EUAHDEn - niEuws
örens in Zeeland
i
Overdenking
Zeeuwse wandelingen
uit de
Heilige Schrift
I altijd voor
I iedereen
No. 4413
3 ij Vrijdag 15 augustus 1975 JNo. 4413
KIJKVENSTER
'H
ik' -k
iü
ZOMAAR EEN PLAATJE
m GERO ml
ruim en overzichtelijk p
1 in onze speciale 1
1 showroom. 1
I A. Vroegindeweij
1 Westdijk 46 - Middelharnis 1
iiliiiiminiiiuuiiiiuiiiiiiiuinRuniiiniiiiiiiiiiiiiiiiininim^^^^
♦♦♦♦♦♦1
(er
DE MEEUWEN
SOIREEUWEN
GELUKGELUK
fidvi
omis
blikop kerk
en samenleving
0e prostitutie in Rotterdam
Mogelijk en geoorloofd?
Waar gaan we heen?
lieruime tijd geleden om precies te
b op vrijdag 4 oktober 1974 schreef
in deze rubriek ook al over dit on-
irwerp: de plannen van de gemeente
IJtterdam tot concentratie van de pros-
tutie. Er wordt al lang gediscussieerd
fer de mogelijkheid, de oude wijk Ka-
ndrecht, die voor de autochthone be-
ilking onleefbaar is geworden, te ont-
sten en de bordelen over te brengen
lar een meer afgesloten buurt van^
)tterdam, waar meer te controleren is,
waar minder overlast voor de bevol-
„ig te verwachten is.
ISinds de eerste keer dat ik hierover
hreef is er echter nogal wat veran-
.„erd in de Maasstad. De linkse, zoge-
ijaamd „progressieve" krachten zijn op
it kussen gekomen en André van der
)uw is burgemeester geworden. Waar
id-burgemeester Thomassen en zijn
ithouders nog aarzelingen kenden,
«nar heeft het nieuwe bewind meteen
een voorstel gelanceerd: het overheve-
^n van de rosse buurt van Katendrecht
aar de omgeving van de Wijnhaven,
iet Witte Huis, in de tijd toen flats nog
iibekend waren één van de hoogste en
leest markante gebouwen van Hotter-
sm, is bestemd tot „eros-centrum".
De rode machthebbers van Rotterdam
jn niet voor een klein geruchtje ver-
lard en wethouder Van der Have, die
!t hele plan heeft uitgebroed, zal zich
door alle kritiek niet zo gemakkelijk
van zijn stuk laten brengen. De P.v.d.A.
en de V.V.D. gaven onmiddellijk hun
fiat, alleen het C.D.A. (de Prot. Chr.
groepering) had nogal wat bedenkingen,
daar men in die hoek van mening is dat
de overheid niet tot taak heeft de pros
titutie te sanctioneren en te legaliseren.
Er zijn aan deze zaak veel facetten.
De allereerste vraag is of de prostitutie
zich zomaar geruisloos zal laten ver
plaatsen? Volgens voorlopige steekproe
ven voelen de „dames" in Rotterdam er
niets voor, met z'n allen in het "Witte
Huis te gaan zitten.
Ze vinden de buurt van de Wijnhaven
niet geschikt als werkterrein omdat
daar te weinig cafe's en bars zijn, het is
te weinig centraal gelegen en vooral de
mogelijkheid van een strenger politie
toezicht schrikt hen af. Het gemeente
bestuur kan nu wel beslissen dat de
prostitutie beperkt moet blijven tot een
bepaald gebied, maar als ze zich ver
plaatst naar een ander stadsdeel, is het
zeer de vraag of men daartegen maat
regelen kan nemen.
De tweede moeilijkheid is dat het ge
meentebestuur in botsing komt met het
Burgerlijk Wetboek, dat het gelegenheid
geven tot ontucht of het bevorderen van
ontucht uitdrukkelijk verbiedt en straf
baar stelt. Nu wordt met deze bepaling
wel de hand gelicht.
De prostitutie is, met name in de ha
vensteden een welhaast onuitroeibaar
kwaad. Het wordt dan ook gewoon oog
luikend toegelaten, mits de klantenwer
ving niet te opdringerig en agressief ge
schiedt, en mits de omwonenden er geen
hinder van ondervinden.
