ilLAÜDEn niEUWS
Overdenking
ULRICH ZWINGLI
IRBEID ADELT
Zeeuwse wandelingen
Wel érg profaan....!
Ingebruiicneniing van
„De Meerpaal''
uit de
Heilige Schrift
SNEEUW IN OKTOBER
het knotten van
wilgen
Vrijdag 24 oktober 1975
No. 4433
'krTKVENSTER
ir ir
i GERO I
I altijd voor
I iedereen
I ruim en overzichtelijk
1 in onze speciale 1
1 showroom.
I A. Vroegindeweij
I Westdijk 46 - Middelharnis 1
in
op Hernesseroord
(i)
Vrijwilligers voor
lik op kerk
I samenleving
Waarnemers
Verwarring
De goede naam
Innze moedertaal kent een aantal
ffden die zo heerlijk vaag zijn dat je
Han alles mee kunt doen. Daar is bij-
lotbeeld iiet woord „waarnemer". Een
nemer is iemand die iets waar-
tjt en vervolgens zijn waarnemingen
weeft aan anderen. Leest u uw krant
luistert u maar naar de nieuws-
Ihten. Waarnemers hebben opge-
Wie zijn ze, die waarnemers?
j'sterveling kan het u zeggen
foordvoerder" is ook zo'n fantasti-
Inaam. Er is ergens in Nederland
arbeidsconflict. Niemand weet het
verhaal. Totdat ineens „woord-
(jers" van het bedrijf optreden om
^n ander publiek te maken. De rege-
M voert iets in z'n schild, maar wét,
kis niet helemaal duidelijk. Doch er
m „woordvoerders" van de rege-
om de plannen bekend te maken.
zijn die woordvoerders? Wie het
j mag het zeggen. Maar het doet er
Ihelemaal niet toe. Ze spreken na-
de regering, namens dat bedrijf,
5iet zit wel goed.
Ie kom ik tot al dat gefantaseer? Ik
let u zeggen. Sedert jaar en dag
ik deze rubriek te verzorgen on-
fde naam „Waarnemer". Vaak heeft
1 geprobeerd langs een omweg achter
identiteit te komen. Soms ben ik
daagd nu maar een zwart op wit te
welke duistere persoonlijkheid
Ugaat achter dat al te vage woord
amemer". Boze tongen hebben
fins beweerd dat ze heel nauwkeu-
|onden zeggen wie „Waarnemer" is.
i hebben van onze Itant de zaak al-
Imaar blauw-blauw gelaten. Nie-
fd is erbij gebaat dat het geheim
pt ontsluierd
|iar nu is er in ons goede vaderland
„Waarnemer" bijgekomen. Dat is
purlijk een bedenkelijke zaak. Want
arnemers" in het meervoud, dat kan
lig kwaad. Die kunnen rustig ano-
1 blijven. Niemand bekommert zich
wie ze zijn. Maar één bepaalde
amemer" die reeds een zekere be
held heeft gekregen het zij in al-
iescheidenheid gezegd die kan
concurrentie hebben. Dat werkt
verwarrend.
|eest u eens eerUjk, er is niets onge-
tiger dan de mogelijkheid dat in het
van december twee Sinterklazen
ar tegenkomen. De arme kindertjes
nog geloven in de „Goed-heilig-
moeten verscheurd worden door
aag: Wie van de twee is de echte?
de Uitgeverij „ToUe Lege" in
itfoort is een boek verschenen on-
We titel „Keer weder". Dat boek is
onderlijk samenraapsel van aller-
litaten uit „oude schrijvers", afge-
vriSeld door artikelen van laten we
zeggen „nieuwe schrijvers" uit de
Gereformeerde Gezindte. Mooie citaten,
ongetwijfeld. En beste artikelen, daar
niet van. Maar enig verband valt in dat
boek nauwelijks te ontdekken. Boven
ton is het zó ondeskundig uitgegeven
en wemelt het zó van de drukfouten dat
het bijna onleesbaar is. Het Reformato
risch Dagblad wijdde er kort geleden
een recensie aan die er niet om loog. Er
stond boven deze bespreking „een boek
^t beter tot de uitgever kan wederke-
IW-Dat zegt wel iets.
ft zou aan dat boek ook geen tijd
ild hebben, ware het niet dat in dit
ihrift ook een „Waarnemer" op-
t. Een anonieme figuur, die alle
ies aan elkaar praat en een en an-
|v_an zijn commentaar voorziet. Bij-
léél kerkelijk Nederland moet het
ielden.
heb er gedeelten van gelezen, maar
m ermee gestopt. Om het eigentijds
ggen: „Zo hoeft het voor mij niet".
