EIIAIIDEn - niEUWS 9 ANTONIE GELUK Overdenking Zeeuwse wandelingen [GroQtvader vertelt Kerkelijk exam^^n Autobedrijf AJ. v. Rumpt Vrijdag 19 december 1975 No.. 4449 KIJKVENSTER 's EN C. KBEVIT ZN. Centrale Verwarming 80MMEL8DIJE relefoon (01870) 26 09 Oud papier actie van ^burgemeester W. M. V. d. Harst Drumlband" uit de Heilige Schrift 1 GERO I altijd voor I iedereen g raim en overzichtelijk I in onze speciale 3 m showroom. i I A. Vroegindeweij I Westdijk 46 - Middelharnis ir ir -k ir c.v. grote (ht, moge. luw. g. bning [S even gelegen pgalows ■aast de [open of |e men- zij U inruil bouw- [jke op zit i yen) 13 blik op kerk en samenlevino Lang zal hy leven Verblinding Verwachting Wanneer je sommige berichten leest in de kerkelijke pers, dan vraag je je «leens af of sommige predikanten nu jelemaal dolgedraaid zijnen een jeleboel kerkgangers eveneens. In iiet Jecembemummer van „In de Rechte Straat" neemt Ds. H. J. Hegger een IKuk over uit een Kerkbode in Fries land. Ik laat er een gedeelte uit volgen, „Je kunt tegenwoordig van alles be leven in een Gereformeerde Kerk. Neem nou die dominee in de Friese hoofdstad, die een doopplechtigheid liet besluiten met het zingen van het welbekende lied „Lang zal hij leven in de gloria". Het had maar weinig gescheeld of er was nog een driewerf „hiep, hiep, hoera" op gevolgd ook. Ën dat in een kerk! Foei!" 1 Ds. Hegger merkt er tussendoor op Lt men zou denken dat de schrijver [van het stuk het ook een schande vindt Jat zoiets gebeuren kan. Maar nee, de [jrind waait juist uit een andere hoek. pj wU hen die het niet met die ver- hieuwingen eens zijn, beldchelijk ma ften. Leest u maar mee: „Het spreekt vanzelf dat een aantal gemeenteleden van de progressieve dominee het er niet bij heeft laten zitten, maar protest heeft aangete kend tegen deze vreemde fratsen, het zoveelste bewijs dat het de ver keerde kant uitgaat met onze kerken die zich op een hellend vlak bevin den. Hoewelhet merendeel van de kerkgangers schijnt het niet-gepro- grammeerde lied spontaan te hebben meegezongen en heeft geen protest laten horen. Zij vonden het blijk baar nog niet zo'n gek idee van de dominee om de dopeling een „Lang zal hij leven in de gloria" mee te ge ven op zijn pas begonnen levensweg. Laten de predikanten die de gave en de durf bezitten om hun toehoorders uit de sleur van het traditionele ri tueel te halen, zich door het verzet van enkelen niet teveel laten ont moedigen". ysr -sir Ivoor een dergelijk experiment zijn Kwoon geen woorden meer. Ds. Hegger leeft er nog wel enkele woorden voor, pe ik u niet wil onthouden. Hij schrijft: „De gave om het heilige van het on heilige te onderscheiden is blijkbaar bij een dergelijke gemeente in Leeu warden als geheel verdwenen. Dat is ook te begrijpen als de Heilige Geest voortdurend bedroefd wordt. Dan kun je wel allerlei redenen vinden om zoiets te verdedigen, zoals in de Friese kerkbode. Dan heeft men er geen gevoel meer voor dat dit niet kan, eenvoudig niet kan. Dit hedje stamt uit een volkomen profane sfeer. Het wordt gebrald na de zo veelste borrel bij een feest. Hossend en dansend lalt men dat „lang zal d'ie leven in de gloria" over de stra ten IZonder ons ook maar boven één kerk i boven één predikant te wiUen ver heffen moeten we er wel aan toevoegen: Wat een ongelooflijke blindheid is er gekomen over zulke predikanten, die denken dat ze alles maar kunnen doen, en wat een ongelooflijke