EIIAIIDEn - niEUWS
9
ANTONIE GELUK
Overdenking
Zeeuwse wandelingen
[GroQtvader vertelt
Kerkelijk exam^^n
Autobedrijf AJ. v. Rumpt
Vrijdag 19 december 1975
No.. 4449
KIJKVENSTER
's
EN
C. KBEVIT ZN.
Centrale Verwarming
80MMEL8DIJE
relefoon (01870) 26 09
Oud papier actie van
^burgemeester
W. M. V. d. Harst
Drumlband"
uit de
Heilige Schrift
1 GERO
I altijd voor
I iedereen
g raim en overzichtelijk
I in onze speciale 3
m showroom. i
I A. Vroegindeweij
I Westdijk 46 - Middelharnis
ir ir
-k ir
c.v.
grote
(ht,
moge.
luw.
g.
bning
[S even
gelegen
pgalows
■aast de
[open of
|e men-
zij U
inruil
bouw-
[jke op
zit i
yen)
13
blik op kerk
en samenlevino
Lang zal hy leven
Verblinding
Verwachting
Wanneer je sommige berichten leest
in de kerkelijke pers, dan vraag je je
«leens af of sommige predikanten nu
jelemaal dolgedraaid zijnen een
jeleboel kerkgangers eveneens. In iiet
Jecembemummer van „In de Rechte
Straat" neemt Ds. H. J. Hegger een
IKuk over uit een Kerkbode in Fries
land. Ik laat er een gedeelte uit volgen,
„Je kunt tegenwoordig van alles be
leven in een Gereformeerde Kerk.
Neem nou die dominee in de Friese
hoofdstad, die een doopplechtigheid
liet besluiten met het zingen van het
welbekende lied „Lang zal hij leven
in de gloria". Het had maar weinig
gescheeld of er was nog een driewerf
„hiep, hiep, hoera" op gevolgd ook.
Ën dat in een kerk! Foei!"
1 Ds. Hegger merkt er tussendoor op
Lt men zou denken dat de schrijver
[van het stuk het ook een schande vindt
Jat zoiets gebeuren kan. Maar nee, de
[jrind waait juist uit een andere hoek.
pj wU hen die het niet met die ver-
hieuwingen eens zijn, beldchelijk ma
ften. Leest u maar mee:
„Het spreekt vanzelf dat een aantal
gemeenteleden van de progressieve
dominee het er niet bij heeft laten
zitten, maar protest heeft aangete
kend tegen deze vreemde fratsen,
het zoveelste bewijs dat het de ver
keerde kant uitgaat met onze kerken
die zich op een hellend vlak bevin
den.
Hoewelhet merendeel van de
kerkgangers schijnt het niet-gepro-
grammeerde lied spontaan te hebben
meegezongen en heeft geen protest
laten horen. Zij vonden het blijk
baar nog niet zo'n gek idee van de
dominee om de dopeling een „Lang
zal hij leven in de gloria" mee te ge
ven op zijn pas begonnen levensweg.
Laten de predikanten die de gave en
de durf bezitten om hun toehoorders
uit de sleur van het traditionele ri
tueel te halen, zich door het verzet
van enkelen niet teveel laten ont
moedigen".
ysr -sir
Ivoor een dergelijk experiment zijn
Kwoon geen woorden meer. Ds. Hegger
leeft er nog wel enkele woorden voor,
pe ik u niet wil onthouden. Hij schrijft:
„De gave om het heilige van het on
heilige te onderscheiden is blijkbaar
bij een dergelijke gemeente in Leeu
warden als geheel verdwenen. Dat is
ook te begrijpen als de Heilige Geest
voortdurend bedroefd wordt. Dan
kun je wel allerlei redenen vinden
om zoiets te verdedigen, zoals in de
Friese kerkbode. Dan heeft men er
geen gevoel meer voor dat dit niet
kan, eenvoudig niet kan. Dit hedje
stamt uit een volkomen profane
sfeer. Het wordt gebrald na de zo
veelste borrel bij een feest. Hossend
en dansend lalt men dat „lang zal
d'ie leven in de gloria" over de stra
ten
IZonder ons ook maar boven één kerk
i boven één predikant te wiUen ver
heffen moeten we er wel aan toevoegen:
Wat een ongelooflijke blindheid is er
gekomen over zulke predikanten, die
denken dat ze alles maar kunnen doen,
en wat een ongelooflijke meegaandheid
bij zulke gemeenteleden die zoiets nog
slikken. Maar ook: Wat een ontzettend
oordeel van God zal er gaan over die
blinde leidslieden der blinden, die zich
niet hebben ontzien de heiligheid van
het sacrament zo te ontheiligen en de
gemeente zo te misleiden. Wellicht zou
een dergelijke visie een meewarig lach
je oproepen bij de voorstanders van
zulke experimenten. Och, er is in an
derhalve eeuw tijds niet zoveel veran
derd. Toen de liberalen de macht had
den in de Herv. Kerk van de 19de eeuw,
en toen velen in den lande met de Af
scheiding meegingen, toen werd dat van
hogerhand vaak afgedaan met de op
merking: „Het zijn onontwikkelde lie
den, meest van geringe stand..."
