EiiAHDEn - n lEuws Michiel Udriaansz. i!e Ruyter Overdenking Zeeuwse wandelingen Grootvader vertelt L.P.G. I uit de Heilige Schrift I altijd voor I iedereen I A. Vroegindeweij 2e blad Vrijdag 9 april 1976 No. 4479 KVENSTER HET gasinstallaties in elk merl; automobiel. Garage Nijsse B.V. Oostdijk 15 - Oude-Tonge Tel. 01874-235-385 C. KIEVIT ZN. Centrale Verwarming SOMMËLSDUK Telefoon (01870) 26 09 VARIA In Utrecht kunt u terecht. i|iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiimuiiiiniiiiiiniiniininiininyo I GERO I g rnim en overzichtelgk g in onze speciale 1 showroom. I Westdijk 46 - Middelharnis SCHAKEN SCHAAKVERENIGING „DE ZWARTE PION" VERVOLGVERHAAL l«E«aiMiBI o blik op kerk en samenleving KunstvfMtige inseminatie Geloofwaardigheid Het huwelijk in bijbels licht De 'Generale Synode van de iGere- formeerde Kerken heeft, zich vorige week langdurig beziggehouden met de vraag naar de toelaatbaarheid van kunstmatige inseminatie bij de mens. Er was in de coimmissie van advies een meerderheid die de beslissing daarover aan het geweten van de mens wilde overlaten. Maar ter synode waren stem men te beluisteren 'die zeiden dat het geweten van de mens niet autonoo^m is, maar dat het voortdurend geijkt mioet wonden aan Gods Wet. Toen deze te gengestelde standpunten onverzoenlijk bleken heeft de synode uiteindelijk be sloten de hele discussie te bundelen en als „praatstuk" de kerk in te zenden zonder een bindende uitspraak te doenl Dat deze kwestie aan de orde kan koirnien op ©en kerkelijke vergadering en dat daarover langdurig kan worden gediscussieerd zonder dat een eenstem mige conclusie kan worden verkregen s op zichzelf al een teken aan de wand. Het bewijst duidelijk dat de ethiscshe normen in enkele jaren tijids toch wel onrustbarend verschoven zijn. Nog niet eens zo lang geleden werd bij voorbeeld kunstmatige inseminatie bij dieren door praktisch ieder die zich qhristen noemde verworpen. En nu is het al zover dat de Gereformeerde Sy node geen negatieve -mtspraaik durft te doen over kunstmatige inseminatie bij de mens'..j... Het is opvallend te zien hoe ooik in deze discussie niet de Schrift norma tief blijkt te zijn, maar het moderne levensgevoel. Waaroim is m.en niet zon der meer tégen of durft men geert bin dende uitspraak te doen? Omdat men bevreesd is dat men zich als kerk on geloofwaardig maakt. Deze vrees kwam in 'de 'discussie telkens weer naar ■voren. Vroeger i zo werd opgemerkt wa ren de keifeen tegen echtscheiding, te gen gezinsplannüig, tegen homofilie, te gen abortus, maar later 'moest men toch wat terugkrato'belen en daarmee hebben we ons voor de ongelovigen eigenlijk miaar ibeladhelijk gemaakt. Waarom dan nu maar niet dadelijk de zaak overlaten aan het geweten? Als 'men een dergelijk© argumentatie ziet, dan vraaigt men zich af of dan het christenzijn dan 'geen consequenties meer meebrengtMoeten we overal aan meedoen om ons tegenover de we reld geloofwaardig te maken? Ik krijg weleens het gevoel dat 'de, kerk achter 'de wereld aanrent, aon-derdat ze die wereld ooit kan inhalenZouden we niet steifeer staan wanneer we zouden zeggen: We wensen te leven ibij het Woord van God en dat houdt in dat we bepaalde 'dingen om des gewetens wil afwijzen? 