IIAI1DEI1 HIEUWS
Overdenking
Hadrianus Junius
Singer"
.4
Zeeuwse wandelingen
(blad
Vrijdag 4 Juli 1975
No. 4401
KIJKVENSTER
GEK
uit de
Heilige Schrift
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
SOMMELSDIJK
Telefoon (01870) 26 09
ZOMAAR EEN PLAATJE....
Isien.
DE MEEUWEN
SCHREEUWEN
GELUK! GELUK l
109
Issiek
er nu
blik op kerk
en samenleving
Eisende doopouders
Kanttekeningen
Variatie in -formulieren
Uit het „Gereformeerd Kerkblad voor
prente en Overijssel" knipte „Trouw"
de volgende ontboezeming van Ds. L.
L van der Vliet, predikant van de Ge
reformeerde Kerk te Hoogeveen:
„Een college vertelde me dat hij
benaderd was door ouders die hun
kindje wilden laten dopen, „Graag"
zei hij. „Ja, maar dan alleen op voor
waarde dat u de nieuwe Proeve ge
bruikt." Waarom? Bij ©en' indringend
gesprek bleek dat de ouders bezwa
ren hadden tegen 'de tot nu toe ge
bruikte formulieren. En van dat „in
zonde ontvangen en geboren" en „aan
de eeuwige dood onderworpen" wil
den ze niets weten. Zo speelden ze
dus de formulieren tegen elkaar uit.
Meenden ze niet dat het ene formu
lier de dingen' anders, nieuwer, mo
derner zegt, maar dat het andere din
gen zegt. De moeite, zei deze collega,
was, dat als hij niet toegaf, ze ver
moedelijk hun kind in een naburige
gemeente zouden laten dopen, waar
de predikant wel geen bezwaar zou
maken, evenmin als de classis dat
waarschijnlijk zou doen. Waarmee we
dan weer in de lijn van de Afschei
ding zouden zitten, maar dan in om
gekeerde richting, want De Cock
doopte kinderen uit andere gemeen
ten omdat ze daar een loopje namen
met de leer. Intussen' is het hoven-
staande natuurlijk in lijnrechte strijd
met de bedoeling van deputaten die
deze Proeven opstelden".
Er zouden bij dit stukje van Ds. Van
dei- Vliet verschillende kanttekeningen
te maken zijn.
Het eerste wat ons opvalt is, dat
blijlcbaar in de Gereformeerde Kerken
de vrijzinnigheid al zover is doorge
drongen dat er mensen zijn die niet
meer willen weten van het „in zonde
ontvangen en in ongerechtigheid gebo
ren zijn." Met andere woorden, men
sen die de aangeboren verdorvenheid
zelfs tegenover hun predikant bruut-
weg loochenen. We wisten dat toch al,
maar hier staat het nu zwart op wit.
Het zou dan ook wel van eerlijkheid
getuigen als men van Gereformeerde
zijde maar openlijk wilde toegeven dat
de kerk van de Doleantie, evenals de
Hervormde Kerk, een „richtingen-kerk"
geworden is.
Het tweede dat onze aandacht trekt
is, dat meö, wanneer de ene predikant
bezwaar maakt, voetstoots bij de ande
re terecht kan om bijvoorbeeld een kind
te laten dopen. In de Herv. kerk kan dat
in de praktijk al jarenlang, hoewel er
dan toch altijd nog een formeel consent
(toestemming) dient te worden overge
legd. Of dat in de Gereformeerde Ker
ken ook zo is, blijkt Uit bovenstaand
artikeltje niet. Maar dat de Classis
'geen bezwaar zou maken tegen de doop
van een lund uit een andere gemeente,
dat staat er heel duidelijk.
