ILAnDEtl I1IEUWS Overdenking De Zeeuwse kolonie Suriname RBEID ADELT Zeeuwse wandelingen I GERO I I altijd voor I iedereen I A. Vroegindeweij uit de Heilige Schrift blad Vrijdag 10 oktober 1975 No. 4429 KIJKVENSTER blikop kerk en samenleving 1 raim en overzichtelijk g in onze speciale 1 s showroom. g 1 Westdijk 46 - Middelharnis iiuiiiiniiiiiuiiniiiiiiiiiiiiunniniiiniiiiiiiiuiH^ C. KIEVIT ZN. Centrale Verwarming 80MMELSDIJK Telefoon (01870) 36 09 Dammen en schaken ZOKVIAAR EEN PLAATJE... Kreten Ongeleerde en onvaste mensen anneer je elke week een hoekje in e krant volschrijft, en je hoort nooit il dan komt de vraag weleens bij je nn óf er nog iemand is die je geschrijf test Maar het gebeurt ook dat een ontvangen brief je doet verzuchten: Ik wou dat de mensen hun pen voortaan maar droog hielden! «Dat laatste overkwam me vorige week '-n ik een brief ontving met een paar antenknipsels, kennelijk uit de krin- m van „Kracht van omhoog". De brief vatte een aantal kreten, die nauwe- "sde moeite van het vermelden waard 'n Het was nog naar aanleiding van een stukje dat ik schreef in december 1974. Erg aktueel kan het dus niet meer genoemd worden, maar daar wil ik nog ((fel overheen kijken. Ik zal u de complete brief besparen. Hier volgen enkele citaten: „Wat betreft de Heidelbergse Cate chismus, hierover is genoeg geredetwist. Geen enkele christen gebruikt ze". „De Drie Formulieren van onenigheid (sic!) horen, evenals Oma en de motte- ballen, niet meer thuis in deze tijd". „Op Amos mag men zich niet beroe pen, die had nog geen kennis van het Koninkrijk Gods". „De Reformatoren waren stekeblind, ze'hebben van God een demon gemaakt die vandaag een mens zegent en mor- 5en i'ervloekt". Behalve nog een paar van die losse flodders volgt dan een verhaal dat mand de schrijver had aangeraden t boek van Ds. C. den Boer over de Tdtse Leerregels („Om 't eeuwig wel behagen") aan te schaffen en te lezen. Maar mijn scribent beklaagt zich nu nog over de 22,50, die hij ervoor had moe ten neertellen, want hij had nog nooit veel duisternis en onkunde bij elkaar Er is natuurlijk geen denken aan dat op bovenstaande opmerkingen inga. e moeite zijn ze me niet waard. Dat ik zich even wil laten „mee-verbazen" is te laten zien wat er blijkbaar onder mmige mensen leeft. Theologen van am zelfs Calvijn en de traditie de kerk der eeuwen vegen ze met handbeweging van de tafel. De be- denisgeschrrtten die ze wellicht oit goed gelezen hebben moeten t ook ontgelden. En zelfs bepaalde sten uit de Schrift, die niet in hun aatje passen, worden voor onvoldoen- verklaard. En dat gebeurt alles op 'n hautaine en arrogante manier alsof e eeuwen vóór hen gehuld waren in n diepe duisternis, terwijl met hèn "enlijk pas het licht is opgegaan. Het zou allemaal nog niet zo tragisch 'n wanneer deze mensen niet een gro- invloed hadden op de eenvoudigen e door hun grote woorden worden erbluft. Eén van de toegezonden antenknipsels bevatte een felle aan- 1 op Calvijns leer van de verkiezing. aarin wordt dan zomaar even betoogd t deze leer volkomen in strijd is met "ds barmhartigheid, met het logische rstand, met het ingeschapen rechts- voel en met de bedoeling van God Die il dat alle mensen zalig worden. Cal- 'n leert, zo staat er letterlijk, „dat er n goddelijk anathema, een vervloeking st op l)epaalde ongeboren kinderen of igelingen voor wie dan geen heil, of nade maar mogelijk is. Zijn leer heeft 'izenden ouders, die hun kindje moes missen, in grote verwarring ge acht en hun