ILAnDEtl I1IEUWS
Overdenking
De Zeeuwse kolonie
Suriname
RBEID ADELT
Zeeuwse wandelingen
I GERO I
I altijd voor
I iedereen
I A. Vroegindeweij
uit de
Heilige Schrift
blad
Vrijdag 10 oktober 1975
No. 4429
KIJKVENSTER
blikop kerk
en samenleving
1 raim en overzichtelijk
g in onze speciale 1
s showroom. g
1 Westdijk 46 - Middelharnis
iiuiiiiniiiiiuiiniiiiiiiiiiiiunniniiiniiiiiiiiuiH^
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
80MMELSDIJK
Telefoon (01870) 36 09
Dammen en schaken
ZOKVIAAR EEN PLAATJE...
Kreten
Ongeleerde en onvaste mensen
anneer je elke week een hoekje in
e krant volschrijft, en je hoort nooit
il dan komt de vraag weleens bij je
nn óf er nog iemand is die je geschrijf
test Maar het gebeurt ook dat een
ontvangen brief je doet verzuchten: Ik
wou dat de mensen hun pen voortaan
maar droog hielden!
«Dat laatste overkwam me vorige week
'-n ik een brief ontving met een paar
antenknipsels, kennelijk uit de krin-
m van „Kracht van omhoog". De brief
vatte een aantal kreten, die nauwe-
"sde moeite van het vermelden waard
'n Het was nog naar aanleiding van
een stukje dat ik schreef in december
1974. Erg aktueel kan het dus niet meer
genoemd worden, maar daar wil ik nog
((fel overheen kijken.
Ik zal u de complete brief besparen.
Hier volgen enkele citaten:
„Wat betreft de Heidelbergse Cate
chismus, hierover is genoeg geredetwist.
Geen enkele christen gebruikt ze".
„De Drie Formulieren van onenigheid
(sic!) horen, evenals Oma en de motte-
ballen, niet meer thuis in deze tijd".
„Op Amos mag men zich niet beroe
pen, die had nog geen kennis van het
Koninkrijk Gods".
„De Reformatoren waren stekeblind,
ze'hebben van God een demon gemaakt
die vandaag een mens zegent en mor-
5en i'ervloekt".
Behalve nog een paar van die losse
flodders volgt dan een verhaal dat
mand de schrijver had aangeraden
t boek van Ds. C. den Boer over de
Tdtse Leerregels („Om 't eeuwig wel
behagen") aan te schaffen en te lezen.
Maar mijn scribent beklaagt zich nu nog
over de 22,50, die hij ervoor had moe
ten neertellen, want hij had nog nooit
veel duisternis en onkunde bij elkaar
Er is natuurlijk geen denken aan dat
op bovenstaande opmerkingen inga.
e moeite zijn ze me niet waard. Dat ik
zich even wil laten „mee-verbazen" is
te laten zien wat er blijkbaar onder
mmige mensen leeft. Theologen van
am zelfs Calvijn en de traditie
de kerk der eeuwen vegen ze met
handbeweging van de tafel. De be-
denisgeschrrtten die ze wellicht
oit goed gelezen hebben moeten
t ook ontgelden. En zelfs bepaalde
sten uit de Schrift, die niet in hun
aatje passen, worden voor onvoldoen-
verklaard. En dat gebeurt alles op
'n hautaine en arrogante manier alsof
e eeuwen vóór hen gehuld waren in
n diepe duisternis, terwijl met hèn
"enlijk pas het licht is opgegaan.
Het zou allemaal nog niet zo tragisch
'n wanneer deze mensen niet een gro-
invloed hadden op de eenvoudigen
e door hun grote woorden worden
erbluft. Eén van de toegezonden
antenknipsels bevatte een felle aan-
1 op Calvijns leer van de verkiezing.
aarin wordt dan zomaar even betoogd
t deze leer volkomen in strijd is met
"ds barmhartigheid, met het logische
rstand, met het ingeschapen rechts-
voel en met de bedoeling van God Die
il dat alle mensen zalig worden. Cal-
'n leert, zo staat er letterlijk, „dat er
n goddelijk anathema, een vervloeking
st op l)epaalde ongeboren kinderen of
igelingen voor wie dan geen heil, of
nade maar mogelijk is. Zijn leer heeft
'izenden ouders, die hun kindje moes
missen, in grote verwarring ge
acht en hun droefheid vermeerderd".