't kwalijke is dat deze man zich
(amemer" noemt. En mensen die
«ns vermoedens geuit hebben in
mijn richting als hadden ze de „Waar
nemer" van EUanden-Nieuws voor zich,
hebben me nu zeer bedenkelijk aange
keken. Ik las in hun gedachten de vraag:
„Jij bent toch niet die man van „ToUe
Lege"? Welnu, dit hele artikeltje diende
om mij van die blaam te zuiveren. Ik
ken die nieuwe waarnemer niet, en ik
heb part noch deel aan zijn geschrijf.
Ik zou ook niet graag willen dat het
voor mijn verantwoording kwam.
Misschien heeft de man niet geweten
dat er in Nederland nóg een Waarne
mer is. In dat geval gaat hij vrijuit in
de keuze van zijn naam. Wist hij het
wél, dan vind ik het zeer kwalijk. Want
daarmee zou hij onbedoeld iemands
goede naam kunnen aantasten. Ik teken
toch maar met
WAARNEMER
Op zaterdag 1 november zal op Her
nesseroord het gemeenschapscentrum
de „Meerpaal" in. gebruik worden geno
men.
In dit gebouw zullen bewegings- en
fysioterapie worden gehuisvest; tevens
zal het dienst gaan doen als ontspan
ningsruimte voor pupillen en personeel
(toneel, sport e.d.).
Van deze gebeurtenis willen we zo
wel voor onze pupillen als voor inwo
ners van Middelhamis iets f eestelij ks
maken. En wel in de vorm van het hou
den van een aantal demonstraties van
verschillende takken van sport.
Tot 15.00 uur zal de sportzaal geopend
zijn voor belangstellenden van buiten
Hernesseroord. Hierbij zal gevraagd
worden om een entree van 1,De
opbrengst van de entreegelden komt dan
weer ten gunste van de kinderboerderij.
Na 15.00 uur volgt er een programma
dat uitsluitend voor onze pupillen be
stemd is.
Het programma is als volgt:
10.30 opening
10.45 ritmische oefeningen; gymnas
tiekvereniging O.N.A. Eindhoven
ll'.OO volleybal; Intermezzo - Alcazar
11.45 springnummer kast/paard;
O.N.A.
13.00 ritmische oefening
lange mat oefening; O.N.A.
13.30 judo
14.00 jazz oefening; G.V.O.K.K.
14.10 akrobatiek
14.30 majorettenkorps „De Somi Girls"
„HET WOORD GODS
seherpsnijdender dan enig twee-
snydend zwaardalle dingen
zqn naakt en geopend voor de
ogen van God" (Hebr. 4 12, 13)
Als we onder het gepredikte Woord
verkeren, als we bezig zijn met het
Woord van de levende God, dan is dat
allerminst aanlokkelijk. Wie begeeft
zich onder een scherpte, scherper dan
een tweesnijdend zwaard?
En toch valt daar de beslissing in ons
leven, of onder het zwaard tot verhar
ding, tot de dood, of onder het zwaard
tot een laten leiden, tot leven. U moet
het maar eens nazoeken in de tekst. Er
staan vijf dingen van het Woord van
God geschreven. Het Woord is levend.
Het Woord is krachtig. Het Woord is
scherp. Het Woord is doordringend. Het
Woord is oordelend.
Het Woord is levend. Het is bruisend
als een fontein van levend water. Het
brengt bij de Levende Christus, die do
den doet opstaan. Het brengt bij de le
vende werking van de Heilige Geest die
zorgt dat we leren gehoorzamen. Het
leeft door ons schuldig te stellen, ons te
ontmaskeren als vijanden van de Le
vende. Het leeft door ons alle grond on
der de voeten weg te slaan en ons te
zetten op de vaste grond van Immanuël.
