er
anders te doen dan te bedelen, als je
kreupel bent van je geboorte af?
Nooit heeft deze verlamde man dus
een tijd gekend, dat hij lopen kon. Hij
kon niet mee doen, dat wist hij reeds
uit zijn kinderjeren. Toen echter had hij
nog ouders, die voor hem zorgden; Maar
wie ontfermde zich over hem toen hij
alleen kwam te staan? Bedelen, dat was
de enige mogelijkheid om te kunnen
leven.
Ook van Petrus en Johannes verlangt
hij een gave. Doch hij had niet kunnen
vermoeden, dat zij zelf vol van de gave
des Heiligen Geestés waren.
Aanvankelijk zal het voor hem een
teleurstelling zijn geweest, dat Petrus
zeide: „Zilver en goud heb ik niet".
Naar de wereldse maatstaf heeft de
kerk Gods dan ook niets aan te bieden.
Aardse belangen worden door de ge
meente Gods niet verschaft.
Wat zouden de kerken vol zitten,
iedere zondag twee keer, als daar goud
en zilver werd aangeboden. Wat zouden
de bedehuizen meer dan bezet zijn, als
daar alles te verkrijgen was wat wel
vaart, gezondheid en levensgenot be
vorderde.
Doch om dit alles behoeft men niet
naar de voorhoven Gods te gaan. Wat
het tijdelijke betreft, je blijft er in de
regel even arm om. En daarom is de
interesse voor de dienst des Heeren bij
de aardse mens zo bitter weinig.
Neen, geld of goed heeft Petrus niet
aan te bieden. „Maar wat ik heb zegt
hij dat geef ik u: in de Naam van Je
zus Christus, de Nazarener". En hier
mee wordt er van de kreupele geloof
gevraagd. Want er is geloof voor nodig
om nog iets van de Nazarener te ver
wachten. Van die Jezus, Die met de
misdadigers gekruisigd was en gestor
ven en begraven. Geen zUver of goud,
maar een verachte en vervloekte Naam.
Deze Naam is nu echter yoor het ge
loof juist aUes. Want de Naam Jezus
verlost niet alleen en niet in de eerste
plaats van de gevolgen, maar bovenal
van de OORZAAK der zonde. Dat wil
zeggen, de Naam Jezus doet meer dan
goud en zilver kan doen.
En dat heeft deze man door het ge
loof ondervonden. Want al had hij nu
zoveel goudstukken ontvangen, dat hij
zijn ganse leven niet meer te bedelen
had, daardoor zou de oorzaak van zijn
ellende, n.l. zijn verlamming, niet zijn
weggenomen.
Maar nu: „sta op en wandel!" Door
die Naam wordt hij verlost van de oor
zaak van zijn ellende. En dat hij gaan
kan en staan, dat is oneindig veel meer
waard dan al het goud en zilver.
Och, wat was dan goud of züver voor
die man geweest? Niet meer dan zalf op
een ongeneeslijke wonde.
En laten we nu de geestelijke lijn van
dit tekstwoord eens doortrekken. Het
gaat er n.l. om, dat de Naam Jezus ver
lost van de oorzaak der zonde.
De gevolgen der zonde zijn vele in de
wereld. Duizenden kunnen plaats ne
men naast deze ongelukkige en een
ieder op zijn eigen tijd van moeite en
smart. Want er is veel te klagen en veel
geween.
Al deze dingen heben echter een oor
zaak, en zo lang die niet is weggenomen,
blijven we „aan allerhande ellende, ja
aan de verdoemenis zelf onderworpen".
In de grond der zaak moet het dan
ook ieder mens vergaan als deze ver
lamde bedelaar, de oorzaak der smarten
moet weg, dat is de zonde.
In de grond der zaak is deze man een
beeld van u en mij. Wat zijn we anders
dan geestelijk verlamden? Wat anders
dan geestelijke bedelaars, die, van ge
nadegiften moeten leven?
Dat zijn we vanwege de zonde. En de
zonde verlamt, d.w.z., geesteUjk kunnen
we nog niet één stap doen op het pad
van Gods geboden.