'Misschien dat we als kerk onszelf daardoor m.eer igelo'ofwaardig zouden mal5;en dan door aan alles mee te doen. I—I Wat is er 'dan op bijbelse (gronden aan te voeren tegen kunstoiatige insemina tie bij de mens? Ds. W. A. Boer, een jonge i>redikant tiit Meerkerk, stelde ter synode terecht dat k.i. betekent het irubrengeri van een vreemde in de hu- welijiksrelatie. Een vrouw die geen 'kin deren 'kan krijgen ontviangt het sperma van een onbekende donor. Maar dat tast het monogame ikarakter van het hu- welij'k aan, dat 'bovendien een afspie- 'geUng 'behoort te zijn van het huwe- hjik tussen Christus len Zijn Bruids;- 'keiik. Daarom is k.i. geen middel dat een christen mag toepassen om, het leed van een kin'derloos 'huwelijk te verzaoh- 'ten. Eén van de 'depütaten die het met het meerderiheidsrapport niet eens kon zijn, JVlevrouw Bremmer-Lindeboom, ■wilde de zaak toekijken van de kant van de eventuele donor. Zij merkte op dat de Heere Zij'n Verbonid opricht 'met de 'ge lovigen en hixn zaad. Hoe 'groot is dan de verantwoordelijkheid van een chris ten die zijn zaad afstaat voor het ver- weideen van kinderen die zullen moeten opgroeien in 'gezinnen zonder God en Zijn Woord! We kunnen 'O'ns met 'deze laatste ■vi sies geheel verenigen. Evenals 'met die van Dr. Rietveld, die ervoor waar schuwde alles over te laten aan het 'ge weten, want 'dan wordt het geweten' overbelast! Wanneer men de mondig heid van de christen al te zwaar bena drukt, dan is het gevaar levensgroot dat de heiligmaMn'g wordt verwaarloosd. En de vreugde die een christen voorge steld is is zeker in dit tijdelijk leven offers en -kruisen waard! Waarnemer. Zijn jeugd Op 29 april 1676 sneuvelde hij ver van 'huis in de Middellandse Zee tegen de Fransen. Dat is juist 300 jaar igeleden en daaro'm wil ik in een paar artikelen een en ander over deze beroemde zee held vestellen. Het is niet 'gemakkelijk om over hem te schrij-ven. Niet omdat er 'geen stof genoeg is, maar juist om- 'dat er zo ontzettend veel over hem bekend is. Heel wat boeken zijn aan hem en zijn daden gewijd: dikke ert dunne, wetenschappelij'ke en kinderboe ken. Van de grootste noem ik zijn biografie door Gerard Brandt, 'kort na zijn dood verschenen. Uit deze eeeuw het 'dikke werk van p'rof. Blok, die aan het einde van zijn werk .moet erkennen: „Behalve over prins Willeml is waar schijnlijk over 'geen Nederlander in bin nen- en buitenland zoveel .geschreven als 'Over deze zeeheld". Ik zou dus wel een krant vol over hem kunnen schrijven. Maar dat gaat nu eenmaal niet. Daarom heb ik een ikieus moeten doeri uit de vele gegevens. Het is rnijn bedoeling-vooral De Ruy ter te 'beschrijven als mens. De 15 grote en 40 kleine zeeslagen, waarin hij zich onderscheiden heeft, zullen we 'groten deels laten rusten. Daairvan kunt u ge noeg, vinden in ieder geschiedenisboek. In dit artikel praten we over zijn jeuigd in Vlissingen. Vader Adriaam, Op 24 maart 1607 werd hij 's mor gens om 8 uur geboren en nog .deaelf- de dag in de Grote Kerk .gedoopt. Zijn ouders woonden hier dichtbij in de St. Jaoobsstraat, later zijn ze naar de Lan ge Zelfce (nu ,gesaneerd) verhuisd. We zien hier dat vroegdoofp geen moderne uitvinding is van deze tijd. Zijn voornaam Michiel kreeg hij naar zijn grootvader xiit Bergen' op Zoom. Deze was in zijn jonige tijd soldaat ge weest in het leger van de Prins, was, daarna landbouwer 'geworden even bui ten Bergen op Zoom. Tijdens de oo'riog werd hun 'boerderijtje door de Span jaarden in brand gestoken. Met veel moeite .konden ze hiun slapend 'kimd redden uit de vlammen. Het was hun enig kind Adriaan, de vader van onze Michiel, die zich ,dan ook noemt Mi chiel Adriaanszoon. Zijn eigenlijke ach ternaam is De Ruyter is van veel later tijd, ontleend aan een familielid van zijn moeder. In 1633 tekent hij voor 't eerst in zijn scheepsjioumaal