EIIAnOEtl - niEUWS
Overdenking
Zeeuwse wandelingen
Strenge winters
Grootvader vertelt
uit de
Heilige Schrift
Eflanden-nfenws
2e blad
Vrijdag 19 maart 1976
No. 4473
HET
KIïKVENSTER
Speciaal inbouwstation voor
I L.P.G.
I gasinstallaties
in elk merk automobiel.
1
I Garage Nijsse B.V.
t Oostdijk 15 - Oude-Tonge
I Tel. 01874-235-385
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
SOMMELSDIJK
Telefoon (01870) 26 09
INGEZONDEN
„Natuur'"-farm met
„Scharrer'-kippen
I GERO I
I altijd voor
I iedereen
I mim en overzichtelijk
g in onze speciale g
1 showroom.
I A. Vroegindeweij
I Westdljk 46 - Middelharnis 1
SVR-campings zijn
populair
blik op kerk
en samenleving
De Herv. Synode en het
visitatie-rapport
De zorg van de visitatoren
Onbillijk
Terwijl ik deze bijdrage zit te schrij
ven komt de Generale Synode van de
Nederlandse Hervormde Kerk in voor
jaarsvergadering bijeen. Eén van de be
langrijkste agendapunten is het vijf
jaarlijkse visitatie-rapport, dat een over-
zioht geeft van de arbeid van de visita-
toren-gen'^aal over de jaren 1971 tot
en met 1975.
De Hervormde Kerk telt op dit ogen
blik de buitengewone wijkgeaneen-
ten meegerekend 1372 gemeenten.
Daarvan behoren er ruim 300 tot de
Gereformeerde Bondsrichting, De ove
rigen variëren van rechts-confessioneel
tot vrijzinnig. De visitatoren spreken
in hun rapport van een rijk -gescha
keerd geheel", waarbij ik igraag de kant-
tekeaiing zou willen maken dat de scha
keringen inderdaad erg groot zijn, maar
of dat een stukje rijikdom betekent is
voor mij de vraag. Het dem'onstreert
veelal meer de armoede van kerk en
prediking in grote streiken van het
land, waar de eenheid van geloof en'
belijden ver te zoeken is.
In het rapport klinkt dam ook m.i.
een veel te optimistisdhe toon door. De
visitatoren signaleren met dankbaar
heid dat vele gemeenten zich veel moei
te en inspanning getroosten om in ge-
hoorzaa-mheid aan ide opdracht van
Christus het Evangelie gestalte te ge
ven in deze tijd. Ze wijzen daarbij op
een vermeerderde aandacht voor de in
houd van het ambtelijke werk, op' een
opleving van de catechese en op een
intensiever toerusting van de genieente
door bijbelstudie en! 'kringwerk.
Dat mag allemaal waar zijn, maar
daartegenover staat dan toch ook
idat wordt eerlijk toegegeven een
verder voortschrijdende saecularisatie
en, als gevolg daarvan, een nog steeds
dalend kerkbezoek. De visitatoren con
stateren eveneens een aiohteruitgang
in de aantallen' gedoopte kinderen, en
een verminderde belangstelling voor de
beUjdeniscatechisatie. Positief waarde
ren zij een relatieve toename van het
aantal avondmaalgangers in verschil
lende ge'meenten. Ook bly'kt het in ve
le plaatsen en streken steeds moeilijker
te zijn, ambtsdragers te vinden, die niet
alleen gesohikt zijn voor die taak, maar
die ook bereid zijn die taak op zich te
nemen.
Er is echter één punt dat de visitato
ren meer zorgen baart dan alle hier
boven genoemde schaduwzijden van het
kerkelijk leven, en dat is de veel-ge
smade polarisatie. Enerzijds is in het
geheel van ide kerk een naar elkaar
toegroeien' van de richtingen merkbaar,
waarbij de voor-oorlogse tegenstellingen
reditzümig- vrijzinnig verzacht lijken
te zijn, 'Maar dat igeldt niet voor de
verhouding van de Gereformeerde Bond
tot het geheel van de kerk. Het kost
de Bond grote moeite, andere richtin
gen naast zich als legitiem te erkennen
en andere modaliteiten, in een ge
meente waar zij de meerderheid heeft,
een plaats te geven. Vaiidaar dat er in
vele „B'Ondsgeoneenten" buitengewone
wijkgemeenten in wording zijn gesticht
(in totaal zijn er ongeveer 30 van zul
ke minderheidsgroepen).
