EiiAHDEn - n lEuws
Michiel Udriaansz. i!e Ruyter
Overdenking
Zeeuwse wandelingen
Grootvader vertelt
L.P.G. I
uit de
Heilige Schrift
I altijd voor
I iedereen
I A. Vroegindeweij
2e blad
Vrijdag 9 april 1976
No. 4479
KVENSTER
HET
gasinstallaties
in elk merl; automobiel.
Garage Nijsse B.V.
Oostdijk 15 - Oude-Tonge
Tel. 01874-235-385
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
SOMMËLSDUK
Telefoon (01870) 26 09
VARIA
In Utrecht kunt u terecht.
i|iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiimuiiiiniiiiiiniiniininiininyo
I GERO I
g rnim en overzichtelgk
g in onze speciale
1 showroom.
I Westdijk 46 - Middelharnis
SCHAKEN
SCHAAKVERENIGING
„DE ZWARTE PION"
VERVOLGVERHAAL
l«E«aiMiBI
o
blik op kerk
en samenleving
KunstvfMtige inseminatie
Geloofwaardigheid
Het huwelijk in bijbels licht
De 'Generale Synode van de iGere-
formeerde Kerken heeft, zich vorige
week langdurig beziggehouden met de
vraag naar de toelaatbaarheid van
kunstmatige inseminatie bij de mens. Er
was in de coimmissie van advies een
meerderheid die de beslissing daarover
aan het geweten van de mens wilde
overlaten. Maar ter synode waren stem
men te beluisteren 'die zeiden dat het
geweten van de mens niet autonoo^m is,
maar dat het voortdurend geijkt mioet
wonden aan Gods Wet. Toen deze te
gengestelde standpunten onverzoenlijk
bleken heeft de synode uiteindelijk be
sloten de hele discussie te bundelen en
als „praatstuk" de kerk in te zenden
zonder een bindende uitspraak te doenl
Dat deze kwestie aan de orde kan
koirnien op ©en kerkelijke vergadering
en dat daarover langdurig kan worden
gediscussieerd zonder dat een eenstem
mige conclusie kan worden verkregen
s op zichzelf al een teken aan de
wand. Het bewijst duidelijk dat de
ethiscshe normen in enkele jaren tijids
toch wel onrustbarend verschoven zijn.
Nog niet eens zo lang geleden werd bij
voorbeeld kunstmatige inseminatie bij
dieren door praktisch ieder die zich
qhristen noemde verworpen. En nu is
het al zover dat de Gereformeerde Sy
node geen negatieve -mtspraaik durft te
doen over kunstmatige inseminatie bij
de mens'..j...
Het is opvallend te zien hoe ooik in
deze discussie niet de Schrift norma
tief blijkt te zijn, maar het moderne
levensgevoel. Waaroim is m.en niet zon
der meer tégen of durft men geert bin
dende uitspraak te doen? Omdat men
bevreesd is dat men zich als kerk on
geloofwaardig maakt. Deze vrees kwam
in 'de 'discussie telkens weer naar ■voren.
Vroeger i zo werd opgemerkt wa
ren de keifeen tegen echtscheiding, te
gen gezinsplannüig, tegen homofilie, te
gen abortus, maar later 'moest men toch
wat terugkrato'belen en daarmee hebben
we ons voor de ongelovigen eigenlijk
miaar ibeladhelijk gemaakt. Waarom dan
nu maar niet dadelijk de zaak overlaten
aan het geweten?
Als 'men een dergelijk© argumentatie
ziet, dan vraaigt men zich af of dan het
christenzijn dan 'geen consequenties
meer meebrengtMoeten we overal
aan meedoen om ons tegenover de we
reld geloofwaardig te maken? Ik krijg
weleens het gevoel dat 'de, kerk achter
'de wereld aanrent, aon-derdat ze die
wereld ooit kan inhalenZouden we
niet steifeer staan wanneer we zouden
zeggen: We wensen te leven ibij het
Woord van God en dat houdt in dat we
bepaalde 'dingen om des gewetens wil
afwijzen? 'Misschien dat we als kerk
onszelf daardoor m.eer igelo'ofwaardig
zouden mal5;en dan door aan alles mee
te doen.
I—I
Wat is er 'dan op bijbelse (gronden aan
te voeren tegen kunstoiatige insemina
tie bij de mens? Ds. W. A. Boer, een
jonge i>redikant tiit Meerkerk, stelde
ter synode terecht dat k.i. betekent het
irubrengeri van een vreemde in de hu-
welijiksrelatie. Een vrouw die geen 'kin
deren 'kan krijgen ontviangt het sperma
van een onbekende donor. Maar dat tast
het monogame ikarakter van het hu-
welij'k aan, dat 'bovendien een afspie-
'geUng 'behoort te zijn van het huwe-
hjik tussen Christus len Zijn Bruids;-
'keiik. Daarom is k.i. geen middel dat
een christen mag toepassen om, het leed
van een kin'derloos 'huwelijk te verzaoh-
'ten.
