EUAHDEn - niEuws örens in Zeeland i Overdenking Zeeuwse wandelingen uit de Heilige Schrift I altijd voor I iedereen No. 4413 3 ij Vrijdag 15 augustus 1975 JNo. 4413 KIJKVENSTER 'H ik' -k iü ZOMAAR EEN PLAATJE m GERO ml ruim en overzichtelijk p 1 in onze speciale 1 1 showroom. 1 I A. Vroegindeweij 1 Westdijk 46 - Middelharnis 1 iiliiiiminiiiuuiiiiuiiiiiiiuinRuniiiniiiiiiiiiiiiiiiiininim^^^^ ♦♦♦♦♦♦1 (er DE MEEUWEN SOIREEUWEN GELUKGELUK fidvi omis blikop kerk en samenleving 0e prostitutie in Rotterdam Mogelijk en geoorloofd? Waar gaan we heen? lieruime tijd geleden om precies te b op vrijdag 4 oktober 1974 schreef in deze rubriek ook al over dit on- irwerp: de plannen van de gemeente IJtterdam tot concentratie van de pros- tutie. Er wordt al lang gediscussieerd fer de mogelijkheid, de oude wijk Ka- ndrecht, die voor de autochthone be- ilking onleefbaar is geworden, te ont- sten en de bordelen over te brengen lar een meer afgesloten buurt van^ )tterdam, waar meer te controleren is, waar minder overlast voor de bevol- „ig te verwachten is. ISinds de eerste keer dat ik hierover hreef is er echter nogal wat veran- .„erd in de Maasstad. De linkse, zoge- ijaamd „progressieve" krachten zijn op it kussen gekomen en André van der )uw is burgemeester geworden. Waar id-burgemeester Thomassen en zijn ithouders nog aarzelingen kenden, «nar heeft het nieuwe bewind meteen een voorstel gelanceerd: het overheve- ^n van de rosse buurt van Katendrecht aar de omgeving van de Wijnhaven, iet Witte Huis, in de tijd toen flats nog iibekend waren één van de hoogste en leest markante gebouwen van Hotter- sm, is bestemd tot „eros-centrum". De rode machthebbers van Rotterdam jn niet voor een klein geruchtje ver- lard en wethouder Van der Have, die !t hele plan heeft uitgebroed, zal zich door alle kritiek niet zo gemakkelijk van zijn stuk laten brengen. De P.v.d.A. en de V.V.D. gaven onmiddellijk hun fiat, alleen het C.D.A. (de Prot. Chr. groepering) had nogal wat bedenkingen, daar men in die hoek van mening is dat de overheid niet tot taak heeft de pros titutie te sanctioneren en te legaliseren. Er zijn aan deze zaak veel facetten. De allereerste vraag is of de prostitutie zich zomaar geruisloos zal laten ver plaatsen? Volgens voorlopige steekproe ven voelen de „dames" in Rotterdam er niets voor, met z'n allen in het "Witte Huis te gaan zitten. Ze vinden de buurt van de Wijnhaven niet geschikt als werkterrein omdat daar te weinig cafe's en bars zijn, het is te weinig centraal gelegen en vooral de mogelijkheid van een strenger politie toezicht schrikt hen af. Het gemeente bestuur kan nu wel beslissen dat de prostitutie beperkt moet blijven tot een bepaald gebied, maar als ze zich ver plaatst naar een ander stadsdeel, is het zeer de vraag of men daartegen maat regelen kan nemen. De tweede moeilijkheid is dat het ge meentebestuur in botsing komt met het Burgerlijk Wetboek, dat het gelegenheid geven tot ontucht of het bevorderen van ontucht uitdrukkelijk verbiedt en straf baar stelt. Nu wordt met deze bepaling wel de hand gelicht. De prostitutie is, met name in de ha vensteden een welhaast onuitroeibaar kwaad. Het wordt dan ook gewoon oog luikend toegelaten, mits de klantenwer ving niet te opdringerig en agressief ge schiedt, en mits de omwonenden er geen hinder van ondervinden. Maar wat gaat er gebeuren wanneer de prostitutie van gemeentewege wordt gelokaliseerd en dus bevorderd? Vol gens Elseviers Magazme<>van 2 augustus j.l. heeft oud-minister-president