Het visitatoren-rapport spreekt wel
niet onomwonden uit dat de versoher-
ping van de tegenstellingen' aUemaal de
schuld van de Ger. Bond is, maar een
goed verstaander heeft maar een half
woord nodig. Vooral wanneer wordt
aangevoerd dat in bepaalde classes (o.a.
de classis Bommel) het niet aanvaarden
■van de nieuwe bijibelvertaling, van het
nieuwe liedboek en van de vrouw in
het am.bt, igeleid heeft tot verdere ver
wijdering van elkaar en tot verharding
van de standpunten.
In ieder geval spreiken de visitato
ren als h-un mening uit dat het hoog
tijd wordt om de zich al meer open
barende tegenstelling tussen de Ger.
Bond en de rest van de kerk tot on
derwerp van bezinning te maiken.
Hoewel het in het visitatie-rapport
uiteraard allemaal heel fraai gezegd
wordt dringt to-ch de gedachte zich op
dat de Bond' in de kerk 'dé grote boos
doener is, een sta-in-de-weg voor het
naar elkaar toegroeien van de richtin
gen. En dat is toch eigenlijk een on
billijk© zaak. Met alle menselijiks en
zondigs dat de Ger, Bond aankleeft
wordt er toch in deze sektor van de
kerknog een 'groot stiik trouw aan
Schrift en Belijdenis gevonden, is de
kerkgang er nog zeer behoorlijk en de
offervaardigheid zelfs erg groot. Het is
niet mogelijk hier exacte cijfers te ge
ven, maar het zou me niet verwonderen
als uit de kringen van do Ger. Bond
■ongeveer de helft van de kerkelijke
financiën afkomstig was.
We behoeven heus niet voor de Ger.
Bond te trompetten, dat doet ze ook
niet voor zichzelf, en alle triomfanta-
lisme is hier uit den boze. Het ligt in
de hele kerik verzondigd en de Bond is
daarvan niet uitgesloten. Maar zou er
daarom geen dankbaailheid mogen zijn
over 'het goede dat er nog is en! vooral
over de blijken van de werking van de
Heilige Geest, die nog menkbaar zijn?
We zijn benieuwd hoe de Generale
Synode 'Op het visitatie-rapport zal rea
geren. Maar voor zover de inhoud door
middel van de pers tot ons gek'Om:en
is, is de toon mij niet sympathiek. Dat
zal echter niet verhinderen dat de Hee-
re ook in de vaderlandse kerk met Zijn
Woord zal doen wat Hem. behaagt.
Waarnemer.
Al verscheidene jaren hebben we
geen strenge winters igehad. Met enkele
dagen vorst, zo'als we dat in februari
.gehad hebben, kunnen we toch deze
winter niet tot de strenge rekenen, We
kunnen hoogstens spreken' van ©en
strenge periode. En dan is het in Zee
land nog nooit zo erg als in het oosten
en noorden van ons land. Daar zijn ze
al aan het sohaatsenrijden, als bij ons
nog maar een dvin laaigfje ijs op het wa
ter Ugt.
Dat komt door de verwarmende in
vloed van de zee. Toch heeft men ook
hier kunnen schaatsen, al is het maar
een paar dagen igeweest. De meeste jon
ge kinderen hadden nog nooit op schaat
sen gestaan en wilden er nu ook van
profiteren. Er waren dus oiok nog nooit
schaatsen gekocht. Nu liep het storm
en in heel wat zaken raakte men uit
verkocht. Ik zaïg in een igrote winkel
een bordje voor de deur hangen: Schaat
sen idtverikocht. Dit loan onnodig vraigen
te voorkomen.
Een ramp
Vroeger waren strenge winters voor
veel 'mensenl ©en ramp. Met vroeger be
doel ik een paar eeuwen geleden. De
wegen waren meest ongeplaveid. Als
het geregend of gesneeuwd had waren
2B 'Onlbegaantaaar, Begon het dan te vrie
zen, dan werd het oppervlak hobbelig
en brotbbelig. De huizen waren ondoel
matig gebouwd en koud. Wat kunnen
we nu onze woningen lekker verwar
men met onze gaskachel of centrale
verwarming. Met een beetje harder sto
ken' dan anders behoeven we nergens
in huis kou t© lijden. Tot in de 18©
eeuw waren bij de meeste mensen de
kachels nog luxe voorwerpen, men had
er dus geen. In 1769 stond er In een
krant dat men ae huren kon! Met dub
bele ramen en spouwmuren, zijn onze
kamers veel beter beschermd tegen de
kou. Zulke gemakken had men vroe-
iger niet.
