EiiAnoEn niEUWS Overdenking Latere eigenaars van Westhove ORBEID nDELT Zeeuwse wandelingen uit de Heilige Schrift blad Vrijdag 26 september 1975 No. 4425 KIJKVENSTER C. KIEVIT ZN. Centrale Verwarming SOMMELSDIJE Telefoon (01870) 26 09 GOEDEREEDE OUDE-TONGE Prachtig wandkleed in conversatiezaal verzorgingshuis „Ebbe en Vloed'' blik op kerk en samenleving Surinamers Stavenisse Onbegrflpeltjk Talrijk zijn de mopjes die momenteel de ronde doen over de invasie van Su rinamers in ons land. Het is altijd weer de vraag waar dit soort humor zo gauw z'n oorsprong vindt en wie voor de ver breiding zorg draagt. Ook hier geldt echter: humor is een lach en een traan. We kunnen met z'n allen eens smake lijk om zo'n grap lachen, maar de on dergrond is diep-emstig. We zitten al met het probleem van ons dichtbevolkte land. Voeg daar eens bij de duizenden buitenlandse werknemers en dan straks nog eens de duizenden Surinamers. Het kleine Zeeuwse dorp Stavenisse haalde de voorpagina's van de dagbla den. Voor de tweede keer binnen een tijdsbestek van 25 jaar. In februari 1953 was het dorp tengevolge van de water snood één van de zwaarstgetroffen plaatsen in de zuid-westhoek. Overal in ons land was er medelijden en medele ven met de slachtoffers en vele Stave- nissenaars bewaren de meest aangena- me herinneringen aan hun evacuatie adressen, waar zij spontaan en met grote liefde werden opgevangen en op genomen. Tegenover al die blijken van naasten liefde steekt de affaire met de Surina mers op het eerste gezicht bijzonder on gunstig af. Commentatoren hebben zich dan ook dadelijk afgevraagd of de mensen daar, op de noord-westpunt van het eiland Tholen, vergeten zijn dat ze eens zelf geen dak meer boven hun hoofd hadden en aangewezen waren op de hulp en de gastvrijheid van anderen. Sommige lieden uit de bevolking hebben ook wel aanleiding gegeven tot deze ongevraagde vergelijking. Kreten als „demp de Kaai maar met die Surina- mers" of „Stapel ze maar op in de RAI" getuigen nu niet bepaald van naasten liefde en medemenselijkheid, om die modewoorden nu maar eens te gebrui ken, laat staan van de bereidheid om aan de naaste in nood wedervergelding te doen Intussen zou het toch van onbillijk heid getuigen, deze twee gebeurtenissen zonder meer naast elkaar te zetten. In 1953 hadden we te maken met een na tuurramp, die in ieder geval niet aan menselijke factoren was toe te schrijven. De toevloed van Surinamers is een ge volg van een onvoorzichtige, om niet te zeggen, onjuiste politiek van de rege ring. Dat laatste doet uiteraard niets af van het feit dat onze naasten in nood geholpen moeten worden. Maar of het een oplossing is, 500 rijksgenoten van overzee onder te brengen in een dorp van nog geen 1500 inwoners is een vraag die Stavenisse zich met recht heeft ge steld en in grote meerderheid ontken nend beantwoord. Wat voor gevaren dit alles zou kunnen inhouden voor het leefklimaat van een betrekkelijk homo gene bevolking laat zich gemakkelijk raden. Bovendien was het niet enkel naas tenliefde waardoor de regering met z'n voorstellen gedreven werd. Een hon derdtal leegstaande en niet-rendabele recreatie-bungalows moest worden ge vuld. Daar zaten meer economische en lucratieve motieven achter dan ideële. Dat de regering het geprobeerd heeft is al een dubieuze zaak. Dat Stavenisse „nee" gezegd heeft en helaas al te duidelijk is het goed recht van deze kleine gemeenschap. Op grond daarvan de bevolking te beschuldigen van ra