Eén van de 'depütaten die het met het
meerderiheidsrapport niet eens kon zijn,
JVlevrouw Bremmer-Lindeboom, ■wilde
de zaak toekijken van de kant van de
eventuele donor. Zij merkte op dat de
Heere Zij'n Verbonid opricht 'met de 'ge
lovigen en hixn zaad. Hoe 'groot is dan
de verantwoordelijkheid van een chris
ten die zijn zaad afstaat voor het ver-
weideen van kinderen die zullen moeten
opgroeien in 'gezinnen zonder God en
Zijn Woord!
We kunnen 'O'ns met 'deze laatste ■vi
sies geheel verenigen. Evenals 'met die
van Dr. Rietveld, die ervoor waar
schuwde alles over te laten aan het 'ge
weten, want 'dan wordt het geweten'
overbelast! Wanneer men de mondig
heid van de christen al te zwaar bena
drukt, dan is het gevaar levensgroot dat
de heiligmaMn'g wordt verwaarloosd.
En de vreugde die een christen voorge
steld is is zeker in dit tijdelijk leven
offers en -kruisen waard!
Waarnemer.
Zijn jeugd
Op 29 april 1676 sneuvelde hij ver
van 'huis in de Middellandse Zee tegen
de Fransen. Dat is juist 300 jaar igeleden
en daaro'm wil ik in een paar artikelen
een en ander over deze beroemde zee
held vestellen. Het is niet 'gemakkelijk
om over hem te schrij-ven. Niet omdat
er 'geen stof genoeg is, maar juist om-
'dat er zo ontzettend veel over hem
bekend is. Heel wat boeken zijn aan
hem en zijn daden gewijd: dikke ert
dunne, wetenschappelij'ke en kinderboe
ken.
Van de grootste noem ik zijn biografie
door Gerard Brandt, 'kort na zijn dood
verschenen. Uit deze eeeuw het 'dikke
werk van p'rof. Blok, die aan het einde
van zijn werk .moet erkennen:
„Behalve over prins Willeml is waar
schijnlijk over 'geen Nederlander in bin
nen- en buitenland zoveel .geschreven
als 'Over deze zeeheld".
Ik zou dus wel een krant vol over
hem kunnen schrijven. Maar dat gaat
nu eenmaal niet. Daarom heb ik een
ikieus moeten doeri uit de vele gegevens.
Het is rnijn bedoeling-vooral De Ruy
ter te 'beschrijven als mens. De 15 grote
en 40 kleine zeeslagen, waarin hij zich
onderscheiden heeft, zullen we 'groten
deels laten rusten. Daairvan kunt u ge
noeg, vinden in ieder geschiedenisboek.
In dit artikel praten we over zijn
jeuigd in Vlissingen.
Vader Adriaam,
Op 24 maart 1607 werd hij 's mor
gens om 8 uur geboren en nog .deaelf-
de dag in de Grote Kerk .gedoopt. Zijn
ouders woonden hier dichtbij in de St.
Jaoobsstraat, later zijn ze naar de Lan
ge Zelfce (nu ,gesaneerd) verhuisd. We
zien hier dat vroegdoofp geen moderne
uitvinding is van deze tijd.
Zijn voornaam Michiel kreeg hij naar
zijn grootvader xiit Bergen' op Zoom.
Deze was in zijn jonige tijd soldaat ge
weest in het leger van de Prins, was,
daarna landbouwer 'geworden even bui
ten Bergen op Zoom. Tijdens de oo'riog
werd hun 'boerderijtje door de Span
jaarden in brand gestoken. Met veel
moeite .konden ze hiun slapend 'kimd
redden uit de vlammen. Het was hun
enig kind Adriaan, de vader van onze
Michiel, die zich ,dan ook noemt Mi
chiel Adriaanszoon. Zijn eigenlijke ach
ternaam is De Ruyter is van veel later
tijd, ontleend aan een familielid van
zijn moeder. In 1633 tekent hij voor 't
eerst in zijn scheepsjioumaal M. A.
Ruyter.
Vader Adriaan werd zeeman en ver-
hmsde van Bergen op Zoom naar Vlis
singen. Daar trouwde hij met Aagje
Jansdoohter, die een jaar later reeds in
het kraambed stierf.