meegaandheid bij zulke gemeenteleden die zoiets nog slikken. Maar ook: Wat een ontzettend oordeel van God zal er gaan over die blinde leidslieden der blinden, die zich niet hebben ontzien de heiligheid van het sacrament zo te ontheiligen en de gemeente zo te misleiden. Wellicht zou een dergelijke visie een meewarig lach je oproepen bij de voorstanders van zulke experimenten. Och, er is in an derhalve eeuw tijds niet zoveel veran derd. Toen de liberalen de macht had den in de Herv. Kerk van de 19de eeuw, en toen velen in den lande met de Af scheiding meegingen, toen werd dat van hogerhand vaak afgedaan met de op merking: „Het zijn onontwikkelde lie den, meest van geringe stand..." Daar moest ik aan denken, toen ik las dat de schrijver in de Friese kerk bode de predikanten aanspoorde, vooral dóór te gaan en zich niet te laten ont moedigen door het verzet van enkelen... Met andere woorden: Die sterven op den duur wel uit. In deze donkere dagen voor Kerstmis denken we aan de tijd waarin het Woord vlees is geworden. Toen was de officiële kerk ook vèr weg. Er waren maar wei nig getrouwen meer in het land, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. Maar van hen ging wel een gedurig ge bed op. Leven wij ook in die Advents- verwachting? Kom, Heere Jezus, ja kom haastig! WAARNEMER OOLTGENSPLAAT Door activiteit van alle iniwoiners van Ooltgensplaat en omstreken heeft de Drumiband, in 1975, zeer veel oud pa pier mogen ophalen, daarvoor allemaal hartelijk dank. Op zaterdag 20 dec. a.s. 's morgens om 9 uur gaan de leden weer op stap om uw oud papier en ook karton op te halen. Elke week ^merken wij op, dat er nog veel oud papier foij de Huisvuil- ophaaldienst staat, daar heerft niemand iets meer aan, dit is gewoon verloren. Daarom wekken wij ieder op, om mee te doen het oud papier zoveel moigelijk te bewaren voor de maandelijkse op haal acties van de Drumband. Mocht uw opslagruimte onverwacht vol zijn, neemt dan contact op met een van de bestuursleden van de Drum band, dan zal er waarschijnlijk een! re geling igetroffeni kunnen worden. De Drumiband hoopt zich weer in te zetten in 1976 voor alle inwoners, helpt U 'dan hun' inzet te steunen door uw oud papier te bewaren. Bedankt Platenaars! P.S. Zet U alles weer op a.s. zaterdag 20 dec. vanaf 9 uur zoiveel moge lijk 'gelbun'deld buiten? ERVOLGVERHAAL door Jan Knape M.zn. HET GEVAL SAARTJE (Anno 1900) lAls het waar is wat de geleerde dok- Iren zeggen, dat Onze Lieve Heer voor ft menselijk verstandeen plaatsje ge laakt heeft achter de hardigheid van ft voorhoofd, dan hebben de mensen |n het dorp gelijk. Want ze zeggen van prtje: „er loopt een streepje door- *n", en dan tikken ze met hun vinger Igen het gerimpelde vel van hun staal- Prde koppen. I^at is glashelder uitgedrukt. De men- |n van het dorp staan trouwens be- fid voor het glashelder uitdrukken hun gedachten, de knapste profes- P kan daar niets aan verbeteren. Het TOpen van de vinger op het voorhoofd |6ft reeds een diepe zin! Het is hard, ft is hard zonder mededogenZo IjPt een rechter op de taifel om grote te maken voor hij een vonnis uit- iKekt. |De jongeren van het dorp v;eten dat «iet, maar de ouderen weten het zo- te beter. Er mag gerust met har- Jneid over Saartje worden gesproken. |'6 zei daar iets van een rechter, en |en vonnis? Dat er een „streepje w oaartje loopt" is haar eigen schuld. ^Is er schuld in het geding kan wor- gebracht is alle medelijden