cisme is natuurlijk hoogstkwalijk. ir TÜr Met de negatieve reaktie van Stave nisse is het probleem echter niet opge lost. Zelfs met een spreiding van de 500 Surinamers in kwestie over het hele eiland Tholen, zoals van sommige zijden werd voorgesteld, zouden we er niet ge- weest zijn. Het is de grote vraag of de Surina mers ergens in Nederland op hun plaats zijn. Gezien de aard van d« bevolking horen ze hier eenvoudig niet. De rege ring maakt zich zorgen over de groei van de bevolking, zulke zorgen zelfs dat er stemmen zijn opgegaan om er van bovenaf iets aan te doen. Zo'n vaart zal dat niet lopen, omdat dat zou betekenen een direkt ingrijpen in de persoonlijke vrijheid van de burger. Maar het feit dat erover gesproken is, geeft te denken. En dan tegelijk ongelimiteerd buiten landse werknemers en Surinamers toe laten, dat kan ik niet met elkaar rijmen. Maar er zijn wel meer staaltjes van de regeringspolitiek, die ik niet begrijp. WAARNEMER Ledenwerfaktie Oranjever. Het best. van de Oranjevereniging Goedereede is voornemens in de week van 29 sept. tot 4 okt. a.s. een ledenwerfaktie te organi seren in verband met behoud van de vereniging. DE ZONDE VAN ONTUCHT Omdat ze een dwaasheid in Israël gedaan heeft, hoererende in haars vaders huis, zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen. Deut. 22 21 b. De wijze koning Salomo zegt in het Spreukenboek: „Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schand vlek der naties". Wat is de zonde van onze tijd? De zedeloosheid. De ontucht neemt hand over hand toe zelfs in Christelijke kringen. Gedwongen huweUjken zijn aan de o^de van de dag. Zelfs het heb ben van onechte kinderen wordt door velen niet meer als zonde gehouden en als een schande beschouwd. Weet u, dat vele negerinnen het heel gewoon vinden om kinderen te hebben zonder getrouwd te zijn. Dit heidens voorbeeld wordt in onze tijd onder blanke volken getolereerd en zelfs op Christelijk terrein niet meer als een grote schande beschouwd. Is het niet vreselijk en ten hemel schreiend als er in Christelijke gezinnen kinderen zijn die geen wettige vader hebben. Van afval gesproken! Dit is wereld- gelijkvormigheid in de hoogste graad en op de ergste wijze. Wat zegt Gods Woord van deze zede loze toestanden? Het Woord des Heeren is toch onze levensregel, hetwelk we eerbiedigen als het onfeilbaar getuige nis Gods. We zijn tegen de moderne ver talingen van de bijbel en dat zeer te recht. Gods Woord laat ons niet in twijfel omtrent het zedelijke leven van de mens integendeel, het veroordeelt zeer sterk de zedeloosheid. Wat zegt ons debijbel over een meisje dat zich overgeeft aan zedeloosheid? Dat zulk een jonge dochter gedood moet worden om haar los sexueel leven. Waarom? Omdat ze een dwaasheid in Israël gedaan heeft, hoererende in haars vaders huis. Het bevel desHeeren was, dat zulk een boos en zondig meisje uit het mid den van Israels volksleven zou wegge daan worden. Ja maar, zo spreekt men in onze tijd, we leven nu in de 20ste eeuw, er zijn nu andere zeden en gewoonten dan toen Mozes leefde. Is het Woord des Heeren veranderd of is de mens veranderd in zijn gedach ten over het medelijk leven? Vele men sen, die rechtzinnig zijn in de belijdenis van Gods woord, hebben een ethische Schriftbeschouwing omtrent het zede lijke leven. Ze zijn zeer streng in het onderhouden van de vorm der wet maar los van zeden, wantde mens is maar een mens. De zedeloosheid is het vergif dat de kracht der volken