EIIAnDEli - niEUWS
Overdenking
Nieuwe Chr. Nat. School te Stellendam
Zeeuwse wandelingen
De Burgerlijke stand
Nieuvirs
Grootvader vertelt
uit de
Heilige Schrift
2e blad
Vrijdag 20 februari 1976
No. 4465
HET
KVENSTER
-k if
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
SOMMELSDUK
Telefoon (01870) 26 09
uit de kerken
VERVOLGVERHAAL
blik op kerk
en samenleving
Een incident
De kansel ontluisterd
Lege kerken
Op 1 juni van het vorige jaar preekte
Ds. G. H. ter Schegget, stafdocent aan
de SociEile Academie „De Horst" in één
van de Wageningse kerken. Naar aan
leiding van zijn vulgair taalgebruik
verlieten dertig kerkgangers het kerk
gebouw, onder wie ook de organist. Een
mevrouw die hem wUde interrumperen
werd van de kansel af terecht gewezen
met de opmerking dat de gebezigde uit
drukkingen helemaal niet ongepast wa
ren.
Het lust me niet de gewraakte woor
den te citeren, daar was het al te erg
voor.' Bovendien zat het niet alleen vast
op de vorm, ook de inhoud van de preek
was zuiver neo-marxistisch.
Verschillende gemeenteleden uit Wa-
geningen hebben tegen Ds. Ter Schegget
een klacht ingediend bij de Commissie
voor het Opzicht. Ze hebben heel een
voudig de vraag gesteld of uitdrukkin
gen als de gebruikte toelaatbaar zijn en
of deze stroken met de waardigheid en
de belangen van de kerk, en of het Ds.
Ter Schegget vrijstaat door zulke plat
vloerse en aanstootgevende woorden de
kansel te verontreinigen.
Na maanden wachten hebben de kla
gers antwoord gekregen. De commissie
billijkte het taalgebruik van Ds. Ter
Schegget niet, maar vond geen reden op
hem een tuchtmaatregel toe te passen.
Hij had verwacht te spreken voor een
gehoor van academici en had zijn taal
daarop gericht. Toen dat niet zo bleek
te zijn kon hij niet zo snel zidh aan een
ander soort „publiek" aanpassen
En daarmee was de kous officieel af.
Ik ben het helemaal eens met Ir. J.
van der Gr^af, die in De Waarheids
vriend van 29 janl schrijft:
„Bepaalt het gehóór het toelaatbare
van een bepaald taalgebruik of die
nen in de prediking de taal van de
Schrift en de waardigheid van de
Schrift maatgevend te zijn? Als de
ernst van de tekortkomingen hier
niet groot genoeg is voor een tucht
maatregel, wanneer is die noodzaak
er dan nog wel? Wordt het niet tijd
dat binnen de Hervormde Kerk de
bezinning eens geopend wordt over
het verderfelijke van die politieke
prediking, die zich laat vangen onder
de naam van politiek messianisme
of van christelijk neo-marxisme,
waarvan Dr. Ter Schegget een
„waardig" en dus onwaardig verte
genwoordiger is?"
Het is trouwens wel vèr gekomen in
de kerk, als de kansel ontsierd mag
worden door zulk 'platvloers en ordinair
taalgebruik. Maar het is ook wel Vèr ge
komen met de wetenschap als dit taal
gebruik eigen is aan academici
Iemand schreef terecht in een ingezon
den stuk in een dagblad, dat hij Ds. Ter
Schegget weléens zou willen horen in
een dienst voor havenarbeidersDie
zouden zulke woorden en uitdrukkingen
misschien nog beneden hun waardig
heid vinden!