M. A. Ruyter. Vader Adriaan werd zeeman en ver- hmsde van Bergen op Zoom naar Vlis singen. Daar trouwde hij met Aagje Jansdoohter, die een jaar later reeds in het kraambed stierf. Een paar jasir later '(1601) trouwde Adriaan opnieuw, nu met een meisje mt Middelburg, dat bijna dezelfde naam had als zijn eerste vrouw: Aaltje Jans- dochter. Alida Jans noemt Brandt haar. Ze schonk hem 11 kinderen, waarvan Michiel het 5e was. Vader Adriaan hec'ft 'het zeemansle ven vaarwel igezegd en heeft in VUssixi- gen weiik 'gekregen als bierdraiger. Hij werd ook poorter van de stad .en kwam waarschij'nlijk in wat betere omstan- Speciaal inbouwstation voor Touwslagerswiel, gedraaid door MICHIEL ADR. DE RUYTER, als jongen digheden. Hij wordt een milddadig en vromelijk tourger genoemd. Michiels zusters Maaike (halfzuster), Lucretia, Neeltje, Tanneke 'en Lijsbeth trouwden later met zeelui en hand werkslieden. Van hetzelfde beroep wa ren zijn 'broers Jan, WiUem en Comelis. 'De jonge Michiel De 'kleine Michiel wordt onsi toeschre ven als vlug, levendig en' woelig. Dat hij vlug was weten we allemaal. Wie kon anders als jongetje van 10 jaar op de St. Jacobstoren kliommen? En 'dat hij levendig en woelig was, daarvan wisten de Vlissimgse 'School meesters mee te praten. Hij wasi geen igemaldielijk leerling op school. Een las- ti'g ventje, zouden vre tegenwoordig, zeggen. Toen zeiden zijn opvoeders het zelfde. Zo erg was het, .dat hij tenslotte van school werd weggejaagd. Toch 'heeift hij nog behoorlijk rekenen, lezen en schrij'ven geleerd. Dat toUjkt mt de scheepsjournalen, die hij geregeld bij- ■hield, toen .hij later op. zee voer. Het was geen feilloos Nederlands, dat hij schreef, er zat een flinke portie Zeeuws dialect tuss'en. Als echte Zeeuw laig hij geregeld met de letter h overhoop. Dikwijls schreef hij die waar het niet nodig was. Voor eiland schreef hij 'heilant, achterdocht noemde hij hachterdynkens en hij ver zekert „dat hij zich als een heerlijk (ka pitein wil gedragen". En waar wel een h moest staan, liet hij die soms weg: „veel ondenl zijn des asendo'Od". Van rekenen had hij 'Ook aardig ver stand. Genoeg in ieder geval o'm later niet al zijn verdiensten uit te .geven. Hij kocht er rentetorieven voor: in 1633 6000,—, in 1637 1800,—. Bij zijn dood liet hij een vermogen na van 350.000,. een geweldige som voor 'die tijd. De Ruyter was een rijk man geworden. Aan het wiel We moeten weer terug naar het jon getje Michiel in Vlissingen. Ook zijn eerste toaas 'On.dervond van die woelig heid en levendigheid een en ander. Toen' hij van school weggestuurd was, kwam hij in dienst van de broeders Adriaan en Comelis Lampsens, kooplieden en scheepsreders, die zelf 12 igrote sche pen in de vaart hadden. Voor 6 stuivers in de week werd hij aan het wenk gezet in hun nieuwe lijn baan om touw te maken. Daar moest hij „in zijn blauwgeruite kiel draaien aan het 'grote wiel." Het beviel hem hele maal niet en hij zag er volstrekt geen toezwaar in zijn wiel in de steek te laten. Versleten heeft hij het niet, het is nog te zien in het Museum te Vlissingen. Zo'nleer jongen' konden 'de nauwge zette heren Lampsens niet 'gebruiken. Ook hier werd hij weggestuurd. DIE ZICHZELF GEGEVEN HEEFT Die Zichzelf gegeven heeft voor on ze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader, Dewelke zij de heerlijk heid in alle eeuwigheid. Amen. ('Gal. 1 4^5). De apostel valt meteen met de deur in 'huis. Aan de Corinthiërs heeft hij later geschreV'en: Ik heb niet voorgehornen iets te weten 'onder u dan