Maar wat gaat er gebeuren wanneer
de prostitutie van gemeentewege wordt
gelokaliseerd en dus bevorderd? Vol
gens Elseviers Magazme<>van 2 augustus
j.l. heeft oud-minister-president Dr. W.
Drees gezegd: „Het is een onbegrijpe
lijke zaak dat een gemeente wil gaan
optreden als bordeelhoudster. Ik heb
niet de Indruk dat rijk of gemeente een
einde zouden kunnen maken aan de
In ons vlakke polderland wemelt het
van de torens. In bergstreken in het
buitenland zijn ze er ook wel, maar daar
zie je er niet zoveel tegelijk. Maar in de
vlakte zie je dat ieder dorp zijn eigen
kerk met toren heeft. Meest eenvoudige
torentjes van 20 a 30 m hoog. In Zoute-
land staat op het duin een hotel dat „De
tien torens" heet: zoveel zie je er van
'deze hoge plaats.
Reeds vroeg in de Bijbel (Genesis 11)
lezen we vantorenbouw. In tegenstel
ling met wat God bevolen had, dat de
mensen zich moesten verspreiden, wil
den ze allen bij elkaar blijven wonen.
En dan kwam er ook nog een portie
hoogmoed bij: het opperste moest in de
hemel reiken! Ze wilden een toren heb
ben, hoger dan er misschien ooit ge
bouwd zou worden. Een status-symbool.
ZIERIKZEE.
Zoiets is later ook wel voorgekomen,
misschien meer dan we weten. Neem
nu Zierikzee. Bij de kerk van Mechelen
moest een toren komen van 160 m hoog,
maar die van Zierikzee moest meer dan
200 m worden (206 a 207 m), hoger dan
enig bouwwerk uit de Middeleeuwen
(De torens van de Dom van Keulen zijn
168 m hoog). Het Zierikzeese wonder
zou deze toren genoemd worden.
Andries Keldermans kreeg hiervoor
de opdracht.
Hij stamde uit een geslacht van kerk
en torenbouwers, die een paar eeuwen
met dit werk zijn bezig geweest.
Uit Westfalen werd mooie witte zand
steen naar Mechelen gevoerd, daar be
werkt en vervolgens naar Zierikzee ge
bracht. Na de dood van Andries hebben
zijn zoon Antoon en diens zoon Rom
bout aan de toren van Zierikzee ge-
Werkt. Maar de toren heeft tenslotte
slechts een hoogte van 60 m bereikt.
Door allerlei omstandigheden is dit
overmoedige plan van een 200 m hoge
toren niet uitgevoerd.
In 1472 werd twee nogal lastige be
lasting-ambtenaren van Karel de Stoute
door Zierikzeese burgers vermoord.
Daarvoor werd de stad gestraft met een
grote boete. Volgens een ander verhaal
vergingen in een storm enkele schepen
die stenen aanvoerden voor de bouw. In
ieder geval was de stad nu te arm om
het volledige plan uit te voeren. Men
was in dit jaar nog niet zo lang bezig
prostitutie en ik zou ook niets willen
ondernemen tegen vrouwen die er zich
aan overgeven. Erger is dat een ge
meente aan zulk een bedrijf een offi
cieel tintje^ zou geven en het. als een
normaal onderdeel van openbare ver
makelijkheden zou afficheren".
ir -k
Dat is dan kloeke taal -uit de mond
van een vroegere voorman uit het rode
kamp. Al denken we uiteraard anders
over de prostitutie dan hij in het
licht van de bijbel is het onmogelijk om
dit verschijnsel niet als zonde te be
schouwen hij heeft in ieder geval de
moed om zijn vroegere partijgenoten en
de overheid erop te wijzen dat de ge
meente Rotterdam haar boekje te bui
ten gaat wanneer ze zou gaan optreden
als bordeelhoudster!
Of het allemaal veel zal helpen is nog
de vraagEr wordt namelijk al ge
fluisterd dat het gemeentebestuur van
Rotterdam het met het ministerie van
Justitie op een akkoordje heeft gegooid.
Over de nieuwe opzet zal de gemeente
Rotterdam voortdurend onderhandelen
met Justitie.
De gemeente heeft dan bij voorbaat
de toezegging dat ze van de kant van
Justitie geen maatregelen heeft te ver
wachten.