En dan die lange gangen en grote ka
mers in de oude koopmanshuizen'. Op
8 jianuari 1767 zat iemand ©r te schrij
ven en maakte later deze aantekening
ervan: „Het is zo bitter koud en het
vriest zo sterk, dat terwijl ik dit bij een
zeer groot vuur schrijf, in een kamer
waar de gehele dag hard gestoiofct wordt,
mij de inkt in de pen bevriest." Lijkt
me wel wat overschreden: inkt die be
vriest en dat in ©en kamer waar ge-
stookt wordt. Maar misschien is die
kamer wel zo groot als een zaal geweest
met ramen op het oosten, waar de wind
op stond.
Nog een jaartal uit de 18e eeuw, het
jaar 1740 met een bijzonder strenge
winter. Toen was er iemand ter dood
veroordeeld, omdat hij de magistraat
had aangevallen. Het schavot stond ge
reed, maar de voltrekkmig van het von
nis moest worden uitgesteld „O'mdat de
schout en soherprechter achter bleven
door de feUe kou".
Dat was op 23 februari: De „patiënt"
(zo wordt 'hij genoemd) dacht dat hij nu
wel vrijgelaten zou worden, maar kort
daarna werd het vonnis toch voltrok
ken.
Twee eeuwen vroeger (1567) kwam
een zekere Jarich Wybez er beter af,
ook vanwege de koude. Hij was van
'diefstal beschuldigd, maar ontkende.
Een soherprechter werd ontboden om
hem eens fUnk aan de tand te voelen,
zo nodig met marteling. Vanwege de
harde vorst kwam de beul echter niet
opdagen!. Jarich werd voor twee jaar
uit 'de stad (Delft) verbannen en ont
kwam zo aan de marteling.
De bekende dichter Vondel had het
op zijn oude 'dag niet breed en heeft
vermoedelijk ook wel eens kou gele
den. Spottend heeft hij eens zijn eigen
grafschrift gama'akt:
„Hier leit Vondel zonder rouw,
Hij is gestorven van de kou".
Hulp
In onze dagen wordt er bijzonder
goed voor minder welgestelde mensen
'gezorgd, echte armien zoals vroeger zijn
er eigenlijk niet meer. Niemand beh'oeft
van honger of koude om te komen.
Ook in vroeger eeuwen zorgde men
in strerige winters zo goed mogelijk voor
hen. In normale tijden leefden er veel
mensen aan de rand van de honger. U
begrijpt wel dat ze in een koude win
ter 'Onvoorstelbaar geibrek leden. Ik las
dat het stadsbestuur van Leiden in
1638 20.000 mensen moest ondersteimen,
mensen die „bij tijden van vorst ende
ooude de plancken van 'de solders ende
bedsteden uutbrefceni ende daermee
vuur stoocken m'oesten om haer te ver
warmen." In de hongerwinter 1944/45
gebeurde hetzelfde, in de grote steden
van Holland werden de deuren en kas
ten van leegstaande woningen als
brandstof 'gebruikt.
Ook aan kleren had men 'gebrek. Een
man met een warme pels jas aan, ko'mt
tot 'deize ontboezeming:
„Komt mij thans op 's Heeren wegen
Soms een arme stumperd tegen,
Tandenklapperend van de kou:
Wee mij, zo ik niets aan de armen
Om zich O'Ok de rug te warmen,
Licht bewogen tot erb'armen.
Met 'die pels aan, geven zou!"
Inderdaad, welgestelden, kerkelijke en
oveihieidsinstellingen hielpen zo .goed
mogelijk. Maar ontbering werd er 'ge
leden als de vorst streng en langdu
rig was. Er zijn heel wat mensen ge
storven van de koude, vooral ook in
die beruchte winter van 1740. Daar
over zijn tal van verhalen. Op 11 janu
ari was het markt in Amsterdam, maar
„de meeste huizen en winkels bleven
gesloten, en de beurs genoegzaam zon
der volk. Van 'wie het waagde zich
zelf aan die bittere 'koud© bloot te
stellen, kwam de een thuis hebbende
de neus, de ander de oren en een derde
de tenen bevroren." De chirurgijns had
den het druik met het afzetten van de
ze ledematen.
Een moeilijk probleem was dat van
het 'Water. Voor drinkwater werd ge
zorgd door de waterschepen, tot zolang
ze door 'de rivieren en kanalen konden
varen. Met paarden werden ze er soms
doorheen getrokken. Werd het ijs al te
di'k, dan was O'ok dit niet meer 'mogelijk.