De zonde verlamt. Maar ook, de zonde
degradeert, n.l. van koningskinderen
(dat waren we vóór de val) tot bede
laars.
En zo vertoont de kreupele in de
poort de Schone het beeld van ons ieder.
Daarom, wat klaagt dan een levend
mens over de gevolgen der zonde? Een
ieder klage over de oorzaak der zonde.
Kunt ge dat verstaan lezers? Van na
ture zijn we gebaat met goud en zilver,
met welvaart en voorspoed, met genot
en gezondheid. Maar hiermee is uw
zonde niet weggedaan. Uw zonde moet
uit het boek Gods gedelgd. Dat kan al
leen de Naam Jezus.
En wie nu de oorzaak tot een last is
geworden, wie nu weet, dat zijn zonde
hem heeft verlamd en gedegradeerd, hij
krijgt de Naam Jezus nodig.
O, wat een onuitsprekelijke ziele-
vreugde, als het ervaren wordt:
De schuld Uws volks hebt G' uit
Uw boek gedaan.
Ook ziet Gij geen van hunne
zonden aan.
Weet u waarmee deze kennis gepaard
gaat? Met diepe onwaardigheid van
zichzelf, met de onmogelijkheid uit
zichzelf, met de verlorenheid in zichzelf
en met de zaligheid buiten zichzelf.
Ja, dan wordt het bloed dierbaar. Dat
zelfde bloed waarvan Petrus in zijn
brieven zegt, dat het meer waard is dan
zilver of goud.
Derhalve, wat de oorzaak wegnemen
kan, dat is alleen het bloed.
(Uit: ds. F. Bakker, Het eeuwige
Woord deel 1. Uitg. De Banier).
Mondragon belegert dus Zierikzee,
dat zich gereed maakt om een beleg,
desnoods van lange duur, te kunnen
weerstaan. Het heeft lang geduurd.
Eerst na -9 maanden opent de stad de
poorten voor Mondragon en zijn leger
macht. In het algemeen was de stads
regering lauw en onverschillig, ook op
het gebied van de godsdienst. Enkele
leden van de vroedschap waren zelfs
beslist koningsgezind. Maar ze waren
bij het begin van het beleg al naar Mid
delburg gevoerd en daar gevangen ge
zet door een list van baljuw Caspar
van Vosbergen.
Voordat de Spanjaarden hun aanval
op het eiland begonnen, hadden velen
uit angst de stad al verlaten, het der
de deel van de inwoners ongeveer. Daar
stond tegenover dat uit de omliggende
dorpen er heel wat een toevlucht had
den gezocht binnen de veilige muren.
Land onder water
Met grote haast wordt de stad ver
sterkt. Onbewoonbare oude huizen wor
den afgebroken, het hout heeft men no
dig voor de versterkingen. Na het door
gestane beleg zijn er een paar straten
totaal verdwenen.
Enkele dijken rond de stad worden
doorgestoken, waardoor het land er om
heen onder water loopt. Een grote te
genvaller voor Mondragon, die nu de
stad niet kan bestormen, maar zich
beperken moet tot het uithongeren van
de bevolking.
Over dit ondergelopen land weten de
Zierikzeeënaars nog heel wat voedsel
binnen de stad te brengen. Met lichte
schuiten varen ze het eiland in om buit
te halen. Het dorp Serooskerke wordt
verbrand. In Noordwelle weten ze de
Spanjaarden in de kerk te drijven en
de kerk wordt in brand gestoken. De
soldaten weigerde zich over te geven
en vluchten in de toren. Die verbrandt
tenslotte ook en alle soldaten komen
om. Wie nog denkt zijn leven te redden
door van de toren te springen, wordt
afgemaakt.
Ook gelukt het nog steeds wat voed
sel te halen van de geuzenschepen, die
Noordhaven poort Zierikzee.
in de Schelde liggen, ondanks het he
vige schieten der Spanjaarden. Telkens
weet er een schip door de blokkade
heen te' dringen. De laatste maanden
van het beleg ging dit moeilijker, door
dat Mondragons leger steeds versterkt
werd. Ook sloot hij het Dijkwater ten
noorden en zuiden van de stad af met
een rij palen, door kettingen verbonden.