Het Woord is levend, doet ademen.
Het leert een biddeloos mens bidden.
Het maakt van dood levend. Geeft ge
nade-adem. Van nieuws geboren, we
dergeboren uit het onvergankelijke zaad
door het levende en eeuwig blijvende
Woord van God. Dat wedergeboortele-
ven dat alleen leeft omdat het op Chris
tus doet hopen, ontvangt voedsel in
Woord en sacrament. Hoop doet leven,
hoop in Woord en sacrament geworteld.
Zo is er leven, omgang met God van
wege het levende Woord.
Het Woord is krachtig. Werkzaam, als
dynamiet. Het breekt alles van mezelf
tot op de bodem af en het bouwt nieuw
op, tot een nieuw schepsel. Het geeft
me kracht vanwege Christus kracht.
Het is een kracht tot zaligheid. In afster-
ving en opstanding. De zonde haten en
vlieden en in een nieuw godzalig leven
opstaan. Als gerechtvaardigde wande
len in levensheiliging. Zo twist de Geest
met me in het heden van de genade om
niet af te vallen van het geloof maar om
in de strijd van het geloof de Heere
steeds toe te vallen en aan te kleven,
vast te houden in de wetenschap: „Hij
heeft voor mij gebeden dat mijn geloof
niet zal ophouden". Welk een kracht in
Zijn voorbede. Het vleesgeworden
Woord als een pand in de hemel en Zijn
Geest als een tegenpand op de aarde.
Het Woord is scherp. Seherpsnijden
der dan enig tweesnijdend zwaard. Uit
de mond van God gaat dat zwaard uit.
Het Woord als het zwaard van de Geest
uit de mond van God. God drieënig aan
het werk in mijn zondige bestaan. Chris
tus en Zijn Geestvanwege het
zaligende werk doet God mij zien dat ik
rampzalig ben om gevonden te worden
van Christus en Zijn Geest als één die
naar God niet zocht, om al gevonden te
zijn voordat ik zochtHet Woord
verdeelt wat zeer nauw verbonden is.
Ziel en geest. Gewrichten (samenvoeg-
selen) en merg. Zo trekt het Woord me
alle vrome kleren van het lijf, mijn
wolf skieren erbij, mijn kleed van zelf-
handhaving. De kleren maken niet meer
de man, want ik lig naakt en geopend
voor Gods ogen.
Het Woord is zo doordringend. Alle
schijn ziet God en alle vijandschap en
zelfhandhaving ziet God. Het dringt
door tot mijn hart, want de Heere ziet
het hart aan.
Zo is het Woord oordelend. Een oor
deler van de gedachten en van de over
leggingen van het hart. AUe zonde
wordt gesignaleerd, ook die boezem-
zonde.
Niets is bedekt voor Gods gezicht,
naakt voor Zijn ogen. Waar moet ik
heen, als Adam en Eva me verbergen?
Nee, dat gaat niet, want vijgebladeren
helpen niet. Richtend komt God: „waar
zijt gij?" Het ware recht dat God zou
richten tot de dood, maar zie het is ge-
nadegericht. Daar mag de Hebreeën-
schrijver zijn mond van laten overlopen,
omdat zijn hart is aangeraakt door het
offer van de Zoon van God. Jezus heeft
naakt en geopend in het gericht ge
hangen. Het vleesgeworden Woord in
het oordeel en daarom oordeelt het
Woord nog ten Leven.
Eens komt de grote dag van Zijn toe
komst. Dan zal Jezus rechter zijn. En
het gaat erom of we hem vóór die ge-
rechtsdag hebben ontmoet als Redder.
Ziet u uit naar de zondag? Om te verke
ren onder het levende, krachtige, scher
pe, doordringende, oordelende Woord.