droefheid vermeerderd". Ieder die de geschriften van Calvijn beetje kent, zal weten dat dit de ricatuur is die men van zijn verkie- gsleer heeft gemaakt. Maar het at er toch maar weer, zwart op wit, duizenden mensen krijgen het blad racht van Omhoog" toegezonden en ikken het allemaal voor zoete koek. Ik geloof dat we onze jongeren, en de deren evenzeer, niet genoeg kunnen waarschuwen voor al deze verleidende geesten. In bepaalde streken hebben ze een behoorlijke greep op de mensen en trekken ze er velen af van de kerk niet alleen, maar ook van de leer der waar heid die naar de Godzaligheid is. Maar ook dat is niets vreemds. Staat er niet dat „ongeleerde en onvaste mensen de Schriften verdraaien tot hun eigen ver derf"? WAARNEMER. MIDDELBURG DE KERK IN VERDRUKKING Teneinde ook op Walcheren meer be kendheid te geven aan het werk dat wordt gedaan t.b.v. de kerken achter het ijzeren- en bamboegordijn, werd een interkerkelijk comité „vrienden van de ondergrondse kerk" opgericht, die een en ander wat wil aktiveren en coör dineren. Het comité wil dit o.m. bereiken door de gratis verspreiding van het blad „Getrouw", de uitgave van de Neder landse afdeling van de Internationale Raad van Christelijke Kerken (I.C.C.C), en het organiseren van lezingen. De eerste bijeenkomst in dit kader zal worden gehouden D.V. woensdag 15 ok tober a.s. in de (hal) van de Ontmoe- tingskerk aan de Oosterscheldestraat te Middelburg, aanvang 19.30 uur. Spreker zal zijn Ds. J. C. Maris te de Bilt, over het onderwerp": „De Kerk in de verdrukking". Opening door Ds. Zijderveld te Mid delburg sluiting Ds. Post te Amemui- den. Gerekend wordt op een trouwe op komst van alle reformatorische chris tenen. UITSLAGEN DAMVERENIGING „DENK EN ZET" Maandag 6 - 10 - 1975 Afd. I KL Vis J. Dekker 1—1 A. Verolme J. v. Es af g. J. Lodder B. Vis 2—0 H. Groenendijk C. Polder 2—0 Afd. Il H. Holt I. Koese 1—1 A. Krijgsman G. Noteboom 11 F. Noordijk L. v. d. Stad 1—1 Afd. Ill A, V. d. Sluijs H. Noordijk 11 J. V. Mierloo W. Vroegindeweij 11 N. Quispel A. V. GuUk 2—0 B. Roetman H. Verolme 11 Afd. IV J. Witvliet L. v. Erkel 2—0 G. Koese J. v. d. Kooij 2—0 M. Breeman H. Schellevis 11 M. Klink C. Spee 0—2 SCHAAKVERENIGING „DE ZWARTE PION" 6 oktober 1975 2e afd. A. Visser C. Bakelaar afg. N. V. Bracht D. Hoogzand 1O J. Albrechts C. v. d. Groef 1—0 W. de Hoog A. Roon V2-V2 3e afd. J. Kruik H. K. Smit 0—1 J. Groenendijk A. Maurik 1O A. Grootenboer Spahr v.d. Hoek afg. HET KINDERLIJK KOMEN TOT DE VADER Jezus zeide tot hen: Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven. Nie mand komt tot de Vader, dan door Mij". Joh. 14 6. De Zone Gods spreekt hier vanuit Zijn Ik ben. En dat staat in verband met het Goddelijk verlossingsplan, vanuit Zijn goedertierenheid om zondaren te zali gen. Want op het Goddelijk vragen: „Wie is Hij, die met Zijn hart borg worde, om tot Mij te genaken?" heeft de Zoon geantwoord tot verheerlijking van de Waarheid en de Gerechtigheid: „Ik heb lust o Mijn God! om Uw welbeha gen te doen; en Uw wet is in het mid den Mijns ingewands". En in verband daarmede is de Zone Gods als des Va ders Knecht en Middelaar des Verbonds, gezalfd met de vreugde-olie des Gees- tes. Nu is in het verdienen en toepassen van dat heil, de ontmoeting van de Goe dertierenheid en de Waarheid en het kussen van de Gerechtigheid en Vrede tot verheerlijking van God. En zo is Christus niet alleen de Weg van de heils- feiten, doch ook van de heilsorde. Als vanzelf rijst hier de vraag; hoe komt