mis- Kcli) vonnis streng wezen. f waardige rechter, een vonnis mensen van een dorp ziin rechtvaar- I rechters I aartje d'r schuld is al vele jaren oud. zelf in haar acht en tachtigste, zo ■^^'^huld er nu zeventig. „En onver- m\' zeggen de menssn. Dat laatste oort bij de godsdienst, het heeft niets r rechtsgeleerdheid te maken. Stads- Men houden dorpers voor domme fnjes, maar ik heb het er altijd voor DEZE ZAL ONS TROOSTEN II En hij noemde zgn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aard- ryk, dat de Heere vervloekt heeft. (Genesis 5 29) Lamech heeft zo zagen we vorige week de belofte van het Vrouwen zaad geloofd, en hij klemt zich vast aan wat God op de drempel van het para dijs gesproken heeft, dat de kop der slang vermorzeld zal worden. Daarom kan hij in al zijn smart ju belen: deze zal ons troosten. Uit dit kind Noach zal de Verlosser geboren worden. In dit kind van Lamech wordt de be lofte bewaard. Dat is zijn adventsverwachting. Uit de levens- en wereldnood ziet hij omhoog, en voor zijn geestesoog verrijst het beeld vanChristus. Om hem heen is alles donker, en hij woont op een gevloekte aarde en in een boze wereld. Maar zijn ziel heft zich profetisch boven dit alles uit, en grijpt Christus aan. En vol verwondering spelt hij de naam van zijn kind: Noach, dat wil zeg gen: rust, vrede, troost. Ja, Lamech heeft goed gezien. Straks treedt Noach op als de predi ker der gerechtigheid, die het oordeel Gods niet verzwijgt, maar die tegelijk de ark gaat bouwen tot veroordeling van de goddeloze wereld en tot behoud van het volk van God. En als de nieuwe wereld oprijst uit de diepten van het oordeel, schijnt het ad- ventslicht, want de belofte gaat niet onder, maar omspant als de regenboog de aarde. Zoals het licht zich een weg baant door de duistere wolken en deze boog de horizon omvat, zo spant Gods genade zich over de donkere wereld. Deze zal ons troosten. Ja, dan reikt de profetie van Lamech verder, dan tot het leven van Noach. Zij reikt tot aan de kribbe van Beth lehem, waarin Maria's Kind wordt neer gelegd. Hij is gekomen om de ark des behouds te bouwen, om de smart onzer handen op Zich te nemen en de schuld te beta len. Hij is de ware Trooster, die de ganse wereld zal verlossen, want Hij kwam om de vloek te dragen. Hij droogt de tranen en wist ook de zweetdruppels af. Hij heeft ook de smart der handen doorleefd en alle levensleed geleden. In bloedig zweet heeft Hij geworsteld en de smart onzer handen heeft Zijn handen doomageld aan het kruis der vervloeking. Deze zal ons troosten! Ook in de duisternis van onze we reld, waarin een nieuw Kaïnsgeslacht opstaat, dat de strijd aanbindt met het zaad des verbonds. Als de dagen van Noach teruggekeerd zijn, zullen wij ons dan vrij houden van deze Kaïnsgeest? Als Gods genade verworpen wordt en de mondige mens vandaag in het voet spoor treedt van het onheilige geslacht, zullen wij dan als Lamech in de duis ternis van de adventstijd Hem verwach ten, die ons alleen troosten kan en de smart onzer handen kan lenigen? Zullen wij, nu de emancipatie van Kaïns kinderen doorzet, leven uit de belofte van Hem, die wederkomt ten oordeel? Zullen wij bUjven uitzien, ook als de demonen losbreken, en donkerheid de aarde zal bedekken? Lamech was zeker van zijn verwach ting. Alles rondom hem was donker en de wereld zonk steeds dieper weg in de zonde. Het oordeel kon niet uitbUjven, maar één ding was voor hem ontwijfelbaar: met zijn kind zou het licht opgaan. Ja, Christus zal troosten. Hij zal het volkomen doen, en op de dag van Zijn komst de smart en de vloek voor eeuwig wegnemen voor al len, die Zijn heil verwachten, en die genade gevonden hebben in de ogen des Heeren. Tot hen gaat in de donkere advents tijd de blijmare uit: maak u op, en word verUcht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op. Want de duisternis zal de aarde be dekken, en donkerheid de volken, doch over u zal dè Heere opgaan, en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. Dit is mijn troost, in druk mij toegelegd, dit leert mijn ziel U achteraan te kleven; al 't geen Uw mond aan mij had toegezegd, gaf aan mijn hart vertroosting, geest en leven. Middelhamis E. F. Vergittist. Hij stierf op 24 december 1875, juist 100 jaar geleden, vandaar dit artikel. Een eenvoudige landbouwer van Tho- len, die woonde op zijn boerderij Ceres- hof. Dat woord „eenvoudige" moet u niet opvatten als dom en onontwikkeld. Integendeel. Wel heeft hij geen verder onderwijs gehad dan dat van de lagere school, i;iaar ik meen, maar hij had een buitengewoon helder verstand en met dat talent heeft hij gewoekerd. Vooral op het gebied van de practijk. Hij be sefte het nut van wetenschappelijke landbouw en door studie en reizen breidde hij zijn kennis op dit gebied steeds meer uit. Zijn hofstede werd als een modelboerderij beschouwd. Jonge lui, waarvan sommige uit voorname fa milies, kwamen naar het Cereshof om kennis te nemen van wat boer Geluk tot stand had gebracht. Nieuwe metho den, gewaagde proeven. Volgens de historieschrijver Ermerius waren er altijd op het eiland Tholen zul ke pioniers geweest, zulke waaghalzen in de goede zin van dit woord. Deze Ermerius was secretaris van Veere en heeft in enkele boeken de geschiedenis van Zeeland beschreven. In 1794 schreef hij over Tholen en zijn bewoners met hun progressieve eigenschappen op landbouwgebied. Ik geef het met eigen woorden weer. „Men roemt daar, niet zonder rede, op een verbeterde land bouw, waardoor nu de vruchtbare grond grotere voordelen geeft dan voorheen. Dat komt omdat hier mensen wonen, die in gezond verstand, beschaafde ze den en onderzoek van nuttige geschrif ten boven andere bewoners der Zeeuw se eilanden uitmunten. Daardoor be schamen ze de stedelingen, die dikwijls geen andere verdiensten hebben dan rijkdom en aanzien". Zo'n Tholenaar was nu ook Antonie Geluk, die een hal ve eeuw later leefde dan toen dit ge schreven werd. Leven en werken. In 1812 werd hij geboren op de hof stede „De laatste stuiver" bij Tholen. Zijn vader was Jacob Antonie Geluk, zijn moeder heette Adriana Kodde. Vol gens de gewoonte van die tijd en van nog tientallen jaren later trouwens moest de zoon worden wat de vader was. Antonie werd dus boer. Als hij verder gestudeerd had was er vermoe delijk een zeer geleerd man uit hem ontstaan. Nu werd hij geen geleerde boer, maar practische, een onderzoeker, een baanbreker op landbouwgebied, die nieuwe methoden toepaste en allerlei proeven deed. Op Tholen bestond er een Kring (af deling) van de bekende Z.L.M., de Zeeuwse Landbouw Maatschappij, die nog bestaat. Hij was nog maar 31 jaar toen hij bestuurslid van deze Kring werd. Geen papieren lid, maar een mee levend bestuurder. Zelden sloeg hij een vergadering over en vanwege zijn hel dere kijk op de dingen wordt hij In ver schillende commissies benoemd. Het was de gewoonte dat er