Nee? Dat valt te begrijpen, want het
doet pijn als je „ik" wordt afgesneden,
het doet pijn als de zonde je niet tot
last is en je geen lust hebt in Gods
dienst en Zijn dag. Ja? Dan doet het op
zijn tijd ook nog pijn, als de zonde u
weer vastgrijpt, maar dan mag u weten
van last van de zonde en lust in Jezus
en Zijn weg en werk. Het gebeurt onder
het Woord. Daar wordt de goddeloze
vrijgesproken. Daar ben ik in het krach
tenveld van de hoogspanning van de
eeuwige verkiezing, van het grote, god
delijke werk van de Geest. Er op of er
onder! Voor eeuwig behouden, voor
eeuwig verlost... of... voor eeuwig ver
loren. Het is het heden en de Hebreeën-
schrijver twist met u in het heden om
in Jezus Christus in te gaan in de rust:
„Laat ons dan ons benaarstigen, om in
die rust in te gaan; opdat niet iemand
in hetzelfde voorbeeld van ongelovig
heid valle". (Hebr. 4 11). Er is haast bij.
Weet dit: Christus is u eeuwig voor ge
weest.
Oude-Tonge
C. V. Sliedregt
In sommige kerken wordt nog ieder
jaar op 31 oktober de Kerkhervorming
van 1517 herdacht. Dan wordt er altijd
over het werk van Luther gesproken.
Dat is geen wonder, hij was het die op
die datum zijn 95 stellingen op de kerk
deur in Wittenberg bevestigde.
Hij is dan ook de eerste van de drie
grote hervormers.
Calvijn telde in deze tijd nog niet mee:
hij was toen nog maar 8 jaar oud. Zijn
werk dateert van latere tijd.
De derde is Zwingll, de minst beken
de van de drie. Met Luther en Calvijn
wordt hij wel in één adem genoemd,
maar van zijn leven en werken weten
we weinig. Daarom wil ik hierover een
en ander vertellen.
Afkomst.
Luther was nog maar een baby van 7
weken, toen Ulrich Zwingli geboren
werd, op 1 januari 1484. Te WUdhaus in
het oosten van Zwitserland. Zijn vader
Uli was amman van het dorp, we kun
nen wel zeggen burgemeester. Ook zijn
grootvader had die betrekking bekleed.
Van zijn 7 broers werden er 5 boer,
van zichzelf zegt hij ook: „Ik ben nu
eenmaal een echte boer". Zijn drie zus
ters werden non. Toch zou hij geen
boer worden, God had hem tot ander
werk bestemd. Evenals twee andere
broers (die jong gestorven zijn) ging hij
studeren. Hij was bijzonder intelligent.
Toen hij nog maar 5 jaar was, kwam hij
bij een oom van hem, een pastoor, in
huis. Later vinden we hem aan de La
tijnse scholen te Bazel en Bern en aan
de universiteiten van Wenen en Bazel.
In 1506 was hij afgestudeerd en werd
benoemd tot pastoor van Glarus, een
dorp van 1300 inwoners, nog maar 22
jaar oud.
Ook was hij erg muzikaal, de meeste
muziekinstrumenten kon hij bespelen.
Een donkere oktoberlucht
de vogels sloegen op de vlucht
zochten een onderkomen
in 't herfstloof van de bomen
waardoor een kille huiv'ring ging
toen daar een witte dwarreling
van sneeuw ze plots omstoeide
een beeld dat mij zo boeide
Ik keek verrast naar 't dichte vlokkenzweven,
Zo gaat het vaak in 't wonderlijke leven.
Er komen altijd dingen die wij niet verwachten,
Dan tuim'len door ons hoofd bedenksels en gedachten
die ons verwarren, dreigen t' overspoelen.
Tenzij ze smelten als die sneeuw, in 's Heeren wijs bedoelen.
Hij is zo grens'loos groot en wij slechts nietigheid,
maar in Zijn hand gegrift voor tijd en eeuwigheid.
LANERTA
Daarom werd hij later door zijn vijan
den wel uitgescholden voor „de evange
lische luitspeler en pijper".
In zijn tijd was Zwitserland een vrije
republiek, gevormd door kantons, wat
we provincies kunnen noemen. Tegen
woordig is het nog zo.
In de eerste helft van de 14e eeuw
had men zich vrijgevochten van de
overheersing van Oostenrijk. De vrij-
heidsheld was toen de bekende Willem
Teil, die van de Oostenrijkse landvoogd
een appel van het hoofd van zijn zoon
moest schieten.