En dat is een onverteerbare zaak, dat
de overheid gelegenheid geeft tot on
tucht en dat ze van tevoren al weet dat
ze daarvoor niet strafrechtelijk zal
worden vervolgd. Dan moet voor de zo
veelste keer de vraag worden gesteld:
„Waar gaan we eigenlijk heen in Ne
derland?"
WAARNEMER.
aan de bouw, die duurde van 1459 tot
1530.
In 1832 brandde de kerk, de grootste
van Zeeland, met haar 27 kapellen door
onvoorzichtigheid van loodgieters af. In
1848 werd op die plaats een andere kerk
■gebouwd, die niet overeen kwam met de
stijl van de toren. Ze stond er ook een
eindje vandaan.
In het midden van de vorige eeuw
dacht men erover de logge kolos af te
breken. Het waren toen de dagen van
afbraak, opruimen wat geen dienst meer
deed en geen functie had. Poorten, oude
huizen, buitenplaatsen, ze gingen er aan
in die tijd. Opbouw en restauratie kost
te te veel. In 1881 nam het Rijk de to
renklomp van de gemeente over en
daarna is er veel aan gedokterd. Na 16
jaar restauratie zijn een paar jaar ge
leden de steigers rond de toren wegge
haald.
Andere torens.
Aan de toren van de dom van Veere
restaureert men ook permanent, als er
tenminste geld voor beschikbaar is. Ook
deze had veel hoger moeten worden.
Hetzelfde verhaal als bij de toren van
Zierikzee: bij een stormramp zonken
onderweg schepen met steen geladen
(er had veel vervoer over water plaats)
en toen had men geen geld meer tot
verdere bouw.
GEEN GROTE DINGEN ZOEKEN
„Zoudt gij u grote dingen zoeken?
Zoek ze niet; want zie. Ik breng
een kwaad over alle vlees, spreekt
de Heere; maar Ik zal u uw ziel
tot een buit geven, in alle plaat
sen, waar gij zult heentrekken".
Jerem. 45 5.
Jeremia 45 is Gods Woord aan Baruch
de vriend en sekretaris van de profeet
Jeremia. Baruch, een godvrezend man,
schreef al de woorden in een boekrol,
die de Heere aan Jeremia openbaarde,
wat gebeuren zou n.l. oordelen, strafge-
richten over Juda. Hij heeft deze boek
rol in opdracht van Jeremia voorgele
zen. Wanneer Jojakim door bemiddeling
van Jehudi hoort wat Jeremia gespro
ken heeft, versnijdt deze goddeloze ko
ning de rol met een pennemes en v/erpt
hij deze in het vuur. Hij meent het oor
deel Gods weg te kunnen werpen. Dit is
de mens, die van God wegvlucht en zijn
eigen weg gaat. Jojakim geeft bevel om
Jeremia en Baruch gevangen te nemen,
„maar de Heere had hen verborgen".
Hun leven staat op het spel. Maar zij
moeten opnieuw een rol schrijven, nog
uitvoeriger dan de vorige. God gaat
door! Juda, volk en vorstenhuis kunnen
wel doen, alsof God te ontlopen is.
Smartelijk is Baruch aangegrepen
door de boodschap „Wee nu mij, want
de Heere heeft droefenis tot mijn smart
gedaan; ik ben moede van mijn zuchten
en vind geen rust". Hij kan geen vereni
ging met God krijgen, niet onder God
bukken. Zal de Heere Jeruzalem ver
woesten, Zijn volk verwerpen? Hij kan
niet ontkennen, dat er geen onrecht bij
God is. Neen, de Heere is recht, maar
Baruch kan er niet mee onder God ko
men; hij vindt geen rust, hij kan het
niet in de hand des Heeren overgeven.
Hij zegt niet: „ik heb niet meegedaan!";
hij staat niet Isoven zijn, volk, hij heeft
liefde tot Juda. Wanneer wij vandaag
het oog slaan op de toestand van ons
land en volk, hoeveel oorzaak, is er dan
ook niet diep bedroefd te zijn?
Baruch is ook moedeloos. Hij had zo
andere dingen verwacht; dat God nu
wel een nieuwe reformatie zou oproe
pen door deze boekrol, als bij Hiskia en
bij Josia. Net andersom; ze moeten nu
vluchten om huns levens wil. Is Gods
volk niet vreemd; de weg zo anders
voorgesteld: waarom ben ik nog op aar
de? er is toch geen plaats voor God en
Zijn Woord! Neen, niet om er de man
mee te worden. Zo zit Baruch in moede
loosheid; hij had het zo goed bedoeld.