op de vergaderingen allerlei onderwerpen werden gehouden, verhandelingen uit gesproken. Natuurlijk op het terrein van landbouw en veeteelt. Geluk heeft er zich niet aan onttrokken, hij heeft verschillende punten aangeroerd. In die tijd werd er vooral op Tholen veel meekrap verbouwd. Uit de wortels van deze plant haalde men rode verfstof. Op het laatst van de vorige eeuw is de verbouw ervan ge staakt, men kon goedkoper de vert op synthetische manier verkrijgen. Maar in de tijd van geluk gaf het aan veel arbeiders werk en brood, als ze op het land en in de meestoven de wortels be handelden. En aan de boeren een goede opbrengst van het land. Hierover heeft Geluk een paar ver handelingen gehouden, ook over de be mesting ervan. Maar ook over andere onderwerpen, zoals een nieuwe tarwe- soort, mais, zaad van aardappels, ver keerde duigen in vlas en rogge, verbouw van tabak, Engelse varkens en stieren. Dikwijls bleef het niet bij praten alleen, maar probeerde hij als het mogelijk was de toepassing op zijn eigen boerde rij. Op de jaarlijkse tentoonstellingen van de Z.L.M, heeft hij veel prijzen en me dailles behaald. In zijn tijd bestond er voor de boe renstand nog geen boekhouding. Van verschillende aangelegenheden in het boerenbedrijf had men geen aanteke ningen gemaakt en kon men zich later niet alles meer herinneren. Daarom heeft Geluk zijn „Nieuw Landbouwers zakboek" uitgegeven, met ruimte voor diverse notities: arbeidslonen, geleverde gehouden, dat ze alwetend zijn. Zelf heeft Saartje het niet kunnen bijhouden hoe oud haar zonde gewor den is. Ze kan het niet verstaan als ze zegt, dat ze nu in haar acht en tachtigste is. Ze telt, maar het krijgt geen inhoud. Ze telt de jaren, maar voor haar staat het leven stil. De mensen denken, dat het bij de straf behoort. De mensen schijnen precies te weteri wat Onze Lie ve Heer denkt en doet. Ik weet dat zo niet, ik weet alleen dat het leven voor Saartje stil is bhjven staan in een zeer droef ogenblik. Er was een knappe dokter en die heeft voor de aardigheid geprobeerd om het leven van Saartje weer op gang te hel pen. Maar toen het niet gauw ging heeft hij verklaard, dat het een hopeloos ge val was, die knappe dokter is later een professor geworden, en in een dik boek met een varkensleren rug heeft hij een hoofdstuk geschreven over het geval Saartje, omdat het hopeloos was en voor de geleerden erg interessant. Saartje leest nooit anders dan in de Bijbel. Zo komt het, dat ze van haar eigen geval niet gelezen heeft. Ze is er dus gelukkig onwetend van, dat ze een geval is. Ze weet alleen van het kind, dat het geboren werd zonder dat er een vader bij te pas kwam, want de vader was verdronken voordat zij het ter we reld bracht. Ze weet ook nog dat de vader be loofde: „als ik terug kom, over drie we ken". Vaders, die op zee zwalken, moe ten nooit iets beloven; omdat op het vaste land alles vast is, maar de zee is ongedurig en onbetrouwbaar. Ik hou niet van de zee Saartje heeft die belofte goed ont houden, ze heeft hem vergeven toen de belofte lichtvaardig bleek. Ze zei: „Wat, kan hij er aan doen. Ze hebben 'em naar zee gestuurd in een lekke kist". Het was volstrekt geen waar, het was niet anders dan een begin van de ziekte in haar hoofd. De reder kwam persoonhjk alle weduwen condoleren en hij vertelde tot troost, dat Onze Lieve Heer in het vervolg voor hen zorgen zou. En omdat Onze Lieve Heer zulke zaakjes best al leen af kan