Gelukkig wie ©en regenput bij zijn huis
had en die ijsvrij kon houden
Maar 'men moest ook over water kun
nen beschikken bij brand. Daarom wer
den er in 'de grachten voor de huizen
bijten (gaten) in het ijs gehakt. Ook by
schepen moest het water opengehouden
worden.
Als u oude schilderijen en tekeningen
ziet,, is het niet allemaal ellende in een
koude winter. Men vermaakt zidi met
schaatsenrijden, met sleden en ijsschuit-
OP DE ZEEF VAN SATAN
„Simon, Simon, zie, de satan heeft
u zeer begeerd om, te ziften als de
tarwe, maar Ik heb voor u gebeden,
dat uw geloof niet ophoude.
(Lukas 22 vers 31 en 32).
Jezus is met Zijn discipelen in de
Paaszaal. Het Avondmaal is 'gehou'den
en 'de Heere bereidt Zijn discipelen
vóór op de vreselijke scheiding.
Wat viel het Hem zwaar om de drink
beker te drinken, die 'de Vader Hem
op d© han'd gezet had. Hij wist vol
maakt wat He'm te wachten stond. Nog
enkele uren en Hij zou overgeleverd
worden in de han'deri der mensen. Ja,
der 'mensen, niet zoals Hij ze 'geschapen
had, maar zoals ze 'geworden waren
door de zonde. Mensen die haten kun
nen als ©en duivel; die in dO'Ue woede
Hem zullen bespringen am Hem van
het leven te beroven.
Was deze smart Hem alleen aange
daan door Zijn vijanden, het zou te dra
gen geweest zijn, maar ook van Zijn
geliefde -discipelen is Hem het ikruis
niet weinig verzwaard. Er schuivelt ook
na het heenlgaan van Judas uit de
Paaszaal nog een slang 'door de jon'ge-
renkring. Ook hier, ja j-uist hier, waar
het uiterste zal worden gedaan om
zondaren zalig te maken, is satan pre
sent. Want rekent erop dat satan veel
aktiever is in de kerk dan in de dans
zaal. Hij komt met groter kradht van
verleiding tot Gods 'kinderen 'dan tot de
kinderen der wereld.
Hier is het dat satan de aanval in
zet 'door één van de trouwste discipe
len van Jezus; hij kiest Petrus uit om
Jezus' werk te verijdelen. En daarbij
maakt Hij 'gebruik van Petrus' zwak
heid. Want jmst de zwakheden der ver
losten zij 'bij d© satan bekend.
De 'discipelen zijn in gevaar, maar in
het bijzonder Petrus; hij hoort tot de
mensen, die beter praten ktmnen! dan
luisteren. HiJ hoeft maar een halve
preek te 'horen om de toepassing al
klaar te hebben maar die toepassing
is 'dan ook meestal een verkeerde.
Simon, Simon, de satan zal u schud
den op'de zeef, totdat het u 'beigint te
dtdzelen. En dat waarlijk niet om het
goede over te houden, integendeel, hij
zal de zeef schudden zolang tot kaf met
koren vergaan is. Dan zal het uitkomen,
dat Petrus niet 'beter is dan Judas. Dat
de kerik even slecht is als de wereld.
Dat God zich gruwelijk vergist heeft in
Zijn kinderen. En satan zal lachen,
schaterlachen van hels© vreugde.
Petrus heeft het antwoord al klaar.
Hij beseft wel dat er 'gevaar 'gaat drei
gen!, maar laat Jezus maar niet bang
zijn, 'hij. Petrus is ©r 'Ook noig! lEn al
zouden ze allemaal 'bang zijn, 'hij niet!
Nee, in de na'cht van Jezus" zifting,
zou 'Hij op de trouw en kracht van Pe
trus aanfcunn'en!
Wat een 'grenzeloze oppervlakki'gheid,
wat een schuldige onkun'de! Hierdoor
'gaf Petrus blijk nog niets van Jezus'
lijden om zijnentwil te verstaan.
Maar Jezus trekt nogmaals aan de
teujgels van dit hollend© paard. Petrus,
rots, gij zult Mij verloochenen. Maak
u maar vast gereed voor de strijd.
De onnozelen komen haastig met een
paar zwaarden aandragen, alsof Jezus
'dat zou bedoelen. Dan ziegt Hij: het is
genoeg, laat Ik er nu maar niet meer
over praten.
