EIIAtlDEn niEUWS Overdenking Zierikzee belegerd en veroverd DNNEKE JANSZ Zeeuwse wandelingen uit de Heilige Schrift 2e blad Vrijdag 16 juli 1976 No. 4505 HET KVENSTER Speciaal inboawstation voor t X in elk merk automobiel. X Garage Nijsse B.V. Oostdijk 15 - Onde-Tonge L.P.G. gasinstallaties f Tel. 01874 -1235 -1385 ALFA BOMEO DEALER voor geheel GOEREE-OVERFLAKKEE |GERO I altijd voor I iedereen I ruim en overzichtelijk i in onze special 1 showroom. I A. Vroegindeweij I Westdijk 46 - Sfiddelharnis Woorden van Samuel Rutherford WERVOLGVERHAAl. blik op kerk en samenleving Een merkwaardige uitspraak De wet terzijde gesteld Het gehod van het leven Bij de rechtbank in Amsterdaju wa ren twee abortus-zaken aanhangig ge maakt, beide uitgevoerd in de voorma lige abortuskliniek -Het Sarphatihuis. Daar werd op 9 mei 1974 een Belgische vrouw uit Turnhout geaborteerd, die nog dezelfde dag aan complicaties over leed. Tegen de beide artsen die voor deze abortus verantwoordelijk waren had de officier van justitie respektie- velijk drie maanden en drie maanden en twee weken geëist. Aan één van deze beide artsen was namelijk nog een an der geval ten laste gelegd, het abor teren van een Duitse vrouw uit Ber lijn op 7 nov. 1974. De Amsterdamse rechtbank is tot de merkwaardige uitspraak gekomen dat zij het ten laste gelegde bewezen acht te, maar ontsloeg de ene arts van rechts vervolging. In de zaak van de andere moeten nog enkele getuigen worden ge hoord. Deze uitspraak is hierom zo merk waardig omdat de huidige wetgeving (artikel 251bis van het Wetboek van Strafrecht) abortus provocatus strafbaar stelt. Welnu, men hoeft geen jurist te zijn om te weten dat de rechter er is om overtredingen van de wet te straffen. En wanneer de rechter nu zelf erkent dat het ten laste gelegde bewezen is en hij legt tóch geen straf op, dan ver kracht hij de wet. Welk motief heeft de rechter ertoe geleid deze houding aan te nemen? Wel, de rechtbank overwoog dat de opvat tingen over de toelaatbaarheid van abortus provocatus bij de overgrote meerderheid van de artsen zo sterk gewijzigd zijn dat overtreders van ge noemd artikel eigenlijk niet meer kun nen worden gestraft. Temeer omdat sinds 170 verschillende wetsvoorstellen zijn ingediend om de vigerende abor tus-wetgeving aan de veranderde op vattingen aan te passen Dat wil dus niets meer en'niets min der zeggen dan dat de rechter vooruit grijpt op een verandering in de wet die nog niet van kracht is en waarvan we, zuiver formeel gezien, ook niet weten of ze ooit van kracht zal wórden. In afwachting van een nieuwe wet, die naar alle waarschijnlijkheid er wel zal komen, stelt de rechter alvast de oude, maar nog steeds van kracht zijnde strafbepaling buiten werking. Dat is natuurlijk iets ongehoords. Op een on toelaatbare wijze gaat de rechtbank hiei: haar bevoegdheden te buiten. Want het is niet aan haér te beoordelen of een bepaald wetsartikel nog relevant is of wijziging behoeft. Dat zal de volksver tegenwoordiging te zijner tijd wel uit maken. De rechter heeft, zolang de nieuwe wet nog niet in werking is getreden, eenvoudig de oude wet toe te passen. Er is een tijd geweest dat men in be paalde kringen moord en brand riep over de zogenaamde „klasse-justitie". Maar dit is klasse-justitie van de eerste soort. Een bepaald volksdeel acht de bestaande wet verouderd, welnu, de rechter past die wet niet meer toe, maar ontslaat overtreders van die wet van rechtsvervolging. Men kan gerust (nu ja, gerust!) stel len dat de rechter hiermee abortus pro vocatus heeft vrijgegeven. Artsen die in de toekomst, in strijd met artikel 251bis, nog abortus verrichten, zal