Dr. W. Drees gezegd: „Het is een onbegrijpe lijke zaak dat een gemeente wil gaan optreden als bordeelhoudster. Ik heb niet de Indruk dat rijk of gemeente een einde zouden kunnen maken aan de In ons vlakke polderland wemelt het van de torens. In bergstreken in het buitenland zijn ze er ook wel, maar daar zie je er niet zoveel tegelijk. Maar in de vlakte zie je dat ieder dorp zijn eigen kerk met toren heeft. Meest eenvoudige torentjes van 20 a 30 m hoog. In Zoute- land staat op het duin een hotel dat „De tien torens" heet: zoveel zie je er van 'deze hoge plaats. Reeds vroeg in de Bijbel (Genesis 11) lezen we vantorenbouw. In tegenstel ling met wat God bevolen had, dat de mensen zich moesten verspreiden, wil den ze allen bij elkaar blijven wonen. En dan kwam er ook nog een portie hoogmoed bij: het opperste moest in de hemel reiken! Ze wilden een toren heb ben, hoger dan er misschien ooit ge bouwd zou worden. Een status-symbool. ZIERIKZEE. Zoiets is later ook wel voorgekomen, misschien meer dan we weten. Neem nu Zierikzee. Bij de kerk van Mechelen moest een toren komen van 160 m hoog, maar die van Zierikzee moest meer dan 200 m worden (206 a 207 m), hoger dan enig bouwwerk uit de Middeleeuwen (De torens van de Dom van Keulen zijn 168 m hoog). Het Zierikzeese wonder zou deze toren genoemd worden. Andries Keldermans kreeg hiervoor de opdracht. Hij stamde uit een geslacht van kerk en torenbouwers, die een paar eeuwen met dit werk zijn bezig geweest. Uit Westfalen werd mooie witte zand steen naar Mechelen gevoerd, daar be werkt en vervolgens naar Zierikzee ge bracht. Na de dood van Andries hebben zijn zoon Antoon en diens zoon Rom bout aan de toren van Zierikzee ge- Werkt. Maar de toren heeft tenslotte slechts een hoogte van 60 m bereikt. Door allerlei omstandigheden is dit overmoedige plan van een 200 m hoge toren niet uitgevoerd. In 1472 werd twee nogal lastige be lasting-ambtenaren van Karel de Stoute door Zierikzeese burgers vermoord. Daarvoor werd de stad gestraft met een grote boete. Volgens een ander verhaal vergingen in een storm enkele schepen die stenen aanvoerden voor de bouw. In ieder geval was de stad nu te arm om het volledige plan uit te voeren. Men was in dit jaar nog niet zo lang bezig prostitutie en ik zou ook niets willen ondernemen tegen vrouwen die er zich aan overgeven. Erger is dat een ge meente aan zulk een bedrijf een offi cieel tintje^ zou geven en het. als een normaal onderdeel van openbare ver makelijkheden zou afficheren". ir -k Dat is dan kloeke taal -uit de mond van een vroegere voorman uit het rode kamp. Al denken we uiteraard anders over de prostitutie dan hij in het licht van de bijbel is het onmogelijk om dit verschijnsel niet als zonde te be schouwen hij heeft in ieder geval de moed om zijn vroegere partijgenoten en de overheid erop te wijzen dat de ge meente Rotterdam haar boekje te bui ten gaat wanneer ze zou gaan optreden als bordeelhoudster! Of het allemaal veel zal helpen is nog de vraagEr wordt namelijk al ge fluisterd dat het gemeentebestuur van Rotterdam het met het ministerie van Justitie op een akkoordje heeft gegooid. Over de nieuwe opzet zal de gemeente Rotterdam voortdurend onderhandelen met Justitie. De gemeente heeft dan bij voorbaat de toezegging dat ze van de kant van Justitie geen maatregelen heeft te ver wachten. En dat is een onverteerbare zaak, dat de overheid gelegenheid geeft tot on tucht en dat ze van tevoren al weet dat ze daarvoor niet strafrechtelijk zal