Ik zou misschien niet eens aandacht
aan deze zaak geschonken hebben wan
neer Trouw van zaterdag 14 febr. niet
een groot artikel van Ds. Ter Schegget
had opgenomen waarin hij alle gelegen
heid kreeg dit taalgebruik goed te pra
ten. Hij begint met triomfantelijk te
vermelden dat de Commissie voor het
opzicht niet eens aanleiding vond hem
een vermaning te geven. Met andere
woorden: Ik ben eigenlijk van hoger
hand in het gelijk gesteld en ik kan óp
dit niveau wel doorgaan
Voor zijn manier van spreken beroept
Ter Schegget zich op de oud-testamen-
tische profeten, die immers ook niet zo
kies waren in hun taalgebruik. En ver
der stelt hij Luther als voorbeeld van
iemand 'die in zijn tijd de dingen ook bij
de naam noemde!
Volgens Ter Schegget zijn de kerken
leeggelopen omdat de kerkgangers ge
noeg hadden van „de zwevende religio
siteit" die zo hol en leeg was geworden".
Ik begrijp niet hoe iemand dat durft
zeggen die voor zijn ogen heeft gezien
dat de kerkgangers zijn taalgebruik niet
konden waarderen! Ik vind het wèl te
denken geven dat de kerken nog vol
zitten waar het Woord recht verkon
digd wordt en waar dat geschiedt op, een
beschaafde wijze, niet verheven en ar
chaïsch, maar evenmin platvloers of
banaal! Zóveel gevoel is er nog wel voor
de heiligheid van het Woord Gods.
Dat Dr. Ter Schegget als theoloog,
d.w.z. GODgeleerde, dat niet ziet, is
droevig. En dat het „christeUjk" dagblad
Trouw hem de kans geeft zich te verde
digen is ook droevig!
WAARNEMER.
Ook toen de Fransien weg waren uit
ons land en we een koninkrijk zijn 'ge
worden, zijn de volkstellimgen! geble
ven, ledere 10 jaar worden alle Neder
landers geteld. In 1829 werd het aantal
bekaken zoals 'het er tussen 16 novem
ber en 31 decemiber uitzag. Tien jaar
lateri (1809) nam imen de periode 18 no
vember tot 31 decemiber. In 1849 nam.'
men als teldatum slechts één dag: 18
november. Sindsdien nam 'men de laat
ste dag van het jaar (31 'december), be
halve in 1869, toen nam men 1 de^
cember. Onze laatste volkstelling is ge
houden in 1971. Er werden toen zoveel
vragen gesteld, dat er heel wat perso
nen niet meegedaan hebben: ze waren
bang dat hun privacy, hun particulie
re leven te veel bekendheid zou krijigpn.
Op 't ogenblik is nog lanig niet alles' uit
gezocht!
Bevel van Napoleon
lOp 18 augustus 1811 is bij decreet
van Napoleon dus de Burgerlijke Stand
ingevoerd, een instelling 'die tot nu toe
is blijven bestaan. Ieder moest zich op
het 'gemeentehuis met een geslachts
naam laten inschrijven.
Lang niet iedereen gehoorzaamde aan
dit bevel. Het kwam, uit Frankrijk, van
onze overheersers, en velen salboteerden
het besluit. Later werd er nog eens op
(gewezen en werd de aanigiftetermijn
verlengd. Nog wareh er velen nalatig,
in het noorden het meest, vooral toen
het er voor Napoleon minder 'gunstig
(ging uitzien. Als hij weig was, zou die
Franse maatregel wel ingetrokken wor
den, redeneerde men.
Dat was nu juist niet het geval. X)e
nieuwe Nederlandse rc'gering wilde de
ze Burgerlijke Stand behouden, omdat
ze het een nuttige instelling vond, al
was het -dan ook afkomstig van een ge
haat man.
'Bij Koninklijk Besluit van 8 november
1825 (Napoleon was toen al enkele ja
ren dood) werd nog eens aan deze ver-
pUchting uit het jaar 1811 herinnerd.
Wie zich er no'g niets vian aantrok, werd
bedreisd met straf.