breekt en de zielen der mensen naar de hel voert. De zedeloosheid wordt in onze tijd openlijk bedreven, men richt altaren voor haar op, de jongeling verspilt zijn edelste kracht en zelfs kinderen wijden andere kinderen in de geheimen der schande in. De zedeloosheid is de gevaarlijkste zonde, ze stelt zich voor onder de schone naam van liefde, maar ze maakt haar dienaren slaven van de duivel. De apostel waarschuwt ons zeer ern stig tegen deze verleidelijke zonde: „Maar die hoererij bedrijft zondigt te gen zijn eigen lichaam, hij verderft zijn ziel, die dat doet". Ons lichaam is een tempel des Heiligen Geestes, ieder die zich aan de wellust overgeeft stelt zijn lichaam tot een werkplaats des duivels. Ongodsdienstigheid en lichtzinnigheid zijn de vruchten van een zedeloos leven. Het zedenbederf van Sodom en Go- morra is door God gestraft met vuur en zwavel. De Heere geeft ons een lichaam om dat heilig en rein te bewaren, dat we in het uur van de dood moeten teruggeven. Beklagenswaardige jeugd, die uw on schuld hebt verloren en u overgeeft aan allerlei vreselijk genot. Bij velen wordt reeds vroeg het rood der schaamte weg gevaagd door de adem van de dierlijke lust. Denk eens aan de provo's en hip pies van Nederland, de schandjongens en meisjes die rijp zijn voor de hel. Deze jeugd spreekt hun zonde vrijuit als de inwoners van Sodom, de groeven in hun gezicht vertellen dat ze leven in geheime zonde. De bleekgele wangen en matte ogen getuigen van hun zede loos leven en voorspellen een spoedige dood. De zonde heeft haar stempel op het voorhoofd gedrukt en de gehele ge stalte van de zondaar getuigt van het zedeloze leven. Wat een smart is het voor Christelijke ouders als hun zoon of dochter ten prooi valt aan de dierlijke wellust, en het slachtoffer van de verleiding wordt. Zie daar het meisje dat hoereert in haars vaders huis, ze bezwijkt onder de last van de openbare schande en de spot van die haar kennen en de tranen van haar moeder. De familie, zo ze nog een weinig burgei-Iijk fatsoen heeft, schaamt zich over haar, want de krans van de maagdelijke eer is haar van het hoofd gerukt. Is er een verstandig man die in het huwelijk wil treden met een meisje, dat zich overgegeven heeft aan tomeloze wellucht, zal hij een geschandvlekte tot de eer van zijn huis maken? Wat een ellende en schande brengt een moeder over haar kind, dat buiten het huwelijk geboren wordt. Hoe be klagenswaardig is het 'lot van deze kleinen, die een schandvlek moeten dragen zonder eigen schuld. Ze zijn reeds een wees voordat ze tot bewustzijn komen dat ze in de wereld zijn. God straft de zonden van de zedeloos heid tot in het derde en vierde geslacht van die Hem niet vrezen. De vreselijke bedreiging Gods wordt dagelijks vervuld, aan die in dierlijke wellust leven. Het jongeheren kind draagt dikwijls reeds in de jeugd de sporen vanhet door de uitspattingen vergiftigd bloed van de ouders. Jeugd, wapent uw hart tegen de machi; der verleiding en de lichtzinnig heid van onze tijd, die in allerlei vor men tot u komen. Verwijdert uit uw gedachten alle beelden van onkuisheid en zedeloosheid, welke door boeken, foto's, kranten, radio en televisie tot u komen. Vliedt de eenzaamheid der ver leiding en bidt God om bewaring. Denk aan uw ouders, doe hen geen droefheid aan, zodat ze zich voor u moeten scha men. Sidder voor de alomtegenwoordigheid van de heilige God. Vliedt de begeerlijk heid der zonde en smeekt de Heere om Zijn liefde in uw