Ga daar maar eens doorheen varen!
Distributie
Het werd dan ook nodig in de stad
een soort distributie in te voeren. Ieder
kreeg zijn rantsoen, het was verboden
te hamsteren en het graan anders te ge
bruiken dan voor voedsel, dus niet om
er brandewijn uit te stoken of er bier
uit te brouwen.
Op het laatst van het beleg waren de
rantsoenen voor de burgers niet groot,
die voor de soldaten waren beter. Maar
een vreselijke honger, zoals we die we
ten uit de belegeringen van Alkmaar en
Leiden (en uit de beruchte winter 1944-
1945) heeft Zierikzee niet gekend.
Om de soldij der huurtroepen te kun
nen betalen werd er tinnen noodgeld
gemaakt, dat later kon worden inge
wisseld.
Een grote ramp trof de stad op 10 ok
tober 1575, toen waarschijnlijk door on
voorzichtigheid der soldaten een grote
brand uitbrak. Hierdoor verbrandden
50 zoutketen en 200 huizen met een gro
te voorraad turf en zout.
Gelukkig was de winter zacht, zodat
de hoop van Mondragon om over het
ijs de stad te kunnen bereiken, niet in
vervulling ging.
Verscheidene keren heeft de Prins,
die tijdens het beleg op Walcheren ver
toefde, met de geuzenvloot getracht de
vijand te verdrijven en de stad te ont
zetten. Het is hem niet gelukt.
Wel worden er soms kleine successen
behaald, een paar schepen veroverd en
wat Spanjaarden gevangen genomen,
maar daar stond tegenover dat ook on
ze verliezen niet gering waren. Bij een
van de aanvallen sneuvelde de aan
voerder Lodewijk Boisot.
In Spaanse handen
Steeds nauwer weet Mondragon de
stad in te sluiten. Er kan geen schip
met voedsel voor de belegerden meer
door. Zierikzee moet zich na een beleg
van 9 maanden overgeven. De onder
handelingen met Mondragon verlopen
vlot en op 2 juli 1576 verlaten de be
velhebber der stad (jhr. Arend van
Dorp) met zijn soldaten de stad en Mon
dragon trekt er binnen. Dat is juist
400 jaar geleden.
Mondragon is een edel man. Hij kent
de losbandigheid en plunderzucht van
zijn Spaanse scharen en om de bevol
king daartegen te beschermen neemt hij
zoveel mogelijk Waalse huurtroepen mee
in de stad.
Voor Spanje is deze langdurige be
legering tevergeefs geweest. Enkele
maanden geleden (5 maart) was de
landvoogd Requesens gestorven. Een op
volger was er niet. Verscheidene troe
pen afdelingen hadden in geen 22
maanden soldij gehad. Ze willen geld
zien. Het verarmde Zierikzee kan hen
niet voldoende geven, het leeggeplun
derde Schouwen al evenmin. Ze zetten
Mondragon zelfs voor enige tijd gevan
gen en kiezen zelf hun aanvoerders.
Het arme eiland wordt verlaten, in de
rijke koopstad Antwerpen is meer te
halen. Deze stad wordt dan ook schan
delijk geplunderd. We kennen deze ge-
gebeurtenis onder de naam van Spaan
se furie.
Vreselijk hielden ze huis in deze
mooie en welvarende stad. Ze hadden
zich genesteld in de citadel. Van hier
uit gingen ze op roof en plundering
uit, verscheidene dagen lang. Het stad
huis ging in vlammen op en de burgers
werden gruwelijk mishandeld. Wel 8000
mensen schoten er het leven bij in.
Wat kan Mondragon anders doen dan
met zijn handjevol getrouwen ook de
stad verlaten! In zijn consternatie heeft
hij zeker zijn zwaard vergeten. Op de
Noordhavenpoort staat een dergelijk
wapen, dat nog altoos bekend is als de
degen van Mondragon.