O, hoe weinig 'hetoiben ze ervan be
grepen! Als schuldige, overni'Oedige kin
deren staan ze aan de rand van 'de af
grond. Maar d© satan staat in volle
wapenrusting klaar om hen ten val te
ibrengen. En of hij ze nu ten val brengt
'door ze met het zwaard te doen slaan
of 'door hen aan te porren om Christus
te verloochenen, dat blijft hetzelfde.
Het igeldt voot ibeiden: „Ik ken u niet".
O, 'hier moeten wij leren dat wij niet
beter zijn dan Petrus. Want hoe dik
wijls vertrouwen wij niet op onze eigen
kracht? Wij hebben al wat nederlagen
geleden 'door 'd© v©rl©iding van de sa
tan en door het vertrouwen op' eigen
wijsheid of sterkte.
Tegen iedere -vijand lijd ik de neder
laag, als ik hem niet overwin door het
geloof in Christus. 'Een Oiristus, die
leed en stierf en overwon voor mij.
Leest het 'goed, geliefden! Uw slaan
met het zwaard is verloochening, even
als uw zeggen!: ik ken Hem niet.
Zonder Mij, zegt Jeziis, kunt gij niets
d'O'cn. Indien ons oog niet op Jezus ge
slagen is, zijn wij aan het vallen. Dan
liggen wij op de zeef, en de satan schudt
totdat wij duizelen, geen raad meer we
ten en zeggen: „O, God, hier kom ik
nooit meer uit".
'Ein 'dat gaat zolang totdat 'wij zien,
dat wij zwak zijn, sitofzijn en nietg
meer. Totdat wij igaan roepen: „Heere,
'help mij, want ik verga".
Maar 'dan, als Petrus plat ligt in zijn
verloochening van Jezus, als s|atan het
voor elkaar krijigt om hem in het stof
te slingeren, dat blijft Christus staan.
Ja, Jezus Christus alléén is ;groot.
Niet Petrus of Johannes, of u of ik,
maar Jezus alleen.
Straks mag Petrus, ja juist Petrus
het ervaren: „Ik 'heb voor u 'gebeden".
Hij alleen! 'blijft over. Hij bleef staan.
Hij liet zich reken'en met de grootste
der zondaren. Hij Het zich ziften door
satan. Hij liet zich ter dood overge
ven. Hij liet zich buiten de hemel zet
ten. Hij 'daalde neder in de hel. Maar
in dat alles, hield Hij vast, door eeuwi-
'ge liefde, aan Zijn Vader,
O, de 'dag der zifting komt, weest ge
waarschuwd. Hoeveel te groter uw
ziwaard, zoveel te harder uw val. Straks
Ugt 'gij, geknakt, kreunend als ©en ge
wond 'dier. En naar buiten gaande ween
de 'htj 'bitter. Verloren! Verloren! Wat
bUjft er dan nog -over??
■yVeet u wat er dan O'vertblijft voor
Petrus? Het GEBED van Zijn Heiland,
die Petrus liefhad met een eeuwige
liefde.
Dan blijft genade over. En dat is
juist genoeg.
H.
Naar aanleiding van een artikel in
uw krant van 13 februari wil ik 'graag
enkele 'opmeridngen plaatsen.
Het was ons 'bekend dat de heer D©
Boed meer eierhandelaar is dan pluim
veehouder en we verwachtten! dus dat bij
deze opening ©en flink stuk reclame
gemaakt zou worden. Daarover geen
kwaad woord; ieder zijn vak en zijn
recht.
Toch een paar opmerkingen over de
inhoud.
Er is steeds sipraik© <van „scharrel-
kippen"; de biuigemeester laat zich zelfs
verleiden te spreken van „"welzijnseie-
ren". Dit is onjuist, het ideaal (10 kip
pen en een haan 'op een groot boerenerf)
zou de eieren 20 duur maken als kavi
aar. Daarom hebben Atievoerders, die
renbeschermers en! pluimeevhouders el
kaar thans gevonden op het volgende
compromis: groepen van maximaal 200
hennen per afdeling in een dichtheid
van maximaal 4 bennen per m2. In
dat 'geval zou men mogen spreken van
welzijnseieren; deze hebben dan een
kO'Stprijs di© enkele centen hoger ligt
jes. Afgewisseld met een pauze biJ de
koek- en zoopjesman, die iedereen uit
nodigt:
„Kom bij mijn, kom. bij mijn,
Zoetek'Oek en 'brandewijn!"