hart te mogen erva ren. 1 De Heere ziet ons overal! Middelburg. ds. G. A. Zijderveld De verschillende eigenaars van het kasteel Westhove wil ik niet alle op de voet volgen, maar slechts enkele van de voornaamste Zeeuwse families noemen. In het begin van de 17e eeuw was Ja cob Boreel, burgemeester van Middel burg, heer van Westhove. Hij v/as iemand uit een rijk Zeeuws geslacht. Op het eind van die eeuw verkocht zijn zoon, die schepen van Amsterdam was en daar woonde, hQt kasteel aan Johan van Reygersbergh. Hij en zijn opvolger Mr. Jacob van Reygersbergh hebben het kasteel hersteld en verfraaid. Ze hebben er tuinen en boomgaarden aan gelegd en naar de gewoonte van die tijd het versierd met rechtgeschoren hagen, gesnoeide bomen, stenen beelden en fonteinen. U hebt misschien zulke iet wat stijf aandoende tuinen wel eens op een plaatje gezien. Een reiger als wind wijzer op de klokketoren moet een her innering zijn aan de naam van dit oude Zeeuwse geslacht. Van der Perre. Een eeuw later, in de tijd van stad houder Willem V, was mr. Johan Adri- aan v. d. Perre eigenaar. Hij was Nieu- werve, Welsinge en Everswaard. Tevens Eerste Edele van Zeeland, d.w.z. verte genwoordiger van de stadhouder in de Staten van Zeeland. Hij verhief het slot tot een van de deftigste en aanzienlijkste buitenplaat sen, die Walcheren geen kleine luister bijzetten". In 1786 vertoefde prins Wil lem V hier. Zijn huisprediker was de bekende letterkundige en latere profes sor J. H. V. d. Palm, een vurig patriot. Zijn jager heette Poelman,, de man die het kasteel van een „spook" heeft bevrijd. Volgens de overlevering spook te het op het kasteel, nadat er eens een brand had gewoed. Nu en dan verscheen er een witte vrouw op de torentrans, waar ze een zacht klaaglied zong. Een heel gewoon verhaal, een echt kasteel behoort eigenlijk een spook te huisves ten. In de kastelen van Engeland spookt het zelfs in onze dagen nog! In de tijd van Van der Perre zocht het spook het in lagere sferen en zwierf 's avonds en 's nachts over het erf. Jager Poelman was niet bang en met zijn ge weer over de schouder ging hij op de spokenjacht. Bij een stapel brandhout zag hij de witte gedaante. Bij nadere kennismaking bleek de witte figuur geen vrouw, maar Kasteel Westhove. een man te zijn: de kleermaker uit Domburg, die op deze spookachtige ma nier zijn tekort aan brandhout placht aan te vullen! Herstellingsoord. Door een novemberstorm in het jaar 1800 moesten 800 bomen uit het bos rond Westhove het ontgelden, las ik ergens We slaan nu een halve eeuw over. In 1862 was onze koning Willem III tijdens zijn bezoek aan Zeeland ook een poosje op het kasteel als gast van de toenmalige eigenaar Jhr. mr. Jacques Phoenix Bod- daert, rechter te Middelburg. Deze heeft veel aan het kasteel en de beplanting er omheen verbeterd. Omstreeks 1880 brak er weer een storm los, nog erger dan die van 80 jaar geleden. Een storm die al jarenlang woedde over Zeeland, over heel ons va derland trouwens: de afbraakstorm, niet door windkracht zoveel, maar door slopershanden. Om deze brekende han den van het kasteel af te houden, kocht de zuster der vorige eigenaar het: jonk vrouw Pauline Peronne 'Cornelie Bod- daert, weduwe van J. C, dé Bruyn. Ze liet het kasteel wel onderhouden, maar bewoonde het niet zelf, dat was te kost baar. Toch was het (vanaf 1889) 's zomers bewoond: het werd een herstellingsoord voor zwakke kinderen uit Middelburg en Vlissingen. Van zulke ouders die geen