Daar moest ik aan denken, toen ik
las dat de schrijver in de Friese kerk
bode de predikanten aanspoorde, vooral
dóór te gaan en zich niet te laten ont
moedigen door het verzet van enkelen...
Met andere woorden: Die sterven op
den duur wel uit.
In deze donkere dagen voor Kerstmis
denken we aan de tijd waarin het Woord
vlees is geworden. Toen was de officiële
kerk ook vèr weg. Er waren maar wei
nig getrouwen meer in het land, die de
verlossing in Jeruzalem verwachtten.
Maar van hen ging wel een gedurig ge
bed op. Leven wij ook in die Advents-
verwachting? Kom, Heere Jezus, ja kom
haastig!
WAARNEMER
OOLTGENSPLAAT
Door activiteit van alle iniwoiners van
Ooltgensplaat en omstreken heeft de
Drumiband, in 1975, zeer veel oud pa
pier mogen ophalen, daarvoor allemaal
hartelijk dank.
Op zaterdag 20 dec. a.s. 's morgens
om 9 uur gaan de leden weer op stap
om uw oud papier en ook karton op te
halen. Elke week ^merken wij op, dat
er nog veel oud papier foij de Huisvuil-
ophaaldienst staat, daar heerft niemand
iets meer aan, dit is gewoon verloren.
Daarom wekken wij ieder op, om mee
te doen het oud papier zoveel moigelijk
te bewaren voor de maandelijkse op
haal acties van de Drumband.
Mocht uw opslagruimte onverwacht
vol zijn, neemt dan contact op met een
van de bestuursleden van de Drum
band, dan zal er waarschijnlijk een! re
geling igetroffeni kunnen worden.
De Drumiband hoopt zich weer in te
zetten in 1976 voor alle inwoners, helpt
U 'dan hun' inzet te steunen door uw
oud papier te bewaren.
Bedankt Platenaars!
P.S. Zet U alles weer op a.s. zaterdag
20 dec. vanaf 9 uur zoiveel moge
lijk 'gelbun'deld buiten?
ERVOLGVERHAAL
door Jan Knape M.zn.
HET GEVAL SAARTJE
(Anno 1900)
lAls het waar is wat de geleerde dok-
Iren zeggen, dat Onze Lieve Heer voor
ft menselijk verstandeen plaatsje ge
laakt heeft achter de hardigheid van
ft voorhoofd, dan hebben de mensen
|n het dorp gelijk. Want ze zeggen van
prtje: „er loopt een streepje door-
*n", en dan tikken ze met hun vinger
Igen het gerimpelde vel van hun staal-
Prde koppen.
I^at is glashelder uitgedrukt. De men-
|n van het dorp staan trouwens be-
fid voor het glashelder uitdrukken
hun gedachten, de knapste profes-
P kan daar niets aan verbeteren. Het
TOpen van de vinger op het voorhoofd
|6ft reeds een diepe zin! Het is hard,
ft is hard zonder mededogenZo
IjPt een rechter op de taifel om grote
te maken voor hij een vonnis uit-
iKekt.
|De jongeren van het dorp v;eten dat
«iet, maar de ouderen weten het zo-
te beter. Er mag gerust met har-
Jneid over Saartje worden gesproken.
|'6 zei daar iets van een rechter, en
|en vonnis? Dat er een „streepje
w oaartje loopt" is haar eigen schuld.