Vier maanden na zijn intocht trekt
hij weer weg. De graaf van Hohen-
lohe neemt in naam van de Prins be
zit van Zierikzee.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
NIEUWE TONGE
De onlangs gehouden collecte ten
bate van het Nederlandse Rode Kruis
heeft opgebracht 2804,75. Tevens wer
den er op 16 juni j.l. 176 flessen bloed-
afgenomen.
Verheugend is het te mogen vermel
den dat beide resultaten ten opzichte
van voorafgaande jaren een duidelijk
stijgende lijn vertonen.
„Bouw mee, geefzoveel u kunt",
was dit jaar de slagzin en iedereen, die
in ons dorp hieraan meewerkte, zeggen
we hartelijk dank.
Het bestuur.
Schijngenade en iets dat op bekering
lijkt, zonder dat het bekering is, is het
het droevigste en beklagenswaardigste
ding ter wereld.
Stel een geringe prijs op het leem de
zer wereld; stel een hoge prijs op Chris
tus.
Wees achterdochtig omtrent uzelven
en omtrent uw hart en leef in teerheid
voor God.
Christus' liefde onder een sluier is
ook liefde.
Indien Christus maar uw deel wordt,
zij het dan ook al niet op die lieflijke
en aangename wijze, waarop gij het
zoudt wensen laat het u genoeg zijn,
want onze Liefste komt niet langs onze
weg, Hij moet zichzelven de toegang
kiezen.
Wanneer wij berekenen en opsommen
wat wij in het dienen van God verlie
zen, zo bevinden wij dat de godzalig
heid een groot gewin is.
De genoegens der zonde zijn slechts
dromen, gedachten, nevelen, inbeeldin
gen en schaduwbeelden.
Laat de kinderen niet uw afgoden
zijn: God zal jaloers worden en de af
god wegnemen, dewijl Hij gaarne uw
liefde geheel en al bezit.
Ik houd meer van een zuur aange
zicht van Christus, dan van de worm
stekige geneugten dezer wereld.
De wereld is geen dronk koud water
waard. Maar, o welk een gloed ver
spreidt Christus' liefde. De hel en de
geheel zilte zee en al de rivieren der
aarde kunnen die niet blussen.
Welke ijzeren deuren of sluitbomen
zijn zo sterk, dat zij het tegen Christus
kunnen uithouden? Als Hij slechts
blaast, dan openen zij zich reeds voor
Hem.
De dienst der zonde en der wereld
brengt slechts een geringe beloning
aan: rook in plaats van genoegens en
een droom in plaats van ware zielerust.
Ga waar ge wilt, uw ziel zal nergens
verkwikkeUjk slapen alleen op de borst
van Christus.
Ik wenste wel dat alle belijders op
genade verliefden.
Zijn vrije genade moest het onder
werp zijn van al onze liederen, maar
wij zijn al te traag en te zorgeloos in
het zoeken dier genade: zij is de gehele
rijkdom die we hier bezitten en ze is de
ontluikende heerlijkheid.
Onneindige wijsheid heeft deze uit
nemende' weg, om nameUjk alles om
niet te verkrijgen, voor zondaren uitge
dacht; en dat is een betere weg ten he
mel dan dat oude pad in de dagen van
Adam.
Onze nieuwe Landheer schrijft de
namen van bankroutiers en verloren
erfgenamen van Adam, en bedelaars,
van kreupelen en blinden in de vrij
brieven.
^^i Historisch verhaal uit de eerste tijd
der hervorming
door
M. VAN DER STAAL
1
Hoofdstuk I.
MEESTER AREND JANSZ.
Een hevige storm uit 't Noord-Wes
ten gierde een der laatste dagen van
november van 't jaar onzes Heeren 1534
over de wijde vlakte, die de stad Brielle
scheidde van de Noordzee, 't Windge-
weld was bijwijlen zo sterk, dat het
scheen, alsof de met een toch scherpe
knal over de oude stad losbarstende
donderslagen, aangekondigd door blauw
achtig schitterende bliksemflitsen, er
zich met moeite boven-uit konden ver
heffen. Dan ook kwam een door ruk
winden voortgezwiepte hageljacht of een
met kracht neergeslagen regenval het
geraas vermeerderen, dat met 't woeden
der elementen gepaard ging.