Jezus Chris tus en Die 'gekruisigd. Welnu, ook in deze 'brief aan de Galaten staat Hij in het middelpunt: Jezus 'Christus. Over Wie zou Paulus het an'dens moeten heb ben, zeker tegen 'de Galatiërs? Het zit in die 'gemeente niet goed. Paulus zegt 'het zeU: ze worden over gebracht tot een ander evangelie. En dat kan niet, want er is maar één Evan gelie, 'het Evangelie van Jezus Christus. Daarom begint hij ook meteen in deze brief over Hem: 'onze Heere Jezus Chris tus. En wat zal hij nu van Hem zeggen? Want er is veel over deze Christus te zeggen. Aller mensen tongen en' aller 'engelen zang schieten te kort om te zeg- 'gen Wie Hij is en wat Hij doet. Paulus zegt hier maar één 'ding van Hem: Die Zichzelf 'ge'geven heeft voor onze zonden. Dat is dan ook het één en al: Die Zichzelf 'gegeven heeft. Hij heeft Zichzelf igeigeven van eeu wigheid. Toen de Vader vroeg: Wie is Hij Die met Zijn hart Bi0(rg worde? toen 'heeft Hij gezegd: Zie, Ik ko'm om Uw wil te doen. Hij heeft Zichzelf .gegeven in de be lofte: Zie Ik .kom, in .de rol 'des boèks is van Mij geschreven. Hij heeft Zichzelf 'gegeven in de tijd. Hij, de Hogepriester is tegelijk het Of- ferlam Dat Zich laat slachten'. Onder het Oude Testam,ent zijn .duizenden en nogeens duizenden lammeren geslacht, maar niet één lam gaf zich vrijwillig. Hij wèl, 'Hij is als een Lam ter slach ting geleid. Hij 'heeft Zichzelf .gegeven: Zijn lichaam tot een offerande, Zijn rug om 'die te laten 'geselen. Zijn hoofd om dat te laten kronen met een .doornen kroon. Zijn handen en Zijn voetenl om die te laten doorigra.ven. Zijn Ibloed! om dat te storten tot een losprijs voor ve len. Voor wie gaf Hij dat alles? Voor recht vaardige mensen? Voor goede mensen? Voor mensen die het zo "goed toedoe len? Nee, voor zondairen. Hoor maar: Die Zichzelf .gegeven heeft voor onze zondert. Die geen zonde gekend heeft heeft 'God zonde voor ons .gemaakt. Wij hebben 'gezondigd 'en wij Jomnen de schiild alleen m,aar groter maken. Wij kunnen niets 'geven voor onze zon- 'dien. Brandofferen noch offer voor de schuld voldeden aan Uw eis noch eer... Maar Hij heeft Zich .gegeven voor een weireld verloren in schuld. Voor mensen aan wie geen eer te 'behalen ■viel. Al on ze vijandschap en al ohze tegentetand ■kern. Hem niet weerhouden. Hij heeft de Zijnen liefigehad tot het einde. O Jesu, Beminde, Hoogwaarde en Schone, Wie zal U, wie zal U ibelonen? Uw weldaad, die gaat ons vermogen te boven, Wij willen U prijzen en loven! Wat ia nu het doel van Christus' Zelfovergave? Hoor maar: opdat Hij ons trekken zou uit -deze tegenwoordige bo ze wereld Is 'deze wereld dan zo .boos? Jawel, maar dat is, ze 'geworden door onze zonden. God heeft deze wereld niet boos geschapen! God zag .alles wat Hij ge maakt 'had en het was zeer .goed! Maar sinds de 'Zonde in de wereld gekomen is .geldt het: Wij wetert dat de hele we reld in het boze ligt. Wij weten dat de ganse wereld voor God verdoe'melij'k is. Wanneer wij ooit in ons hart hebben gekeken, dan hetoiben we van deze we reld niets goeds te verwachten. Héél die 'boze wereld zit immers in ons hart. En aan die boze wereld zitten we zo vast! We zijn gebondenen, we zij.n slaven van deze wereld en van de zonde. Dat .blijkt wel, want we moeten eruit ge trokken worden. Opdat Hij ons trekken zou Daar is zoveel 'kracht voor nodi'g, want wij 'bieden zoveel tegenstand, ■wij willen helemaal niet .getrokken worden. Wij voelen ons veel te goed thuis in deze tegenwoordige boze wereld. Misschien wel niet in de zonde en in de goddeloos- 'heid, maar