^Is er schuld in het geding kan wor-
gebracht is alle medelijden mis-
Kcli) vonnis streng wezen.
f waardige rechter, een vonnis
mensen van een dorp ziin rechtvaar-
I rechters
I aartje d'r schuld is al vele jaren oud.
zelf in haar acht en tachtigste, zo
■^^'^huld er nu zeventig. „En onver-
m\' zeggen de menssn. Dat laatste
oort bij de godsdienst, het heeft niets
r rechtsgeleerdheid te maken. Stads-
Men houden dorpers voor domme
fnjes, maar ik heb het er altijd voor
DEZE ZAL ONS TROOSTEN
II
En hij noemde zgn naam Noach,
zeggende: Deze zal ons troosten
over ons werk, en over de smart
onzer handen, vanwege het aard-
ryk, dat de Heere vervloekt heeft.
(Genesis 5 29)
Lamech heeft zo zagen we vorige
week de belofte van het Vrouwen
zaad geloofd, en hij klemt zich vast aan
wat God op de drempel van het para
dijs gesproken heeft, dat de kop der
slang vermorzeld zal worden.
Daarom kan hij in al zijn smart ju
belen: deze zal ons troosten.
Uit dit kind Noach zal de Verlosser
geboren worden.
In dit kind van Lamech wordt de be
lofte bewaard.
Dat is zijn adventsverwachting.
Uit de levens- en wereldnood ziet hij
omhoog, en voor zijn geestesoog verrijst
het beeld vanChristus.
Om hem heen is alles donker, en hij
woont op een gevloekte aarde en in een
boze wereld.
Maar zijn ziel heft zich profetisch
boven dit alles uit, en grijpt Christus
aan.
En vol verwondering spelt hij de
naam van zijn kind: Noach, dat wil zeg
gen: rust, vrede, troost.
Ja, Lamech heeft goed gezien.
Straks treedt Noach op als de predi
ker der gerechtigheid, die het oordeel
Gods niet verzwijgt, maar die tegelijk
de ark gaat bouwen tot veroordeling
van de goddeloze wereld en tot behoud
van het volk van God.
En als de nieuwe wereld oprijst uit de
diepten van het oordeel, schijnt het ad-
ventslicht, want de belofte gaat niet
onder, maar omspant als de regenboog
de aarde.
Zoals het licht zich een weg baant
door de duistere wolken en deze boog de
horizon omvat, zo spant Gods genade
zich over de donkere wereld.
Deze zal ons troosten.
Ja, dan reikt de profetie van Lamech
verder, dan tot het leven van Noach.
Zij reikt tot aan de kribbe van Beth
lehem, waarin Maria's Kind wordt neer
gelegd.
Hij is gekomen om de ark des behouds
te bouwen, om de smart onzer handen
op Zich te nemen en de schuld te beta
len.
Hij is de ware Trooster, die de ganse
wereld zal verlossen, want Hij kwam
om de vloek te dragen.
Hij droogt de tranen en wist ook de
zweetdruppels af.
Hij heeft ook de smart der handen
doorleefd en alle levensleed geleden.
In bloedig zweet heeft Hij geworsteld
en de smart onzer handen heeft Zijn
handen doomageld aan het kruis der
vervloeking.
Deze zal ons troosten!
Ook in de duisternis van onze we
reld, waarin een nieuw Kaïnsgeslacht
opstaat, dat de strijd aanbindt met het
zaad des verbonds.
Als de dagen van Noach teruggekeerd
zijn, zullen wij ons dan vrij houden van
deze Kaïnsgeest?
Als Gods genade verworpen wordt en
de mondige mens vandaag in het voet
spoor treedt van het onheilige geslacht,
zullen wij dan als Lamech in de duis
ternis van de adventstijd Hem verwach
ten, die ons alleen troosten kan en de
smart onzer handen kan lenigen?
Zullen wij, nu de emancipatie van
Kaïns kinderen doorzet, leven uit de
belofte van Hem, die wederkomt ten
oordeel?
Zullen wij bUjven uitzien, ook als de
demonen losbreken, en donkerheid de
aarde zal bedekken?