Ieder die de geschriften van Calvijn
beetje kent, zal weten dat dit de
ricatuur is die men van zijn verkie-
gsleer heeft gemaakt. Maar het
at er toch maar weer, zwart op wit,
duizenden mensen krijgen het blad
racht van Omhoog" toegezonden en
ikken het allemaal voor zoete koek.
Ik geloof dat we onze jongeren, en de
deren evenzeer, niet genoeg kunnen
waarschuwen voor al deze verleidende
geesten. In bepaalde streken hebben ze
een behoorlijke greep op de mensen en
trekken ze er velen af van de kerk niet
alleen, maar ook van de leer der waar
heid die naar de Godzaligheid is. Maar
ook dat is niets vreemds. Staat er niet
dat „ongeleerde en onvaste mensen de
Schriften verdraaien tot hun eigen ver
derf"?
WAARNEMER.
MIDDELBURG
DE KERK IN VERDRUKKING
Teneinde ook op Walcheren meer be
kendheid te geven aan het werk dat
wordt gedaan t.b.v. de kerken achter het
ijzeren- en bamboegordijn, werd een
interkerkelijk comité „vrienden van
de ondergrondse kerk" opgericht, die
een en ander wat wil aktiveren en coör
dineren.
Het comité wil dit o.m. bereiken
door de gratis verspreiding van het blad
„Getrouw", de uitgave van de Neder
landse afdeling van de Internationale
Raad van Christelijke Kerken (I.C.C.C),
en het organiseren van lezingen.
De eerste bijeenkomst in dit kader zal
worden gehouden D.V. woensdag 15 ok
tober a.s. in de (hal) van de Ontmoe-
tingskerk aan de Oosterscheldestraat te
Middelburg, aanvang 19.30 uur.
Spreker zal zijn Ds. J. C. Maris te de
Bilt, over het onderwerp":
„De Kerk in de verdrukking".
Opening door Ds. Zijderveld te Mid
delburg sluiting Ds. Post te Amemui-
den. Gerekend wordt op een trouwe op
komst van alle reformatorische chris
tenen.
UITSLAGEN DAMVERENIGING
„DENK EN ZET"
Maandag 6 - 10 - 1975
Afd. I
KL Vis J. Dekker 1—1
A. Verolme J. v. Es af g.
J. Lodder B. Vis 2—0
H. Groenendijk C. Polder 2—0
Afd. Il
H. Holt I. Koese 1—1
A. Krijgsman G. Noteboom 11
F. Noordijk L. v. d. Stad 1—1
Afd. Ill
A, V. d. Sluijs H. Noordijk 11
J. V. Mierloo W. Vroegindeweij 11
N. Quispel A. V. GuUk 2—0
B. Roetman H. Verolme 11
Afd. IV
J. Witvliet L. v. Erkel 2—0
G. Koese J. v. d. Kooij 2—0
M. Breeman H. Schellevis 11
M. Klink C. Spee 0—2
SCHAAKVERENIGING
„DE ZWARTE PION"
6 oktober 1975
2e afd.
A. Visser C. Bakelaar afg.
N. V. Bracht D. Hoogzand 1O
J. Albrechts C. v. d. Groef 1—0
W. de Hoog A. Roon V2-V2
3e afd.
J. Kruik H. K. Smit 0—1
J. Groenendijk A. Maurik 1O
A. Grootenboer Spahr v.d. Hoek afg.
HET KINDERLIJK
KOMEN TOT DE VADER
Jezus zeide tot hen: Ik ben de Weg en
de Waarheid en het Leven. Nie
mand komt tot de Vader, dan
door Mij".
Joh. 14 6.
De Zone Gods spreekt hier vanuit Zijn
Ik ben. En dat staat in verband met het
Goddelijk verlossingsplan, vanuit Zijn
goedertierenheid om zondaren te zali
gen. Want op het Goddelijk vragen:
„Wie is Hij, die met Zijn hart borg
worde, om tot Mij te genaken?" heeft de
Zoon geantwoord tot verheerlijking van
de Waarheid en de Gerechtigheid: „Ik
heb lust o Mijn God! om Uw welbeha
gen te doen; en Uw wet is in het mid
den Mijns ingewands". En in verband
daarmede is de Zone Gods als des Va
ders Knecht en Middelaar des Verbonds,
gezalfd met de vreugde-olie des Gees-
tes.