Gaat de Heere het verdriet, de droe
fenis wegnemen? De Heere gaat Baruch
op Zijn leerschool nemen, onderwijs ge
ven, leren om met lijdzaamheid de loop
baan te lopen.
De Heere geeft een aparte boodschap
aan Jeremia voor Baruch. God kwam er
aan te pas! Hebt u dat ook wel eens er
varen, in droefenis, in moedeloosheid?
Baruch was er stuk van, had meege
leefd en het zo anders gewild: dat land
en volk met vorstenhuis wedergekeerd
waren, voor God in de schuld gekomen
waren.
Zouden wij dat ook niet begeren? Ook
niet bedroefd zijn, dat er geen vragen is
naar de Heere en Zijn sterkte?
„Zo zult gij tot hem zeggen: zo zegt
de Heere: zie, wat Ik gebouwd heb,
breek Ik af en wat Ik geplant heb, ruk
Ik uit,z elfs dit ganse land".
De Heere zegt m.a.w. „Ik ga door. Het
gaat door, Baruch!" Afbreken, uitdruk
ken! d.i. een harde en pijnlijke bood
schap. „Baruch, kan Ik niet wegnemen,
wat Ik zelf gegeven heb?" Is er dan on
recht bij God? De Heere doet dat zo
maar niet; daar is plaats voor gemaakt.
Het moet, omdat de maat van Juda's
zonde en van Gods lankmoedigheid vol
is.
„En zoudt gij u grote dingen zoeken?
Zoek ze niet; want zie. Ik breng een
kwaad over alle vlees, spreekt de Hee
re". Zult ge uitstel van het oordeel,
uiterlijke voorspoed en rust, vrede en
gemak op de wereld zoeken? Niet al
leen voor ons land en volk, ook voor ons
persoonlijk leven grote dingen zoeken?
Er is slechts één ware rust: bukken
voor God, buigen onder God! Is het dan
niet nog groter voorrecht, dat God volk
en vorstenhuis bekering schenkt en doet
wederkeren? Het kan toch wel eens zijn,
dat de Heere zegt; neen, bukken, bui
gen, u onderwerpen aan Mijn weg. Mijn
wil en raad. Ware vrede alleen in de
verheerlijking van Gods recht! De Heer
is recht in al Zijn weg en werk; Zijn
goedheid kent in 't gans heelal geen
perk.
De oordelen gaan door en toch: Mijn
eeuwigheidsgedachten over u, Baruch,
gaan ook door: „maar Ik zal u uw ziel.
tot een buit geven, in alle plaatsen,
waar gij zult heentrekken". De Heere
zal hem tot een beschutting zijn, zorgen
voor zijn leven naar ziel en lichaam, d.i.
de enige troost. „Ik ben met u", die ge
nade blijft, waar hij ook heengaat. Ba
ruch gaat met Jeremia naar Egypte en
verdwijnt uit de geschiedenis. Hij mocht
genade vinden in Gods oog, d.i. het be
langrijkste, het allergrootste. Genade
geschonken, dat wil niet zeggen een ge
makkelijk leven. Wat zal er in de toe
komst gebeuren? Zal God volk en vor
stenhuis nog genadig zijn?
Wij hebben de Hee
re nodig in alles. Wij willen graag, rust,
vrede, gemak. „Ik zou zo graag willen,
dat er bekering kwam". Als de Heere nu
eens zou zeggen: afbreken - uitrukken,
geen grote dingen zoeken!"
Maar dat de Heere nu ook genade zou
willen schenken voor ons persoonlijk
leven. Dat houdt niet in een gemakke
lijk leven, wel een leven onder Gods
bijzondere bescherming. „Ik ben met u"
dat is de enige en ook volkonien troost.
Volk des Heeren: buigen straks uw
ziel als een buit wegdragen, dan zult ge
eeuwig buigen, dan altoos dankdag;
eerst naar de ziel, maar eenmaal ook
met ziel en lichaam op een nieuwe he
mel en aarde, waarop gerechtigheid
woont.
Dan zingen zij, in God verblijd,
aan Hem gewijd,
van 's Heeren wegen;
want groot is 's Heeren heerlijkheid.