In de dagen van Zwingli stond men
onder de heerschappij van de paus, op
kerkelijk gebied tenminste. Iedereen
was gebonden aan de voorschriften, die
vanuit Rome naar de kerken werden
gezonden.
Glarus en Einsiedeln.
Ook Zwingli, de nieuwe 22 jarige pas
toor van Glarus, was trouw aan de paus.
Hij kreeg van hem een jaargeld van 30
gulden, in die tijd een hoog bedrag. In
1517 bedankte hij ervoor, maar heeft het
nog 3 jaar uitbetaald gekregen. U moet
eens lettten op dat jaartal, het jaar van
de kerkhervorming. Zwingli heeft m.eer-
malen gezegd dat het jaar 1516 voor
hem de beslissing in zijn leven heeft
gebracht. Hij is dus niet bekeerd door
het optreden van Luther, die in dit jaar
nog niet bekend was. De leer van Chris
tus heeft hij niet van Luther geleerd,
maar direct uit de bijbel.
In dit jaar 1516 had Erasmus in Ba
zel het Nieuwe Testament in het Grieks
uitgegeven. Zwingli kreeg een exem
plaar in handen en dat is van grote be
tekenis geweest. Hij kende Grieks en
kon nu dit deel van Gods Woord in de
oorspronkelijke grondtaal lezen. Hij
kende ook Erasmus, de Rotterdamse
geleerde die in Zwitserland woonde. De
humanist, vol kritiek op de Roomse
kerk, maar in deze kerk gebleven, geen
hervormer geworden.
Door de studie van de bijbel kreeg
ook Zwingli meer en meer oog voor de
misstanden in de kerk. Vooral op zede
lijk gebied was het in Zwitserland bar
en boos. De meeste priesters hadden een
bijzit. Het werd door de kerk niet goed
gekeurd, maar wel geduld. Men moest
dan aan de bisschop 4 gulden betalen
en bij de geboorte van een kind uit deze
verhouding nogmaals 4 gulden. Spot
tend kon zo'n priesterdeeme zeggen:
„Maar als wij dan een kind
nog fokken,
kan ook de bisschop daarbij boffen.
Hij heeft het met mij wel getroffen!
In tien jaar tijds leverde ik meer
dan vijftig piek wel aan dat heer!"
Ook Zwingli heeft als pastoor een
paar keer het gebod van kuisheid over
treden.
Later keerde hij zich tegen het celi
baat (de ongehuwde staat der priesters):
„Het is een menselijk, geen goddelijk
gebod". Dezelfde klanken hoort men in
onze tijd weer.
Iemand met een zéér zieke geest stuurt brieven rond met een héél pro
fane inhoud. Een inwoner van Dirksland ontving vorige week zo'n brief
en het laat zich aanzien dat er nog wel meerdere volgen; de circulatie van
dergelijke brieven is al enige tijd geleden gestart kennelijk tot genoegen
van de afzender(s).
Het briefhoofd vermeldt dat het schrijven afkomstig is van „het bureau
voor de oplossing van structurele vraagstukken in de provincie Zuid-Hol
land". Het (overigens net getikte) schrijven laat de geadresseerde weten
dat zijn voortbestaan op deze wereld voorts zinloos is omdat er geen so
ciaal- en uit kapitalistisch oogpunt ook geen financieel voordeel meer van
te verwachten is.
De geadresseerde wordt vervolgens gevraagd zich op een genoemde
datum op het crematorium te Rotterdam te melden om daar te worden
verbrand. De heenreis, het verblijf en het einde door verbranding wordt
zó vuig beschreven dat de duivel zelf de brief gedicteerd moet hebben.
Tenslotte wordt gezegd dat deze verbranding toch als de meest elegante
oplossing moet worden gezien waaraan zo wordt verondersteld de
geadresseerde voor lOOVo mee zal willen werken.
Wie zo'n brief in de bus vindt verscheure hem in de kleinst mogelijke
snippers. Achter de zich noemende „directeur" gaat een demon schuil;
weerzinwekkend
(Redaktie Eilanden-nieuws)
Toen hij met de Roomse Kerk had ge
broken is hij getrouwd met Anna Rein-
hardt (1522). Ze hebben 4 kinderen ge
had.