Nu is in het verdienen en toepassen
van dat heil, de ontmoeting van de Goe
dertierenheid en de Waarheid en het
kussen van de Gerechtigheid en Vrede
tot verheerlijking van God. En zo is
Christus niet alleen de Weg van de heils-
feiten, doch ook van de heilsorde.
Als vanzelf rijst hier de vraag; hoe
komt nu een zondaar op die Weg? Want
de Heere Jezus heeft gezegd: „Voorwaar
voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet in
gaat door de deur in de stal der schapen,
maar van elders inklimt, die is een dief
en moordenaar".
Het moet dus worden een ingaan door
de enge poort van de waarachtige be
kering. En dat is niet mogelijk zonder
wedergeboorte. Want zonder die ver
nieuwing des harten heeft de mens niet
de droefheid naar God, die een onbe-
rouwelijke bekering tot zaligheid werkt.
De wedergeboorte is de wortel der
zaak, de inlijving in Jezus Christus, zo
dat de zondaar wordt afgesneden van
Adam, opdat Christus als het zaad der
wedergeboorte zou kunnen wortelen in
het hart.
Hier wordt de wet van Christus ge
schreven in het hart, Gods beeld afge
drukt in de ziel en dat is het deelachtig
worden van de Goddelijke natuur.
En dat heeft plaats daar de zondaar
door de zaligmakende werkingen van
de Heilige Geest het wezen des geloofs
bekomt dat door de liefde werkt.
En zo wordt dé zondaar vanuit de
Heere gesteld in de staat der genade en
des geloofs. Maar daarvan heeft hij niet
terstond het volle bewustzijn in zijn
hart. Al was Ruth nog zo helder in de
keus om met de Heere en Zijn volk te
leven en werd zij door Boaz daarin op
genomen, zo was zij voor haar zelf nog
een buitenstaand mens en dat blijkt uit
de vraag van haar hart: „Waarom heb
ik genade gevonden in Uwe ogen, dat gij
mij kent, daar ik een vreemde ben".
Deze mensen worden er veel eer door
een ander bij geteld dan dat zij er zich
bij mogen tellen. Maar door dat alles
heen komt de keus steeds inniger tot
openbaring, want zij zijn een vriend en
metgezel van allen die de Heere oot
moedig vrezen. En dat leven is vanuit
Christus versierd met ootmoedigheid en
zachtmoedigheid. Want het was door de
toerekening van Zijn rechtvaardigheid
dat zij in het wezen des geloofs recht
vaardig waren voor God.
Maar daarom vergeven zij zichzelf de
zonde niet. Het wordt een innig wenen
over de zonde naarmate zij bij de on
derwijzingen van de Heilige Geest hun
ne verlorenheid en verdoemelijkheid in
Adam leren kennen. En in dat kwaad
van ons verdorven bestaan is één en
al vijandschap tegen God.
Opdat wij vanuit Christus niet alleen
zouden wenen over de daad der zonde,
maar ook zouden komen tot het aan
vaarden van de straf der zonde in het
ootmoedig buigen voor de majesteit van
Gods rechtvaardigheid. Want de straf
der zonden is in de daad der zonde be
grepen, zodat het hart uit liefde tot Gods
rechtvaardigheid een welgevallen be
komt aan de straffen van zijn ongerech
tigheid.
En al kent het hart Christus in Zijn
dierbaarheid door te zitten aan Zijn
voeten, het kennen van Hem in Zijn
enige en algenoegzame offerande wordt
nog gemist. En van daar de vraag vanuit
het hart: „Is er nog enig middel waar
door wij deze straf ontgaan mochten en
wederom tot genade komen?"
En zo doet de Heere een afgesneden
zaak. Hij snijdt er alles af wat van de
mens is, om vanuit Gods heilsopenba
ring te leven die is in de enige en alge
noegzame offerande van Jezus Chris
tus,, door het komen tot het aannemen
van Hem in het binnenste des harten.
Hij is opgewekt om onze rechtvaar-
digmaking. En zo wordt het een kinder
lijk leven vanuit de heilsfeiten van
Christus. De Waarheid van Christus
leeft in het hart door het getuigenis van
Zijn Geest dat we kinderen Gods zijn,
om vanuit Hem te leven in het kinder
lijk gaan tot de Vader.