De langs de buitenwegen staande jon
ge boompjes werden wild heen en weer
geslingerd. Van de oude stammen, die
niet hadden willen buigen, lagen er
reeds ontworteld over sloot en weg,
terwijl er andere als broze rietstaven
door midden waren gebroken. En al
heviger werden de huilende windstoten,
alsof ze in een steeds meer oplaaiende
hartstocht woeste zegeliederen uitkre-
ten om de behaalde overwinningen.
De op enige afstand van de veste an
ders zo vreedzaam voorstromende ri
vier, bood thans een aanblik, die schrik-
aanjagend en ontzag-inboezemend beide
was. Onweerstaanbaar was de kracht,
waarmee de gloedgoU van uit zee kwam
opzetten en het afvloeiende Maas-wa-
ter weer landwaarts stuwde. Hoge gol
ven met grjjs-witte koppen vertoonden
zich over de gehele breedte en beukten
de dijken, die bijna tot aan de kruin
wegdoken onder schuim. Niet zelden
ook sloeg de top van een hoge golf over
de waterkering heen, waarna de orkaan
er zich van meester maakte en het zilte
nat ipet grote vlokken ver over het
land heen joeg.
Zeker, de Briellenaars, die zich op
straat moesten bevinden, prezen zich
bij voorbaat gelukkig, als ze eindelijk
veilig in de kring der hunnen zouden
zijn teruggekeerd. Tot zelfs den schou
ten dienaar, anders geen man voor een
beetje vervaard, doch nu voor de storm
weggescholen onder de poort van het
klooster in de nabijheid van de oude
kerk, sloeg de schrik om 't hart, als
vlak voor zijn voeten de bliksem scheen
neer te slaan en een knetterende don
derslag de grond onder hem. deed
schudden. En, getrouw zoon der kerk,
die hij was, sloeg hij op zulke ogen
blikken een kruis en prevelde hij een
gebed om bewaring in dit boze weer.
Toch waagde het iemand, om in dit
noodweer het veilige dak te verlaten
en zich naar buiten te begeven.
Even ten noorden van de stad stond
buiten de poort het kleine huisje, waar
in de Brielse veerman. Maerten Wil-
lems, met zijn oude moeder woonde.
Juist toen de orkaan het hevigst woed
de, werd de lage deur geopend en een
krachtige man, Maerten Willem zelf,
trad naar buiten. Hij moest zich schrap
zetten, toen de sterke wind vat op hem
kreeg. Maar met de zekere stap, welke
de bevaren bootsman kenmerkte, sloeg
hij vastberaden de weg in naar het
kleine haventje, waar hij voor een paar
uren zijn boot, al lag ze vrijwel beschut
onder de hoge havendijk, met touwen
van dubbele dikte had vastgelegd.
„'t Wordt zwaar werk," mompelde
hij voor zich heen, toen hij in de boot
stapte en de touwen losmaakte, terwijl
hü nog even met deskundige blik de
voortjachtende wolken naoogde en daar
na over de schuimende rivier in de
verte keek. „Maar ik heb 't de Mees
ter beloofd, dat ik vóór de nanoen aan
de overkant zou zijn. En voor de Mees
ter doe 'k alles. Trouwens, alle heili
gen mogen mij straffen, als ik ooit, wat
ik beloofd heb, niet nakomen zou."
De veerman zette zich aan de rie
men. Met één slag stiet hij af van de
dijk en ging hij, met luttel twee roei
riemen tot zijn beschikking, ginds storm
en golven trotseren.