nu een zondaar op die Weg? Want de Heere Jezus heeft gezegd: „Voorwaar voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet in gaat door de deur in de stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar". Het moet dus worden een ingaan door de enge poort van de waarachtige be kering. En dat is niet mogelijk zonder wedergeboorte. Want zonder die ver nieuwing des harten heeft de mens niet de droefheid naar God, die een onbe- rouwelijke bekering tot zaligheid werkt. De wedergeboorte is de wortel der zaak, de inlijving in Jezus Christus, zo dat de zondaar wordt afgesneden van Adam, opdat Christus als het zaad der wedergeboorte zou kunnen wortelen in het hart. Hier wordt de wet van Christus ge schreven in het hart, Gods beeld afge drukt in de ziel en dat is het deelachtig worden van de Goddelijke natuur. En dat heeft plaats daar de zondaar door de zaligmakende werkingen van de Heilige Geest het wezen des geloofs bekomt dat door de liefde werkt. En zo wordt dé zondaar vanuit de Heere gesteld in de staat der genade en des geloofs. Maar daarvan heeft hij niet terstond het volle bewustzijn in zijn hart. Al was Ruth nog zo helder in de keus om met de Heere en Zijn volk te leven en werd zij door Boaz daarin op genomen, zo was zij voor haar zelf nog een buitenstaand mens en dat blijkt uit de vraag van haar hart: „Waarom heb ik genade gevonden in Uwe ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben". Deze mensen worden er veel eer door een ander bij geteld dan dat zij er zich bij mogen tellen. Maar door dat alles heen komt de keus steeds inniger tot openbaring, want zij zijn een vriend en metgezel van allen die de Heere oot moedig vrezen. En dat leven is vanuit Christus versierd met ootmoedigheid en zachtmoedigheid. Want het was door de toerekening van Zijn rechtvaardigheid dat zij in het wezen des geloofs recht vaardig waren voor God. Maar daarom vergeven zij zichzelf de zonde niet. Het wordt een innig wenen over de zonde naarmate zij bij de on derwijzingen van de Heilige Geest hun ne verlorenheid en verdoemelijkheid in Adam leren kennen. En in dat kwaad van ons verdorven bestaan is één en al vijandschap tegen God. Opdat wij vanuit Christus niet alleen zouden wenen over de daad der zonde, maar ook zouden komen tot het aan vaarden van de straf der zonde in het ootmoedig buigen voor de majesteit van Gods rechtvaardigheid. Want de straf der zonden is in de daad der zonde be grepen, zodat het hart uit liefde tot Gods rechtvaardigheid een welgevallen be komt aan de straffen van zijn ongerech tigheid. En al kent het hart Christus in Zijn dierbaarheid door te zitten aan Zijn voeten, het kennen van Hem in Zijn enige en algenoegzame offerande wordt nog gemist. En van daar de vraag vanuit het hart: „Is er nog enig middel waar door wij deze straf ontgaan mochten en wederom tot genade komen?" En zo doet de Heere een afgesneden zaak. Hij snijdt er alles af wat van de mens is, om vanuit Gods heilsopenba ring te leven die is in de enige en alge noegzame offerande van Jezus Chris tus,, door het komen tot het aannemen van Hem in het binnenste des harten. Hij is opgewekt om onze rechtvaar- digmaking. En zo wordt het een kinder lijk leven vanuit de heilsfeiten van Christus. De Waarheid van Christus leeft in het hart door het getuigenis van Zijn Geest dat we kinderen Gods zijn, om vanuit Hem te leven in het kinder lijk gaan tot de Vader. En wat wij de Vader bidden in Zijn naam zal ons gegeven worden. Laat ons in Zijn naam de Vader