niets in de weg worden gelegd. Dat betekent dat het voor de voorstanders van vrije abortus op geen enkele wijze relevant meer is of die nieuwe abortus-wetge ving er komt of niet. Ook al zou wat een wonder zou zijn de nieuwe abor tuswet niet door het parlement worden aanvaard, of al zouden de tegenstan ders slechts kans zien de invoering van die wet te vertragen, dan zal dat voor hen die abortus plegen geen enkele con sequentie hebben. De Amsterdamse rechtbank heeft het parlement voor een voldongen feit gesteld. Het is een huigeringwekkende ont wikkeling. Niet alleen omdat de gewo ne rechtsregels terzijde worden gescho ven, maar vooral omdat Gods gebod, dat ons menselijk leven beschermt, met voeten wordt getreden. In een preek, opgenomen in de bun del „De zaak waarvoor wij staan" zegt de Chr. Ger. Prof. Dr. W. H. Velema: „Leven staat niet gelijk met een be paalde kwaliteit, als gou het bestaan in het deelnemen aan het produktie- of konsumptieproces. Leven is: door God in het leven geroepen te zijn. We hebben onze handen eraf te hou den. God heeft het leven gevormd op een verborgen plaats. Het leven is van Hem tot Wie we zeggen: Gij hebt mijn nieren gevormd, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Het leven is van Hem tot Wie we zeggen: Mijn gebeente was voor U niet verholen toen ik in het verborgene gemaakt ben." Waarnemer. DE OORZAAK. En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geef ik u: in de Naam van Jezus Christus, de Nazarener, sta op en wandel. (Handelingen 3 6) Het valt niet mee om van het gege- vene te leven. Maar voor deze man, die hier in de poort ligt, is er geen andere mogelijkheid van bestaan. Wat valt er anders te doen dan te bedelen, als je kreupel bent van je geboorte af? Nooit heeft deze verlamde man dus een tijd gekend, dat hij lopen kon. Hij kon niet mee doen, dat wist hij reeds uit zijn kinderjeren. Toen echter had hij nog ouders, die voor hem zorgden; Maar wie ontfermde zich over hem toen hij alleen kwam te staan? Bedelen, dat was de enige mogelijkheid om te kunnen leven. Ook van Petrus en Johannes verlangt hij een gave. Doch hij had niet kunnen vermoeden, dat zij zelf vol van de gave des Heiligen Geestés waren. Aanvankelijk zal het voor hem een teleurstelling zijn geweest, dat Petrus zeide: „Zilver en goud heb ik niet". Naar de wereldse maatstaf heeft de kerk Gods dan ook niets aan te bieden. Aardse belangen worden door de ge meente Gods niet verschaft. Wat zouden de kerken vol zitten, iedere zondag twee keer, als daar goud en zilver werd aangeboden. Wat zouden de bedehuizen meer dan bezet zijn, als daar alles te verkrijgen was wat wel vaart, gezondheid en levensgenot be vorderde. Doch om dit alles behoeft men niet naar de voorhoven Gods te gaan. Wat het tijdelijke betreft, je blijft er in de regel even arm om. En daarom is de interesse voor de dienst des Heeren bij de aardse mens zo bitter weinig. Neen, geld of goed heeft Petrus niet aan te bieden. „Maar wat ik heb zegt hij dat geef ik u: in de Naam van Je zus Christus, de Nazarener". En hier mee wordt er van de kreupele geloof gevraagd. Want er is geloof voor nodig om nog iets van de Nazarener te ver wachten. Van die Jezus, Die met de misdadigers gekruisigd was en gestor ven en begraven. Geen zUver of goud, maar een verachte en vervloekte Naam. Deze Naam is nu echter yoor het ge loof juist aUes. Want de Naam Jezus verlost niet alleen en niet in de eerste plaats van de gevolgen, maar bovenal van de OORZAAK der zonde. Dat wil zeggen, de Naam Jezus doet meer dan goud en zilver kan doen. En dat heeft deze man door het ge loof ondervonden. Want al had hij nu zoveel