En wat wij de Vader bidden in Zijn
naam zal ons gegeven worden. Laat ons
in Zijn naam de Vader bidden en sme
ken om de wederbarende werkingen van
de Heilige Geest, opdat Christus een ge
stalte mocht bekomen in het hart dat
nog vervreemd van Hem voortleeft.
Hij roept ons emstiglijk en waarach
tig tot bekering en Hij wacht nog op
ons om ons genadig te zijn.
Op de vraag: „Hoe zullen wij ont
vlieden, indien wij op zo grote zaligheid
geen acht nemen?", is geen antwoord.
Of denkt ge nog van wel?
R. Kok
Het is de bedoeling dat Suriname op
25 november onafhankelijk wordt. U
zult ook wel gehoord hebbén dat er
iedere dag Surinamers naar ons land
komen. Het is niet altijd gemakkelijk
om ze onder te brengen. Er zijn ook
plaatsen, waar men ze liever niet heeft,
het geval Stavenisse is door heel ons
land bekend.
Ze worden dus vrij, onafhankelijk, na
3 eeuwen een Nederlandse kolonie te
zijn geweest. Wist u dat het enkele ja
ren een Zeeuwse kolonie geweest is?
Dat was van 1667 tot 1682. Van deze
periode wil ik in dit artikel iets vertel
len.
Abraham Crijnssen.
U moet eerst eens letten op dat jaar
tal 1667. Kent u de vaderlandse geschie
denis nog? We waren toen gewikkeld in
de 2e Engelse oorlog. De eerste was al
achter de rug, die hadden we slecht ge
voerd, onze bevelhebber Maarten Tromp
was erin gesneuveld. Nu gaat het beter,
De Ruyter is onze admiraal. In de 4-
daagse zeeslag heeft hij een mooie
overwinning op de Engelse vloot be
haald. Nog vóór deze oorlog uitbrak,
hebben de Engelsen een gemene streek
uitgehaald. In vredestijd dus. Wij had
den in het tegenwoordige Noord-Ame-
rika enkele koloniën: Nieuw Nederland
met de hoofdstad Nieuw Amsterdam
(heet nvi New York). Op het fort Oranje
was Pieter Stuyvesant goevemeur. Hij
had in Brazilië gediend, waar hem zijn
rechterbeen was weggeschoten. In Ne
derland had hij zich een houten been
laten aanmeten. Nu was hij hier, kop
pige Piet zoals hij genoemd werd.
„Heeft hij een been van hout,
hij heeft een ijzeren hand,
Het klotsen van zijn stelt
dreunt Albion in d' oren
Gelijk een donderslag
Engeland wilde graag deze koloniën
hebben en heeft ze ook veroverd. De
ijzeren hand van Pieter Stuyvesant kon
het niet verhinderen, al stampte hij nog
zo hard met zijn houten been. Van het
fort Oranje waait in 't vervolg de En
gelse vlag.
Dat moet gewroken worden, zegt de
Zeeuwse schipper Abraham Crijnssen.
Op 30 december 1666 vaart hij met 7
schepen uit de haven van Veere weg.
Na bijna twee maanden (25 febr. 1667)
is hij in de Caribische zee aan de noord-
kust van Zuid-Amerika. Daar bezit En
geland de kolonie Guyana met het fort
Willoughby, genoemd naar een Engelse
admiraal. Daar is het Abraham Crijns
sen om te doen.
Hij zeilt de Suriname-rivier op en
weet het fort te veroveren. De tegen
stand was niet groot, de bezetting be
stond slechts uit 100 Europeanen en 60
negers. Na een korte beschieting geeft
de bezetting zich over. De naam van het
fort wordt veranderd in Zeelandia.
Crijnssen verovert in deze omgeving
nog 17 met tabak geladen Engelse koop-
vaarders. Met rijke buit komt hij op 25
augustus (1667) de haven van Vlissingen
binnen. De vorige maand was er vrede
gesloten met Engeland. Daarbij was be
paald dat wij de kolonie Guyana moch
ten behouden en Engeland het verover
de Nieuw Nederland met Nieuw Am
sterdam.
Suriname.
Naar de rivier van dit land werd de
nieuwe Zeeuwse kolonie in 't vervolg
Suriname genoemd, Engeland én Frank
rijk hadden later aan weerszijden van
ons gebied een deel van Guyana.