Lamech was zeker van zijn verwach
ting.
Alles rondom hem was donker en de
wereld zonk steeds dieper weg in de
zonde.
Het oordeel kon niet uitbUjven, maar
één ding was voor hem ontwijfelbaar:
met zijn kind zou het licht opgaan.
Ja, Christus zal troosten.
Hij zal het volkomen doen, en op de
dag van Zijn komst de smart en de
vloek voor eeuwig wegnemen voor al
len, die Zijn heil verwachten, en die
genade gevonden hebben in de ogen
des Heeren.
Tot hen gaat in de donkere advents
tijd de blijmare uit: maak u op, en
word verUcht, want uw Licht komt, en
de heerlijkheid des Heeren gaat over u
op. Want de duisternis zal de aarde be
dekken, en donkerheid de volken, doch
over u zal dè Heere opgaan, en Zijn
heerlijkheid zal over u gezien worden.
Dit is mijn troost, in druk
mij toegelegd,
dit leert mijn ziel U
achteraan te kleven;
al 't geen Uw mond aan mij
had toegezegd,
gaf aan mijn hart vertroosting,
geest en leven.
Middelhamis
E. F. Vergittist.
Hij stierf op 24 december 1875, juist
100 jaar geleden, vandaar dit artikel.
Een eenvoudige landbouwer van Tho-
len, die woonde op zijn boerderij Ceres-
hof. Dat woord „eenvoudige" moet u
niet opvatten als dom en onontwikkeld.
Integendeel. Wel heeft hij geen verder
onderwijs gehad dan dat van de lagere
school, i;iaar ik meen, maar hij had een
buitengewoon helder verstand en met
dat talent heeft hij gewoekerd. Vooral
op het gebied van de practijk. Hij be
sefte het nut van wetenschappelijke
landbouw en door studie en reizen
breidde hij zijn kennis op dit gebied
steeds meer uit. Zijn hofstede werd als
een modelboerderij beschouwd. Jonge
lui, waarvan sommige uit voorname fa
milies, kwamen naar het Cereshof om
kennis te nemen van wat boer Geluk
tot stand had gebracht. Nieuwe metho
den, gewaagde proeven.
Volgens de historieschrijver Ermerius
waren er altijd op het eiland Tholen zul
ke pioniers geweest, zulke waaghalzen
in de goede zin van dit woord. Deze
Ermerius was secretaris van Veere en
heeft in enkele boeken de geschiedenis
van Zeeland beschreven. In 1794 schreef
hij over Tholen en zijn bewoners met
hun progressieve eigenschappen op
landbouwgebied. Ik geef het met eigen
woorden weer. „Men roemt daar, niet
zonder rede, op een verbeterde land
bouw, waardoor nu de vruchtbare grond
grotere voordelen geeft dan voorheen.
Dat komt omdat hier mensen wonen,
die in gezond verstand, beschaafde ze
den en onderzoek van nuttige geschrif
ten boven andere bewoners der Zeeuw
se eilanden uitmunten. Daardoor be
schamen ze de stedelingen, die dikwijls
geen andere verdiensten hebben dan
rijkdom en aanzien". Zo'n Tholenaar
was nu ook Antonie Geluk, die een hal
ve eeuw later leefde dan toen dit ge
schreven werd.
Leven en werken.
In 1812 werd hij geboren op de hof
stede „De laatste stuiver" bij Tholen.
Zijn vader was Jacob Antonie Geluk,
zijn moeder heette Adriana Kodde. Vol
gens de gewoonte van die tijd en van
nog tientallen jaren later trouwens
moest de zoon worden wat de vader
was. Antonie werd dus boer. Als hij
verder gestudeerd had was er vermoe
delijk een zeer geleerd man uit hem
ontstaan. Nu werd hij geen geleerde
boer, maar practische, een onderzoeker,
een baanbreker op landbouwgebied, die
nieuwe methoden toepaste en allerlei
proeven deed.
Op Tholen bestond er een Kring (af
deling) van de bekende Z.L.M., de
Zeeuwse Landbouw Maatschappij, die
nog bestaat. Hij was nog maar 31 jaar
toen hij bestuurslid van deze Kring
werd. Geen papieren lid, maar een mee
levend bestuurder. Zelden sloeg hij een
vergadering over en vanwege zijn hel
dere kijk op de dingen wordt hij In ver
schillende commissies benoemd.