Weldra had hij al de kracht zijner
sterke spieren nodig, om de boot door
de geweldige storm heen te voeren. Als
een paard, dat briesend steigert, wan
neer zijn berijder het de sporen in de
flanken drukt, zo stak de boot de kop
hoog tegen de golven in. Soms zelfs
sloeg een golf haar een paar lengten
achteruit. Maar de veerman, die als
vastgegroeid scheen met zijn vaartuig,
gaf geen kamp. Hij wilde naar de over
kant en hij moest. Want hij had het
beloofd.
En Maerten kwam er. Hij bereikte het
Rozenburgse, al had de overtocht hem
dan ook wel driemaal zoveel tijd gekost
als anders. Hijgend stond hij daar nu,
het gelaat hoog rood gekleurd van in
spanning, maar met een trek van zelf
voldaanheid op zijn mannelijk gelaat,
omdat hij overwonnen had.
„Nu hoop ik, dat de Meester gauw
komt," zei hij na enige ogenblikken
„want 't weer wordt vast nog bozer
en ik heb niet veel trek, om in den
donker over de rivier terug te gaan.
Maar ziedaar," viel hij zich zelf in
de rede, „daar komt hij al aan. Kijk,
wat de man 't zwaar heeft zo tegen de
wind in. Komaan, ik zal hem gaan hel
pen."
Met een paar sprongen was de kloeke
gast boven op de dijk en ging hij de
verwachte tegemoet.
Daar moest wel een zeer bijzondere
reden zijn voor Maerten, dat hij zich
zoveel moeite en inspanning getroost
te voor de Meester, voor Meester Arend
Jansz uit de Coppaenstraat.
Ten vorigen jare, zo wat om deze zelf
de tyd, werd Maertens oude moeder
midden in de nacht plotseling zeer ziek.
Maerten, die zielsviel van zijn moeder
hield en om harentwille het zeeleven
zelfs vaarwel had gezegd, ijlde naar de
stad. Onmiddellijk opende men er voor
hem de poort, zodat hij zich zonder
verwijl naar het huis van de dokter
begeven kon. Maar deze man, die toch
ten plicht had immer klaar te staan,
waar het zieken betrof, zei, dat hij de
volgende morgen wel eens naar de oude
vrouw zou komen zien.
„Neen," drong Maerten aan en mis
schien was de toon, waarop hij sprak,
-tengevolge van de grote angst, die hij
om zijn moeder uitstond, wel niet zo
gepast, als het tegenover zulk een wijs
en geleerd heer betaamd. „Ik wil,
dat ge dadelijk meekomt, dokter. Mijn
moeder
De dokter wachtte niet tot Maerten
uitgesproken had. Ruwweg viel hij hem
in de rede, dat de ziekte wel niet veel
om 't lijf zou hebben en dat hij in ieder
geval niet zo laat in 't jaar in 't holst
van de nacht er op uitging en dat dan
nog wel buiten de poort. Meteen ging
de deur dicht. Maerten Willems, woe
dend geworden, liet nog herhaalde malen
de klopper vallen en riep, dat de dok
ter moest meegaan. Maar deze trok er
zich niets van aan en liet Maerten
razen. Weinig had 't gescheeld, of de
ongelukkige man was door een nacht
wacht wegens verstoring der nachtrust
meegenomen. Maar gelukkig was die
wacht een goede kennis van de veer
man. Niet zodra had hij gehoord, wel
ke oorzaak Maertens opgewondenheid
had, of hij ried hem aan, Meester Arend
Jasz pp te zoeken. Dat was wel slechts
een barbier of chirurgijn, doch één, die
in de laatste dagen bewezen had, haast
even kundig als een dokter te zijn.
Dankbaar voor de goede raad, ijlde
Maerten naar het huis van de Meester.
„Had ik 't maar eer gewten, dat die
man zo geleerd is!" dacht hij onder
't voortgaan. „Maar ik ben nooit ziek
en moeder evenmin. En dan denkt men
niet om zulke mensen. Maar toch: 't is
wel vreemd, dat ik niet eens dien Mees
ter Jansz ken of van hem heb horen
spreken. En niemand ook heeft mij tot
heden van hem verteld
(Wordt vervolgd)