Een jaar later keert Abraham Crijns
sen terug naar Suriname. Zeeland wil
graag deze kolonie hebben. Allereerst
om in tijd van oorlog een geschikt wa-
pendepot te hebben en een nederzetting
voor de handel („wat meerder vaert en-
de commercie"). Tevens wil men er
suikerriet en andere gewassen gaan
verbouwen.
De nieuwe kolonie krijgt ook een pre
dikant in de Zeeuw Johannes Basseliers,
een student van de bekende Utrechtse
professor Voetius. Veel vertier had hij
er niet, want na een verblijf van acht
jaar schrijft hij aan de classis Walche
ren, die hem had uitgezonden: „Broe
ders, bidt voor mij, die hier ben als een
eenzame mus op het dak".
Was de bevolking erg dun of had hij
weinig contact met de mensen? We we
ten het niet. Evenmin weten we bijzon
derheden uit het leven van Abraham
Crijnssen, toen hij weer terug was in
Suriname. In 1669 lezen we achter zijn
naam: „saliger", hij is dus gestorven.
De naam van het plaatsje Domburg
herinnert nog aan deze Zeeuwse kolo
niale periode, die maar 15 jaar heeft ge
duurd. Zeeland kon niet aan zijn kolo
niale verplichtingen voldoen, het was
niet in staat het land tot bloei te bren
gen. Op het ogenblik, 3 eeuwen later, is
dat nog niet het geval, anders zouden
er niet zovele duizenden, met achter
lating van alles, Suriname verlaten.
Er kwam strijd met de inlandse be
volking, die een guerilla-oorlog ging
voeren. Ook de Staten-Generaal vonden
het maar een vreemde zaak, dat een
van de provinciën een eigen kolonie
had. Vooral met Amsterdam ontstond
veel krakeel.
Naijver zal ook hier wel een rol ge
speeld hebben.
Tenslotte werd in 1682 de kolonie voor
260.000,— verkocht aan de West-Indi
sche Compagnie, m.et goedkeuring van
de Staten-Generaal. Voor de exploitatie
ervan werd de Sociëteit van Suriname
opgericht. Voor elk een derde deel werd
hierin deelgenomen door de W. I. Com
pagnie, de stad Amsterdam en de fami
lie Van Aerssen van Sommelsdijk.
Het oude fort Zeelandia bestaat nog.
Bij de verovering op de Engelsen wer
den de drie bastions aan de rivierkant
Het was een heel aardige foto, die
van vorige week en zij leverde 3 reacties
op. Vrijdagavond belde Silene Hoogzand
uit Sommelsdijk dat een van de meisjes,
het bruidje, haar zusje Evene (6) is en
de ander haar nichtje Lientje Hoogzand
eveneens uit Sommelsdijk. Mevr. Wals
uit Sommelsdijk vertelde de meisjes ook
te kennen en er kwam een briefje van
Oma van Nimwegen-Slui waarin ze de
namen meedeelde en vertelde dat Silene
de kleren uit wat oude spulletjes heeft
gemaakt; „ze heeft druk genaaid, ge
past €n gemeten!" schrijft oma.
Later, na koninginnedag, waarop de
meisjes aan de optocht deelnamen, heeft
Middelburg, Veere en Zierikzee ge
noemd.
Nu is deze 5-hoekige vesting geres
taureerd. Nadat ze eerst als gevangenis
gediend had, wordt het nu een museum
met oude tekeningen, documenten en
gebruiksvoorwerpen uit de Zeeuwse ko
loniale periode.
Middelburg.
L. van Wallenburg
ze nauwelijks meer aan die kleren te
ruggedacht totdat ze er vrijdag, in de
krant weer aan werd herinnerd.
Dank voor de reacties en graag zullen
we horen wie het lieve meisje op boven
staande foto is.
THOLEN
Aanleg tennisbaan. Door de grote
uitbreiding van de tennisclub Eegedina
wordt op verzoek van de vereniging bij
de twee banen aan de Zoekweg door de
gemeente Tholen binnenkort een derde
tennisbaan aangelegd.
Afbraak oude brug
De oude brug over de Eendracht, die
bij de aanleg van het nieuwe Schelde-
Rijnkanaal en een nieuwe brug over dat
kanaal nu overbodig is geworden wordt
thans gesloopt.