buitenplaatsen bezitten en die finan cieel niet in staat zijn met hun kinde ren een badplaats te bezoeken. Haar enige dochter Vrouwe Wilhel- mina Johanna de Bruyn, douariére van graaf W. A. van Lynden, heeft dit werk voortgezet, heeft er een wettige basis aan gegeven. Toen ze in 1926 stierf was hierover het volgende in haar testament te lezen: „Op het ogenblik van mijn overlijden in het leven roepen, oprich ten en vestigen een stichting onder de naam „Herstellingsoord Westhove", om gedurende 3 tot 4 zomermaanden geheel kosteloos te verplegen tenminste 20 zwakke niet zieke kinderen van 6 tot 12 jaar van arme ouders, zonder on derscheid van godsdienstige gezindte, in Middelburg en Vlissingen woonachtig". De kosten hiervan konden niet altijd voldoende gedekt worden door de op brengst van de verkochte wandelkaar- ten door de bossen. Daarom moeten de gemeenten Middelburg en Vlissingen ook wel eens bijspringen. Tijdens de jongste oorlog stond deze kinderuitzending stil. Eerst was het be zet door Duitse militairen, daarna dicht bevolkt door evacué's, die voor het wa ter van ondergelopen Walcheren naar deze hoog gelegen streek waren ge vlucht. Toen dit alles voorbij was, moest het kasteel flink onder handen genomen worden. Dat gebeurde onder leiding van ir. H. de Lusanet de la Sablonière. Toen heeft inen nog een oude trap ontdekt, die naar een kelder liep met 2 zware ijzeren ringen tn de zolder, be stemd om er de gevangenen aan vast te maken. Maar in 1954 was men zover klaar, dat de van binnen enigszins gemoderni- seerde burcht de kinderen weer kon ontvangen. De schoolarts geeft advies welke kinderen er voor een verblijf in aanm_erklng komen. ledere zomer kun nen er twee groepen van 20 kinderen (10 jongens en 10 meisjes) enkele weken logeren. En het doet de bleekneusjes goed: zwak en teer gaan ze er heen, ver sterkt en bruingebrand gaan ze, soms met grote tegenzin naar huis terug. Een paar jaar geleden heb ik het be keken, ook van binnen. Een groep kin deren was juist vertrokken en de onge rechtigheden waren nog niet allemaal opgeruimd. Het zag er niet „kasteelach tig" uit. Leek met de grote eetzaal en de slaapzalen meer op een oude jeugd herberg. Toch is het gelukkig dat het een eeuw geleden niet is afgebroken. „Hef naar het ver azuur uw fiere tinne, gij groots gebouw uit lang vervlogen tijd!" Vooral ook deze kinderen hopen dat het gebouw nog lang de tinnen van de torentjes ten hemel zal heffen. Middelburg. L. van Wallenburg. In de conversatiezaal van het j.l. zaterdag officieel in gebruik genomen verzorgingshuis „Ebbe en Vloed" te Oude Tonge wordt veler ook onweer staanbaar getrokken naar een schitte rend wandkleed. Het is verrassend mooi, qua kleurschakering en qua voorstel ling, in zgn. „patch-work" gemaakt door de Rotterdamse wandkledenmaker Les lie Gabriëlse. Dhr. Gabriëlse is bijzonder kunstzin nig aan het werk geweest maar ge lukkig! zijn de voorstellingen herken baar gebleven. Het beeld wordt beheerst door een man en een vrouw in Flak- keese klederdracht waarin de kunste naar toch heel fijne details heeft aan gebracht. Samen leunen ze tegen een landelijk hek. Linksboven zijn wat vis serschepen afgebeeld en rechtsboven is een boer met zijn paard aan het werk tegen het decor van Oude Tonge. Jam mer dat dhr. Gabriëlse dezer dagen niet bereikbaar was voor een nadere uitleg, maar ook zonder die uitleg is het duide lijk dat hij het beeld heeft willen op roepen dat de huidige bewoners van ,,Ebbe en Vloed" uit hun jongere jaren nog met zich dragen. Hij is daar zeer bijzonder in geslaagd! VERVOLG VERHAAL door M. DE KRUIS. 