bidden en sme ken om de wederbarende werkingen van de Heilige Geest, opdat Christus een ge stalte mocht bekomen in het hart dat nog vervreemd van Hem voortleeft. Hij roept ons emstiglijk en waarach tig tot bekering en Hij wacht nog op ons om ons genadig te zijn. Op de vraag: „Hoe zullen wij ont vlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?", is geen antwoord. Of denkt ge nog van wel? R. Kok Het is de bedoeling dat Suriname op 25 november onafhankelijk wordt. U zult ook wel gehoord hebbén dat er iedere dag Surinamers naar ons land komen. Het is niet altijd gemakkelijk om ze onder te brengen. Er zijn ook plaatsen, waar men ze liever niet heeft, het geval Stavenisse is door heel ons land bekend. Ze worden dus vrij, onafhankelijk, na 3 eeuwen een Nederlandse kolonie te zijn geweest. Wist u dat het enkele ja ren een Zeeuwse kolonie geweest is? Dat was van 1667 tot 1682. Van deze periode wil ik in dit artikel iets vertel len. Abraham Crijnssen. U moet eerst eens letten op dat jaar tal 1667. Kent u de vaderlandse geschie denis nog? We waren toen gewikkeld in de 2e Engelse oorlog. De eerste was al achter de rug, die hadden we slecht ge voerd, onze bevelhebber Maarten Tromp was erin gesneuveld. Nu gaat het beter, De Ruyter is onze admiraal. In de 4- daagse zeeslag heeft hij een mooie overwinning op de Engelse vloot be haald. Nog vóór deze oorlog uitbrak, hebben de Engelsen een gemene streek uitgehaald. In vredestijd dus. Wij had den in het tegenwoordige Noord-Ame- rika enkele koloniën: Nieuw Nederland met de hoofdstad Nieuw Amsterdam (heet nvi New York). Op het fort Oranje was Pieter Stuyvesant goevemeur. Hij had in Brazilië gediend, waar hem zijn rechterbeen was weggeschoten. In Ne derland had hij zich een houten been laten aanmeten. Nu was hij hier, kop pige Piet zoals hij genoemd werd. „Heeft hij een been van hout, hij heeft een ijzeren hand, Het klotsen van zijn stelt dreunt Albion in d' oren Gelijk een donderslag Engeland wilde graag deze koloniën hebben en heeft ze ook veroverd. De ijzeren hand van Pieter Stuyvesant kon het niet verhinderen, al stampte hij nog zo hard met zijn houten been. Van het fort Oranje waait in 't vervolg de En gelse vlag. Dat moet gewroken worden, zegt de Zeeuwse schipper Abraham Crijnssen. Op 30 december 1666 vaart hij met 7 schepen uit de haven van Veere weg. Na bijna twee maanden (25 febr. 1667) is hij in de Caribische zee aan de noord- kust van Zuid-Amerika. Daar bezit En geland de kolonie Guyana met het fort Willoughby, genoemd naar een Engelse admiraal. Daar is het Abraham Crijns sen om te doen. Hij zeilt de Suriname-rivier op en weet het fort te veroveren. De tegen stand was niet groot, de bezetting be stond slechts uit 100 Europeanen en 60 negers. Na een korte beschieting geeft de bezetting zich over. De naam van het fort wordt veranderd in Zeelandia. Crijnssen verovert in deze omgeving nog 17 met tabak geladen Engelse koop- vaarders. Met rijke buit komt hij op 25 augustus (1667) de haven van Vlissingen binnen. De vorige maand was er vrede gesloten met Engeland. Daarbij was be paald dat wij de kolonie Guyana moch ten behouden en Engeland het verover de Nieuw Nederland met Nieuw Am sterdam. Suriname. Naar de rivier van dit land werd de nieuwe Zeeuwse kolonie in 't vervolg Suriname genoemd, Engeland én Frank rijk hadden later aan weerszijden van ons gebied een deel van Guyana. Een jaar later keert Abraham Crijns sen terug naar Suriname. Zeeland wil graag deze kolonie hebben. Allereerst