worden vervolgd. Dan moet voor de zo veelste keer de vraag worden gesteld: „Waar gaan we eigenlijk heen in Ne derland?" WAARNEMER. aan de bouw, die duurde van 1459 tot 1530. In 1832 brandde de kerk, de grootste van Zeeland, met haar 27 kapellen door onvoorzichtigheid van loodgieters af. In 1848 werd op die plaats een andere kerk ■gebouwd, die niet overeen kwam met de stijl van de toren. Ze stond er ook een eindje vandaan. In het midden van de vorige eeuw dacht men erover de logge kolos af te breken. Het waren toen de dagen van afbraak, opruimen wat geen dienst meer deed en geen functie had. Poorten, oude huizen, buitenplaatsen, ze gingen er aan in die tijd. Opbouw en restauratie kost te te veel. In 1881 nam het Rijk de to renklomp van de gemeente over en daarna is er veel aan gedokterd. Na 16 jaar restauratie zijn een paar jaar ge leden de steigers rond de toren wegge haald. Andere torens. Aan de toren van de dom van Veere restaureert men ook permanent, als er tenminste geld voor beschikbaar is. Ook deze had veel hoger moeten worden. Hetzelfde verhaal als bij de toren van Zierikzee: bij een stormramp zonken onderweg schepen met steen geladen (er had veel vervoer over water plaats) en toen had men geen geld meer tot verdere bouw. GEEN GROTE DINGEN ZOEKEN „Zoudt gij u grote dingen zoeken? Zoek ze niet; want zie. Ik breng een kwaad over alle vlees, spreekt de Heere; maar Ik zal u uw ziel tot een buit geven, in alle plaat sen, waar gij zult heentrekken". Jerem. 45 5. Jeremia 45 is Gods Woord aan Baruch de vriend en sekretaris van de profeet Jeremia. Baruch, een godvrezend man, schreef al de woorden in een boekrol, die de Heere aan Jeremia openbaarde, wat gebeuren zou n.l. oordelen, strafge- richten over Juda. Hij heeft deze boek rol in opdracht van Jeremia voorgele zen. Wanneer Jojakim door bemiddeling van Jehudi hoort wat Jeremia gespro ken heeft, versnijdt deze goddeloze ko ning de rol met een pennemes en v/erpt hij deze in het vuur. Hij meent het oor deel Gods weg te kunnen werpen. Dit is de mens, die van God wegvlucht en zijn eigen weg gaat. Jojakim geeft bevel om Jeremia en Baruch gevangen te nemen, „maar de Heere had hen verborgen". Hun leven staat op het spel. Maar zij moeten opnieuw een rol schrijven, nog uitvoeriger dan de vorige. God gaat door! Juda, volk en vorstenhuis kunnen wel doen, alsof God te ontlopen is. Smartelijk is Baruch aangegrepen door de boodschap „Wee nu mij, want de Heere heeft droefenis tot mijn smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten en vind geen rust". Hij kan geen vereni ging met God krijgen, niet onder God bukken. Zal de Heere Jeruzalem ver woesten, Zijn volk verwerpen? Hij kan niet ontkennen, dat er geen onrecht bij God is. Neen, de Heere is recht, maar Baruch kan er niet mee onder God ko men; hij vindt geen rust, hij kan het niet in de hand des Heeren overgeven. Hij zegt niet: „ik heb niet meegedaan!"; hij staat niet Isoven zijn, volk, hij heeft liefde tot Juda. Wanneer wij vandaag het oog slaan op de toestand van ons land en volk, hoeveel oorzaak, is er dan ook niet diep bedroefd te zijn? Baruch is ook moedeloos. Hij had zo andere dingen verwacht; dat God nu wel een nieuwe reformatie zou oproe pen door deze boekrol, als bij Hiskia en bij Josia. Net andersom; ze moeten nu vluchten om huns levens wil. Is Gods volk niet vreemd; de weg zo anders voorgesteld: waarom ben ik nog op aar de? er is toch geen plaats voor God en Zijn Woord! Neen, niet om er de man mee te worden. Zo