De kerken hadden hun doopboeken
op de gemeenteikamer moeten inleveren
ter vergelij'ldng bij 'de aangifte van ge
boorte en sterfgeval. In de nieuwe boe
ken, die ze aanlegden, was de spellhi'g
soms wel enigszins anders. Daardoor
'kunnen er m dezelfde families soms noig-
al eens variaties vooifeom^en in de
sdirijfwijze der namen. Een paar voor
beelden: de Bruin, de Bruine, de Brujm,
de Bruyne. Etn: Kok, de Cocq, de Coca,
Cok.
Bij deze aangifte moest ieder, zijn ge
slachtsnaam opgeven. Dat was niet al-
1 MIDDELHARNIS (naast Ford)
I Tel. (01870) 39 75
M Reparatie en inruU van
alle merken.
tij'd even gemakkelij'k, want er liepen
nog altijd heel wat mensen rond die
geen achternaam hadden. De meeste
boeren van Walcheren b.v. 'hadden pas
enkele jaren terug ((eind 18e eeuw) een
familienaam 'gekozen, dezelfde meestal
waarmee ze thuis en in de omgeving
werden .genoemd. Maar er liepen ook nog
heel wat naamlozen ro'nd.
Natuurlijk waren er veel families die
al een paar eeuwen lang een naam had
den. Denk maar om bij Zeeland te
'blijven aMi Jacob Cats, Michiel de
Ruyter, Cornells Evertsen, Bernard
Smytegelt, Willem Teellinck, Mattheus
Smallegange, 'enz.
'De naamlo'zen van het platteland wer
den' onderscheiden naar een of ander
■eigenschap: de Wilde, Klein, de Korte,
de Groot. Of genoamd naar een afwij
king van het lichaam: Scheele, de- B'Ult,
de Hooie, de Kale, de Kromme. Soms
werden ze eenvoudig naar hun vaider
(genoemd: Jan van Kees, met weleens
de naam van 'de 'boerderij of woonplaats
erbij: van Molenzidht, van de Berg,
van de Heuvel, van Slooten, van Dorp.
Wat zegt een naam!
iNu moest dus ieder een naam opge
ven. Wanneer we in de Bijbel de namen
lezen, heeft iedere naam ook een bete
kenis. Soms in verband met de geboor
te (Benoni wordt Benjamin), soms wil
de men door de naam het toeikomstige
leven uitdrukken. In ieder geval de hoop
uitspreken, dat de betekenis van 'de
naam en' de drager van die naam geen
scherpe tegenstelling zouden vormen.
De laatste eeuwen denkt men bij de
naam'geving meestal niet meer aan de
betekenisi, weet die zelfs dikwijls niet.
De Engelse schrijver Shakespeare (de
ze naam betekent: schudt de speer) heeft
de bekende woorden gebruikt, die nog
al eens aangehaald worden: „What 's in
a name?" Dat betekent: wat zegt een
naam eigenlij'k?
Zoals het volledi'g luidt: „What 's in
a name? that which we calle a rose.
By other name wolld smell as sweet".
(Wat we een roos noemen zou even lek
ker ruiken als het anders heette).
To'sn nu de naamlozen op het gemeen
tehuis zich met een 'bepaalde naam
moesten laten inschrij'ven, dreven velen
er de spot mee. Alles wag immjers maar
tijdelijk, er zou wel spoedig een eind
komen aan de Franse heerschap'pij en
wetten.
Zo zei iemand: Ik ben zonder van
(aohtemaam) en werd ingeschreven als
Zondervan.
Een ander verkondigde de waarheid-
als-een-koe dat 'hij naakt geboren was
en heette in het vervolk Naaktgeboren'.
Een 'grappenmaker beweerde dat hij
's moirgens altijd vroeg op of vroeg in de
wei was en zo kunnen de namien Vroeg-
op en Vroeigindewei wel ontstaan zijn.