vond hij het niet nodig om daar een handje bij te helpen. Saartje was geen weduwe en dus kreeg ze ook geen bezoek van de reder. De opoe van het vaderloze kind was de eerste die een oordeel over het gebeurde uitsprak. Ze zei tegen Saartje: „En dat heb je d'r nou van as je je eige met een vissersjongen afgeeft. Nou zit ik er mee". Het meisje heeft geknikt, het was de waarheid. Ze voelde zich ziek wor den van die waarheid. De waarheid is soms in staat om iemand doodziek te maken. Maar Saartje vocht er tegen, het kind had haar nodig, het was een zwak wurmpje. Het hoofdje stond zo wankel op het benige rompje, dat het leek alsof het er met een touw aanhing. De oude opoe liet het aan de buren zien: „Mot je es kijke". Het kinderhoofdje knikte dwaas tegen het publiek en de buren vergaapten zich aan de beziens waardigheid alsof het een circuskind was. Twee jaar later stierf het wurmpje aan een ziekte, waarvoor alleen de dok ter een vreemde latijnse naam wist. De oude opoe klaagde: „'t Is misschien zó maar het beste. Wat God doet is welge daan". Het is bepaald een verzinsel van romanschrijvers als ze d'r lezers wijs maken, dat alle moeders lief en aardig zijn. Ik vind het niet eerlijk om het le ven mooier te maken dan het al is. Sinds die tijd weten de mensen van het dorp, dat er door Saartje een streep je loopt. D'r eigen moeder heeft het ruchtbaar gemaakt. Ze verklapte aan de buren, dat het meisje erg gek deed. Ze wilde geen afstand doen van de kinder- kleertjes, die lagen tot een bundeltje ge bonden in de hoek van d'r bedstee. En 's nachts speelde ze met een rammelaar en met een vieze, houten pop Soms kwam ze uit bed en bij het raam ging ze stil zitten kijken naar de plek waar het doodkist je gestaan had, met haar handen in haar schoot en de ver warde haren langs haar mager gezicht, het gezichtje, dat mooi geweest was, en waarlangs de jongen eens liefkozend zijn hand streek: „over drie weken, Saartje, als ik terug komIk zal hard voor je werken, meid" „Ik zal hard voor je werken, meid!" Kwam het misschien daórom dat Saartje niet meer werken wilde? De oude moe der nam haar dat zeer kwaUjk. En ook de Boekhouder van het Burgerlijk Arm bestuur nam haar dat zeer kwaUjk. Hij vroeg verbolgen: „Motte wij voor je moeder zorge?! Terwijl jij uit werken kunt gaan!" Saartje gaf er geen asem op; je kunt dat een verstandig mens zo niet aan zijn verstand brengen, dat er belangrijker dingen in de wereld zijn dan werken. De oude, harde moeder ging dood; de tijd maakt ook het hardste hart kapot. Ze werd begraven van de Armen. En Saartje sprak in haar onverstand enke le verstandige woorden: „'t Is misschien zó maar het beste. Wat Onze Lieve Heer doet, dat is welgedaan". De Boekhouder van het BurgerUjk armbestuur bleef leven om iedere week aan Saartje vier gulden onderstand uit te betalen. Hij vroeg: „Kun jij niet uit werken gaan en je eigen kost verdiene". En Saartje sprak: „Welja, kan ik dat, maar ik doe het niet". En ze grijnsde, tegen de Boekhouder, omdat ze dacht, dat-ie kwaad zou worden. Maar de Boekhouder werd niet kwaad, hij re kende. In een gesticht verplegen ze de gekke mensen voor vijftien gulden in een week, en zo kreeg Saartje d'r vier gulden. En omdat de Boekhouder om die vier gulden niet kwaad wUde worden bukte Saartje zich door het loket heen en ze schold voor „poepebroek". Het is de enige keer zo oud als ze is, dat Saartje het iemand lastig heeft ge maakt. Ze gaat