dan in onze eigengemaakte godsdienst, zoals .de Galaten. Maar de apostel brengt dat alles onder die ene noemer: deze tegenwoordige tooze we reld. Wat voor kracht .moet daar wel aan te pas komen? De kracht van het toloed .en de Geest van Christus. Dat is een onweerstaanbare kracht. Wie door die kracht is aangeraakt, die bidt: Heere, trek mij, dan zal ik U nalopen. De "wil, die boos was, wordt 'goed, en die niet wilde, wil nu metterdaad. Dan 'gjaan we willen wat God wil. Verstaan w^e daar iets van, .kennen we 'daar iets van? Die ons' getrokken heeft uit de macht der dtiistemis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde? Dat is dan te danken aan .Hem Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige bo ze wereld. Deed Hij dat op eigen initiatief? Nee, dat was de wil van de Vader. Dat zegt de apostel tot slot: naar de ■wil van onze God en Vader. Daar is de Zoon voor gekomen om de wil 'Vian de Vader te doen. Aan het einde van Zijn leven en werken op aarde zegt Hij het: Vader, Ik heb U verheerlijkt op 'de aarde, Ik helb voleindigd het wenk 'dat Gij Mij gageven hebt om te doen. Dat was nu Gods wil, dat zondaren zouden worden getrokken uit de duister nis tot Zijn wonderbaar licht. Dat was nu Gods wil, dat de Zoon Zijn bloed, Zijn lerven zou 'geven. Wie kan dat ver staan? En nu is het de wil van de Vader 'dat we zullen .geloven in de Naam van Zijn Zoon Jeznos Christus en 'dat wij 'gelo vende ook 'het leven zullen hebben in die Naam. ■Daarin wordt HIJ verheerlijkt. Van daar dat de apostel 'Ook ein'digt in een lofzegging: Dewelke zij de heerlijkheid in .alle eeuwigheid. Want dat is het doel van ons leven, dat God 'de eer krij'gt van Zijn werk. Staan wij zó in 'deze lijdensweken bij 'het 'kruis en zien wij met verwondering naar dat kruis op: Die Zichzelf gege'ven heeft voor onze 'zondert. Maar dan zien we ook over 'het .kruis heen naar boven en dan zeggen we: Dat was nu de wil van 'de Vader, Hem zij de heerlijkheid, voor heel dat werk der zaligheid, tot in alle eeuwigheid. Amen. Ridderkerk. W. van Gorsel. „Zijn geest zwerft steeds op zee, walgt van de landvermaken; Bij 't draaien van zijn wiel 'hoort hij 'de masten kraken; 'Hij hoort op 't schamel bed hoe 't roer de golven snijdt, De zee die, nu bedaard, aan hem 2njn rust verwijt. Zijn droom toont hem 'het schip met zeilen breed .gespannen Dit schoon gezicht kan hij niet uit zijn geest verbannen. Ontvlucht in 't .eind zijn werk, 'OfS'dh.oon nog slechts een kind. En leeft niet vóór hij zich op 'd' oceaan bevindt" dicht Helmers over hem in de „.Holland se Natie". ZeU zegt hij later, dat htj in zijn jonkheid nergens toe docht .dan ter zee te varen. Zo'n wonder is dat nu ook weer niet als we eens nagaan hoe Vlissingen er in die tijd uitzag. Vlissingen in 1607 Vlissingen was toen' -een stadje van ongeveer 6000 inwoners, dat .bezig was snel in bevolking toe te nemen. Vooral de kaapvaart, „de vrije nertnighe", .wieip rijke winsten af. 27 kaperschepen met 3500 man en meer dan 500 stukken ge schut kon Vlissingen in zee stiiren. Hier woonden 'dus veel zeelui en zee rovers. ,'s Winters waren ze nogal eens thuis en u begrij'pt: dan werden er bij de haven sterke verhalen verteld. Mi chiel zal er vast wel eens naar ge luisterd 'he'bben en zijn ibloed voelenl bruisen. Kon hij ook 'maar mee! Zijn vader was trouwens zelf ook „varende m'an" geweest. Verder waren er hier toouwkun«ügen, die in dienst van prins Maurits de stad moesten versterken. Ook liepen er Engelse soldaten rond. In 1585 had ifconinigin Elisabeth ons' ge holpen, ze 'had Leioester met Engelse troepen gestuxird, die in Vlissingen ge legerd waren 'als een van de pandste- den. Michiel leerde zo spelenderwijs een' mondjevol Engels, wat hem later te pas ■gekomen is. Want 'hij heeft veel met Engeland te anaken 'gehad. Maar 'dat was een 'halve eeuw later. 