'Een de Franse generaal Pichegru
heeft in 1795 ook 'geprofiteerd van de
koude winter: over de bevroren rivieren
trok hij ons land binnen om ons van on
ze vrijheid te beroven.
Middelburg. L. van Wall©nfoiurg.
dan 'bij 'de gebruikelijke systemen, zo
als o.'a, de heetr De Boed toep'ast.
De reclame van de heer De Boed
maakt 'gebruik van de controverse bat
terijen! contra grondh'ok. De vraag daar
bij is welke methode 'beter is in ter
men van welzijn: dieren met z'n vieren
in kooitjes en een totale bezetting van
12-18 'dieren per m2 hofcoppervlakte óf
dieren op de igron-d (waarvan 70''/o
draadbodem) in een bezetting van 8-10
dieren per m;2.
■Om de gedachten te bepalen kan de
volgende vergelijking 'dienen.
Wanneer u 50 'gezinnen uit de flat
zou halen en huisvesten in ©en sport
hal wat zou u 'dan mogen' verwachten?
Méér bewegingsvrijheid (en meer ge-
scharrel misschien) m-aar óók méér
hind-er en agressie, meer besmetting
■en ziekte. Het voorljeeld is niet com
pleet en ook niet bedoeld alsi het laat
ste woord in deze materie; het illustreert
alleen waarom dierenbeschermers en
gedragS'on'derzoekers niet tot uitspraken
komen.
Uit economisch oogpunt prevaleren
de batterij'en; door vermindering van
ziekte fcrij-gt men hogere produktie en
een gunstige voederbenutting. Op dit
punt verschilt de heer De Boed met
ons van mening, maar dat is geen re
den om te beweren d'at hij „een hoofd
schuddende voorlichting achter zich
heeft gelaten!". Integendeel, hij 'kan no'g
steeds gebruik maken van onze ad
viezen al zijn wij druk genoeg met
pluimveehouders di'e 'hun 'kop niet ge
bruiken „om er mee door de muur te
gaan".
De voederleverancier doet in deze zin
ook een duit in het zakje.
Hier geldt een andere achtergrond.
Enkele jaren 'geleden onderhield ons
consulentschap intensieve contacten met
de flrma Schrama, veel intensiever dan
met de meeste van zijn collega's. Uit
een oogpunt van objectiviteit kan zo'n
situatie gevaarlijk zijn en daarom ben
ik bhj dat 'dit verschil thans is weg
gewerkt. Overigens behoeven ook d©
fa. Schrama en zijn afnemers slechts te
kikken en wij staan klaar met oioz© ad-
vleaen!.
Ir, P- J. J. Verfieij
Cansaüent v. d. Varkens- en
Pluimveehouderij voor Zuid-
Holland, Noord-Holland en
Utrecht, Bonsseweg 551, Go-uda
fl
f*
telt duizenden abonnee's
en wordt op Goeree-Overflakkee
zo goed als
huis-aan-huis gelezen!
Van de ruim 5000 donateurs van de
Stichting Vrije Recreatie („kampeiien
bij de boer") gaat 82% dit jaar weer
kamperen bij een deelnemer van de
SVR, 10"/o wist het nog niet, hVo had
geen mening en 3 "/o gaf te kennen met
kamperen te stoppen.
Dit is gebleken uit een in de zomer
van 1975 door de SVR gehouden enquê
te onder donatours en deelnemers. Van
de deelnemers (boeren, fruittelers e.d.)
gaf 91 "/o te kennen dit jaar weer kam
peerders te wUlen ontvangen, 5"/o van
de deelnemers verlangt naar meer kam
peerders en^Vo had nog geen mening.
Ruim GO'/o van de SVR-deelnemers
houdt zich aan de richtlijnen omtrent
de tarieven. Bijna 4''/o van de deelnemers
berekende hogere tarieven. Het aantal
klachten van kampeerders bleek zeer
gering. De tevredenheid alom was groot.
Het SVR-bestuur is uitermate tevreden
over de resultaten. Minder voldaan is
het over de in de Randstad beschikbare
kampeerruimte.
Boeren, fruittelers e.d. die tegen een
voor de „gewone man" betaalbare ver
goeding kampeerders gastvrijheid wU
len geven, kunnen zich aanmelden biJ
de SVR, Broekseweg 77, Meerkerk (zh),
tel. (01837) 1516. Vorig jaar moesten veel
kampeerders, die een plekje üi d© Rand
stad zochten worden teleurgesteld. El
ders in het land heeft de SVR nog vol
doende ruimte beschikbaar.