haar eigen stUle gang door het leven, dat voor haar stil ge worden is, nu alles zo lang, zo heel lang is geleden. Haar rechters zijn dood, en de zonen en dochteren van haar rech ters hebben zoveel nieuwe zonden te berechten. De mensen zijn zeer zondig, dus worden er elke dag heel veel zon den gedaan Alleen als er een dood kindje in het dorp is dan komt het verstilde leven van gekke Saartje even in beroering. Dan loopt ze door de straten met grote haast, haar driftige voeten struikelen over de ongelijke straatstenen. Nu er zoveel oorlog gevoerd wordt heeft de Burgemeester geen geld om de straten te laten repareren, en de werkloosheid geeft hem ook veel zorgen. Gekke Saar- BMW verkoop èn BMW service Molendijk 85. Stad aan 't Haringvliet Tel. 01871-553 producten, lijst van het vee, datums van het dekken, gebruikt zaaizaad en kunst mest, aangekochte landbouwwerktuigen e.d. Een zeer practisch boekje, de voor loper van de landbouwboekhouding. Nu is het verouderd, iedere boer heeft te genwoordig een boeldiouder, maar in 1939 verscheen er nog een 8e vermeer derde druk van. Wel een bewijs van de bruikbaarheid. Hij woonde op Cereshof in de polder Schakerloo, een vroeger eiland met een dorp. Over dit voormalige dorp heeft hij voor een vereniging eens een voor dacht gehouden, die later is gedrukt. Het is maar een klein geschrift van 20 bladzijden (1848). Groter is zijn boek je over Reimerswaal, dat in het jaar van zijn dood klaar was (1875), maar eerst 2 jaar later is gedrukt. Zijn hofstede zag uit op het Verdronken land van Zuid-Beveland met de overblijfselen van Reimerswaal. Bij laag w^ater heeft hij ze wel bezocht en dat wekte de lust op er meer van te weten. Zijn onderzoe kingen heeft hij op papier gezet. In 1836 is hij getrouwd met Maria Maris. Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen a s B iuiiiinninniioiuiiiiiiiiiiiininininiiiiwniiiiiiiiuiniisiiiinniHniRii^ geboren, jongens en meisjes. Van de ge legenheid om verder te studeren heeft slechts één jongen gebruik gemaakt, hij is dokter geworden. De anderen bleven in de boerenstand. Volgens zijn wens werd hij op het oude kerkhof van Schakerloo begraven. Zijn vrouw volgde hem 11 jaar later in de dood. Middelburg. L. van Wallenburg. KERKNIEUWS: Door de classis Goes van de Gerefor meerde Kerken is op 11 december j.l. peremptoir geëxamineerd en toegelaten tot het ambt van dienaar des Woords kand. J. G. Arensman. Kand. Arensman, die geboren is 8 september 1940 te Stad aan 't Haring vliet bezocht van '63 tot '67 de Rijks- H.B.S. te Middelhamis en studeerde aan de Theologische Hogeschool te Kampen. De kerk van Kamperland (N.-Br.) heeft hem beroepen als haar predikant, welk beroep door kand. Arensman is aangenomen. Hij zal D.V. op zondag 4 jan. 1976 in de morgendienst in het ambt worden bevestigd door drs. E. de Vries, Weten- schapp. Hoofdmedewerker a, d. Theo logische Hogeschool te Kampen. In de middagdienst die om half drie aanvangt hoopt ds. Arensman dan in trede te doen. Daarmee zal voor de kerk van Kampen een einde gekomen zijn aan de vacature die in november 1971 ontstond door het vertrek van ds. H. K. Poelman die is overgegaan naar de Geref. Kerken (Vrijgemaakt). tje laat die zorgen over aan de mensen, die verstand hebben. Ze hult zich diep in haar zwarte omslagdoek, die tot op de grond afhangt. Ze gaat om te vragen: Mag ik het dooie kindje es zien?" Het mag altijd. De aflegster weet er al van, en de