goudstukken ontvangen, dat hij zijn ganse leven niet meer te bedelen had, daardoor zou de oorzaak van zijn ellende, n.l. zijn verlamming, niet zijn weggenomen. Maar nu: „sta op en wandel!" Door die Naam wordt hij verlost van de oor zaak van zijn ellende. En dat hij gaan kan en staan, dat is oneindig veel meer waard dan al het goud en zilver. Och, wat was dan goud of züver voor die man geweest? Niet meer dan zalf op een ongeneeslijke wonde. En laten we nu de geestelijke lijn van dit tekstwoord eens doortrekken. Het gaat er n.l. om, dat de Naam Jezus ver lost van de oorzaak der zonde. De gevolgen der zonde zijn vele in de wereld. Duizenden kunnen plaats ne men naast deze ongelukkige en een ieder op zijn eigen tijd van moeite en smart. Want er is veel te klagen en veel geween. Al deze dingen heben echter een oor zaak, en zo lang die niet is weggenomen, blijven we „aan allerhande ellende, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen". In de grond der zaak moet het dan ook ieder mens vergaan als deze ver lamde bedelaar, de oorzaak der smarten moet weg, dat is de zonde. In de grond der zaak is deze man een beeld van u en mij. Wat zijn we anders dan geestelijk verlamden? Wat anders dan geestelijke bedelaars, die, van ge nadegiften moeten leven? Dat zijn we vanwege de zonde. En de zonde verlamt, d.w.z., geesteUjk kunnen we nog niet één stap doen op het pad van Gods geboden. De zonde verlamt. Maar ook, de zonde degradeert, n.l. van koningskinderen (dat waren we vóór de val) tot bede laars. En zo vertoont de kreupele in de poort de Schone het beeld van ons ieder. Daarom, wat klaagt dan een levend mens over de gevolgen der zonde? Een ieder klage over de oorzaak der zonde. Kunt ge dat verstaan lezers? Van na ture zijn we gebaat met goud en zilver, met welvaart en voorspoed, met genot en gezondheid. Maar hiermee is uw zonde niet weggedaan. Uw zonde moet uit het boek Gods gedelgd. Dat kan al leen de Naam Jezus. En wie nu de oorzaak tot een last is geworden, wie nu weet, dat zijn zonde hem heeft verlamd en gedegradeerd, hij krijgt de Naam Jezus nodig. O, wat een onuitsprekelijke ziele- vreugde, als het ervaren wordt: De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan. Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan. Weet u waarmee deze kennis gepaard gaat? Met diepe onwaardigheid van zichzelf, met de onmogelijkheid uit zichzelf, met de verlorenheid in zichzelf en met de zaligheid buiten zichzelf. Ja, dan wordt het bloed dierbaar. Dat zelfde bloed waarvan Petrus in zijn brieven zegt, dat het meer waard is dan zilver of goud. Derhalve, wat de oorzaak wegnemen kan, dat is alleen het bloed. (Uit: ds. F. Bakker, Het eeuwige Woord deel 1. Uitg. De Banier). Mondragon belegert dus Zierikzee, dat zich gereed maakt om een beleg, desnoods van lange duur, te kunnen weerstaan. Het heeft lang geduurd. Eerst na -9 maanden opent de stad de poorten voor Mondragon en zijn leger macht. In het algemeen was de stads regering lauw en onverschillig, ook op het gebied van de godsdienst. Enkele leden van de vroedschap waren zelfs beslist koningsgezind. Maar ze waren bij het begin van het beleg al naar Mid delburg gevoerd en daar gevangen ge zet door een list van baljuw Caspar van Vosbergen. Voordat de Spanjaarden hun aanval op het eiland begonnen, hadden velen uit angst de stad al verlaten, het der de deel van de inwoners ongeveer. Daar stond tegenover dat uit de omliggende dorpen er heel wat een toevlucht had den gezocht binnen de veilige muren. Land onder water Met grote haast wordt de stad ver sterkt. Onbewoonbare oude huizen wor den afgebroken, het hout heeft men no dig