7 „Nou, net wat jij wil, maar geef ze maar 's 'n grote bakkes terug. Daar zal ze van opknappe". „Dat doe ik onder geen voorwaarde'', IS het bescheid van Greta zeer beslist. Ik hou m'n fatsoen en dat moet jij ook doen". Die zit. En na een poosje: „Kenne we niet 's naar 'n ander huis kijke?" 'k Heb 't nooit gezegd, maar hier op dat boven huis, as je de ruimte gewend ben". Steven kan haar geen ongelijk geven. Trouwens, wan neer heeft ze ongelijk? Als hij zelf naar boven klimt, heeft hij altijd het idee een duivekooi binnen te gaan. En dan altijd weer: denk om de bu ren. Ssst! Ssst! Ze horen jè beneden. Nee, Steven gaat zich niet te buiten aan «gekheid", maas as je nou nooit eens kan stoeien zonder Ssst, dan is dat eigenlijk niks. Wat hem betreft kan dat wijf met haar jongens de lucht in. Maar ja, dat is gemakkelijk gezegd, maar wie gaat er op 'n ander huis uit? En is er 'n ander huis? „Naar 'n ander huis kijke, mot jij maar doen", vindt het hoofd van de echtvereniging. „Jij komt nog al 's er gens en jij ken meer mensen en d'r komt nog bij, dat je lekker praten ken". Greta lacht, maar is inderdaad blij met die taakoverdracht. Ze polst de mensen hier en daar. We ten ze soms iets? „Je ben 't daar zeker zat?" veronder stelt de vrouw van slager Kruijne, ter wijl ze met de duim in^de richting van de huisbazin wijst. „Je hoeft geen „ja" te zeggen", gaat ze verder, „want we kenne die lastige tante wel. 't Is geen wonder, dat haar man de benen heeft genomen". „Wat zeggu daar nou?" vraagt Greta verwonderd, „ik dacht dat ze weduwe was". „Ja, ken je denke", vervolgt Juffrouw Kruijne, „zal je die vent wel 's aanwij- ze, want zo nou en dan komt hij in Den Briel". Ziezo, bij het zoeken naar een ander huis gaat gelijk de chronique scanda- leuse van Den Briel voor haar open. „Nou ja", derikt ze, „'t is hier al niet beter as in Beierland. De mensen lezen het liefst uit het boekje van een ander. Zetten. Dit woord zal vanaf 1899 betekenis' krijgen in Stevens leven. Maandagmorgen 26 februari. Zelfs Jan Prins doet een beetje onge duldig. Het is een koude morgen en nog don ker. Zes uur, wat wou je? „Jongens, we gaan vanmorgen zette", zegt Hein Kaptein. „In de „droge schuit" staken laden bij de stakenhoop. Ik wijs ze wel aan. As dat klaar is, kun je de schutting hier laden. Die komt er bo venop. In de twee andere schuiten ko men de fuiken. Zorg dat de pomp an boord is met de slangen. Vergeet de schrankhaken en de wissen niet. Affijn, je kent alle spullen. Zorg ervoor, dat we buiten niet voor gek staan. Opschieten, want over een half uur gaat de eb 't Is nou zowat „stille water". Korte staken worden geladen voor dicht bij de wal, langere en lange voor kort bij het diep. Vlak voor de ouwe schuur worden de fuiken, de schutting en de vleugelstaken geladen. Die sleept met dit, een ander met dafe Met drie kwartier is de hele boel aan boord. Dan de haven uit. De westenwind en de eb voeren de drie schuiten naar beneden. Hein heeft gezegd, dat ze vandaag met „Stenen Baken" beginnen. Dat is de naam van pen kleine steek vlak bijhet oude vuurbaken. Alle steken hebben een naam, net als alle mensen en na tuurlijk om ze uit elkaar te houden. Als „Stenen Baken" staat, beginnen ze aan de „Vang niet" en als dat is gebeurd, komt de „Grote Steek" aan de beurt. Steven weet dit van Jan Prins, zijn leermeester. Daar