De oude brug werd in 1928 gebouwd
ter vervanging van de veerpont. In mei
1940 werd de brug door Nederlandse
militairen opgeblazen en na volledig
herstel in oktober 1944 werd de brug
vernield door Duitse militairen.
ERVOLG VERHAAL
door M. DE KRUIS.
En zo kwam het, dat Teun nogal eens
n proces-verbaal opliep. Niet voor de
aling allereerst, maar om het feit, dat
zonder vergunning viste.
Dan ging hij de bajes in.
Met die Teun gaat Steven kennis
aken.
Want waarom zal Teun dat kleine
annetje, dat hem alleen maar aan-
kt, als hij de schokker voorbij komt
jven, niet eens een keer proberen?
Teun weet niet, dat die blik van Ste
en meer zegt dan een hele redevoering.
Het is een blik van verachting en
eelij: als je toch zó oud moet worden,
ropende en stelende. Die blik zegt
Povenal: „Ik hou je in de gaten". Steven
Teuns devies: „Op het water is
'altijd wel een hap of een snap te vin-
,Qen".
'M^ Over „vinden" gesproken.
M veldwachters, die wel eens aan
:.boord van de kuilschokker komen, om
v*en gebakken „vissie" te nuttigen, heb-
iwen Steven gewaarschuwd voor "Teun.
Hij was dus op zijn hoede. Maar ja, veel
dieven komen als de bewoner niet
thuis is.
En dat doet Teun ook.
Op een maanlichte avond liggen de
veldwachters met hun schouw onder de
wal net beneden de Brielse haven. De
schouw ligt stijf tegen de door de stroom
uitgevreten wallen vlak onder het hoge
riet op de oever.
Zij, de veldwachters, zien alles, zij
worden niet gezien.
Zo nu en dan valt een stuk losge-
stroomde klei in de bewegende rivier,
een vis maakt een bovenwaterse buite
ling, een vogel vliegt op uit het riet.
De veldwachters kennen al die nach
telijke geluiden. Ze zijn er vertrouwd
mee, als thuis met het tikken van de
klok, of van de wekker.
Maar daar ineens worden de oren ge
spitst.
Door de stilte van de nacht klinkt het
geplas van in het water vallende rie
men, het doffe geklop van riemen in de
dollen.
De veldwachters turen naar de mond
van de haven, die gemarkeerd wordt
door een rood en een wit licht. Het
witte licht is aan hun kant.
Daar schiet een roeiboot de haven uit.
Boot en roeier nog onbekend.
De boot vaart dwars de rivier over.
De stroom grijpt het bootje en sleurt
het naar beneden. Dat gaat allemaal
rustig, want het is windstil en het be
wegende water is als een spiegel.
In het maanlicht z;ien de politieman
nen, dat halverstroom de roeiboot op de
schokker aanhoudt.
„Steven is niet an boord"? fluistert
Haaksman, ik heb 'm vanavond thuis
gesproken".
Even stilte.
„'k Zou 'm maar gaan waarschuwen",
zegt de andere.
Als een haas rent de jonge Haaksman
naar Den Briel om Steven te gaan in
lichten over de bedreiging. Met twintig
minuten slaat Steven zich met Haaks
man door het riet en ze springen in de
schouw.
Nou haastig op de stroper af.
„De boot ligt nog steeds vast naast
het kaar", fluistert Kersbergen, de an
dere veldwachter.
„Hij ken 't natuurlijk niet ope krijge",
veronderstelt Steven. „Dat zei tenmin
ste wel lang geduurd hebben".
„Zou 't Teun zijn?" vraagt Steven.
Schouderophalen.
De stroper heeft blijkbaar geen besef
van het gevaar, dat hem bedreigt.
Alleen als de veldwachters met Ste
ven vlak bij de schokker zijn, schrikt
de stroper zeker. Ze horen een gestom
mel van klompen en riemen. Een lange
gestalte richt zich op, duikt weg op de
doft, grijpt de riemen en gaat op de
vlucht.
„Teun!" zeggen de beide veldwach
ters tegelijk, „én nou d'r op af".
„Eerst kijke of 't kaar dicht is", dringt
Steven, „as 't ope staat, ben ik alles
kwijt".
't Valt mee. Teun heeft wel, het slot
kapot gemaakt, maar toen hij klaar was,
wel het deksel dicht gedaan.