voor de versterkingen. Na het door gestane beleg zijn er een paar straten totaal verdwenen. Enkele dijken rond de stad worden doorgestoken, waardoor het land er om heen onder water loopt. Een grote te genvaller voor Mondragon, die nu de stad niet kan bestormen, maar zich beperken moet tot het uithongeren van de bevolking. Over dit ondergelopen land weten de Zierikzeeënaars nog heel wat voedsel binnen de stad te brengen. Met lichte schuiten varen ze het eiland in om buit te halen. Het dorp Serooskerke wordt verbrand. In Noordwelle weten ze de Spanjaarden in de kerk te drijven en de kerk wordt in brand gestoken. De soldaten weigerde zich over te geven en vluchten in de toren. Die verbrandt tenslotte ook en alle soldaten komen om. Wie nog denkt zijn leven te redden door van de toren te springen, wordt afgemaakt. Ook gelukt het nog steeds wat voed sel te halen van de geuzenschepen, die Noordhaven poort Zierikzee. in de Schelde liggen, ondanks het he vige schieten der Spanjaarden. Telkens weet er een schip door de blokkade heen te' dringen. De laatste maanden van het beleg ging dit moeilijker, door dat Mondragons leger steeds versterkt werd. Ook sloot hij het Dijkwater ten noorden en zuiden van de stad af met een rij palen, door kettingen verbonden. Ga daar maar eens doorheen varen! Distributie Het werd dan ook nodig in de stad een soort distributie in te voeren. Ieder kreeg zijn rantsoen, het was verboden te hamsteren en het graan anders te ge bruiken dan voor voedsel, dus niet om er brandewijn uit te stoken of er bier uit te brouwen. Op het laatst van het beleg waren de rantsoenen voor de burgers niet groot, die voor de soldaten waren beter. Maar een vreselijke honger, zoals we die we ten uit de belegeringen van Alkmaar en Leiden (en uit de beruchte winter 1944- 1945) heeft Zierikzee niet gekend. Om de soldij der huurtroepen te kun nen betalen werd er tinnen noodgeld gemaakt, dat later kon worden inge wisseld. Een grote ramp trof de stad op 10 ok tober 1575, toen waarschijnlijk door on voorzichtigheid der soldaten een grote brand uitbrak. Hierdoor verbrandden 50 zoutketen en 200 huizen met een gro te voorraad turf en zout. Gelukkig was de winter zacht, zodat de hoop van Mondragon om over het ijs de stad te kunnen bereiken, niet in vervulling ging. Verscheidene keren heeft de Prins, die tijdens het beleg op Walcheren ver toefde, met de geuzenvloot getracht de vijand te verdrijven en de stad te ont zetten. Het is hem niet gelukt. Wel worden er soms kleine successen behaald, een paar schepen veroverd en wat Spanjaarden gevangen genomen, maar daar stond tegenover dat ook on ze verliezen niet gering waren. Bij een van de aanvallen sneuvelde de aan voerder Lodewijk Boisot. In Spaanse handen Steeds nauwer weet Mondragon de stad in te sluiten. Er kan geen schip met voedsel voor de belegerden meer door. Zierikzee moet zich na een beleg van 9 maanden overgeven. De onder handelingen met Mondragon verlopen vlot en op 2 juli 1576 verlaten de be velhebber der stad (jhr. Arend van Dorp) met zijn soldaten de stad en Mon dragon trekt er binnen. Dat is juist 400 jaar geleden. Mondragon is een edel man. Hij kent de losbandigheid en plunderzucht van zijn Spaanse scharen en om de bevol king daartegen te beschermen neemt hij zoveel mogelijk Waalse huurtroepen mee in de stad. Voor Spanje is deze langdurige be legering tevergeefs geweest. Enkele maanden geleden (5 maart) was de landvoogd Requesens gestorven. Een op volger was er niet. Verscheidene troe pen afdelingen hadden in geen 22 maanden soldij gehad. Ze willen geld zien. Het verarmde Zierikzee kan hen niet voldoende geven, het