(Nadere inlichtingen:
zie bovenstaand adres).
MIDDELHARNIS (naast Ford)
Tel. (01870) 39 75
Reparatie en inruU van
alle merken.
VERVOLGVEKHAAIi
door Jan Eünape M.zn.
27
EEN HOOFDSTUK UIT DE
GESCHIEDENIS VAN DE ARMEN
ZORG OP HET EILAND.
(Zijnde een voor velen mis
schien wat saaie inleiding
op een volgend verhaal).
De zonde zou eenmaal te niet ge
daan worden, maar niet door de soosje-
listen en hun voorgangers: Marx, En
gels, Domela Nieuwenhuis, Troelstra en
zoveel anderen meer.
Daarvoor was de Christus In de we
reld gekomen en we hadden hem gekrui
sigd! Camphuijsen had het enige eeuwen
geleden al beleden: „Het zijn de Joden
niet. Here Jezus, die U gekruisigd heb
ben, maar ik heb het gedaan!"En
als mijn tegenpartij geen argumenten
meer had. om mijn betoog te bestrijden
dan trok hij narrig de conclusie: „maar
wij zitten er dan toch maar mee"! En
daér wist ik geen weerwoord op, want
ik zag het voor mijn ogen, het was de
waarheid.
De arbeiders verpauperden, ze zwoeg
den van de vroege morgen tot de late
avond: overdag bij de boer, 's avonds in
„het hof" en 'om voor het varken te zor
gen. Dat varken was bestemd voor de
„eigen eet", maar vaak moest de helft
ervan verkocht worden om de gemaakte
schuld bij dokter, bakker en winkelier
te betalen. De arbeiders waren eerlijk,
ze wilden geen schuld nalaten.
Hij woonde in een krot van een huisje
en was overgeleverd aan de genade van
de een of andere „huisjesmelker", die
zijn meestal kleine vermogen belegd
had in huizen, die veel later door de ge
meente onbewoonbaar zouden worden
verklaard. Geen van die huizen is er
meer om t© getuigen vsin de slechte wo
ningtoestanden van toen; zelfs de arbei-
■dershuizen, die door 'de 'iDeter gesitueer
den werden bewoond, zijn onder de
slopershamer gevallen: de Vissersstraat
van Middelharnis; „de „Tien Azen", de
Nieuwstraat, de „Woeker" bij de molen
van Sommelsdijk. Elk dorp op het
Eiland zal wel lege plaatsen in de dorps-
kom kunnen aanwijzen waar dergelijke
huisjes gestaan hebben. En in de winter
schooiden de arbeiderskinderen in het
donker langs de huizen: „krieg ik asje
blieft een stik". En dat kregen ze, want
er werd door de gegoeden- wel barm
hartigheid bedreven op de manier van
die tijd: de Heere God had hen d© armen
en nooddruftigen nagelaten om aan hen
wel te doen. Afgedankte kleren gingen
niet naar de lorreboer, maar ze werden
bezorgd bij het een of andere grote ar
beidersgezin. Ik herinner me een school
jongen van mijn klas, die aan zijn ene
voet een rijglaars droeg met een touw
tje er in als veter, en aan zijn andere
voet droeg hij èen knooplaars!
Hij zat in een aparte bank achter in het
lokaal omdat-ie luizen had; hij zat daar
als een verschoppeling. Nu zou ik me
delijden met hem hebben, ik zou zeker
vragen of-ie met me spelen wou op ge
vaar af, dat mijn moeder me 's avonds
zou mishandelen met de luizekam. En
dat niet voor straf, maar omdat voor
komen beter is dan genezen. Toen had
ik geen medelijden met hem en ik heb
ook niet met hem gespeeld, want ik zou
een uitzondering zijn geweest en nie
mand is graag een „buitenbeentje"
Ik kan niet zeggen, dat de jeugd van te
genwoordig mijn bewondering heeft
vanwege een keurig gedrag, maar er is
toch wel wat veranderd voor zover ik
dat heb kunnen waarnemen: op school
zijn er geen verschoppelingen meer; en
oude en gebrekkige mensen worden niet
meer geplaagd en „voor de gek gehou
den". Waarom we vroeger zo hardvoch
tig waren kan ik niet verklaren: het
werd ons echt op school niet voorgehou
den en thuis door onze ouders ook niet.