heeft hij meer aan dan aan Hein Kaptein. Die lacht altijd maar vanachter zijn baard, heeft alleen belangstelling voor de zaak, niet voor de mensen. Vandaar dat Steven niks aan hem heeft. Om terug te komen op die Grote Steek, daar komen twintig fuiken aan te staan. Kalm aan dus maar, want als het gaat vriezen, moet alles er weer uit. „Stenen Baken" heeft twee fuiken, maar net boven het zuidwestgat is al gauw wat te vangen. Dit is alles wijs heid, die Steven van Jan heeft. Hijzelf moet alles nog leren, maar dat doet hij dan ook. Steven staat op die morgen als schip per voor de mast bij Prins. Zij varen met de „droge schuit", die staken en schutting heeft geladen. Wanneer ze bij de plek komen roept Jan: „Fok weg! Gei op!". En als de schuit tegen de stroom op is gedraaid, komt het commando: „Dreg weg!" Dit is zo gebeurd en de schuit drijft enkele meters met de stroom terug en dan houdt de dreg. De schuit danst op het zeetje. De andere schuiten, door hun bun minder snel, komen nu ook. Een ervan wordt naast de „groge schuit" vastgemaakt. Op het bun Van die schuit staat een zuig-pers-pomp. -De schuiten worden zo kort mogelijk naast elkaar bij de wal gemanoeuvreerd en dan be gint het. „Jij an de pomp. Steven!" roept Jan Prins, „dan ken je gelijk zien wat we gaan doen. As-ie teminste niet vergeet te pompen". Steven is nieuwsgierig naar wat er gaat gebeuren. Daar gaat tussen de twee schuiten in een staak overboord. „Pompen!" schreeuwt Jan. En terwijl de pomp werkt en de slang met de buis overboord gaat, ziet steven wat er gedaan wordt. Althans hij be grijpt het. In de bodem wordt een gat gespoten, in ieder geval wordt de grond losge- woeld. De staken worden met de punt in dat gat gewrikt. Bestaat de rivierbodem uit klei, of uit schelpen, dan moet het heiblok eraan te pas komen. In die ge vallen wordt het werk dubbel zwaar. Binnen het half uur weet Steven, dat zetten een zwaar werk is. Alleen het pompen is al inspannend. Zodra je even verslapt, hoor je: ;,Hé, komt er nog wat?" En dan die twee kerels, een in iedere schuit, die de staken er in moeten wrikken, of slaan! Soms staan ze op de boorden, als volle kracht moet worden gegeven. Hoeveel staken er de grond in gaan, hangt van de grootte van de steek af. En dat houdt weer verband met de breedte en de diepte van het te bezetten stuk. Aan „Stenen Baken" komen twee fuiken, een eb- en een vloedfuik. Er komentelkens twee palen naast elkaar te staan, zowat een halve meter van elkaar. Wanneer de lengte van de steek, die dus haaks op de wal komt te staan, is bereikt, dan wordt elk tweetal palen geschrankt, d.w.z. met de toppen bij el kaar gebracht en door een wis verbon den, tenminste als eerst de schutting tussen de palen door is getrokken, zó dat er dwars op de stroom een soort „heining" is ontstaan, die de zalm moet tegenhouden. Steven heeft goed toegekeken, Als er niet meer te pompen valt, tenminste voorlopig niet, helpt hij mee om de schutting door te trekken. Wanneer alle staken staan, beslist Jan Prins: „Eerst 'n bakkie doen". Een grote ijzeren ketel wordt met hout ge vuld. Daar gaat de brand in. Een zwartberookte koperen ketel met water wordt opgezet. Het water kookt in korte tijd. Dan gaat de koffie erin. En dan is er binnen de minuut koffie. Vraag niet hoe het smaakt. Het vocht is bruin en heet. Dat is genoeg. Ze zitten allemaal in een bunschuit. De stikkenzakken gaan open. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1975 | | pagina 5