bedienaar van de begrafe nissen weet er ook van. Die zegt: „O, het is Saartje". En hij geeft haar een stoel vlak bij het kleine kistje. Ze gaat zitten en ze kijkt naar het dode kindje. En onder de zwarte omslagdoek wringt ze haar handen, grauwe gerimpelde handen. Ook doet ze haar ogen dicht. De aflegster begrijpt dat niet, ook de be dienaar der begrafenissen begrijpt het niet. Saartje doet dat om heel ver ach teruit te kunnen kijken. En als ze heel lang achteruit gekeken heeft dan zegt de bode: „Nu zou ik maar es gaan, Saartje". En ze zegt: „Ja, nu zal Ik maar es gaan". Ik weet niet wie het gezegd heeft, maar het zal een heel knap man ge weest zijn: Dat het verdriet het aange zicht van een mens verbetert. Misschien is het ook waar, dat het verdriet ver standig maakt Er is een oude grootvader. Hij heeft veel verdriet, want hij is de grootvader van het dode kindje. Het is alles wat hij had, het is alles wat ze samen hadden... En als de bode zegt: „O, het is Saar tje", dan komt hij naast haar zitten. Hij heeft nog nooit van Saartje gehoord, omdat hij van heel ver komt. Ze zitten zwijgend bij het dode kind, lange tijd. Soms doen ze allebei hun ogen toe, dan kijken ze een heel eind terug Totdat de bode zegt: „Nu zou ik maar es gaan, Saartje". En ze antwoord geeft: „Ja, dan zal ik maar es gaan". De oude grootvader vraagt: „Hoe oud was het kindje?" Ze kijkt hem verwonderd aan, want ze is niet gewoon, dat de mensen haar iets vragen. Haar dorre vinger wijst naar het kleine kistje: „Zo oudja zo oud was-ie wel". „En hoe lang is dat geleden?" Ze weet het ternauwernood. Ze moet nadenken met rimpels in haar voor hoofd, en op haar knobbels tellen om het antwoord te vinden: „Zeventig jaar" De grootvader zegt: „ZóDat is heel lang geleden"En dan spreekt hij het verlossende woord, dat Onze Lieve Heer hem in dat ogenblik ingeeft: „Dan zou die nu al een man van zeven tig jaar zijn geweestnet als ik" Ze kijkt hem wel een paar minuten zwijgend aan. Hij knikt met zijn vrien delijke gezicht en zijn hand leunt op het kistje van het dode kind. Ze zegt zachtjes voor zich heen: „Dan zou-die nu een man van zeventig jaar zijn ge weest"Ze schudt met haar hoofd, omdat ze het niet vatten kan. Hij brengt haar zelf naar de voordeur, hij groet: „dag Saartje". Ze groet niet terug, ze iDlijft voor hem staan, haar ogen loeren hongerig naar zijn gezicht. Ze wil dat gezicht bewaren met zijn rimpels, met zijn grijze haren van snor en wenkbrauwende fletse vrien delijke ogenzeventig jaar, net als die man En buiten gaat ze op de stoep staan, aldoor met die éne gedachte in haar kranke hoofd. Dat kranke hoofd kan misschien nog beter worden nu die man gezegd heeft: „zeventig jaar"Ze leunt tegen het raamkozijn, haar lippen herhalen telkens: „een man van zeven tig jaar zijn"Ze doet er haar ogen voor dicht om het zich voor te stellen. Het kistje met het dode kindje is weg, het is er zoveel jaren geweest Is Saartje al te oud om nog te begrij pen, dat het leven niet stil staat bij het kistje van een dood kindje. Ze probeert het: „Een man van zeventig jaar" Ze wil het niet kwijt raken. Ze leert het van buiten. Ze slaat met haar hand de maat tegen de muur, zoals een school jongen soms doet als hij behoefte heeft aan rythme om iets in zijn hoofd te krij gen Ze slaat met haar vlakke hand tegen de muurtegen de muurtegen de muur (Wordt verrolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1975 | | pagina 5