Een paar jasir later '(1601) trouwde
Adriaan opnieuw, nu met een meisje mt
Middelburg, dat bijna dezelfde naam
had als zijn eerste vrouw: Aaltje Jans-
dochter. Alida Jans noemt Brandt haar.
Ze schonk hem 11 kinderen, waarvan
Michiel het 5e was.
Vader Adriaan hec'ft 'het zeemansle
ven vaarwel igezegd en heeft in VUssixi-
gen weiik 'gekregen als bierdraiger. Hij
werd ook poorter van de stad .en kwam
waarschij'nlijk in wat betere omstan-
Speciaal inbouwstation voor
Touwslagerswiel, gedraaid door
MICHIEL ADR. DE RUYTER,
als jongen
digheden. Hij wordt een milddadig en
vromelijk tourger genoemd.
Michiels zusters Maaike (halfzuster),
Lucretia, Neeltje, Tanneke 'en Lijsbeth
trouwden later met zeelui en hand
werkslieden. Van hetzelfde beroep wa
ren zijn 'broers Jan, WiUem en Comelis.
'De jonge Michiel
De 'kleine Michiel wordt onsi toeschre
ven als vlug, levendig en' woelig.
Dat hij vlug was weten we allemaal.
Wie kon anders als jongetje van 10 jaar
op de St. Jacobstoren kliommen?
En 'dat hij levendig en woelig was,
daarvan wisten de Vlissimgse 'School
meesters mee te praten. Hij wasi geen
igemaldielijk leerling op school. Een las-
ti'g ventje, zouden vre tegenwoordig,
zeggen. Toen zeiden zijn opvoeders het
zelfde. Zo erg was het, .dat hij tenslotte
van school werd weggejaagd. Toch 'heeift
hij nog behoorlijk rekenen, lezen en
schrij'ven geleerd. Dat toUjkt mt de
scheepsjournalen, die hij geregeld bij-
■hield, toen .hij later op. zee voer. Het
was geen feilloos Nederlands, dat hij
schreef, er zat een flinke portie Zeeuws
dialect tuss'en.
Als echte Zeeuw laig hij geregeld met
de letter h overhoop. Dikwijls schreef
hij die waar het niet nodig was. Voor
eiland schreef hij 'heilant, achterdocht
noemde hij hachterdynkens en hij ver
zekert „dat hij zich als een heerlijk (ka
pitein wil gedragen".
En waar wel een h moest staan, liet
hij die soms weg: „veel ondenl zijn des
asendo'Od".
Van rekenen had hij 'Ook aardig ver
stand. Genoeg in ieder geval o'm later
niet al zijn verdiensten uit te .geven. Hij
kocht er rentetorieven voor: in 1633
6000,—, in 1637 1800,—. Bij zijn dood
liet hij een vermogen na van 350.000,.
een geweldige som voor 'die tijd. De
Ruyter was een rijk man geworden.
Aan het wiel
We moeten weer terug naar het jon
getje Michiel in Vlissingen. Ook zijn
eerste toaas 'On.dervond van die woelig
heid en levendigheid een en ander. Toen'
hij van school weggestuurd was, kwam
hij in dienst van de broeders Adriaan
en Comelis Lampsens, kooplieden en
scheepsreders, die zelf 12 igrote sche
pen in de vaart hadden.
Voor 6 stuivers in de week werd hij
aan het wenk gezet in hun nieuwe lijn
baan om touw te maken. Daar moest hij
„in zijn blauwgeruite kiel draaien aan
het 'grote wiel." Het beviel hem hele
maal niet en hij zag er volstrekt geen
toezwaar in zijn wiel in de steek te laten.
Versleten heeft hij het niet, het is nog
te zien in het Museum te Vlissingen.
Zo'nleer jongen' konden 'de nauwge
zette heren Lampsens niet 'gebruiken.
Ook hier werd hij weggestuurd.
DIE ZICHZELF GEGEVEN HEEFT
Die Zichzelf gegeven heeft voor on
ze zonden, opdat Hij ons trekken
zou uit deze tegenwoordige boze
wereld, naar de wil van onze God
en Vader, Dewelke zij de heerlijk
heid in alle eeuwigheid. Amen.
('Gal. 1 4^5).
De apostel valt meteen met de deur in
'huis. Aan de Corinthiërs heeft hij later
geschreV'en: Ik heb niet voorgehornen
iets te weten 'onder u dan Jezus Chris
tus en Die 'gekruisigd. Welnu, ook in
deze 'brief aan de Galaten staat Hij in
het middelpunt: Jezus 'Christus. Over
Wie zou Paulus het an'dens moeten heb
ben, zeker tegen 'de Galatiërs? Het zit
in die 'gemeente niet goed.