Maar als pastoor van Glarus erkende
hij nog de paus als hoofd van de kerk,
al was hij het niet met alle kerkeUjke
voorschriften eens. Hij heeft ook voor
hem gevochten. In die tijd was de paus
niet enkel een geestelijke, hij was ook
een wereldlijk vorst en regeerde over
het midden van Italië, dat de Kerkelijke
Staat werd genoemd.
Hij had veel Zwitserse soldaten
in zijn dienst, die zich als huursoldaten
verhuurden aan wie ze goed betalen
wilde. De lijfwacht van de paus bestaat
nog altijd uit Zwitsers.
In de strijd tussen de paus en Frank
rijk ging Zwingli als veldprediker mee
met de Zwitserse soldaten, die in dienst
van de paus vochten (1513). Ze behaal
den de overwinning, Zwingli was anti-
Frans.
In 1516 werd Zwingli overgeplaatst
naar het dorpje Einsiedeln, een bede
vaartsplaats. Op de plaats waar eens
een kluizenaar was vermoord werd een
klooster gebouwd, waarin zich een won
derdoend Mariabeeld bevond. Maar hij
bleef ook pastoor van Glarus, de twee
dorpen lagen niet ver van elkaar.
Zoals Luther preekte tegen de gods
lasterlijke taal van de aflaatkramer
Tetzel, deed Zwingli het tegen Samson.
Deze schreeuwer verkocht aflaatbrie
ven, die vergeving van zonden en toe
gang tot de hemel waarborgden. Maar
Zwingli predikte, dat alleen Jezus Chris
tus de zonden kan vergeven. Het gevolg
van deze prediking was, dat Samson in
de plaats waar Zwingli was, niet veel
zaken kon doen en het beter vond naar
een andere plaats te gaan.
Ook Zwingli is verhuisd. In 1518
werd hij benoemd als pastoor van de
hoofdkerk te Zurich, een plaats van 5000
inwoners. Een prachtige betrekking, we
zouden tegenwoordig zeggen: hij maak
te promotie. Hierover een volgend arti
kel.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Werkwinkel zal op 29 oktober 1975
mensen oproepen die letterlijk de han
den uit de mouwen wülen steken.
Op het gebied van het landschapsbe
heer is een ontzettend grote achterstand
ontstaan in bijv. het knotten van wil
gen en het verwijderen van ongewenste
bomen en struiken op de heide. Daar
door worden veel van de knotwilgen en
heidevelden met de ondergang bedreigd.
Bijna 100 groepen, verspreid over het
hele land houden zich al met deze akti-
viteiten bezig. Vorig jaar zijn er alleen
al 2500 mensen aktief geweest bij het
knotten van wilgen. Maar er zijn ia Ne
derland ruim 1 miljoen knotwilgen. Als
de knotwilgen niet regelmatig, d.w.z. om
de drie of vier jaar geknot worden, wor
den de takken steeds dikker en na ver
loop van een aantal jaren kunnen de
vaak holle stammen de takken niet
meer dragen. De stammen scheuren dan
en de bomen vallen om.
Daarnaast treedt de watermerk-ziek
te sterker naar voren bij de knotwilg,
juist wanneer de bomen worden ver
waarloosd. Gezonde wilgen en knotwil
gen kunnen daarna op hun beurt wor
den aangetast; zo zijn er al duizenden
verdwenen.
Het is moeilijk te zeggen hoeveel bo
men er de laatste jaren zijn opgeknapt,
maar het zijn er zeker dertigduizend.
Het is van groot belang dat de aktivi-
teiten om het achterstallige onderhoud
van de knotwilgen weg te werken op
gang komen. Iedereen kan daarbij hel
pen door zelf de handen uit de mouwen
te steken.
In het programma Werkwinkel van
29 oktober a.s. om 21.10 uur op Neder
land I kan men zien hóe.
Stichting Werkwinkel
Postbus 1973 - Hilversum
Tel. (02150) 8 44 44.
RVOLGVERHAAL
door M. DE KRUIS.
fr IS hij dan om een uur of zes, zeven.
Jr de stad wordt de zalm geschept
röoodgeslagèn. Dat moet met zorg ge-
pren, want een zalm moet „Krimp"
^'agen worden.