om in tijd van oorlog een geschikt wa- pendepot te hebben en een nederzetting voor de handel („wat meerder vaert en- de commercie"). Tevens wil men er suikerriet en andere gewassen gaan verbouwen. De nieuwe kolonie krijgt ook een pre dikant in de Zeeuw Johannes Basseliers, een student van de bekende Utrechtse professor Voetius. Veel vertier had hij er niet, want na een verblijf van acht jaar schrijft hij aan de classis Walche ren, die hem had uitgezonden: „Broe ders, bidt voor mij, die hier ben als een eenzame mus op het dak". Was de bevolking erg dun of had hij weinig contact met de mensen? We we ten het niet. Evenmin weten we bijzon derheden uit het leven van Abraham Crijnssen, toen hij weer terug was in Suriname. In 1669 lezen we achter zijn naam: „saliger", hij is dus gestorven. De naam van het plaatsje Domburg herinnert nog aan deze Zeeuwse kolo niale periode, die maar 15 jaar heeft ge duurd. Zeeland kon niet aan zijn kolo niale verplichtingen voldoen, het was niet in staat het land tot bloei te bren gen. Op het ogenblik, 3 eeuwen later, is dat nog niet het geval, anders zouden er niet zovele duizenden, met achter lating van alles, Suriname verlaten. Er kwam strijd met de inlandse be volking, die een guerilla-oorlog ging voeren. Ook de Staten-Generaal vonden het maar een vreemde zaak, dat een van de provinciën een eigen kolonie had. Vooral met Amsterdam ontstond veel krakeel. Naijver zal ook hier wel een rol ge speeld hebben. Tenslotte werd in 1682 de kolonie voor 260.000,— verkocht aan de West-Indi sche Compagnie, m.et goedkeuring van de Staten-Generaal. Voor de exploitatie ervan werd de Sociëteit van Suriname opgericht. Voor elk een derde deel werd hierin deelgenomen door de W. I. Com pagnie, de stad Amsterdam en de fami lie Van Aerssen van Sommelsdijk. Het oude fort Zeelandia bestaat nog. Bij de verovering op de Engelsen wer den de drie bastions aan de rivierkant Het was een heel aardige foto, die van vorige week en zij leverde 3 reacties op. Vrijdagavond belde Silene Hoogzand uit Sommelsdijk dat een van de meisjes, het bruidje, haar zusje Evene (6) is en de ander haar nichtje Lientje Hoogzand eveneens uit Sommelsdijk. Mevr. Wals uit Sommelsdijk vertelde de meisjes ook te kennen en er kwam een briefje van Oma van Nimwegen-Slui waarin ze de namen meedeelde en vertelde dat Silene de kleren uit wat oude spulletjes heeft gemaakt; „ze heeft druk genaaid, ge past €n gemeten!" schrijft oma. Later, na koninginnedag, waarop de meisjes aan de optocht deelnamen, heeft Middelburg, Veere en Zierikzee ge noemd. Nu is deze 5-hoekige vesting geres taureerd. Nadat ze eerst als gevangenis gediend had, wordt het nu een museum met oude tekeningen, documenten en gebruiksvoorwerpen uit de Zeeuwse ko loniale periode. Middelburg. L. van Wallenburg ze nauwelijks meer aan die kleren te ruggedacht totdat ze er vrijdag, in de krant weer aan werd herinnerd. Dank voor de reacties en graag zullen we horen wie het lieve meisje op boven staande foto is. THOLEN Aanleg tennisbaan. Door de grote uitbreiding van de tennisclub Eegedina wordt op verzoek van de vereniging bij de twee banen aan de Zoekweg door de gemeente Tholen binnenkort een derde tennisbaan aangelegd. Afbraak oude brug De oude brug over de Eendracht, die bij de aanleg van het nieuwe Schelde- Rijnkanaal en een nieuwe brug over dat kanaal nu overbodig is geworden wordt thans gesloopt. De oude brug werd in 1928 gebouwd ter vervanging van de veerpont. In mei 1940 werd de brug door