Paulus zegt 'het zeU: ze worden over
gebracht tot een ander evangelie. En
dat kan niet, want er is maar één Evan
gelie, 'het Evangelie van Jezus Christus.
Daarom begint hij ook meteen in deze
brief over Hem: 'onze Heere Jezus Chris
tus. En wat zal hij nu van Hem zeggen?
Want er is veel over deze Christus te
zeggen. Aller mensen tongen en' aller
'engelen zang schieten te kort om te zeg-
'gen Wie Hij is en wat Hij doet.
Paulus zegt hier maar één 'ding van
Hem: Die Zichzelf 'ge'geven heeft voor
onze zonden. Dat is dan ook het één en
al: Die Zichzelf 'gegeven heeft.
Hij heeft Zichzelf igeigeven van eeu
wigheid. Toen de Vader vroeg: Wie is
Hij Die met Zijn hart Bi0(rg worde?
toen 'heeft Hij gezegd: Zie, Ik ko'm om
Uw wil te doen.
Hij heeft Zichzelf .gegeven in de be
lofte: Zie Ik .kom, in .de rol 'des boèks
is van Mij geschreven.
Hij heeft Zichzelf 'gegeven in de tijd.
Hij, de Hogepriester is tegelijk het Of-
ferlam Dat Zich laat slachten'. Onder
het Oude Testam,ent zijn .duizenden en
nogeens duizenden lammeren geslacht,
maar niet één lam gaf zich vrijwillig.
Hij wèl, 'Hij is als een Lam ter slach
ting geleid. Hij 'heeft Zichzelf .gegeven:
Zijn lichaam tot een offerande, Zijn rug
om 'die te laten 'geselen. Zijn hoofd om
dat te laten kronen met een .doornen
kroon. Zijn handen en Zijn voetenl om
die te laten doorigra.ven. Zijn Ibloed! om
dat te storten tot een losprijs voor ve
len.
Voor wie gaf Hij dat alles? Voor recht
vaardige mensen? Voor goede mensen?
Voor mensen die het zo "goed toedoe
len? Nee, voor zondairen. Hoor maar:
Die Zichzelf .gegeven heeft voor onze
zondert. Die geen zonde gekend heeft
heeft 'God zonde voor ons .gemaakt.
Wij hebben 'gezondigd 'en wij Jomnen
de schiild alleen m,aar groter maken.
Wij kunnen niets 'geven voor onze zon-
'dien. Brandofferen noch offer voor de
schuld voldeden aan Uw eis noch eer...
Maar Hij heeft Zich .gegeven voor een
weireld verloren in schuld. Voor mensen
aan wie geen eer te 'behalen ■viel. Al on
ze vijandschap en al ohze tegentetand
■kern. Hem niet weerhouden. Hij heeft de
Zijnen liefigehad tot het einde.
O Jesu, Beminde, Hoogwaarde
en Schone,
Wie zal U, wie zal U ibelonen?
Uw weldaad, die gaat ons vermogen
te boven,
Wij willen U prijzen en loven!
Wat ia nu het doel van Christus'
Zelfovergave? Hoor maar: opdat Hij ons
trekken zou uit -deze tegenwoordige bo
ze wereld
Is 'deze wereld dan zo .boos? Jawel,
maar dat is, ze 'geworden door onze
zonden. God heeft deze wereld niet boos
geschapen! God zag .alles wat Hij ge
maakt 'had en het was zeer .goed! Maar
sinds de 'Zonde in de wereld gekomen
is .geldt het: Wij wetert dat de hele we
reld in het boze ligt. Wij weten dat de
ganse wereld voor God verdoe'melij'k is.
Wanneer wij ooit in ons hart hebben
gekeken, dan hetoiben we van deze we
reld niets goeds te verwachten. Héél die
'boze wereld zit immers in ons hart. En
aan die boze wereld zitten we zo vast!
We zijn gebondenen, we zij.n slaven
van deze wereld en van de zonde. Dat
.blijkt wel, want we moeten eruit ge
trokken worden. Opdat Hij ons trekken
zou
Daar is zoveel 'kracht voor nodi'g, want
wij 'bieden zoveel tegenstand, ■wij willen
helemaal niet .getrokken worden. Wij
voelen ons veel te goed thuis in deze
tegenwoordige boze wereld. Misschien
wel niet in de zonde en in de goddeloos-
'heid, maar dan in onze eigengemaakte
godsdienst, zoals .de Galaten. Maar de
apostel brengt dat alles onder die ene
noemer: deze tegenwoordige tooze we
reld.