'Nu is hij weggejaagd, werkloos dus. Niet lang, want in 1618 werd zijn be geerte om naar zee te 'gaan veorvuld. Toert het kabinet-Den Uyl onlangs bij de 'behandeling van de ondernemingsra den in moeilijkheden verkeerde, heb ben enkele joumaMsten tij'dens het lange wachten woordspelingen met aardrijks kundige namen 'bedacht. Van de tachtig die zij er hebben 'gevcai'den, gaf Trouw 'de volgende 'bloemlezing. U Benthuizen aan het bouwen, maar ik Woubrugge. Ik hou zó van natuur, ik .denk dat ik een Boskoop. Als je geld hebt, is 'belangrijk, hoe 'biyf ik niet te Kortrijk. Ik ben zeer Ameland gehecht. Amei'de eer. Voor 'al wie van de Aerdenlhout. De jongen kwam naar Altena. Door 'de storm leed de tuinbouw zwa re Appelscha. Duinen zijn eigenlijk Bergen aan Zee. Toen kreeg 'de Oadzand in z'n oog. Hii kwam. te laat, maar had ©en Goe- dereede. Hoewel ik zelden met Monnikendam. Rendier: ik voel me het lekkerst als i'k Moskou. Ik wil mijn koffie niet Zoetermeer. Bel Beiroet uw Sch'Oorsteenveger. Viel ze? Sevilla. Als boogbootsmanjongen mocht hij op een schip van de igsbroeders Lampsens het zeegat uit. Middelburg. L. van Wallenburg. Kolenboer, wat is je Bolsward. We leggen Geldrop toe. Heeft Abcoude gevat? Ik hou van rechte lijnen, van Krom menie. Overflafckee niets dan goed. Een soldaat gaat niet opzij Voorscho ten. Al'Gaanderen een paar met de auto, toch Lopik. Automobilist: voor 'n Katwijk ik niet uit. 'Gruijters: Hansweert alle joiimalisten. Hoe langer je met kopen! draailt,, hoe Ho'gerheid prijs toepaalt. Toen Roelofarendsveen •wilde afgra ven, 'ging Pieterburen toij halen en zei tegen Benschop 'm eraf. In Mededelingen, het maandtolad van de Verenigde Doopsgezinde Gemeente te Haarlem werd deze verzameling over genomen en het blad voegde er nog een aantal .aan toe. Het zette erboven: In Utrecht kunt u terecht. Vtan .de woord- s'pelingen die door dit maandblad wer den 'bedacht, nemen' we er enkele over. Welke wilt u, zei de tuinman :Hwlst Koegras of Vlierden? De slager: Oss of Drogeham? I'k .drink melk, geen Sappemeer. Wil Van Kemenade een Roodeschool in Colijnsplaat? 'U tennist: ik Boxmeer. Jan Donkerbroek heelt een Modder gat; hij vindt Wassenaar. Gi<oep 1: J. C. Hollander M. Verolme Oil 'G. 'de Jager C. J. Smit Ot-nl P. Lesuis M. L. v. d. Waal afgebr. C. Uttel W. I. Peeman 0—1 J. W. F. Smallegange J. Boeter 1—0 C. Vis W. Markwat Oi—1 Groep 2: J. Altorechts A. Roon VaV2 N. V. Bracht C. Bakelaar Ot—1 'C. V. d. Groef G. Doedens 0—1 J. Noordijk A. de Vos 0—1 Groep 3: A. Grootenboer J. Kruik O1 A. V. Maurik H. K. Smit 1—0 door Jan Knape Mtzn. 33 EEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE ARItlEN- ZORG OP HET EILAND. Frans zou verkommerd zijn als de boer niet van de Boeikhouder recht toe recht aan naar Frans gelopen was. Daar dronk hy een bakje .koffie uit een vies en ge barsten' kommetje om van zijn drift te bekomen. En toen hij 'gekalmeerd was en weg zou gaan zei hij tegen Frans met de deurkn'Op in zijn handen, dat hij elke zaterdag zijn loon bij de voorman kon gaan halen zolang die „rotvent niet had afgesteend". Frans schrok ervan en daardoor vergat hij om de toaas .te ver manen; want de „rotvent" 'behoorde tO'dh tot 'de Overheid, aan wie we onder alle omstandigheden onderdanig moeten zijn! Hij zei lalleen: ,^Mar baes, dat durf 'ik niet, ik werfce toch nie meer!" De 'baas had een erg lelijk woord ge zegd en 'had .gevraagd of hij niet met zijn goed kon doen wat hij wilde. Frans was te verbouwereerd om daar ant woord op te geven. Toen zei de boer: „ik zal 't Stoffel wel laete torienlge!" De deur was met een harde klap diohtge- vallen. 