Van een portie eigendunk getuigde
de verklarlnigen van personen, die ver
telden 'dat ze altijd lief waren thuis,
lang niet kwaad, niemandverdriet be
rokkenden en steeids eerlijk en recht
waren. Ze werden naar deze goede
eigenschappen genoemd Alderliefste,
Dekwaadsteniet, Niemandsverdriet,
Rechtdoorzee.
Zo zijn de wonderlijke namien ont
staan. Ik durf niet beweren 'dat 'die al
lemaal zijn uitgedacht 'bij 'de invoering
van de Burgerlijke stand, maar een deel
ervan toch zeker. Hier volgen nog en
kele van deze vreemde namen: Suiker
buik, Rijstebil, Aangeenbrug, Broekztt-
ter, Nooitgedaoht, Schipaanboord, Goe-
dagebuure, Dorreman, -Goedhart, Suur-
mond, Uitdewilli'gen, Opdenvelde, Over-
dulve, Verachtert, Zinksitok, Sukkel,
Potjewijd, Peperzak.
Vroeger werden 'dikwijls kinderen te
vondeling gelegd, die gewoonlijk in de
weeshulzen werden opgenomen. De
naam wist men niet, daarom verzon
men een naam,, soms een rare naam:
Zondag of maandag (werd op die dag
gevonden), Pa'nnekO'ek, Lekkerbek,
Breekpot. Zo'n 'gevonden meisje werd
eens Vondelina geaioemd.
EEN WEG: JEZUS CHRISTUS!
ALLEEN VOOR ZONDAARS.
Gal. 1 4 A
I_
Paulus, de geroepen apostel door Je
zus Christus, is op reis gegaan. Hij
moest het Evangelie van zijn Heere aan
de heidenen brengen. Het was de bood
schap waardoor hij zelf zo totaal ver
anderd, ja omgekeerd was. Hij wist het
heel zeker, bij ondervinding: niet de
ijver in het volbrengen van de wet van
Mozes brengt vrede en geluk, maar al
léén de genade van Jezus Christus.
Met vuur brengt hij deze boodschap
in de bekende plaatsen Antiochië, Iko-
nium, Lystra, Derbe. Dit zijn gemeen
ten van Galatië in Klein-Azië. We ken
nen uit de geschiedenis van de eerste
zendingsreis ook de reacties van de
mensen. Weerstand, nijd en haat bij de
Joden en heel wat onbegrip en onkunde
bij de heidenen.
Toch bhjkt Gods Woord ook hier
machtiger te zijn dan mensen. Er komen
zondaars, Joden en heidenen, die gelo
ven! Machtig en wonderlijk is altijd
weer de werking van God de Heilige
Geest.
Die mensen zetten hun eerste schre
den op de ene weg naar vrede en geluk:
de weg tot God, de Vader van onze
Heere Jezus Christus. Maar het geloof
is prü en de duivel is machtig.
„Wijze" en „verstandige" Joodse
christenen wijzen erop dat wie God
goed wil dienen, ook de oude Joodse
wetten in acht moet nemen.
Welk een gevaar gaat hier de ge
meenten bedreigen. Het gevaar van:
niet alleen de genade, maar óók de wer
ken van de wet, denk erom! Maar wie
terug wil naar de wet ter verkrijging
van het heil, terug naar het Oude Ver
bond, gaat aan de genade voorbij, gaat
aan de Heere Jezus voorbij.
Paulus weet uit zijn eigen leven maar
al te goed wat dat betekent. Daarom
bestrijdt hij die dwaaUeraars zo fel hij
kan en wijdt hij er een hele brief aan.
Met bewogenheid waarschuwt hij de
gemeenten. Hij ziet zijn schapen ver
dwalen en nu zoekt hij ze op als een
goede herder. Ze moeten omkeren, van
de dwaalweg af en de goede weg op!