Wat voor kracht .moet daar wel aan
te pas komen? De kracht van het toloed
.en de Geest van Christus. Dat is een
onweerstaanbare kracht. Wie door die
kracht is aangeraakt, die bidt: Heere,
trek mij, dan zal ik U nalopen. De "wil,
die boos was, wordt 'goed, en die niet
wilde, wil nu metterdaad. Dan 'gjaan we
willen wat God wil.
Verstaan w^e daar iets van, .kennen
we 'daar iets van? Die ons' getrokken
heeft uit de macht der dtiistemis en
overgezet in het Koninkrijk van de
Zoon van Zijn liefde? Dat is dan te
danken aan .Hem Die Zichzelf gegeven
heeft voor onze zonden opdat Hij ons
trekken zou uit deze tegenwoordige bo
ze wereld.
Deed Hij dat op eigen initiatief? Nee,
dat was de wil van de Vader. Dat zegt
de apostel tot slot: naar de ■wil van onze
God en Vader. Daar is de Zoon voor
gekomen om de wil 'Vian de Vader te
doen. Aan het einde van Zijn leven en
werken op aarde zegt Hij het: Vader,
Ik heb U verheerlijkt op 'de aarde, Ik
helb voleindigd het wenk 'dat Gij Mij
gageven hebt om te doen.
Dat was nu Gods wil, dat zondaren
zouden worden getrokken uit de duister
nis tot Zijn wonderbaar licht. Dat was
nu Gods wil, dat de Zoon Zijn bloed,
Zijn lerven zou 'geven. Wie kan dat ver
staan?
En nu is het de wil van de Vader 'dat
we zullen .geloven in de Naam van Zijn
Zoon Jeznos Christus en 'dat wij 'gelo
vende ook 'het leven zullen hebben in
die Naam.
■Daarin wordt HIJ verheerlijkt. Van
daar dat de apostel 'Ook ein'digt in een
lofzegging: Dewelke zij de heerlijkheid
in .alle eeuwigheid. Want dat is het doel
van ons leven, dat God 'de eer krij'gt
van Zijn werk.
Staan wij zó in 'deze lijdensweken bij
'het 'kruis en zien wij met verwondering
naar dat kruis op: Die Zichzelf gege'ven
heeft voor onze 'zondert. Maar dan zien
we ook over 'het .kruis heen naar boven
en dan zeggen we: Dat was nu de wil
van 'de Vader, Hem zij de heerlijkheid,
voor heel dat werk der zaligheid, tot in
alle eeuwigheid. Amen.
Ridderkerk.
W. van Gorsel.
„Zijn geest zwerft steeds op zee, walgt
van de landvermaken;
Bij 't draaien van zijn wiel 'hoort hij
'de masten kraken;
'Hij hoort op 't schamel bed hoe 't roer
de golven snijdt,
De zee die, nu bedaard, aan hem 2njn
rust verwijt.
Zijn droom toont hem 'het schip met
zeilen breed .gespannen
Dit schoon gezicht kan hij niet uit
zijn geest verbannen.
Ontvlucht in 't .eind zijn werk,
'OfS'dh.oon nog slechts een kind.
En leeft niet vóór hij zich op 'd' oceaan
bevindt"
dicht Helmers over hem in de „.Holland
se Natie".
ZeU zegt hij later, dat htj in zijn
jonkheid nergens toe docht .dan ter zee
te varen.
Zo'n wonder is dat nu ook weer niet
als we eens nagaan hoe Vlissingen er
in die tijd uitzag.
Vlissingen in 1607
Vlissingen was toen' -een stadje van
ongeveer 6000 inwoners, dat .bezig was
snel in bevolking toe te nemen. Vooral
de kaapvaart, „de vrije nertnighe", .wieip
rijke winsten af. 27 kaperschepen met
3500 man en meer dan 500 stukken ge
schut kon Vlissingen in zee stiiren.
Hier woonden 'dus veel zeelui en zee
rovers. ,'s Winters waren ze nogal eens
thuis en u begrij'pt: dan werden er bij
de haven sterke verhalen verteld. Mi
chiel zal er vast wel eens naar ge
luisterd 'he'bben en zijn ibloed voelenl
bruisen.
Kon hij ook 'maar mee! Zijn vader
was trouwens zelf ook „varende m'an"
geweest.
Verder waren er hier toouwkun«ügen,
die in dienst van prins Maurits de stad
moesten versterken.
Ook liepen er Engelse soldaten rond.