Zijn majesteit
ten top gestegen;
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,
op hen het oog,
die need'rig knielen;
maar ziet van ver met gramschap aan
de ijd'le waan
der trotse zielen.
A.
Ds. J. V. Vliet.
Lieven Monster-toren te Zierikzee.
Men heeft toen de rQmp met een koe
pelachtige kap bedekt. Langs een ste
nen wenteltrap en een paar houten lad
dertjes kan men de top ervan bereiken.
Napoleon heeft hier veel verknoeid,
vooral aan de grote kerk, die hij inricht
te als kazerne en hospitaal (oude Veere
naars hoor je nog wel eens spreken over
het hospitaal). Hij liet er twee zolders in
maken, die nu zijn weggebroken. Bene
den stonden de paarden, wagens en ka
nonnen, op de zolders lagen de zieke
soldaten, waarvan er heel wat gestorven
zijn. De mooie grote ramen werden
weggebroken en vervangen door kleine,
aan de andere soort steen is deze van
dalistische verbouwing nog altijd te
zien.
De hoogste toren van ons land is de
Dom' van Utrecht (112 m), die evenals
de toren van Zierikzee ook alleen staat
sinds de aangebouwde kerk verdwenen
is. Op een ingemetselde steen staat dit
oude rijmpje:
„Toen men schreef MCCCXX ende een
lei men van mij de eerste steen.
Daarna MCCC en de twee en tachtig
was ik volmaakt zo men ziet
waarachtig".
Als u de zogenaamde Romeinse cij
fers kent, ziet u dat met de bouw be
gonnen is inhet jaar 1321 en dat men
klaar kwam in 1382. Men bouwde dus
over de toren ongeveer 60 jaar, aan die
van Zierikzee heeft men 90 jaar ge
werkt. Vroeger had men de tijd, bezat
men ook niet de werktuigen van tegen
woordig. Dan kon het gebeuren dat ver
schillende geslachten de bouw konden
meemaken.
Hier werd het streven naar een heel
hoge toren veroordeeld door Geert
Groote, een broeder des gemenen le
vens te Deventer. Een soort monniken
orde, die sober en eenvoudig leefde.
Men heeft ze wel eens de voorlopers van
de Hervorming genoemd, maar dat gaat
niet in alle opzichten op, Utrecht was
een bisdom en hij beschuldigde de bis
schoppelijke overheid van hoogmoed en
hovaardigheid door zulk een hemelter
gende toren op te richten.
Vroeger bouwde men algemeen van
tufsteen, een zachte grauwe vrij poreu
ze steensoort uit de Eifel, die per schip
vervoerd werd. Baksteen werd als min
derwaardig beschouwd. Toen later bleek
dat deze goedkoper en duurzamer was,
ging men over tot het bouwen met ge
bakken steen. Zoals Napoleon gedaan
heeft met de ramen in de kerk te Veere.
Tegenwoordig is beton het bouw
materiaal.
Middelburg,
L. van Wallenburg.
Het meisje en de jongen die op .het
plaatje van vorige week schouder aan
schouder in het Stellendamse zwembad
stonden en zich door een waterstraal nat
lieten spetteren, bleken Karin v. d. Ree
en Bram Kievit te zijn. Vooral Karin
heeft dagenlang moeten horen dat haar
foto in de krant stond want ze is in het
Stellendamse een heel populair meisje
dat tijdens haar vakantie elke dag in
het zwembad te vinden was. Vandaar
ook dat de trainer en trainster van de
B. Ploeg (Wim Hansen en Maatje Koe-
se) over Karin schreven. „Wij kennen
haar voornamelijk van onze zwemclub
„De Stelle" waarvan zij een van de
jongste leden is van de B ploeg", aldus
de brievenschrijvers die hopen dat Ka
rin in de toekomst een goede zwemster
wordt. Dat zal best want met haar 7
jaar bezit ze al ettelijke diploma's. Ook
moeder van de Ree hartelijk dank voor
het telefoontje, ook zij vond het een
verrassing de foto van haar zwemlus-
tige spruit in de krant te zien.