Nederlandse militairen opgeblazen en na volledig herstel in oktober 1944 werd de brug vernield door Duitse militairen. ERVOLG VERHAAL door M. DE KRUIS. En zo kwam het, dat Teun nogal eens n proces-verbaal opliep. Niet voor de aling allereerst, maar om het feit, dat zonder vergunning viste. Dan ging hij de bajes in. Met die Teun gaat Steven kennis aken. Want waarom zal Teun dat kleine annetje, dat hem alleen maar aan- kt, als hij de schokker voorbij komt jven, niet eens een keer proberen? Teun weet niet, dat die blik van Ste en meer zegt dan een hele redevoering. Het is een blik van verachting en eelij: als je toch zó oud moet worden, ropende en stelende. Die blik zegt Povenal: „Ik hou je in de gaten". Steven Teuns devies: „Op het water is 'altijd wel een hap of een snap te vin- ,Qen". 'M^ Over „vinden" gesproken. M veldwachters, die wel eens aan :.boord van de kuilschokker komen, om v*en gebakken „vissie" te nuttigen, heb- iwen Steven gewaarschuwd voor "Teun. Hij was dus op zijn hoede. Maar ja, veel dieven komen als de bewoner niet thuis is. En dat doet Teun ook. Op een maanlichte avond liggen de veldwachters met hun schouw onder de wal net beneden de Brielse haven. De schouw ligt stijf tegen de door de stroom uitgevreten wallen vlak onder het hoge riet op de oever. Zij, de veldwachters, zien alles, zij worden niet gezien. Zo nu en dan valt een stuk losge- stroomde klei in de bewegende rivier, een vis maakt een bovenwaterse buite ling, een vogel vliegt op uit het riet. De veldwachters kennen al die nach telijke geluiden. Ze zijn er vertrouwd mee, als thuis met het tikken van de klok, of van de wekker. Maar daar ineens worden de oren ge spitst. Door de stilte van de nacht klinkt het geplas van in het water vallende rie men, het doffe geklop van riemen in de dollen. De veldwachters turen naar de mond van de haven, die gemarkeerd wordt door een rood en een wit licht. Het witte licht is aan hun kant. Daar schiet een roeiboot de haven uit. Boot en roeier nog onbekend. De boot vaart dwars de rivier over. De stroom grijpt het bootje en sleurt het naar beneden. Dat gaat allemaal rustig, want het is windstil en het be wegende water is als een spiegel. In het maanlicht z;ien de politieman nen, dat halverstroom de roeiboot op de schokker aanhoudt. „Steven is niet an boord"? fluistert Haaksman, ik heb 'm vanavond thuis gesproken". Even stilte. „'k Zou 'm maar gaan waarschuwen", zegt de andere. Als een haas rent de jonge Haaksman naar Den Briel om Steven te gaan in lichten over de bedreiging. Met twintig minuten slaat Steven zich met Haaks man door het riet en ze springen in de schouw. Nou haastig op de stroper af. „De boot ligt nog steeds vast naast het kaar", fluistert Kersbergen, de an dere veldwachter. „Hij ken 't natuurlijk niet ope krijge", veronderstelt Steven. „Dat zei tenmin ste wel lang geduurd hebben". „Zou 't Teun zijn?" vraagt Steven. Schouderophalen. De stroper heeft blijkbaar geen besef van het gevaar, dat hem bedreigt. Alleen als de veldwachters met Ste ven vlak bij de schokker zijn, schrikt de stroper zeker. Ze horen een gestom mel van klompen en riemen. Een lange gestalte richt zich op, duikt weg op de doft, grijpt de riemen en gaat op de vlucht. „Teun!" zeggen de beide veldwach ters tegelijk, „én nou d'r op af". „Eerst kijke of 't kaar dicht is", dringt Steven, „as 't ope staat, ben ik alles kwijt". 