'En Frans was op' een 'holletje naar .ooxwe Kees gegaan om diens advies te vragen in deze moeilijke situatie. Die had' .gezegd: „anpakke, Frans, het is van den Heere geschied! Elia -wier wel gespiezigd deur stomme raoven." Dat 'had Frans gerustgesteld, want ouwe Kees was een wijs man: hij werd in al les voorgelicht door God's geest. Het duurde nog enige weken voordat de Boekhouder persoonlijk bij Frans kwam zeggen, dat 'het 'de Regenten be haagd had 'om hém voortaan elke week vijf 'gulden ouderstand te verlerten, hij kon 'de centen iedere donderdag 's mid- daigs om één nux in het oude Weeshuis komen halen. Frans had gezegd: „ik bin de koning te riek!" Hij kreeg van de Boekhouder 'OOk nog 'de weken uitbe taald, die hij op de 'beslissing van het Regentencollege had moeten wachten. Frans zei toij zichzelf: „dat geld komt mien niet toe, mar .mi den toaes." En Kees was het daar mee eens. Maar de boer had hem uitgelachen .en 'had ge zegd: „douwt het mar in een ouwe kouse"En 'dan na enig zwijigen lachte hij nog: „ik zoue zegge, doe je vrouwe mar es een 'keer d'r van tree- tere, .mar je heit 'geen vrouwe, da's waer oak. En dat is 'de enige stommi'^eid, die je va' je leven heit uutgehaelt. Wat ko' je 't dan noe goed ha saempjes! Waerom bi' je eigenlij'k niet 'ge trouwd, Frans?!"...... Toen had Frans zijn gebogen rug even gerecht en zei: „Dat mo' je noait meer vraege, baes, want dat is een zaek tussen God en mienDe baas was er stil van 'ge worden zoals Frsms dat gezegd had, in zijn veraltereerdheid had hij Frans een ■hand ge'geven en dat had hij nog nooit gedaan „g'ndag, oor, je hoar nog wel es van m'n"Maar de 'Oude mensen van het dorp wisten, dat Frans „op trou- •wen had gestaan" met een meisje, dat hij op 'de 'kermis 'had „'opgaduukeld". En in de bruidsdagen was het kind ver ongelukt toen ze van een voer hooi viel en haar ne'k brak. 1 In die dagen ge beurden er ook toedrijfsongevallen, maar ze waren van een .andere aard dan teigenwoordig. Er zijn geen hollen de paarden meer, die een wagen don derend achter zich aansle'pert zodat iedereen zich haast 'om veiligheid te zoeken. En een tractor begint niet te vroeg te rijden als die een wagen over 'het land trekt, zoidat de arbeider of ar beidster, 'die het hooi op de wagen tast, van 'het voer valt én ongelukkig neer komtDe dorpsdokter was' naar het land .gekomen. Frans stond er ver slagen bij, letinend op de 'hooivork. Hij en de voerman hadden het meisje stil laten liggen, want ze hadden wel eens 'horen .omgaan dat je dat in zo'n ge val doen moest. De voerman was naar het dorp 'gehold, hij kwam, met de dokter meerij'den. Op de dam ■wreef hij het paard van de dokter met een wis hooi, want het was erg toeaweet. De oude dorspdokter kwam struikelend 'Over de akker aanlopen. Hij had het gauw ge zien 'en zei: „da's een dooieDok ters zijn vertrouwd met de dood. Toen 'kwam Frans z'n tong los en hij zei ver drietig: „dan 'b'inne het er twee, dok terDe dokter werd er even stil van. Toen zei hij: „zó!God zij hun ziel genadig Hoe Frans zijn dO'de bmid thuis ge bracht werd, hoe ze begraven is, heeft hij zich nooit meer 'kunnen herinneren. Hij bracht re'gelmatig ibezoeken aan Neeltje d'r ouders, soms at hij er aan tafel mee zoals hij gewend was toen ze nog! leefde! Hij .bescho.uwde de twee oude menJsen als zijn schoonouders ook al had de Burgemeester het 'huwelijk van hem en Neeltje niet bekrachtigd. Hij voelde zich sdhul'di'g aan haar vroege dood, nog 'geen twintig jaar: die kermis, en wat daarna 'gebeurd was! 