Het derde dat we uit dit stukje kun
nen leren' is dat deze vrijheid blijkbaar
niet de instemming heeft van alle Ge
reformeerde predikanten. Natuurlijk
was ons dat ook bekend. Maar het doet
ons wel goed, een wat verdrietige on-,
dertoon te horen in de ontboezeming
van Ds. Van der Vliet: ,,Wat baat het
me, als ik „nee" zeg en een collega
uit een andere gemeente zegt toch
„ja"Dat doet ons denken aan de
tijd van de Richteren, waarin ieder deed
wat recht was in zijn ogen!
Alléén bij de laatste zin uit het stuk
je blijf ik nog even staan. „Intussen
i.5 het bovenstaande natuurlijk in lijn-
reclite .strijd met de toedoeling van de
deputaten die deze Proeve opstelden".
Het mag als bekend worden veron
dersteld dat deputaten van de Gere
formeerde Kerken nieuwe proeven van
liturgische formulieren hebben ont
worpen. De motivering daarvoor was dat
de taal en' de stijl van de 16de eeuw-
se formulieren dermate verouderd wa
ren dat ze de mensen van de 20ste eeuw
niet meer konden aanspreken. Ds. Van
der Vliet gelooft dat blijkbaar nog
steeds, en: naar ik aanneem, te goeder
trouw. In werkelijkheid moesten na
tuurlijk die nieuwe formulieren er ko
men omdat de inhoud van de oude for
mulieren veler instemming niet meer
had.
Een soortgelijke situatie kent ook de
Hervormde Kerk, die in het Dienstboek
(nog altijd in ontwerp!) ook verschillen
de mogelijkheden biedt. Men kon dan
eens wat variatie aanbrengen en de
sleur van de oude formulieren door
breken. Maar in de praktijk is het zo
gev/orden dat het Gereformeerde deel
van 'de Kerk nog steeds vasthoudt aan
het eerste (het oude, klassieke) formu
lier, tei'wijl de anderen juist nóóit van
dat formulier gebruik maken. Zo heeft
elke richting z'n eigen mogelijkheid.
Het is uiteraard een ontoelaatbare
zaak dat een kerk met een reformato
rische belijdenis een aantal liturgische
formulieren heeft waaruit men kiezen
kan. Zeker als die formulieren qua in
houd elkaar niet dekken. Dat kan de
„polarisatie" zo hevig verafschuwd
door velen' alleen maar in de hand
...werlcen.
Waarnemer.
nOEMEN IN DE HEERE.
En niet alleen dit, maar wij roemen
ook in de verdrukking wetende dat
de verdrukking lijdzaamheid loerkt.
(Rom. 5:3).
Paulus was op een krachtdadige wij
ze tot God bekeerd geworden. Hij werd
van een vreselijke vervolger van Chris
tus' Kerk een prediker van het Evan
gelie van Gods genade. De man van
Tarsen werd van een leeuw een lam.
De verandering welke met Paulsu plaats
had was zo geweldig groot, dat haast
niemand het kon geloven, dat hij een
Christen geworden was.
In Damascus woonde een godvrezen
de man die Ananias heette. De Heere
zeide tot hem, dat hij naar Saulus van
Tarsen moest gaan om hem de ogen te
openen, opdat hij weder ziende en met
de Heilige Geest vervolgd zou worden.
Ananaias was bevreesd om naar de
ze felle farizeeër te gaan omdat hij
bekend stond als een vreselijke, vijand
van Jezus' discipelen. Maar de Heere
zeide tot hem: „Ga Ananias, want Ik
zal hem tonen hoeveel hij lijden zal om
Mijn Naam".
Is dit woord Gods niet vervuld ge
worden? Paulus heeft zeer veel moeten
lijden om de naam en het Evangelie van
Christus. Wat een: smaad en verachting
heeft hij verdragen voor de verkondi
ging van het Evangelie der zaligheid.
Wat is Paulus veel in levensgevaar
geweest voor de naam van Jezus. Reeds
dadelijk nadat hij veranderd was be
gon de druk en de vervolging.