't Valt mee. Teun heeft wel, het slot kapot gemaakt, maar toen hij klaar was, wel het deksel dicht gedaan. „Opschiete jonges", zegt Kersbergen, „ik denk, dat Teun in de griend zit". In derdaad, het bootje ligt tegen de wal, maar Teun is verdwenen. „D'r uit en het riet in", zegt Steven. Hij is geladen. Hij sleurt zich tegen het gors op. Haaksman volgt hem. Een moet er in de schouw blijven en die vasthouden aan een rietwortel, want meerpalen zijn hier niet. „Pas op. Steven", fluistert Haaksman, „je weet 't nooit". Die hoort de waarschuwing niet eens. Hij is dol van woede. Zelf hard werken en die vent stropen en zuipen. Hij zal 'm! Hij worstelt zich door het manshoge riet. Haaksman. volgt op het gebaande pad. „Hier mot-ie zitte, want hier het~ie gelope", hijgt Steven. Eindelijk ziet hij in het donker de om trekken van de op zijn hurken gebogen onverlaat. Dat die schimmige gestalte zo breed aan doet, zit 'm in de buil met aal naast hem. „Denk an m'n arme vrouw en kinde re!" roept hij, „Daar had jij an motte denke", snauwt Steven. Hij grist het allereerst de buil met paling uit de handen van Teun. Dan komen de beide veldwachters en rekenen Teun in. „Dat ziet er niet best voor je uit, jonge", zegt Kersbergen, „Dat kost je een paar maanden". Dat ziet Teun als recidivist blijkbaar ook wel in. Als Steven in het donker had kunnen zien, zou hij een paar waterig-blauwe ogen op zich gericht hebben gezien. Nu hoort hij alleen de dreiging; „Dat ver geef Ik je nooit". Eerlijk gezegd valt het ook niet mee, om als oudevakman-stroper te worden gepakt door een jonge kerel, die boven dien nog als „boer" wordt versleten omdat hij uit Beierland komt. Het feit van de palingdiefstal leerde Steven op zijn hoede te zijn voor de mensen, die „voor een hap en een snap" het water opgaan. Teun blijft een gevaar voor hem. Wan neer hij 's avonds laat van boord of van de visserij komt, kan het gebeuren, dat hij wordt gevolgd door de beschon ken Teun, die zijn haatgevoelens samen- balt in de ergste scheldwoorden en de meest lasterlijke vloeken. Steven voorziet zich voor de late avond van een flinke stok. „'n Hond mot je als 'n hond behande len", zegt hij tegen Greta. Ondertussen verloopt de zomer. Het seizoen is voor de schokker niet kwaad geweest. Er was veel spiering, de aalvangst was behoorlijk, maar de schipper moet weer knecht worden en op de zalmvisserij. Dat wordt dus weer de gewone ritus van lichten, fuiken ver schonen, trekken, schuttingmaken en de rest van het program. Wanneer hij kie zen mocht en als er te kiezen viel, nam hij de kuilschokker. Vrijheid, eigen ver antwoordelijkheid liggen hem. Er is trouwens wat anders, dat hem bezighoudt en dat is de komst van de eersteling. Hoe zal het gaan? Wat zal het zijn? Het laatste doet hem niet zoveel. Als Greta er maar goed doorkomt. Het jon gensachtige is de laatste tijd wel van Stevens gezicht af gegaan. Hij trok soms zorgenrimpels op zijn voorhoofd. Ja, wat wil je? Een vrouw in verwachting, je werk, dat z'n moeilijkheden meebrengt. Als je er nu niet zo zwaar aan trekt, dan kun je dat allemaal wel onbezorgd onder gaan. Maar zo is Steven niet. Zijn ver antwoordelijkheidsgevoel is de bron van zijn zorgen. En zo zal 'net wel blijven. Eigenlijk is het altijd zo geweest. In moeilijke winterperioden heeft hij met zijn Moeder meegezorgd voor het gezin. De „ouwe Aai" kon dan met zijn praat jes geen gaatjes vullen. Steven veracht te het geklets van zijn, wel handige, maar niet verstandige vader, die overal het grootste en het laatste woord moest hebben.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1975 | | pagina 5