'Maar hij verweet zich ten onrechte schuldig te zijn aan haar plotselinge dood. En de voerman kon er ook niets aan' 'doen, hij had duidelijk 'gegalmt zo als dat de 'gewoonte was: „zit vaaast,... heujToen lieten de paarden zidh in 'de .garelen vallen eri de wagen was met een schok gaan rijden Als 'de ouders van Neeltje over haar begonnen te praten dan klapte Frans zijn mond voor -die .avond dichtEn hij is sindsdien een „stillen in 'den lan de" geworden, er was iets in zijn hoofd kapot 'gegaan zodat hij niet goed meer denken 'kon. In die dagen nam hij zich voor om nooit meer naar een andere ■vrouw te idjJten, want tussen elke ■vrouw en 'hem zou altijd Neeltje zijn, zoals ze daan op het hooiland lag, met haar dode 'Ogen 'hem laanstarertd tot ze toevielen; 'cn er was ook nog 'dat kind: het zou nooit geboren worden Eén keer 'heeft hij .over het 'geval gepraat. Dat was jaren later toen de ouders van Neeltje al 'dood waren en hij meer kennis kreeg aan ouwe Kees. Toen heeft hij op een stUle .avond aan Kees alles volledig opgebiecht. Hij heeft hem verteld, dat God hem 'daar op die akker zijn onmetelijke schuld had laten zien en dat hij sindsdien een „zoekende ziel" was geworden, maar „gevonden"' had hij nooit: God was altij'd de stren ge Rechter voor hem geblev'en. Kees 'heeft heel lang 'gezwegen voor dat hij wat begon te zeggen. 'Hij begon klagend: „Frans, FransEn toen kiwam er een heel lange preek van zon de, van schuld, van 'kennis' der ellen de,maar ook van genade. „Staet er niet gesohreve, Frans, in het Groate Boek: die zoekt, .die 'vindt en die klopt, die zal oi)egedaen worreDat moest Frans toegeven, maar Kees had 'de kern van zijn bezorgdheid niet 'begrepen. Het ontplofte aan zijn mond als een angst schreeuw: „Mar Neeltje heit .geen tied meer gehad om te kloppenen me hadde saeme niet aores dan de zonde gezochtEn dan dat erme ongebo- re zieltje!" Toen was het weer lang stil geweest omdat Kees veel tijd nodig had om daar een! ontwoord op te vinden. Dan zei hij „Frans, me magige in God's raedsbe- sluuten niet prebere 'deur te 'driengen, daer doeë m'n zonde an. Grod's 'doen is niet te deurgronden. Wat zeit de psalm? Hie kan en wil en zal in noad, zelfs bie het naedren van de doad, volkome uut- komst geveEn noe weet ik wel: er is mar een oagenblik noadig om van een voer hoai te vallen en stervend op de grond neer te kommenZo'n ge dachte geeft 'de Saotan ons inMar de Biebel zeit, dat er voor dat Dierbaere Opperwezen geen tied bestaet, zoa'n inkelt moment binne voor Hem geliek an duuzertd jaerenEn luuster noe es naer mien: as je daer in igaet zitte ■vroete dan staepel je zonde op zonde... Ik kenne je mar éne raed geve: houdt an in het gebed en laet aol hèt aore mar an God over. Blimif mar zoeke, bluuf mar kloppe. Ééns izal je vinde, eens zal je opegedaen worre." Kees w^as Frans z'n trouwe vriend geworden. Hij ontmoette er ook wel eens mensen van 't gezelschapje: Piet 'de Mo lenaar, Ohieltje Cooper, Liezebeth van der Zande en nog een paar anderen. Frans ging ze uit de weg, ze maakten hem soms beangst met hun waarschu wingen: (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1976 | | pagina 7