^a het meren wordt de vangst in
Men gelegd en vlug naar de markt
pacht. Die is vlakbij en je kunt erop
Tnen, dat de afslager, WiUem de Jong
""eg mee weet. Binnen het uur is de
n weggesleept door de kopers en Aal
Dijk kan over de eb naar huis. Als
meevalt, kan hij nog in Den Briel
Pellsn, of de prijs goed of slecht was.
rfer die boeier gesproken, dat is een
scheepje, naar het model boeier
|oemd. Gebouwd van ijzer en voorzien
een groot bun, was het, wat de
neid op de drie zeilen betreft, een
jRe „zwaarmoedig" d.w.z. een aardig
^Pje om te zien, maar niet van de
gsten.
Pat was te verstaan.
Js er behoorlijke vangst was, voer
poeier elke dag de reis Brielle - Kra-
lingseveer vice-versa. Dat was een ta
melijk moeilijke onderneming, vooral
door de scheepvaart voor de stad.
„Buiten" dertig zalmen, „binnen"
blijken er nog veertien gevangen te zijn.
Aai van Dijk gaat dus met een dikke
veertig zalmen naar boven. Als Steven
aan de wal komt en als eersten Leen
Meuldijk ontmoet, en de andere kant
uitkijkt, schiet Steven het verhaal van
Janus te binnen.
Da's waar ook, hij zal die Leen van de
week 's proberen. Eerst maar eens even
op de lei „in huis" gaan kijken wat er
van de week nog te doen is, met fuiken
verschonen vooral. Als het een beetje
uitkomt, zal hij die praatsmaker eens
een keer meenemen om te lichten. Als
hij dan het roer aan die praatjesmaker
geeft, die naar zijn zeggen alles
kan, dan bestaat er een kans, dat hij
een ogenblik beleeft, waarop hij moet
ingrijpen. „En dan is het mijn beurt",
denkt Steven.
Die dag komt eerder dan Steven zelf
heeft vermoed.
„As jij vandaag buiten licht, dan ken
ik een paar fuiken boeten", zegt Kees
Kaptein.
„Da's goed, wie ken ik meeneme?"
„Da mot je zelf wete", is het korte
antwoord.
Dan is dat gauw beslist.
Leen Meuldijk is op een onhandige
manier bezig een fuik te schudden, te
ontdoen van het vuil. Ettelijke keren is
hem al gjezegd hoe dat moet, maar aan
gezien hij aUes kan, lukt ook dat hem
niet.
„Ga je spuEen halen, we gaan lich
ten", zegt Steven. Hij tuigt zelf de
schouw maar vast op, want als het die
Leen laat doen, duurt wat ervan te
recht komt nog lang. De vlieger moet
maar even blijven liggen, want er waait
nogal een stijve bries. Eerst maar 's kij
ken wat 't buiten het Zuidwestgat doet.
De wind komt rechtsaf over het Brielse
Diep en is dus noord.
Dat wordt prangen tot in het Gat.
„Neem jij het roer maar", zegt Ste
ven, voordat ze de haven uitzeüen.
Leen zegt niets en gaat naar achteren.
Steven gooit het meertouw van voren
los en wacht tot Leen dat achter ook
heeft gedaan. Dat duurt zó lang, dat
Steven roept: „Gooi los!"
Daarna zet hij de schouw van voren
af, gooit de geo los en trekt de fok om
hoog. Leen staat zo stom te kijken, dat
hij daardoor duidehjk blijk geeft geen
raad te weten met zijn verantwoorde
lijkheid.
Als ze uit het opper van de gebouwen
zijn, zegt Steven: „Pak de schoot, zv/aard
er onder, dan zeilen we de haven uit".
Leen heeft blijkbaar zover nog niet
gedacht. Hij pakt de schoot, alsof hij een
koe gaat melken en zet die vast met een
„oud wijf".
Voordat ze de haven uit zijn, heeft
Steven de fout veranderd en de eigen
wijze, dus domme haringvisser laten
zien hoe je een schoot goed vast maakt
om de kikker.
Dan komen ze bij het havenhoofd.
De schouw steekt haar kop buiten de
haven en krijgt een dreun van de noor
derbries in de zeilen, die haar op haar
zij gooit. Het eerste buiswater komt
over, wanneer de schouw op een golf-
top botst.