In 1585 had ifconinigin Elisabeth ons' ge
holpen, ze 'had Leioester met Engelse
troepen gestuxird, die in Vlissingen ge
legerd waren 'als een van de pandste-
den.
Michiel leerde zo spelenderwijs een'
mondjevol Engels, wat hem later te pas
■gekomen is. Want 'hij heeft veel met
Engeland te anaken 'gehad. Maar 'dat
was een 'halve eeuw later.
'Nu is hij weggejaagd, werkloos dus.
Niet lang, want in 1618 werd zijn be
geerte om naar zee te 'gaan veorvuld.
Toert het kabinet-Den Uyl onlangs bij
de 'behandeling van de ondernemingsra
den in moeilijkheden verkeerde, heb
ben enkele joumaMsten tij'dens het lange
wachten woordspelingen met aardrijks
kundige namen 'bedacht. Van de tachtig
die zij er hebben 'gevcai'den, gaf Trouw
'de volgende 'bloemlezing.
U Benthuizen aan het bouwen, maar
ik Woubrugge.
Ik hou zó van natuur, ik .denk dat ik
een Boskoop.
Als je geld hebt, is 'belangrijk, hoe
'biyf ik niet te Kortrijk.
Ik ben zeer Ameland gehecht.
Amei'de eer.
Voor 'al wie van de Aerdenlhout.
De jongen kwam naar Altena.
Door 'de storm leed de tuinbouw zwa
re Appelscha.
Duinen zijn eigenlijk Bergen aan Zee.
Toen kreeg 'de Oadzand in z'n oog.
Hii kwam. te laat, maar had ©en Goe-
dereede.
Hoewel ik zelden met Monnikendam.
Rendier: ik voel me het lekkerst als
i'k Moskou.
Ik wil mijn koffie niet Zoetermeer.
Bel Beiroet uw Sch'Oorsteenveger.
Viel ze? Sevilla.
Als boogbootsmanjongen mocht hij op
een schip van de igsbroeders Lampsens
het zeegat uit.
Middelburg. L. van Wallenburg.
Kolenboer, wat is je Bolsward.
We leggen Geldrop toe.
Heeft Abcoude gevat?
Ik hou van rechte lijnen, van Krom
menie.
Overflafckee niets dan goed.
Een soldaat gaat niet opzij Voorscho
ten.
Al'Gaanderen een paar met de auto,
toch Lopik.
Automobilist: voor 'n Katwijk ik niet
uit.
'Gruijters: Hansweert alle joiimalisten.
Hoe langer je met kopen! draailt,, hoe
Ho'gerheid prijs toepaalt.
Toen Roelofarendsveen •wilde afgra
ven, 'ging Pieterburen toij halen en zei
tegen Benschop 'm eraf.
In Mededelingen, het maandtolad van
de Verenigde Doopsgezinde Gemeente
te Haarlem werd deze verzameling over
genomen en het blad voegde er nog een
aantal .aan toe. Het zette erboven: In
Utrecht kunt u terecht. Vtan .de woord-
s'pelingen die door dit maandblad wer
den 'bedacht, nemen' we er enkele over.
Welke wilt u, zei de tuinman :Hwlst
Koegras of Vlierden?
De slager: Oss of Drogeham?
I'k .drink melk, geen Sappemeer.
Wil Van Kemenade een Roodeschool
in Colijnsplaat?
'U tennist: ik Boxmeer.
Jan Donkerbroek heelt een Modder
gat; hij vindt Wassenaar.
Gi<oep 1:
J. C. Hollander M. Verolme Oil
'G. 'de Jager C. J. Smit Ot-nl
P. Lesuis M. L. v. d. Waal afgebr.
C. Uttel W. I. Peeman 0—1
J. W. F. Smallegange J. Boeter 1—0
C. Vis W. Markwat Oi—1
Groep 2:
J. Altorechts A. Roon VaV2
N. V. Bracht C. Bakelaar Ot—1
'C. V. d. Groef G. Doedens 0—1
J. Noordijk A. de Vos 0—1
Groep 3:
A. Grootenboer J. Kruik O1
A. V. Maurik H. K. Smit 1—0
door Jan Knape Mtzn.
33
EEN HOOFDSTUK UIT DE
GESCHIEDENIS VAN DE ARItlEN-
ZORG OP HET EILAND.