zit Baruch in moede loosheid; hij had het zo goed bedoeld. Gaat de Heere het verdriet, de droe fenis wegnemen? De Heere gaat Baruch op Zijn leerschool nemen, onderwijs ge ven, leren om met lijdzaamheid de loop baan te lopen. De Heere geeft een aparte boodschap aan Jeremia voor Baruch. God kwam er aan te pas! Hebt u dat ook wel eens er varen, in droefenis, in moedeloosheid? Baruch was er stuk van, had meege leefd en het zo anders gewild: dat land en volk met vorstenhuis wedergekeerd waren, voor God in de schuld gekomen waren. Zouden wij dat ook niet begeren? Ook niet bedroefd zijn, dat er geen vragen is naar de Heere en Zijn sterkte? „Zo zult gij tot hem zeggen: zo zegt de Heere: zie, wat Ik gebouwd heb, breek Ik af en wat Ik geplant heb, ruk Ik uit,z elfs dit ganse land". De Heere zegt m.a.w. „Ik ga door. Het gaat door, Baruch!" Afbreken, uitdruk ken! d.i. een harde en pijnlijke bood schap. „Baruch, kan Ik niet wegnemen, wat Ik zelf gegeven heb?" Is er dan on recht bij God? De Heere doet dat zo maar niet; daar is plaats voor gemaakt. Het moet, omdat de maat van Juda's zonde en van Gods lankmoedigheid vol is. „En zoudt gij u grote dingen zoeken? Zoek ze niet; want zie. Ik breng een kwaad over alle vlees, spreekt de Hee re". Zult ge uitstel van het oordeel, uiterlijke voorspoed en rust, vrede en gemak op de wereld zoeken? Niet al leen voor ons land en volk, ook voor ons persoonlijk leven grote dingen zoeken? Er is slechts één ware rust: bukken voor God, buigen onder God! Is het dan niet nog groter voorrecht, dat God volk en vorstenhuis bekering schenkt en doet wederkeren? Het kan toch wel eens zijn, dat de Heere zegt; neen, bukken, bui gen, u onderwerpen aan Mijn weg. Mijn wil en raad. Ware vrede alleen in de verheerlijking van Gods recht! De Heer is recht in al Zijn weg en werk; Zijn goedheid kent in 't gans heelal geen perk. De oordelen gaan door en toch: Mijn eeuwigheidsgedachten over u, Baruch, gaan ook door: „maar Ik zal u uw ziel. tot een buit geven, in alle plaatsen, waar gij zult heentrekken". De Heere zal hem tot een beschutting zijn, zorgen voor zijn leven naar ziel en lichaam, d.i. de enige troost. „Ik ben met u", die ge nade blijft, waar hij ook heengaat. Ba ruch gaat met Jeremia naar Egypte en verdwijnt uit de geschiedenis. Hij mocht genade vinden in Gods oog, d.i. het be langrijkste, het allergrootste. Genade geschonken, dat wil niet zeggen een ge makkelijk leven. Wat zal er in de toe komst gebeuren? Zal God volk en vor stenhuis nog genadig zijn? Wij hebben de Hee re nodig in alles. Wij willen graag, rust, vrede, gemak. „Ik zou zo graag willen, dat er bekering kwam". Als de Heere nu eens zou zeggen: afbreken - uitrukken, geen grote dingen zoeken!" Maar dat de Heere nu ook genade zou willen schenken voor ons persoonlijk leven. Dat houdt niet in een gemakke lijk leven, wel een leven onder Gods bijzondere bescherming. „Ik ben met u" dat is de enige en ook volkonien troost. Volk des Heeren: buigen straks uw ziel als een buit wegdragen, dan zult ge eeuwig buigen, dan altoos dankdag; eerst naar de ziel, maar eenmaal ook met ziel en lichaam op een nieuwe he mel en aarde, waarop gerechtigheid woont. Dan zingen zij, in God verblijd, aan Hem gewijd, van 's Heeren wegen; want groot is 's Heeren heerlijkheid. Zijn majesteit ten top gestegen; Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, op hen het oog, die need'rig knielen; maar ziet van ver met gramschap aan de ijd'le waan der trotse zielen. A. Ds. J. V. Vliet. Lieven