Het is duidelijk zichtbaar, dat de man
aan het hoer, die naar zijn zeggen alles
kan, nog nooit een roer in zijn handen
heeft gehad.
Steven had dit in de haven al door en
schreeuwt naar achteren: „Bij de wind
zeilen. We zijn de veerhengst niet. We
motte naar beneje!"
Leen weet niet wat „bij de wind zei
len" is en geeft het roer zo'n duw, dat
de schouw „op de wind" komt te liggen.
Fok en grootzeil slaan razend heen en
weer.
„Volhouwe!" brult Steven en dan
krijgt het roer weer zo'n optetter, dat
de schouw bijna voor de wind komt te
liggen. Steven heeft er genoeg van en
springt als een haas naar achteren, rukt
Leen het roer uit handen en zegt: „Naar
vore, je ken er geen moer van".
Wanneer Steven voor de eerste keer
,iree!" roept en teken, dat ze door de
wind gaan, heeft Leen met de fok zo'n
moeite, dat er weer een verkeerde
steek om de klamp komt.
Het is wel behoorlijk zaak, dat je zo'n
mannetje als Leen in de gaten houdt.
„Ik ben met 'n kind op stap", denkt
Steven, Wanneer ze straks vastliggen
aan de eerste steek, zal hij hem wel eens
een paar dingen leren, want dat is te gek
die vent ken niks. „Ik ben nog nooit
met zo'n vent op stap geweest", denkt
hij, „daar is Kees Vogel nog 'n juweel
bij".
Omdat er 'n „tikkie" westelijk aan de
wind is, kunnen ze met een paar lang-
gangen naar beneden komen. De manu-
pulaties bij het door de wind gaan wor
den iets vlotter uitgevoerd, maar het
„ouwe wuuf" speelt nog steeds een rol.
Voordat ze nog bij de benedenste
steek zijn, begint Steven zijn instructies.
„Wanneer ik nou zeg: fok weg!, dan
strijk je snel die fok en je neemt de
gei in je handen. As ik roep: gei op! dan
doe je dat. Maar gauw, want de schouw
loopt door. Ik zorg er wel voor, dattie
langs de staartstaken komt"! Hij gelooft
niet, dat zijn maat er een spat van be
grijpt, maar ja, hij moet het proberen.
Daar is de steek.
„Fok weg!"
Nou ja, 't kan vlugger, maar het gaat.
De schouw draait met een boog tegen
de stroom in.
„Gei op!" komt er van achteren.
En laat nou de sufferd de fok omhoog
halen! Steven laat de schoot van het
grootzeil los, zet de schouw feUloos
langs de steek, springt naar voren.
gooit de vanger om de staartstaken en
geit het zeil op.
Dat gebeurt alles zonder 'n woord te
zeggen. Trouwens wat moet je tegen
zo'n ezel zeggen.
Hij zal 'm eerst maar 's een paar ste
ken leren. Eerst het vastmaken van de
fokkeschoot.
„Kijk, eerst tweemaal om de klos,
dan met een lus achter de schoot heen
en dan die lus om de klos. Geen halve
steken, je mot 'n schoot zó los hebbe.
Dat kan wel 's 'n keer nodig weze", zegt
Steven.
Dan de schoot van het grootzeil.
Steven doet het een paar keer voor.
„Kijk, geen halve steken op de kik
ker, 'n Paar keer links en rechts d'r om
en dan het end van de schoot, dat je in
je hand heb, tussen het stuk boven de
kikker in 't inhout. Dan wordt dat van
zelf vastgetrokken door het zeil. Is 't
dan nodig, dan trek je an het losse end
van de schoot de zaak zo los. Nog 's,
geen halve steken op de kikker".
Steven gelooft niet, dat de onwillige
Leen het begrijpt.
En nou de zwaarden.
„Die maak je op dezelfde manier vast.
Door de zwaarte ken de zaak niet los en
mót hetl os, dan één ruk en 't is zó ge
beurd".
Intussen is het opschieten geblazen,
want ze moeten nog beginnen en het tij
staat niet stil.
(Wordt vsrvolgd)