Paulus noemt hen: mijn kinderkens
die ik wederom arbeide te baren, tot
dat Christus een gestalte in u krijge. Ze
moeten meer kennis van Christus krij
gen. Wie Hij is. En wat Hij voor hen
heeft gedaan en wat Hij nog voor hen
doet. Dat is zo van levensbelang dat
Paulus er direct over begint aan het be
gin van de brief: „Die Zichzelf gegeven
heeft voor onze zonden".
Dit is de keminhoud van het Evan
gelie. En tegen deze Boodschap kan
toch niemand iets hebben? Als Paulus
nu gezegd had: Jezus Christus, Die Zich
gegeven heeft voor kerkmensen, of voor
mensen die zo goed hun best doen, die
de wet van God zo goed mogeUjk doen.
Dan zouden alle zondaars gezegd heb
ben: En wij dan?
Maar nu is er juist een geweldig blijde
boodschap voor zondaars. Die boodschap
heeft Paulus in Galatië gebracht. Die
boodschap is daar ook geloofd.
En toch... na verloop van tijd wordt
eraan getornd. Geloven in Jezus, zeker,
maar ook het trouw vervullen van de
vaderhjke inzettingen, dat hoort erbij.
Anders kom Je er niet. Die inzettingen
zijn toch Gods wet aan Mozes gegeven.
Dat is niet niks!
Hoe komt het dat altijd weer het
evangelie van vrije genade voor zon
daars niet begrepen wordt? Dat het al
tijd weerstand oproept, een ergernis
blijkt te zijn?
Omdat wij geen zondaar willen zijn.
Dat is het moeilijkste dat te leren is in
Gods Koninkrijk. Paulus wist dat heel
goed. Hij stond ook niet in aanbidding
bij het kruis op Golgotha, toen de Heere
Jezus Zich gaf om zondaars te behou
den. Hij was een ontzettende vijand van
Jezus. Dat zag hij pas toen zijn ogen
verblind werden door dat felle ücht op
weg naar Damascus. Toen leerde hij zijn
ergste zonde kennen: hij vervolgde Je
zus, de Zoon van God. En in Damascus
leerde hij de blijde boodschap verstaan
dat deze zelfde Jezus Zich gaf voor zijn
zonden, toen hij, Paulus, nog een vijand
was. Jezus gaf Zich niet voor de vrome
wetgeleerde Paulus, die zo goed zijn
best deed, al was het dan zo hier en
daar misschien niet helemaal volmaakt.
Nee, Jezus Christus gaf Zich voor de
zondaar Paulus.
En zo gaat het steeds weer. De men
sen in Galatië wilden wat erbij doen
om hun zaligheid zeker te stellen. Je
zus alleen Die Zich gaf om zondaars te
behouden is niet genoeg. Jezus en wat
erbij. En het EvangeUe zegt: Jezus al
leen! En wie een ander evangelie brengt,
of iets erbij, die is vervloekt, schrijft
Paulus in vers 8 en 9.
Het Evangelie leert de totale verdor
venheid van de mens en de totale red
ding door Jezus Christus, Die Zichzelf
heeft overgegeven \roor onze zonden.
Wie hiervan afstapt zoekt in de mens
nog iets goeds. Voor wat dan niet goed
is, daarvoor is Jezus. Zo waren de Ga
laten, zo zijn wij. Wij zijn zo goed. Mis
schien wel net zo eoed als Paulus vóór
zijn bekering.
(Wordt vervolgd)
Meerkerk J. van Oostende.
stellendam heeft zeer binnenkort haar nieuwe Christelijke Nationale School. In snel tempo is de school gebouwd aan
de Pr. Marqkestraat en a.s. woensdag zal burg. G. van Velzen de officiële opening verrichten om 14.30 uur. Dezer da
gen schoten we een plaatje van het nieuwe gebouw met op de voorgrond wat schoolgangertjes die Qverig aan de ver
huizing deelnamen.