Als je aankondigde, dat Klaas Houte-
poot er aan kwam met oude-parapluen-
negotie, of Kees de Bult met schoenve
ters en hechtpleisters in een mandje,
dan kreeg je een schrobbering die niet
misverstaan kon worden. En als de ge
noemde lieden op een ongelegen tijdstip
kwamen dan greep moeder naar de
„muil" aan d'r voeten om het fatsoen er
hardhandig in te slaan. Die hardhandig
heid kon de ongelegenheid van het be
zoek van de negotiant slechts erger ma
ken, het resulteerde soms in aangebran
de aardappelen, groente, of wat er zoal
op de kachel stond om tot voedsel te
worden verwerktEn dat Meester
Flipje in een aparte bank een plaats gaf
kwam omdat hij anders briefjes kreeg
van boze moeders in dezer voege: „als
dat Keesje onder het ongedierte is
thuisgekomen, hij mag niet meer naast
Flipje zitten, anders haal ik hem van
school af".
Het was voor het onderwijzend perso
neel toen wel een moeilijke tijd.
Veel later kwam ik van Meester een
verhaal te weten, dat waard is om ont
houden te worden. Het overkwam onze
schooljuffrouw: ze had een leerlingetje
naar huis gestuiu-d met een briefje voor
de moeder, waarin deze vriendelijk maar
nadrukelijk werd verzocht om Keetje
eens flink te wassen, want ze „stonk van
de vuiligheid". Keetje kwam al gauw
terug, maar ongewassen. Ze overhan
digde de juffrouw een frommelige lege
tabakszak waarop met koeien van let
ters met potlood geschreven was: „als
dat mijn kind niet is om aan te ruiken,
maar om aan te leeren en geev u ze
maar een stukkie goeje seep mee". De
juffrouw was in haar wanhoop naar het
schoolhoofd gehold om advies. Die kon
niet anders doen dan zijn schouders op
halen en de raad geven: „niet aan d'r
ruiken". Het epistel had hij als curiosi
teit bewaard, hij heeft het mij laten
zien. Wat voor mij het voordeel geeft,
dat ik een zodanig verhaal niet behoef
te verzinnen ter illustratie van de tijds
omstandigheden van ongeveer zeventig
jaar geleden. Het is wel jammer, dat het
briefje van Keetje's moeder niet terecht
gekomen is in het Streekmuseum van
Sommelsdijk.
Van verschillende zijden gingen de
ogen open voor het feit, dat er iets mis
was in. het maatschappelijk leven. De
soosjalisten roerden de grote trom om
de mensen wakker te schudden. De na
men van Domela Nieuwenhuis, Troel
stra en vele anderen zullen in de ge-
schiedboeken bewaard blijven ten be
hoeve van studenten. Maar de grote
massa is die mensen al lang vergeten,
zoals dat in het leven gebruikelijk is.
En wie weet er nog te vertellen van
het Eerste Christehjk Sociaal Congres
van 1891. Er is een lijvig verslag van
verschenen, maar het is een knappe
jongen, die nog zo'n verslag boven
water brengt. En in 1919 was er nog
eens zo'n Congres, waarvan de resulta
ten ook alweer in een lijvige foliant wer
den neergelegd. Meer en meer werd de
gedachte rijp, dat de HeUige Schrift ook
iets te maken had met het maatschappe
lijk leven. Maar de wijze waarop bleef
voorlopig een zoeken en tasten. Dit be
gon wel vast te staan: de Bijbel leerde
niet alleen liefdadigheid en naastenlief
de, maar bovenal gerechtigheid.
Het waren dus niet alleen de soosja
listen, die zagen dat er iets mis was in
de maatschappij en die door woord en
geschrift probeerden om daar verande
ring in te brengen. De soosjalisten wa
ren aanvankelijk nog een klein groepje,
vooral in de wat afgelegen streken van
ons Vaderland, zoals de Zuidhollandse
en Zeeuwsche eüanden. Ze moesten zich
voor-alsnog beperken tot het maken
van kabaal. Ze gaven graag de kerk
mensen de schuld van de heersende mis
standen, en daar hadden ze voor een
deel gelijk in en voor een ander deel
geen gelijk. En als gevolg daarvan ver
vreemdden veel arbeidsmensen met him
gezinnen van de Kerk.
En de mensen van de Christelijk so
ciale congressen waren ook maar een
heel klein groepje. En wat ze voorston
den werd door de grote massa vaak niet
begrepen. Die grote massa zat aan de
oude toestanden vastgeroest. Ze noem
den zich Antirevolutionair en ze schre
ven in hun vaandel: „tegen de revolutie
het Evangelie",
(Wordt vervolgd).