Frans zou verkommerd zijn als de boer
niet van de Boeikhouder recht toe recht
aan naar Frans gelopen was. Daar dronk
hy een bakje .koffie uit een vies en ge
barsten' kommetje om van zijn drift te
bekomen. En toen hij 'gekalmeerd was
en weg zou gaan zei hij tegen Frans
met de deurkn'Op in zijn handen, dat hij
elke zaterdag zijn loon bij de voorman
kon gaan halen zolang die „rotvent niet
had afgesteend". Frans schrok ervan en
daardoor vergat hij om de toaas .te ver
manen; want de „rotvent" 'behoorde
tO'dh tot 'de Overheid, aan wie we onder
alle omstandigheden onderdanig moeten
zijn! Hij zei lalleen: ,^Mar baes, dat durf
'ik niet, ik werfce toch nie meer!"
De 'baas had een erg lelijk woord ge
zegd en 'had .gevraagd of hij niet met
zijn goed kon doen wat hij wilde. Frans
was te verbouwereerd om daar ant
woord op te geven. Toen zei de boer:
„ik zal 't Stoffel wel laete torienlge!" De
deur was met een harde klap diohtge-
vallen. 'En Frans was op' een 'holletje
naar .ooxwe Kees gegaan om diens advies
te vragen in deze moeilijke situatie. Die
had' .gezegd: „anpakke, Frans, het is
van den Heere geschied! Elia -wier wel
gespiezigd deur stomme raoven." Dat
'had Frans gerustgesteld, want ouwe
Kees was een wijs man: hij werd in al
les voorgelicht door God's geest.
Het duurde nog enige weken voordat
de Boekhouder persoonlijk bij Frans
kwam zeggen, dat 'het 'de Regenten be
haagd had 'om hém voortaan elke week
vijf 'gulden ouderstand te verlerten, hij
kon 'de centen iedere donderdag 's mid-
daigs om één nux in het oude Weeshuis
komen halen. Frans had gezegd: „ik
bin de koning te riek!" Hij kreeg van de
Boekhouder 'OOk nog 'de weken uitbe
taald, die hij op de 'beslissing van het
Regentencollege had moeten wachten.
Frans zei toij zichzelf: „dat geld komt
mien niet toe, mar .mi den toaes." En
Kees was het daar mee eens. Maar de
boer had hem uitgelachen .en 'had ge
zegd: „douwt het mar in een ouwe
kouse"En 'dan na enig zwijigen
lachte hij nog: „ik zoue zegge, doe je
vrouwe mar es een 'keer d'r van tree-
tere, .mar je heit 'geen vrouwe, da's waer
oak. En dat is 'de enige stommi'^eid,
die je va' je leven heit uutgehaelt. Wat
ko' je 't dan noe goed ha saempjes!
Waerom bi' je eigenlij'k niet 'ge
trouwd, Frans?!"...... Toen had Frans
zijn gebogen rug even gerecht en zei:
„Dat mo' je noait meer vraege, baes,
want dat is een zaek tussen God en
mienDe baas was er stil van 'ge
worden zoals Frsms dat gezegd had, in
zijn veraltereerdheid had hij Frans een
■hand ge'geven en dat had hij nog nooit
gedaan „g'ndag, oor, je hoar nog wel es
van m'n"Maar de 'Oude mensen
van het dorp wisten, dat Frans „op trou-
•wen had gestaan" met een meisje, dat
hij op 'de 'kermis 'had „'opgaduukeld".
En in de bruidsdagen was het kind ver
ongelukt toen ze van een voer hooi viel
en haar ne'k brak. 1 In die dagen ge
beurden er ook toedrijfsongevallen,
maar ze waren van een .andere aard
dan teigenwoordig. Er zijn geen hollen
de paarden meer, die een wagen don
derend achter zich aansle'pert zodat
iedereen zich haast 'om veiligheid te
zoeken. En een tractor begint niet te
vroeg te rijden als die een wagen over
'het land trekt, zoidat de arbeider of ar
beidster, 'die het hooi op de wagen tast,
van 'het voer valt én ongelukkig neer
komtDe dorpsdokter was' naar
het land .gekomen. Frans stond er ver
slagen bij, letinend op de 'hooivork. Hij
en de voerman hadden het meisje stil
laten liggen, want ze hadden wel eens
'horen .omgaan dat je dat in zo'n ge
val doen moest. De voerman was naar
het dorp 'gehold, hij kwam, met de dokter
meerij'den. Op de dam ■wreef hij het
paard van de dokter met een wis hooi,
want het was erg toeaweet. De oude
dorspdokter kwam struikelend 'Over de
akker aanlopen. Hij had het gauw ge
zien 'en zei: „da's een dooieDok
ters zijn vertrouwd met de dood. Toen
'kwam Frans z'n tong los en hij zei ver
drietig: „dan 'b'inne het er twee, dok
terDe dokter werd er even stil
van. Toen zei hij: „zó!God zij hun
ziel genadig
Hoe Frans zijn dO'de bmid thuis ge
bracht werd, hoe ze begraven is, heeft
hij zich nooit meer 'kunnen herinneren.