leeggeplun derde Schouwen al evenmin. Ze zetten Mondragon zelfs voor enige tijd gevan gen en kiezen zelf hun aanvoerders. Het arme eiland wordt verlaten, in de rijke koopstad Antwerpen is meer te halen. Deze stad wordt dan ook schan delijk geplunderd. We kennen deze ge- gebeurtenis onder de naam van Spaan se furie. Vreselijk hielden ze huis in deze mooie en welvarende stad. Ze hadden zich genesteld in de citadel. Van hier uit gingen ze op roof en plundering uit, verscheidene dagen lang. Het stad huis ging in vlammen op en de burgers werden gruwelijk mishandeld. Wel 8000 mensen schoten er het leven bij in. Wat kan Mondragon anders doen dan met zijn handjevol getrouwen ook de stad verlaten! In zijn consternatie heeft hij zeker zijn zwaard vergeten. Op de Noordhavenpoort staat een dergelijk wapen, dat nog altoos bekend is als de degen van Mondragon. Vier maanden na zijn intocht trekt hij weer weg. De graaf van Hohen- lohe neemt in naam van de Prins be zit van Zierikzee. Middelburg. L. van Wallenburg. NIEUWE TONGE De onlangs gehouden collecte ten bate van het Nederlandse Rode Kruis heeft opgebracht 2804,75. Tevens wer den er op 16 juni j.l. 176 flessen bloed- afgenomen. Verheugend is het te mogen vermel den dat beide resultaten ten opzichte van voorafgaande jaren een duidelijk stijgende lijn vertonen. „Bouw mee, geefzoveel u kunt", was dit jaar de slagzin en iedereen, die in ons dorp hieraan meewerkte, zeggen we hartelijk dank. Het bestuur. Schijngenade en iets dat op bekering lijkt, zonder dat het bekering is, is het het droevigste en beklagenswaardigste ding ter wereld. Stel een geringe prijs op het leem de zer wereld; stel een hoge prijs op Chris tus. Wees achterdochtig omtrent uzelven en omtrent uw hart en leef in teerheid voor God. Christus' liefde onder een sluier is ook liefde. Indien Christus maar uw deel wordt, zij het dan ook al niet op die lieflijke en aangename wijze, waarop gij het zoudt wensen laat het u genoeg zijn, want onze Liefste komt niet langs onze weg, Hij moet zichzelven de toegang kiezen. Wanneer wij berekenen en opsommen wat wij in het dienen van God verlie zen, zo bevinden wij dat de godzalig heid een groot gewin is. De genoegens der zonde zijn slechts dromen, gedachten, nevelen, inbeeldin gen en schaduwbeelden. Laat de kinderen niet uw afgoden zijn: God zal jaloers worden en de af god wegnemen, dewijl Hij gaarne uw liefde geheel en al bezit. Ik houd meer van een zuur aange zicht van Christus, dan van de worm stekige geneugten dezer wereld. De wereld is geen dronk koud water waard. Maar, o welk een gloed ver spreidt Christus' liefde. De hel en de geheel zilte zee en al de rivieren der aarde kunnen die niet blussen. Welke ijzeren deuren of sluitbomen zijn zo sterk, dat zij het tegen Christus kunnen uithouden? Als Hij slechts blaast, dan openen zij zich reeds voor Hem. De dienst der zonde en der wereld brengt slechts een geringe beloning aan: rook in plaats van genoegens en een droom in plaats van ware zielerust. Ga waar ge wilt, uw ziel zal nergens verkwikkeUjk slapen alleen op de borst van Christus. Ik wenste wel dat alle belijders op genade verliefden. Zijn vrije genade moest het onder werp zijn van al onze liederen, maar wij zijn al te traag en te zorgeloos in het zoeken dier genade: zij is de gehele rijkdom die we hier bezitten en ze is de ontluikende heerlijkheid. Onneindige wijsheid heeft deze uit nemende' weg, om nameUjk alles om niet te verkrijgen, voor zondaren uitge dacht; en dat is een betere weg ten he mel dan dat oude pad in de dagen van Adam. Onze nieuwe Landheer schrijft de namen van bankroutiers en verloren erfgenamen van