Monster-toren te Zierikzee. Men heeft toen de rQmp met een koe pelachtige kap bedekt. Langs een ste nen wenteltrap en een paar houten lad dertjes kan men de top ervan bereiken. Napoleon heeft hier veel verknoeid, vooral aan de grote kerk, die hij inricht te als kazerne en hospitaal (oude Veere naars hoor je nog wel eens spreken over het hospitaal). Hij liet er twee zolders in maken, die nu zijn weggebroken. Bene den stonden de paarden, wagens en ka nonnen, op de zolders lagen de zieke soldaten, waarvan er heel wat gestorven zijn. De mooie grote ramen werden weggebroken en vervangen door kleine, aan de andere soort steen is deze van dalistische verbouwing nog altijd te zien. De hoogste toren van ons land is de Dom' van Utrecht (112 m), die evenals de toren van Zierikzee ook alleen staat sinds de aangebouwde kerk verdwenen is. Op een ingemetselde steen staat dit oude rijmpje: „Toen men schreef MCCCXX ende een lei men van mij de eerste steen. Daarna MCCC en de twee en tachtig was ik volmaakt zo men ziet waarachtig". Als u de zogenaamde Romeinse cij fers kent, ziet u dat met de bouw be gonnen is inhet jaar 1321 en dat men klaar kwam in 1382. Men bouwde dus over de toren ongeveer 60 jaar, aan die van Zierikzee heeft men 90 jaar ge werkt. Vroeger had men de tijd, bezat men ook niet de werktuigen van tegen woordig. Dan kon het gebeuren dat ver schillende geslachten de bouw konden meemaken. Hier werd het streven naar een heel hoge toren veroordeeld door Geert Groote, een broeder des gemenen le vens te Deventer. Een soort monniken orde, die sober en eenvoudig leefde. Men heeft ze wel eens de voorlopers van de Hervorming genoemd, maar dat gaat niet in alle opzichten op, Utrecht was een bisdom en hij beschuldigde de bis schoppelijke overheid van hoogmoed en hovaardigheid door zulk een hemelter gende toren op te richten. Vroeger bouwde men algemeen van tufsteen, een zachte grauwe vrij poreu ze steensoort uit de Eifel, die per schip vervoerd werd. Baksteen werd als min derwaardig beschouwd. Toen later bleek dat deze goedkoper en duurzamer was, ging men over tot het bouwen met ge bakken steen. Zoals Napoleon gedaan heeft met de ramen in de kerk te Veere. Tegenwoordig is beton het bouw materiaal. Middelburg, L. van Wallenburg. Het meisje en de jongen die op .het plaatje van vorige week schouder aan schouder in het Stellendamse zwembad stonden en zich door een waterstraal nat lieten spetteren, bleken Karin v. d. Ree en Bram Kievit te zijn. Vooral Karin heeft dagenlang moeten horen dat haar foto in de krant stond want ze is in het Stellendamse een heel populair meisje dat tijdens haar vakantie elke dag in het zwembad te vinden was. Vandaar ook dat de trainer en trainster van de B. Ploeg (Wim Hansen en Maatje Koe- se) over Karin schreven. „Wij kennen haar voornamelijk van onze zwemclub „De Stelle" waarvan zij een van de jongste leden is van de B ploeg", aldus de brievenschrijvers die hopen dat Ka rin in de toekomst een goede zwemster wordt. Dat zal best want met haar 7 jaar bezit ze al ettelijke diploma's. Ook moeder van de Ree hartelijk dank voor het telefoontje, ook zij vond het een verrassing de foto van haar zwemlus- tige spruit in de krant te zien. We gaan nog maar een poosje door met de fotoserie en we vragen opnieuw wie het meisje is dat we zaterdag, toen het nog pittig warm was, op de kiek zetten? Horen We het weer van U ,AAT VERVOLGVERHAAL door COB VAN HARTEN 6ï Tot zijn grote verwondering heeft Leen die morgen vroeg