We gaan nog maar een poosje door
met de fotoserie en we vragen opnieuw
wie het meisje is dat we zaterdag, toen
het nog pittig warm was, op de kiek
zetten? Horen We het weer van U
,AAT
VERVOLGVERHAAL
door COB VAN HARTEN
6ï
Tot zijn grote verwondering heeft
Leen die morgen vroeg het bericht ont
vangen dat onder de loggers, die voor
het eerst uitvoeren, ook de „Toewij
ding" was, onder bevel van zijn vader.
Leen van Klaartje had, evenals zovele
andere oudere vissers, zijn bezwaren
-^tegen het vissen in oorlogstijd ten slotte
s"^ moeten opgeven. Ook hij had wederom
gehoor gegeven aan de lokkende roep
Van de zee.
Nu Ugt de „Toewijding" geschoten,
bovenwinds van de „Adelaar", een goe
de twee vleetlengten van hem af. Waar
om, peinst Leen, heeft de oude, nu een
dikke maand geleden, de „Adelaar" ge
weigerd? De kans werd hem geboden,
inaar hij wilde niet; en thans vaart hij
tóch. De „Toewijding" is niet zo mooi
en ook niet zo groot als zijn schip, en de
motor is zwakker. Waarom heeft de
oude toen zoveel heibel gemaakt? Waar
om moest ik het huis uit? Wat heeft
mijn vader met z'n eigenzinnigheid en
driftbuien uiteindelijk bereikt? Twee
van zijn kinderen komen niet meer bij
hem over de vloer, ze komen alleen
thuis wanneer zij weten dat hij weg is.
Ook de omgang met de twee oudste
dochters is verxe van hartelijk; ze mij
den hem. Zelfs Nelly wordt soms al op
standig: ze néémt alles niet meer.
Slechts met Evert is hij goed, maar die
is, van jongs af aan, altijd al vaders
jongen geweest
Moge ik bewaard blijven voor zo'n
gezinsleven, mediteert Leen, ootmoedig.
's Nachts om drie uur gaan ze halen.
De wind is een paar streken gekrom
pen en in kracht toegenomen; het is
vuil weer en de zee is lastig. Ze halen
de vleet over bakboord in, de vangst
valt tegen: het steekt zo op een vijftig
kantjes. Het is koud voor de tijd van
het jaar, de matrozen staan geschoeid in
de last. Leens plaats is in de brug, hij
manoeuvreert het schip zo dicht moge
lijk langs de vleet. Als ze de laatste tien
of vijftien netten intrekken, is het al een
vuile bries geworden. Leen legt de log
ger met de kop op de wind, langzaam
rijdt het schip de golven op en af. Hij
trekt z'n oliegoed aan en gaat aan dek,
de haring moet gesteurd worden, hij
wü daar bij zijn.
„Gaan we niet naar huis?" vraagt
zwager Jan verwonderd.
„Nee".
„We hebben niet veel lege tonnen
meer
„Wij doen nog één schot. Als we wat
vangen, houden we ze vers".
„Besef je wel dat het slecht weer
wordt? De wind komt almeer af".
„De tonnen zijn nog niet vol", "ant
woordt Leen ontwijkend. „De verse ha
ring is óók duur".
„Je moet het zelf weten. Ik geloof dat
er vandaag van vissen niet veel zal ko
men".
„We zullen wel zien".
Ze blijven die dag op de wind liggen,
doch steken sneller op dan de andere
loggers, die ze steeds meer achter zich
laten, tot de laatste bijna uit het zicht is.
's Middags hijst Leen de schietvlag.
„Wij gaan vissen!" roept hij naar het
vooronder, terwijl hij naar de plecht
loopt, naar het voorroer. De wind waait
nog met onverminderde kracht, maar
de zee is niet zo verbolgen, ze is wat
afgevlakt.
De matrozen komen aan dek, gooien
de wantruimen open, doch Simon loopt
naar Leen toe.
„Ben je er zeker van dat we ver ge
noeg van de Lemmers zijn?" vraagt hij.
Leen kijkt ongelovig.
„De Lemmers?" herhaalt hij onzeker.
„Met deze wind kunnen we daar toch
geen last van krijgen?"
„Je vergeet de stroom", zegt Simon
kalm. „Het tij sleurt je mee in die rich
ting. Je kan beter een paar zichten naar
de lij lopen".
„Dan komen we weer in de vloot te
recht, die wil ik mijden".