Adam, en bedelaars, van kreupelen en blinden in de vrij brieven. ^^i Historisch verhaal uit de eerste tijd der hervorming door M. VAN DER STAAL 1 Hoofdstuk I. MEESTER AREND JANSZ. Een hevige storm uit 't Noord-Wes ten gierde een der laatste dagen van november van 't jaar onzes Heeren 1534 over de wijde vlakte, die de stad Brielle scheidde van de Noordzee, 't Windge- weld was bijwijlen zo sterk, dat het scheen, alsof de met een toch scherpe knal over de oude stad losbarstende donderslagen, aangekondigd door blauw achtig schitterende bliksemflitsen, er zich met moeite boven-uit konden ver heffen. Dan ook kwam een door ruk winden voortgezwiepte hageljacht of een met kracht neergeslagen regenval het geraas vermeerderen, dat met 't woeden der elementen gepaard ging. De langs de buitenwegen staande jon ge boompjes werden wild heen en weer geslingerd. Van de oude stammen, die niet hadden willen buigen, lagen er reeds ontworteld over sloot en weg, terwijl er andere als broze rietstaven door midden waren gebroken. En al heviger werden de huilende windstoten, alsof ze in een steeds meer oplaaiende hartstocht woeste zegeliederen uitkre- ten om de behaalde overwinningen. De op enige afstand van de veste an ders zo vreedzaam voorstromende ri vier, bood thans een aanblik, die schrik- aanjagend en ontzag-inboezemend beide was. Onweerstaanbaar was de kracht, waarmee de gloedgoU van uit zee kwam opzetten en het afvloeiende Maas-wa- ter weer landwaarts stuwde. Hoge gol ven met grjjs-witte koppen vertoonden zich over de gehele breedte en beukten de dijken, die bijna tot aan de kruin wegdoken onder schuim. Niet zelden ook sloeg de top van een hoge golf over de waterkering heen, waarna de orkaan er zich van meester maakte en het zilte nat ipet grote vlokken ver over het land heen joeg. Zeker, de Briellenaars, die zich op straat moesten bevinden, prezen zich bij voorbaat gelukkig, als ze eindelijk veilig in de kring der hunnen zouden zijn teruggekeerd. Tot zelfs den schou ten dienaar, anders geen man voor een beetje vervaard, doch nu voor de storm weggescholen onder de poort van het klooster in de nabijheid van de oude kerk, sloeg de schrik om 't hart, als vlak voor zijn voeten de bliksem scheen neer te slaan en een knetterende don derslag de grond onder hem. deed schudden. En, getrouw zoon der kerk, die hij was, sloeg hij op zulke ogen blikken een kruis en prevelde hij een gebed om bewaring in dit boze weer. Toch waagde het iemand, om in dit noodweer het veilige dak te verlaten en zich naar buiten te begeven. Even ten noorden van de stad stond buiten de poort het kleine huisje, waar in de Brielse veerman. Maerten Wil- lems, met zijn oude moeder woonde. Juist toen de orkaan het hevigst woed de, werd de lage deur geopend en een krachtige man, Maerten Willem zelf, trad naar buiten. Hij moest zich schrap zetten, toen de sterke wind vat op hem kreeg. Maar met de zekere stap, welke de bevaren bootsman kenmerkte, sloeg hij vastberaden de weg in naar het kleine haventje, waar hij voor een paar uren zijn boot, al lag ze vrijwel beschut onder de hoge havendijk, met touwen van dubbele dikte had vastgelegd. „'t Wordt zwaar werk," mompelde hij voor zich heen, toen hij in de boot stapte en de touwen losmaakte, terwijl hü nog even met deskundige blik de voortjachtende wolken naoogde en daar na over de schuimende rivier in de verte keek. „Maar ik heb 't de Mees ter beloofd, dat ik vóór de nanoen aan de overkant zou zijn. En voor de Mees ter doe 'k alles. Trouwens, alle heili gen mogen mij straffen, als ik ooit, wat ik beloofd heb, niet nakomen zou." De veerman zette zich aan de rie men. Met één