het bericht ont vangen dat onder de loggers, die voor het eerst uitvoeren, ook de „Toewij ding" was, onder bevel van zijn vader. Leen van Klaartje had, evenals zovele andere oudere vissers, zijn bezwaren -^tegen het vissen in oorlogstijd ten slotte s"^ moeten opgeven. Ook hij had wederom gehoor gegeven aan de lokkende roep Van de zee. Nu Ugt de „Toewijding" geschoten, bovenwinds van de „Adelaar", een goe de twee vleetlengten van hem af. Waar om, peinst Leen, heeft de oude, nu een dikke maand geleden, de „Adelaar" ge weigerd? De kans werd hem geboden, inaar hij wilde niet; en thans vaart hij tóch. De „Toewijding" is niet zo mooi en ook niet zo groot als zijn schip, en de motor is zwakker. Waarom heeft de oude toen zoveel heibel gemaakt? Waar om moest ik het huis uit? Wat heeft mijn vader met z'n eigenzinnigheid en driftbuien uiteindelijk bereikt? Twee van zijn kinderen komen niet meer bij hem over de vloer, ze komen alleen thuis wanneer zij weten dat hij weg is. Ook de omgang met de twee oudste dochters is verxe van hartelijk; ze mij den hem. Zelfs Nelly wordt soms al op standig: ze néémt alles niet meer. Slechts met Evert is hij goed, maar die is, van jongs af aan, altijd al vaders jongen geweest Moge ik bewaard blijven voor zo'n gezinsleven, mediteert Leen, ootmoedig. 's Nachts om drie uur gaan ze halen. De wind is een paar streken gekrom pen en in kracht toegenomen; het is vuil weer en de zee is lastig. Ze halen de vleet over bakboord in, de vangst valt tegen: het steekt zo op een vijftig kantjes. Het is koud voor de tijd van het jaar, de matrozen staan geschoeid in de last. Leens plaats is in de brug, hij manoeuvreert het schip zo dicht moge lijk langs de vleet. Als ze de laatste tien of vijftien netten intrekken, is het al een vuile bries geworden. Leen legt de log ger met de kop op de wind, langzaam rijdt het schip de golven op en af. Hij trekt z'n oliegoed aan en gaat aan dek, de haring moet gesteurd worden, hij wü daar bij zijn. „Gaan we niet naar huis?" vraagt zwager Jan verwonderd. „Nee". „We hebben niet veel lege tonnen meer „Wij doen nog één schot. Als we wat vangen, houden we ze vers". „Besef je wel dat het slecht weer wordt? De wind komt almeer af". „De tonnen zijn nog niet vol", "ant woordt Leen ontwijkend. „De verse ha ring is óók duur". „Je moet het zelf weten. Ik geloof dat er vandaag van vissen niet veel zal ko men". „We zullen wel zien". Ze blijven die dag op de wind liggen, doch steken sneller op dan de andere loggers, die ze steeds meer achter zich laten, tot de laatste bijna uit het zicht is. 's Middags hijst Leen de schietvlag. „Wij gaan vissen!" roept hij naar het vooronder, terwijl hij naar de plecht loopt, naar het voorroer. De wind waait nog met onverminderde kracht, maar de zee is niet zo verbolgen, ze is wat afgevlakt. De matrozen komen aan dek, gooien de wantruimen open, doch Simon loopt naar Leen toe. „Ben je er zeker van dat we ver ge noeg van de Lemmers zijn?" vraagt hij. Leen kijkt ongelovig. „De Lemmers?" herhaalt hij onzeker. „Met deze wind kunnen we daar toch geen last van krijgen?" „Je vergeet de stroom", zegt Simon kalm. „Het tij sleurt je mee in die rich ting. Je kan beter een paar zichten naar de lij lopen". „Dan komen we weer in de vloot te recht, die wil ik mijden". „Ik zou het toch maar doen. Hier moet je niet gaan vissen. Je kunt -nog beter de vleet scheep houden en blijven steken, net als de andere loggers. Blijf liever zover mogelijk van de Engelse kust vandaan. Daar is