Het was de gewoonte dat er op de
vergaderingen allerlei onderwerpen
werden gehouden, verhandelingen uit
gesproken. Natuurlijk op het terrein
van landbouw en veeteelt. Geluk heeft
er zich niet aan onttrokken, hij heeft
verschillende punten aangeroerd. In
die tijd werd er vooral op Tholen veel
meekrap verbouwd.
Uit de wortels van deze plant haalde
men rode verfstof. Op het laatst van de
vorige eeuw is de verbouw ervan ge
staakt, men kon goedkoper de vert op
synthetische manier verkrijgen. Maar
in de tijd van geluk gaf het aan veel
arbeiders werk en brood, als ze op het
land en in de meestoven de wortels be
handelden. En aan de boeren een goede
opbrengst van het land.
Hierover heeft Geluk een paar ver
handelingen gehouden, ook over de be
mesting ervan. Maar ook over andere
onderwerpen, zoals een nieuwe tarwe-
soort, mais, zaad van aardappels, ver
keerde duigen in vlas en rogge, verbouw
van tabak, Engelse varkens en stieren.
Dikwijls bleef het niet bij praten alleen,
maar probeerde hij als het mogelijk
was de toepassing op zijn eigen boerde
rij.
Op de jaarlijkse tentoonstellingen van
de Z.L.M, heeft hij veel prijzen en me
dailles behaald.
In zijn tijd bestond er voor de boe
renstand nog geen boekhouding. Van
verschillende aangelegenheden in het
boerenbedrijf had men geen aanteke
ningen gemaakt en kon men zich later
niet alles meer herinneren. Daarom
heeft Geluk zijn „Nieuw Landbouwers
zakboek" uitgegeven, met ruimte voor
diverse notities: arbeidslonen, geleverde
gehouden, dat ze alwetend zijn.
Zelf heeft Saartje het niet kunnen
bijhouden hoe oud haar zonde gewor
den is. Ze kan het niet verstaan als ze
zegt, dat ze nu in haar acht en tachtigste
is. Ze telt, maar het krijgt geen inhoud.
Ze telt de jaren, maar voor haar staat
het leven stil. De mensen denken, dat
het bij de straf behoort. De mensen
schijnen precies te weteri wat Onze Lie
ve Heer denkt en doet. Ik weet dat zo
niet, ik weet alleen dat het leven voor
Saartje stil is bhjven staan in een zeer
droef ogenblik.
Er was een knappe dokter en die heeft
voor de aardigheid geprobeerd om het
leven van Saartje weer op gang te hel
pen. Maar toen het niet gauw ging heeft
hij verklaard, dat het een hopeloos ge
val was, die knappe dokter is later een
professor geworden, en in een dik boek
met een varkensleren rug heeft hij een
hoofdstuk geschreven over het geval
Saartje, omdat het hopeloos was en voor
de geleerden erg interessant.
Saartje leest nooit anders dan in de
Bijbel. Zo komt het, dat ze van haar
eigen geval niet gelezen heeft. Ze is er
dus gelukkig onwetend van, dat ze een
geval is. Ze weet alleen van het kind,
dat het geboren werd zonder dat er een
vader bij te pas kwam, want de vader
was verdronken voordat zij het ter we
reld bracht.
Ze weet ook nog dat de vader be
loofde: „als ik terug kom, over drie we
ken". Vaders, die op zee zwalken, moe
ten nooit iets beloven; omdat op het
vaste land alles vast is, maar de zee is
ongedurig en onbetrouwbaar. Ik hou
niet van de zee
Saartje heeft die belofte goed ont
houden, ze heeft hem vergeven toen de
belofte lichtvaardig bleek. Ze zei: „Wat,
kan hij er aan doen. Ze hebben 'em naar
zee gestuurd in een lekke kist". Het
was volstrekt geen waar, het was niet
anders dan een begin van de ziekte in
haar hoofd. De reder kwam persoonhjk
alle weduwen condoleren en hij vertelde
tot troost, dat Onze Lieve Heer in het
vervolg voor hen zorgen zou. En omdat
Onze Lieve Heer zulke zaakjes best al
leen af kan vond hij het niet nodig om
daar een handje bij te helpen.