slag stiet hij af van de dijk en ging hij, met luttel twee roei riemen tot zijn beschikking, ginds storm en golven trotseren. Weldra had hij al de kracht zijner sterke spieren nodig, om de boot door de geweldige storm heen te voeren. Als een paard, dat briesend steigert, wan neer zijn berijder het de sporen in de flanken drukt, zo stak de boot de kop hoog tegen de golven in. Soms zelfs sloeg een golf haar een paar lengten achteruit. Maar de veerman, die als vastgegroeid scheen met zijn vaartuig, gaf geen kamp. Hij wilde naar de over kant en hij moest. Want hij had het beloofd. En Maerten kwam er. Hij bereikte het Rozenburgse, al had de overtocht hem dan ook wel driemaal zoveel tijd gekost als anders. Hijgend stond hij daar nu, het gelaat hoog rood gekleurd van in spanning, maar met een trek van zelf voldaanheid op zijn mannelijk gelaat, omdat hij overwonnen had. „Nu hoop ik, dat de Meester gauw komt," zei hij na enige ogenblikken „want 't weer wordt vast nog bozer en ik heb niet veel trek, om in den donker over de rivier terug te gaan. Maar ziedaar," viel hij zich zelf in de rede, „daar komt hij al aan. Kijk, wat de man 't zwaar heeft zo tegen de wind in. Komaan, ik zal hem gaan hel pen." Met een paar sprongen was de kloeke gast boven op de dijk en ging hij de verwachte tegemoet. Daar moest wel een zeer bijzondere reden zijn voor Maerten, dat hij zich zoveel moeite en inspanning getroost te voor de Meester, voor Meester Arend Jansz uit de Coppaenstraat. Ten vorigen jare, zo wat om deze zelf de tyd, werd Maertens oude moeder midden in de nacht plotseling zeer ziek. Maerten, die zielsviel van zijn moeder hield en om harentwille het zeeleven zelfs vaarwel had gezegd, ijlde naar de stad. Onmiddellijk opende men er voor hem de poort, zodat hij zich zonder verwijl naar het huis van de dokter begeven kon. Maar deze man, die toch ten plicht had immer klaar te staan, waar het zieken betrof, zei, dat hij de volgende morgen wel eens naar de oude vrouw zou komen zien. „Neen," drong Maerten aan en mis schien was de toon, waarop hij sprak, -tengevolge van de grote angst, die hij om zijn moeder uitstond, wel niet zo gepast, als het tegenover zulk een wijs en geleerd heer betaamd. „Ik wil, dat ge dadelijk meekomt, dokter. Mijn moeder De dokter wachtte niet tot Maerten uitgesproken had. Ruwweg viel hij hem in de rede, dat de ziekte wel niet veel om 't lijf zou hebben en dat hij in ieder geval niet zo laat in 't jaar in 't holst van de nacht er op uitging en dat dan nog wel buiten de poort. Meteen ging de deur dicht. Maerten Willems, woe dend geworden, liet nog herhaalde malen de klopper vallen en riep, dat de dok ter moest meegaan. Maar deze trok er zich niets van aan en liet Maerten razen. Weinig had 't gescheeld, of de ongelukkige man was door een nacht wacht wegens verstoring der nachtrust meegenomen. Maar gelukkig was die wacht een goede kennis van de veer man. Niet zodra had hij gehoord, wel ke oorzaak Maertens opgewondenheid had, of hij ried hem aan, Meester Arend Jasz pp te zoeken. Dat was wel slechts een barbier of chirurgijn, doch één, die in de laatste dagen bewezen had, haast even kundig als een dokter te zijn. Dankbaar voor de goede raad, ijlde Maerten naar het huis van de Meester. „Had ik 't maar eer gewten, dat die man zo geleerd is!" dacht hij onder 't voortgaan. „Maar ik ben nooit ziek en moeder evenmin. En dan denkt men niet om zulke mensen. Maar toch: 't is wel vreemd, dat ik niet eens dien Mees ter Jansz ken of van hem heb horen spreken. En niemand ook heeft mij tot heden van hem verteld (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1976 | | pagina 5