het niet zuiver, want daar liggen de mijnen. Je moet teragstomen, een eindje de zee op". Leen is ervan overtuigd dat Simon gelijk heeft, maar hij wil het niet toe geven. Hij voelt zich de schipper. „Wacht maar even met paaien", zegt hij tegen de schotters. „We gaan een half uurtje naar de lij". Hij gaat naar de brug, zet de motor volle kracht en koerst vóór de wind. Na drie kwartier draait hij bij en stopt. „'t Schot is te boord!" schreeuwt hij over het dek. „We schieten een halve vleet, de andere helft houden we scheep!" Hij loopt naar voren, stuurt met de helmstok van het voorroer de logger achteruit. Zeventig netten laat hij in zee gooien; het is meer dan de helft van zijn vleet. In het vooronder, later, mopperen de matrozen. Ze zijn vrijwel de enigste van de vloot, die vissen. De wind waait hard en de zee is lastig, ze is onstuimiger dan een paar uur geleden, toen ze wat ho gerop lagen. „De ouwe is fél", zegt Giel. „Hij geeft het niet gauw op". Tinus gaat er direct op in. „De ouwe is nog maar een jongen", zegt hij sarcastisch. „Hij bezit nog voor geen cent ervaring. Hij wil maar vissen, hij denkt alleen aan haring. Al het an dere is bijzaak". „Dat hebben wij al eerder geweten", zegt Simon. „Wij hebben al een paar jaar met elkaar gevaren". „Toen voer hij nog voor jongen, maar nou is hij schipper. En hij denkt nu dat hij alles weet en alles kan. Hij is zo eigenwijs als wat. Dat is hij altijd al geweest, toegegeven, maar toen had hij niks te vertellen, nu wel. Dat maakt verschil. Nou is hij baas aan boord". „Dat heb je geweten toen je aanmon- sterde Doch Tinus luistert niet, hij zit op zijn praatstoel en geeft zijn mening ten beste. „Ik vraag mij weleens af", zegt hij, „als een matroos schipper wordt, krijgt hij dubbele gage. Dat is zijn loon, maar krijgt hij dan ook meteen dubbel ver stand? Worden zijn hersens dan direct tweemaal zoveel ontwikkeld? Er zijn schippers en die van ons reken ik daar ook bij die zulks vast en zeker geloven. Maar let op: vandaag of mor gen tornen zij op. En dan heeft steevast een ander het gedaan. Een schipper treft nooit schuld; althans in eigen ogen niet". „Je moet het zó bekijken, Tinus", antwoordt Simon. „Er is matrozenpraat en er is schipperspraat. Als een matroos schipper wordt, beziet hij de dingen anders dan hij vóór die tijd deed. Om dat hij schipper is heeft hij andere be langen te verzorgen, ondanks het feit dat hij visser gebleven is. Als je het zo bekijkt, kom je er niet uit". „Ondertussen wagen ze er een ander aan. Zelf staan ze in de brug, in het glazen huisje; maar wij moeten aan dek, bij elke weersgesteldheid. Het werd schemerdonker. De wind gierde door het want, huilend en angst wekkend. Aan bakboord van de „Ade laar" hadden de stekende loggers hun navigatielichten ontstoken. De Noord zee toonde haar schuimkoppen, grimmig -dreigend, wild en woest. Het was nog te vroeg voor het avond eten. Leen zat in zijn hut, weer in ge peins. De radio stond aan, doch hij luis terde er met een half oor naar. Zijn ge dachten waren thuis, bij Bertha. Indien hij vanmorgen naar huis was gegaan, zoals eerst zijn plan was, dan zou hij nu zo ongeveer, de haven zijn binnenge lopen. Zij had op de kade gestaan om hem als eerste te verwelkomen. Hij zag het gebeuren: zij stapte op hem toe, een lachend gezicht, onüijst met het krul lende, zwarte haar; haar ranke figuur zweefde schier. Doch haar ogen, die vond hij altijd het mooist. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1975 | | pagina 5