Saartje was geen weduwe en dus
kreeg ze ook geen bezoek van de reder.
De opoe van het vaderloze kind was de
eerste die een oordeel over het gebeurde
uitsprak. Ze zei tegen Saartje: „En dat
heb je d'r nou van as je je eige met een
vissersjongen afgeeft. Nou zit ik er
mee". Het meisje heeft geknikt, het was
de waarheid. Ze voelde zich ziek wor
den van die waarheid. De waarheid is
soms in staat om iemand doodziek te
maken. Maar Saartje vocht er tegen,
het kind had haar nodig, het was een
zwak wurmpje. Het hoofdje stond zo
wankel op het benige rompje, dat het
leek alsof het er met een touw aanhing.
De oude opoe liet het aan de buren zien:
„Mot je es kijke". Het kinderhoofdje
knikte dwaas tegen het publiek en de
buren vergaapten zich aan de beziens
waardigheid alsof het een circuskind
was.
Twee jaar later stierf het wurmpje
aan een ziekte, waarvoor alleen de dok
ter een vreemde latijnse naam wist. De
oude opoe klaagde: „'t Is misschien zó
maar het beste. Wat God doet is welge
daan". Het is bepaald een verzinsel van
romanschrijvers als ze d'r lezers wijs
maken, dat alle moeders lief en aardig
zijn. Ik vind het niet eerlijk om het le
ven mooier te maken dan het al is.
Sinds die tijd weten de mensen van
het dorp, dat er door Saartje een streep
je loopt. D'r eigen moeder heeft het
ruchtbaar gemaakt. Ze verklapte aan de
buren, dat het meisje erg gek deed. Ze
wilde geen afstand doen van de kinder-
kleertjes, die lagen tot een bundeltje ge
bonden in de hoek van d'r bedstee. En
's nachts speelde ze met een rammelaar
en met een vieze, houten pop
Soms kwam ze uit bed en bij het raam
ging ze stil zitten kijken naar de plek
waar het doodkist je gestaan had, met
haar handen in haar schoot en de ver
warde haren langs haar mager gezicht,
het gezichtje, dat mooi geweest was,
en waarlangs de jongen eens liefkozend
zijn hand streek: „over drie weken,
Saartje, als ik terug komIk zal
hard voor je werken, meid"
„Ik zal hard voor je werken, meid!"
Kwam het misschien daórom dat Saartje
niet meer werken wilde? De oude moe
der nam haar dat zeer kwaUjk. En ook
de Boekhouder van het Burgerlijk Arm
bestuur nam haar dat zeer kwaUjk. Hij
vroeg verbolgen: „Motte wij voor je
moeder zorge?! Terwijl jij uit werken
kunt gaan!" Saartje gaf er geen asem
op; je kunt dat een verstandig mens zo
niet aan zijn verstand brengen, dat er
belangrijker dingen in de wereld zijn
dan werken.
De oude, harde moeder ging dood; de
tijd maakt ook het hardste hart kapot.
Ze werd begraven van de Armen. En
Saartje sprak in haar onverstand enke
le verstandige woorden: „'t Is misschien
zó maar het beste. Wat Onze Lieve Heer
doet, dat is welgedaan".
De Boekhouder van het BurgerUjk
armbestuur bleef leven om iedere week
aan Saartje vier gulden onderstand uit
te betalen. Hij vroeg: „Kun jij niet uit
werken gaan en je eigen kost verdiene".
En Saartje sprak: „Welja, kan ik dat,
maar ik doe het niet". En ze grijnsde,
tegen de Boekhouder, omdat ze dacht,
dat-ie kwaad zou worden. Maar de
Boekhouder werd niet kwaad, hij re
kende. In een gesticht verplegen ze de
gekke mensen voor vijftien gulden in
een week, en zo kreeg Saartje d'r vier
gulden. En omdat de Boekhouder om
die vier gulden niet kwaad wUde worden
bukte Saartje zich door het loket heen
en ze schold voor „poepebroek".