Hij bracht re'gelmatig ibezoeken aan
Neeltje d'r ouders, soms at hij er aan
tafel mee zoals hij gewend was toen
ze nog! leefde!
Hij .bescho.uwde de twee oude menJsen
als zijn schoonouders ook al had de
Burgemeester het 'huwelijk van hem en
Neeltje niet bekrachtigd. Hij voelde zich
sdhul'di'g aan haar vroege dood, nog 'geen
twintig jaar: die kermis, en wat daarna
'gebeurd was!
'Maar hij verweet zich ten onrechte
schuldig te zijn aan haar plotselinge
dood. En de voerman kon er ook niets
aan' 'doen, hij had duidelijk 'gegalmt zo
als dat de 'gewoonte was: „zit vaaast,...
heujToen lieten de paarden zidh
in 'de .garelen vallen eri de wagen was
met een schok gaan rijden
Als 'de ouders van Neeltje over haar
begonnen te praten dan klapte Frans
zijn mond voor -die .avond dichtEn
hij is sindsdien een „stillen in 'den lan
de" geworden, er was iets in zijn hoofd
kapot 'gegaan zodat hij niet goed meer
denken 'kon. In die dagen nam hij zich
voor om nooit meer naar een andere
■vrouw te idjJten, want tussen elke
■vrouw en 'hem zou altijd Neeltje zijn,
zoals ze daan op het hooiland lag, met
haar dode 'Ogen 'hem laanstarertd tot ze
toevielen; 'cn er was ook nog 'dat kind:
het zou nooit geboren worden
Eén keer 'heeft hij .over het 'geval
gepraat. Dat was jaren later toen de
ouders van Neeltje al 'dood waren en
hij meer kennis kreeg aan ouwe Kees.
Toen heeft hij op een stUle .avond aan
Kees alles volledig opgebiecht. Hij heeft
hem verteld, dat God hem 'daar op die
akker zijn onmetelijke schuld had laten
zien en dat hij sindsdien een „zoekende
ziel" was geworden, maar „gevonden"'
had hij nooit: God was altij'd de stren
ge Rechter voor hem geblev'en.
Kees 'heeft heel lang 'gezwegen voor
dat hij wat begon te zeggen. 'Hij begon
klagend: „Frans, FransEn toen
kiwam er een heel lange preek van zon
de, van schuld, van 'kennis' der ellen
de,maar ook van genade. „Staet
er niet gesohreve, Frans, in het Groate
Boek: die zoekt, .die 'vindt en die klopt,
die zal oi)egedaen worreDat moest
Frans toegeven, maar Kees had 'de kern
van zijn bezorgdheid niet 'begrepen. Het
ontplofte aan zijn mond als een angst
schreeuw: „Mar Neeltje heit .geen tied
meer gehad om te kloppenen me
hadde saeme niet aores dan de zonde
gezochtEn dan dat erme ongebo-
re zieltje!"
Toen was het weer lang stil geweest
omdat Kees veel tijd nodig had om daar
een! ontwoord op te vinden. Dan zei hij
„Frans, me magige in God's raedsbe-
sluuten niet prebere 'deur te 'driengen,
daer doeë m'n zonde an. Grod's 'doen is
niet te deurgronden. Wat zeit de psalm?
Hie kan en wil en zal in noad, zelfs bie
het naedren van de doad, volkome uut-
komst geveEn noe weet ik wel: er
is mar een oagenblik noadig om van
een voer hoai te vallen en stervend op
de grond neer te kommenZo'n ge
dachte geeft 'de Saotan ons inMar
de Biebel zeit, dat er voor dat Dierbaere
Opperwezen geen tied bestaet, zoa'n
inkelt moment binne voor Hem geliek
an duuzertd jaerenEn luuster noe
es naer mien: as je daer in igaet zitte
■vroete dan staepel je zonde op zonde...
Ik kenne je mar éne raed geve: houdt
an in het gebed en laet aol hèt aore
mar an God over. Blimif mar zoeke,
bluuf mar kloppe. Ééns izal je vinde,
eens zal je opegedaen worre."
Kees w^as Frans z'n trouwe vriend
geworden. Hij ontmoette er ook wel eens
mensen van 't gezelschapje: Piet 'de Mo
lenaar, Ohieltje Cooper, Liezebeth van
der Zande en nog een paar anderen.
Frans ging ze uit de weg, ze maakten
hem soms beangst met hun waarschu
wingen:
(Wordt vervolgd).