Middelburg.
L. van Wallenfourg.
NED. HERV. KERK
Beroepen te: Stellendam J. v. Wier te
Kampen;' Oldebroek en Huizen J. den
Hoed te Sliedrecht; Meteren en Droge-
ham kand. R. v. Laar te Rhenen; IJssel-
muiden B. Meyndert te Lunteren; Waar
der, Westbroek, Schoonrewoerd, Zuili-
chem en Kesteren kand. G. Hendriks te
Woudenberg.
Aangenomen naar: Wezep A. Boertje
te Krimpen aan de Lek.
Bedankt voori Waarder J. den Hoed
te Sliedrecht; Waddinxveen J. v. Wier
te Kampen; Hardinxveld S. v. Assen-
bergh te Nijkerk.
Ds. J. Hovius: em. pred. te Dordrecht
(vroeger te Ouddorp) is ernstig ziek en
moest in een ziekenhuis worden opge
nomen.
GEREF. KERKEN
Beroepen te: Sittard G. v. d. Bom
kand. te Amsterdam; Dwingelo J. de
Lange kand., aldaar; Winsum en Tijnje
P. Schuddebeurs, leraar te Leeuwarden;
Alphen aan de Rijn J. Vree te Broek-
sterwoude; Ede A. de Bruin te Paessens.
Aangenomen naar: Sittard kand. G. v.
d. Bom te Amsterdam; Dwingelo kand.
J. de Lange aldaar; Voorthuizen E. v. 't
Riet te West Terschelling; Onderdendam
J. de Vries te Lollum.
Bedankt voor: Bellen A. de Bruin te
Paessens; Drachten en Stadskanaal J.
de Vries te Lollum Ulrum W. Venne-
geerts te Campen (Did.); Oosterend P.
Steenhuis te Enschede.
Overleden: In de leeftijd van 65 jaar
overleed Ds. D. Roest em. pred. te Maas
sluis. Hij diende tijdens zijn leven de
kerken van Opperdoes; Hoogeveen, 's-
Gravenhage en Rotterdam.
Op 68 jarige leeftijd overleed Ds. T.
Siebesma em. pred. te Groningen. Hij
diende de kerken van Homhuizen; Sel-
lingen, Pietersburen en Wierum.
GEREF. KERKEN (Vrijgemaakt)
Beroepen te: Velp C. v. Kalkeren te
Omtmen; Utrecht P. Schelling te Middel
burg; Schildwolde J. Post te Den Hel
der.
Bedankt voor: Urk S. Cnossen te Spa
kenburg.
Emeritaat: Ds. D. Vreugdenhil te Velp
gaat met emeritaat. Hij werd in 1909 ge
boren en in 1934 predikant te Appelscha.
Vervolgens diende hij de kerken van
Hardenberg; ZwoUe en Velp.
CHR. GEREF. KERKEN
Tweetal te: Maassluis P. Beekhuis te
Noordeloos en A. v. d. Weerd te Dam-
woude.
Beroepen te: Rotterdam-W K. v. d.
Belt te Clifton; IJmuiden J. Brons te
Veenendaal.
Bedankt voor: Hüversum-O J. Weste-
rink te Nunspeet; Mitchell (C.) W. v.
Sorge te Schiedam.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te: Melissant J. Karens te
Opheusden; Tricht A. Hoogerland te
Krabbendijke; Hamilton D. Hakkenberg
te Lisse.
Bedankt voor: Emmeloord F. Harlnck
te Den Haag-Z; Ermelo J. v. Ravens-
waay te Temeuzen; Haamstede P. Hon-
koop te Kampen.
door Jan Knape M.zn.
EEN HOOFDSTUK UIT DE
GESCHIEDENIS VAN DE ARMEN
ZORG OP HET EILAND.
(Zijnde een voor velen mis
schien wat saaie inleiding
op een volgend verhaal).