Het is de enige keer zo oud als ze is,
dat Saartje het iemand lastig heeft ge
maakt. Ze gaat haar eigen stUle gang
door het leven, dat voor haar stil ge
worden is, nu alles zo lang, zo heel lang
is geleden. Haar rechters zijn dood, en
de zonen en dochteren van haar rech
ters hebben zoveel nieuwe zonden te
berechten. De mensen zijn zeer zondig,
dus worden er elke dag heel veel zon
den gedaan
Alleen als er een dood kindje in het
dorp is dan komt het verstilde leven
van gekke Saartje even in beroering.
Dan loopt ze door de straten met grote
haast, haar driftige voeten struikelen
over de ongelijke straatstenen. Nu er
zoveel oorlog gevoerd wordt heeft de
Burgemeester geen geld om de straten
te laten repareren, en de werkloosheid
geeft hem ook veel zorgen. Gekke Saar-
BMW verkoop èn BMW service
Molendijk 85.
Stad aan 't Haringvliet Tel. 01871-553
producten, lijst van het vee, datums van
het dekken, gebruikt zaaizaad en kunst
mest, aangekochte landbouwwerktuigen
e.d. Een zeer practisch boekje, de voor
loper van de landbouwboekhouding. Nu
is het verouderd, iedere boer heeft te
genwoordig een boeldiouder, maar in
1939 verscheen er nog een 8e vermeer
derde druk van. Wel een bewijs van de
bruikbaarheid.
Hij woonde op Cereshof in de polder
Schakerloo, een vroeger eiland met een
dorp. Over dit voormalige dorp heeft hij
voor een vereniging eens een voor
dacht gehouden, die later is gedrukt.
Het is maar een klein geschrift van
20 bladzijden (1848). Groter is zijn boek
je over Reimerswaal, dat in het jaar van
zijn dood klaar was (1875), maar eerst
2 jaar later is gedrukt. Zijn hofstede
zag uit op het Verdronken land van
Zuid-Beveland met de overblijfselen
van Reimerswaal. Bij laag w^ater heeft
hij ze wel bezocht en dat wekte de lust
op er meer van te weten. Zijn onderzoe
kingen heeft hij op papier gezet.
In 1836 is hij getrouwd met Maria
Maris. Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen
a
s
B
iuiiiinninniioiuiiiiiiiiiiiininininiiiiwniiiiiiiiuiniisiiiinniHniRii^
geboren, jongens en meisjes. Van de ge
legenheid om verder te studeren heeft
slechts één jongen gebruik gemaakt, hij
is dokter geworden. De anderen bleven
in de boerenstand.
Volgens zijn wens werd hij op het
oude kerkhof van Schakerloo begraven.
Zijn vrouw volgde hem 11 jaar later in
de dood.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
KERKNIEUWS:
Door de classis Goes van de Gerefor
meerde Kerken is op 11 december j.l.
peremptoir geëxamineerd en toegelaten
tot het ambt van dienaar des Woords
kand. J. G. Arensman.
Kand. Arensman, die geboren is 8
september 1940 te Stad aan 't Haring
vliet bezocht van '63 tot '67 de Rijks-
H.B.S. te Middelhamis en studeerde
aan de Theologische Hogeschool te
Kampen.
De kerk van Kamperland (N.-Br.)
heeft hem beroepen als haar predikant,
welk beroep door kand. Arensman is
aangenomen.
Hij zal D.V. op zondag 4 jan. 1976 in
de morgendienst in het ambt worden
bevestigd door drs. E. de Vries, Weten-
schapp. Hoofdmedewerker a, d. Theo
logische Hogeschool te Kampen.
In de middagdienst die om half drie
aanvangt hoopt ds. Arensman dan in
trede te doen. Daarmee zal voor de
kerk van Kampen een einde gekomen
zijn aan de vacature die in november
1971 ontstond door het vertrek van ds.
H. K. Poelman die is overgegaan naar
de Geref. Kerken (Vrijgemaakt).
tje laat die zorgen over aan de mensen,
die verstand hebben. Ze hult zich diep
in haar zwarte omslagdoek, die tot op de
grond afhangt. Ze gaat om te vragen:
Mag ik het dooie kindje es zien?"