„Ik zou het toch maar doen. Hier
moet je niet gaan vissen. Je kunt -nog
beter de vleet scheep houden en blijven
steken, net als de andere loggers. Blijf
liever zover mogelijk van de Engelse
kust vandaan. Daar is het niet zuiver,
want daar liggen de mijnen. Je moet
teragstomen, een eindje de zee op".
Leen is ervan overtuigd dat Simon
gelijk heeft, maar hij wil het niet toe
geven. Hij voelt zich de schipper.
„Wacht maar even met paaien", zegt
hij tegen de schotters. „We gaan een
half uurtje naar de lij".
Hij gaat naar de brug, zet de motor
volle kracht en koerst vóór de wind. Na
drie kwartier draait hij bij en stopt.
„'t Schot is te boord!" schreeuwt hij
over het dek. „We schieten een halve
vleet, de andere helft houden we
scheep!"
Hij loopt naar voren, stuurt met de
helmstok van het voorroer de logger
achteruit. Zeventig netten laat hij in
zee gooien; het is meer dan de helft van
zijn vleet.
In het vooronder, later, mopperen de
matrozen. Ze zijn vrijwel de enigste van
de vloot, die vissen. De wind waait hard
en de zee is lastig, ze is onstuimiger dan
een paar uur geleden, toen ze wat ho
gerop lagen.
„De ouwe is fél", zegt Giel. „Hij geeft
het niet gauw op".
Tinus gaat er direct op in.
„De ouwe is nog maar een jongen",
zegt hij sarcastisch. „Hij bezit nog voor
geen cent ervaring. Hij wil maar vissen,
hij denkt alleen aan haring. Al het an
dere is bijzaak".
„Dat hebben wij al eerder geweten",
zegt Simon. „Wij hebben al een paar
jaar met elkaar gevaren".
„Toen voer hij nog voor jongen, maar
nou is hij schipper. En hij denkt nu dat
hij alles weet en alles kan. Hij is zo
eigenwijs als wat. Dat is hij altijd al
geweest, toegegeven, maar toen had hij
niks te vertellen, nu wel. Dat maakt
verschil. Nou is hij baas aan boord".
„Dat heb je geweten toen je aanmon-
sterde
Doch Tinus luistert niet, hij zit op
zijn praatstoel en geeft zijn mening ten
beste.
„Ik vraag mij weleens af", zegt hij,
„als een matroos schipper wordt, krijgt
hij dubbele gage. Dat is zijn loon, maar
krijgt hij dan ook meteen dubbel ver
stand? Worden zijn hersens dan direct
tweemaal zoveel ontwikkeld? Er zijn
schippers en die van ons reken ik
daar ook bij die zulks vast en zeker
geloven. Maar let op: vandaag of mor
gen tornen zij op. En dan heeft steevast
een ander het gedaan. Een schipper
treft nooit schuld; althans in eigen ogen
niet".
„Je moet het zó bekijken, Tinus",
antwoordt Simon. „Er is matrozenpraat
en er is schipperspraat. Als een matroos
schipper wordt, beziet hij de dingen
anders dan hij vóór die tijd deed. Om
dat hij schipper is heeft hij andere be
langen te verzorgen, ondanks het feit
dat hij visser gebleven is. Als je het zo
bekijkt, kom je er niet uit".
„Ondertussen wagen ze er een ander
aan. Zelf staan ze in de brug, in het
glazen huisje; maar wij moeten aan dek,
bij elke weersgesteldheid.
Het werd schemerdonker. De wind
gierde door het want, huilend en angst
wekkend. Aan bakboord van de „Ade
laar" hadden de stekende loggers hun
navigatielichten ontstoken. De Noord
zee toonde haar schuimkoppen, grimmig
-dreigend, wild en woest.
Het was nog te vroeg voor het avond
eten. Leen zat in zijn hut, weer in ge
peins. De radio stond aan, doch hij luis
terde er met een half oor naar. Zijn ge
dachten waren thuis, bij Bertha. Indien
hij vanmorgen naar huis was gegaan,
zoals eerst zijn plan was, dan zou hij nu
zo ongeveer, de haven zijn binnenge
lopen. Zij had op de kade gestaan om
hem als eerste te verwelkomen. Hij zag
het gebeuren: zij stapte op hem toe, een
lachend gezicht, onüijst met het krul
lende, zwarte haar; haar ranke figuur
zweefde schier. Doch haar ogen, die
vond hij altijd het mooist.
Wordt vervolgd.