„Opschiete jonges", zegt Kersbergen,
„ik denk, dat Teun in de griend zit". In
derdaad, het bootje ligt tegen de wal,
maar Teun is verdwenen.
„D'r uit en het riet in", zegt Steven.
Hij is geladen.
Hij sleurt zich tegen het gors op.
Haaksman volgt hem. Een moet er in
de schouw blijven en die vasthouden
aan een rietwortel, want meerpalen zijn
hier niet.
„Pas op. Steven", fluistert Haaksman,
„je weet 't nooit".
Die hoort de waarschuwing niet eens.
Hij is dol van woede. Zelf hard werken
en die vent stropen en zuipen. Hij zal 'm!
Hij worstelt zich door het manshoge
riet. Haaksman. volgt op het gebaande
pad.
„Hier mot-ie zitte, want hier het~ie
gelope", hijgt Steven.
Eindelijk ziet hij in het donker de om
trekken van de op zijn hurken gebogen
onverlaat. Dat die schimmige gestalte
zo breed aan doet, zit 'm in de buil met
aal naast hem.
„Denk an m'n arme vrouw en kinde
re!" roept hij,
„Daar had jij an motte denke",
snauwt Steven.
Hij grist het allereerst de buil met
paling uit de handen van Teun.
Dan komen de beide veldwachters en
rekenen Teun in.
„Dat ziet er niet best voor je uit,
jonge", zegt Kersbergen, „Dat kost je
een paar maanden".
Dat ziet Teun als recidivist blijkbaar
ook wel in.
Als Steven in het donker had kunnen
zien, zou hij een paar waterig-blauwe
ogen op zich gericht hebben gezien. Nu
hoort hij alleen de dreiging; „Dat ver
geef Ik je nooit".
Eerlijk gezegd valt het ook niet mee,
om als oudevakman-stroper te worden
gepakt door een jonge kerel, die boven
dien nog als „boer" wordt versleten
omdat hij uit Beierland komt.
Het feit van de palingdiefstal leerde
Steven op zijn hoede te zijn voor de
mensen, die „voor een hap en een snap"
het water opgaan.
Teun blijft een gevaar voor hem. Wan
neer hij 's avonds laat van boord of
van de visserij komt, kan het gebeuren,
dat hij wordt gevolgd door de beschon
ken Teun, die zijn haatgevoelens samen-
balt in de ergste scheldwoorden en de
meest lasterlijke vloeken.
Steven voorziet zich voor de late
avond van een flinke stok.
„'n Hond mot je als 'n hond behande
len", zegt hij tegen Greta.
Ondertussen verloopt de zomer.
Het seizoen is voor de schokker niet
kwaad geweest. Er was veel spiering, de
aalvangst was behoorlijk, maar de
schipper moet weer knecht worden en
op de zalmvisserij. Dat wordt dus weer
de gewone ritus van lichten, fuiken ver
schonen, trekken, schuttingmaken en de
rest van het program. Wanneer hij kie
zen mocht en als er te kiezen viel, nam
hij de kuilschokker. Vrijheid, eigen ver
antwoordelijkheid liggen hem.
Er is trouwens wat anders, dat hem
bezighoudt en dat is de komst van de
eersteling.
Hoe zal het gaan? Wat zal het zijn?
Het laatste doet hem niet zoveel. Als
Greta er maar goed doorkomt. Het jon
gensachtige is de laatste tijd wel van
Stevens gezicht af gegaan. Hij trok
soms zorgenrimpels op zijn voorhoofd.
Ja, wat wil je?
Een vrouw in verwachting, je werk,
dat z'n moeilijkheden meebrengt. Als je
er nu niet zo zwaar aan trekt, dan kun
je dat allemaal wel onbezorgd onder
gaan. Maar zo is Steven niet. Zijn ver
antwoordelijkheidsgevoel is de bron van
zijn zorgen. En zo zal 'net wel blijven.
Eigenlijk is het altijd zo geweest. In
moeilijke winterperioden heeft hij met
zijn Moeder meegezorgd voor het gezin.
De „ouwe Aai" kon dan met zijn praat
jes geen gaatjes vullen. Steven veracht
te het geklets van zijn, wel handige,
maar niet verstandige vader, die overal
het grootste en het laatste woord moest
hebben.