Het mag altijd. De aflegster weet er
al van, en de bedienaar van de begrafe
nissen weet er ook van. Die zegt: „O,
het is Saartje". En hij geeft haar een
stoel vlak bij het kleine kistje. Ze gaat
zitten en ze kijkt naar het dode kindje.
En onder de zwarte omslagdoek wringt
ze haar handen, grauwe gerimpelde
handen. Ook doet ze haar ogen dicht. De
aflegster begrijpt dat niet, ook de be
dienaar der begrafenissen begrijpt het
niet. Saartje doet dat om heel ver ach
teruit te kunnen kijken. En als ze heel
lang achteruit gekeken heeft dan zegt
de bode: „Nu zou ik maar es gaan,
Saartje".
En ze zegt: „Ja, nu zal Ik maar es
gaan".
Ik weet niet wie het gezegd heeft,
maar het zal een heel knap man ge
weest zijn: Dat het verdriet het aange
zicht van een mens verbetert. Misschien
is het ook waar, dat het verdriet ver
standig maakt
Er is een oude grootvader. Hij heeft
veel verdriet, want hij is de grootvader
van het dode kindje. Het is alles wat hij
had, het is alles wat ze samen hadden...
En als de bode zegt: „O, het is Saar
tje", dan komt hij naast haar zitten. Hij
heeft nog nooit van Saartje gehoord,
omdat hij van heel ver komt.
Ze zitten zwijgend bij het dode kind,
lange tijd. Soms doen ze allebei hun
ogen toe, dan kijken ze een heel eind
terug
Totdat de bode zegt: „Nu zou ik maar
es gaan, Saartje". En ze antwoord
geeft: „Ja, dan zal ik maar es gaan".
De oude grootvader vraagt: „Hoe oud
was het kindje?"
Ze kijkt hem verwonderd aan, want
ze is niet gewoon, dat de mensen haar
iets vragen. Haar dorre vinger wijst
naar het kleine kistje: „Zo oudja
zo oud was-ie wel".
„En hoe lang is dat geleden?"
Ze weet het ternauwernood. Ze moet
nadenken met rimpels in haar voor
hoofd, en op haar knobbels tellen om
het antwoord te vinden: „Zeventig
jaar"
De grootvader zegt: „ZóDat is
heel lang geleden"En dan spreekt
hij het verlossende woord, dat Onze
Lieve Heer hem in dat ogenblik ingeeft:
„Dan zou die nu al een man van zeven
tig jaar zijn geweestnet als ik"
Ze kijkt hem wel een paar minuten
zwijgend aan. Hij knikt met zijn vrien
delijke gezicht en zijn hand leunt op
het kistje van het dode kind. Ze zegt
zachtjes voor zich heen: „Dan zou-die
nu een man van zeventig jaar zijn ge
weest"Ze schudt met haar hoofd,
omdat ze het niet vatten kan.
Hij brengt haar zelf naar de voordeur,
hij groet: „dag Saartje". Ze groet niet
terug, ze iDlijft voor hem staan, haar
ogen loeren hongerig naar zijn gezicht.
Ze wil dat gezicht bewaren met zijn
rimpels, met zijn grijze haren van snor
en wenkbrauwende fletse vrien
delijke ogenzeventig jaar, net als
die man
En buiten gaat ze op de stoep staan,
aldoor met die éne gedachte in haar
kranke hoofd. Dat kranke hoofd kan
misschien nog beter worden nu die man
gezegd heeft: „zeventig jaar"Ze
leunt tegen het raamkozijn, haar lippen
herhalen telkens: „een man van zeven
tig jaar zijn"Ze doet er haar ogen
voor dicht om het zich voor te stellen.
Het kistje met het dode kindje is weg,
het is er zoveel jaren geweest
Is Saartje al te oud om nog te begrij
pen, dat het leven niet stil staat bij het
kistje van een dood kindje. Ze probeert
het: „Een man van zeventig jaar"
Ze wil het niet kwijt raken. Ze leert het
van buiten. Ze slaat met haar hand de
maat tegen de muur, zoals een school
jongen soms doet als hij behoefte heeft
aan rythme om iets in zijn hoofd te krij
gen
Ze slaat met haar vlakke hand tegen
de muurtegen de muurtegen
de muur
(Wordt verrolgd)