Artikel 16 van het Regle
ment bepaalt: „Des zomers, van primo
april tot primo novemiber, zullen er
geene uitdeeUngen geschieden, maar,
daar de contributie voortgaat, zullen de
leden blijven werken, en alle de afge
maakte stukken, tegen den winter aan
hen, die in den loop des zomers zijn
voorgedragen, of die reeds vroeger on
der de bedeelden werden opgenomen,
uitreiken".
Hoe het zij, een der leden werd geïnj-
spireerd tot de volgende ontboezeming:
Lieven, voelt gij 't hart niet kloppen,
Voelt' gij 't niet van geestdrift slaan?
Lacht U 't heerlijk denkbeeld „weldoen"
Niet met hemelwellust aan?
Sla 'k op ons eenparig pogen:
Broed'ren bijstaan, juichend 't oog.
't Zalig uur is nu verschenen,
't Uur van reine hemelvreugd.
Dat deez' blijden kring zal wijden
Tot een kweekplaats van de deugd.
Zusters mogen we ons nu heeten,
Zusters zijn we in wü en zin;
Zusters zijn we in menschenliefde.
Zusters zijn we in broedermin.
Laat ons nu ook zusters wezen
In de liefde jegens God;
Dan lijdt onze broederliefde
Schipbreuk tegen tijd noch lot.
Vaak toch voert Satumus' vleugel
In den mensch zelfs 't-edelst vuur,
Slechts wat uit die liefde vloeide
Is van langen, eeuwgen duur.
Menschenmin wordt staag vergolden
Met miskenning, smaad en hoon;
Weldoen vindt zoo vaak op aarde
Slechts ondankbaarheid ten loon.
Wat zal onze kracht dan schragen,
Treft ons pogen zulk een lot?
Dit, dat onze broederliefde
Vloeit uit liefde jegens God.
Mij, mij bruischt het bloed door d'adren. Komt dan zusters, aangevangen!
Mij, mij klopt het harte hoog, Jezus Christus ging'Ons voor!
Hij deed wel zelfs die Hem vloekten!
Volgen wij Zijn heilig spoor.
Jezus, broeder, sterk ons pogen!
Leer Gijzelt ons, zwakken', ^aan.
Leer ons in Uw voetstap treden.
Leer ons wandlen op Uw paan.
Dan zal Dorcas ons ontmoeten
Met een vrolijk welkomstUed.
Als G'ons met die eedle vrouwe
Eens de kroon der liefde biedt.
Voor degenen, die thuis zijn in de
literatuur van die dagen, valt de toon
van dit lied niet vreemd; behalve het 6e
couplet, dat wat vreemd en duister aan
doet en dat niet in het geheel schijnt te
passen. Het waren de dagen van „God,
Nederland en Oranje", het drievoudig
snoer, dat niet verbroken mocht worden.
Het was de tijd toen men Jezus volgde
als het grote voorbeeld in het goede;
Jezus, onze lieve broeder, die ons de
lieve armen als mede-broeders en -zus
ters heeft nagelaten om aan hen wel te
doen. Het was de tijd van het liberale
Christendom, vol braafheid, vaderlands
liefde en burgerdeugd. En dat we hier
niet altijd te maken hadden met lege
frasen en holle leuzen bewijst de ge
schiedenis van hef gezelschap Dorcas.
Want dit waren liberale Christenen. Zij
vormden niet alleen maatschappelijk,
maar ook door hun levensbeginsel een
sterke tegenstelling met dat andere deel
der Flakkeese bevolking, waar de be
deelden gevonden werden, en dat met
hand en tand vasthield aan de strenge,
puriteinse leer, zoals die van Calvijn af
door de vaderen was overgeleverd.
Ik kom daar te gelegener tijd nader op
terug, want het Streekmuseum heeft
daar ook al yat van te vertellen.
Hier is nog een lied, dat bewaard
dient te blijven. Het ademt dezelfde
geest als het voorgaande. Het is een
Feestlied bij gelegenheid van het vijf
tigjarig bestaan van Dorcas. Dit vijftig
jarig bestaan is blijkbaar zeer feestelijk
gevierd. In het kasboek van 1880 vind
ik geboekt: ontvangen ten behoeve van
het 50-jarig bestaan van Dorcas de som
van 121,Die som werd als volgt be
steed: voor rijst 36,48; voor spek
34,37; voor turf 18,80. Niet duideUjk is
of er aan het feest een grote maaltijd
verbonden werd dan wel of de bedeelden
een keer met levensmiddelen werden
bedacht. Ik veronderstel, dat het laatste
het geval was.
Verder zijn er enkele kleinere posten
voor krentekoeken, chocolade, suiker,
melk en boter. Deze artikelen hebben in
elk geval gediend voor een feestje, want
er is ook een post: schoolvrouw huur
kopjes 0,50. Het is jammer, dat er niet
bij staat hoeveel kopjes er gehuurd zijn.
Op het feest werd door de aanwezi
gen het lied gezongen op de wijze van
het „Wien Neerlands bloed". Het „Wien
Neerlands bloed" had in deze liberale
tijd verre de voorkeur boven ons „Wil
helmus van NassaueHet exem
plaar van het lied, dat in het archief
aanwezig is, is fraai gedrukt met gouden
letters, en op de voorzijde een slinger
wan veelkleurige bloemen.
't Is feest voor Dorcas' zusterental,
Hoe blijde klopt ons hart!
Nu vijftig jaren reeds aanéén,
Zij deelt in armensmart.
Wat wellust geeft het weldoen toch,
Nu wij die armen zien;
Wier blij en dankbren liefdenblik,
Aan ons voldoening biên. (bis)
Haar pogen bleek wel somtijds zwak.
Maar toch, het doel bleek goed;
Het weldoen van den evenmensch
Vervulde haar steeds met moed.
Op, Zusteren! dan, met nieuwe kracht.
Tot men eens 't Eeuwfeest viert.
Wanneer een gouden kroon dit feest
Met nieuwen luister siert, (bis)
De handen aan het werk op nieuw,
Doch niet in eigen kracht,
Aan Hem, die Dorcas staande hield.
Worde ook door ons gedacht.
Aan Hem den dank, aan Hem den lof,
Die de armen ons beval;
Wat wij hun deden in Zijn Naam,
Was Godsgift bovenal, (bis)
Heb dank ook, vrienden! hier bijeen,
Voor 't vele dat gij deedt;
Uw gaven werden, zoo gij ziet.
Tot dit, ons doel besteed.
Maar ook in zegen bUjft in naam,
Van 't tal dat Dorcas schiep.
Van 't tal dat wis niet zonder strijd,
Deez' kring in 't leven riep. (bis)
O blijve hun gedachtenis
Ten allen tijd bestaan,
En mogt hun voorbeeld van weleer,
Ons steeds zóó voort doen gaan!
Op nieuw de handen dan inéén,
Al is vaak ondank 't loon.
Geen nood, de leus geeft nieuwen moed,
„Het weldoen is zoo schoon", (bis)
Wat wij de armen, hier vergaard,
Uit liefde tot God doen,
Dat blijkt te zijn denzelfden geest
Van het Dorcas, nu en toen.
Zoo worde Dorcas meer en meer
Een werk, Gods zegen waard.
Waar één van streven, één van zin,
Met 't weldoen gaat gepaard, (bis)
Blijf leven, lang, in liefde rijk.
Ja, Dorcas, zij het waar!
Maak tal van jaren noig aaneen.
Voor armen kleedren klaar.
Zij zegenen U, door hunnen dank
En zien in donkren nacht
Op Uw, o Dorcas! edel doel,
Die de armoe hun verzacht! (bis)
(Wordt vervolgd)