Hij predikte terstond Christus dat Hij
de Zoon van God was. En wat ge
beurde er? De Joden zochten hem te
doden, zodat hij moest vluchten om
zijns levens wil.
Paulus heeft het Evangelie van Chris
tus gepredikt aan zijn volk, de kinde
ren Abrahams. Met ernst en klem heeft
hij hen gewezen op de noodzakelijkheid
der bekering en het geloof in Christus.
En wat was zijn loon? Dat zij hem
vervolgden van plaats tot plaats om
hem door of levend in handen te krij
gen.
Paulus had zeer veel druk en' tegen
spoed in zijn leven ervaren en tevens
had hij een scherpe doom in het vlees,
een engel des satans die hem met vuis
ten sloeg. Maar de apostel mocht het
beleven: ,,Als ik zwak ben dan ben ik
machtig". Beklaagde hij zichzelf? Neen
integendeel: „Hij mocht zelfs roemen in
de verdrukkingen".
Er is in liet menselijk leven zeer veel
ellende en tegenspoed. De wereld is
een groot tranendal. Er is wat smart
en droefheid in ons kort en ijdel le
ven.
Er zijn wat gebroken levens en ver
nietigde idealen. Hier treurt een
vrouw om een geliefde man, die haar
zeer vroeg ontvallen is. Daar weent
een moeder om een veelbelovende zoon
die van haar hart gescheurd is. Zie
daar ouders die grote verwachtingen'
koesterden van bun kinderen en alles
is op een teleurstelling uitgelopen. Wie
zal de tranen tellen, die in de eenzaam
heid geschreid worden. De vruchten
van onze zondeval zijn legio.
En het volk des Heeren, beleven zij
ook teleurstellingen en smart? Spaart
God hen voor de ellende van het le
ven? Neen, enerlei wedervaart de
rechtvaardige en de goddeloze. Waarom
zendt de Heere zijn geliefde kinderen
beproevingen en tegenspoed? Ze zijn
toch Gods uitverkorenen? De Heere
heeft hen toch lief met een eeuwige
liefde? Ongetwijfeld, maar Gods volk
moet door lijden geheiligd worden. De
Heere zendt hen beproevingen, opdat
ze zullen leren wie ze zelf zijn en: wat
de Almachtige voor hen is. De weg
naar het nieuwe Jeruzalem gaat door
donkere valleien en diepe dalen naar
de eeu-wige zaligheid.
Wat was het voor Abraham moeilijk
toen hij op Gods bevel zijn Izak moest
offeren.
Wat was het Jacob bang om het hart
toen hij Benjamin moest afstaan. Wat
was het voor Hiskia benauwd toen hij
hoorde dat hij sterven moest. Het leven
van het volk des Heeren is menigmaal
vol van smart en bittere ellende.
V/ie lieef t c»' nooit een vloefcerid Simeï
ontmoet?
Het is en blijft waar wat het woord
des Heeren zegt: Allen die godvruch
tig willen leven zullen vervolgd wor
den.
Gods oprechte volk is altijd een secte
die overal tegengesproken wordt. De
apostel zegt dat we door veel vei-druk-
Idngcn moeten ingaan in het lioninkrijk
der hemelen.
Wat werkt de verdrukking uit in ons
menselijk leven'? Bij de natuurlijke
mens opstand en vijandschap tegen God
en de leiding van zijn voorzienigheid.
Wat werkt de verdrukking en beproe
ving des leveens uit bij Gods volk?
Draagt het bij hen ook slechte
vruchten? Neen, wanneer de Heere de
roede aan het hart heiligt draagt het
goede en heerlijke vruchten.
Paulus zegt het zo wonderschoon, dat
de verdrukking lijdzaamheid werkt.
Lijdzaamheid is een van de schoonste en
heerlijkste vruchten van het geeste
lijke leven. Lijdzaamheid is een vrucht
van Gods Geest.
Wanneer de Heere ons in de wegen
van ibeproeving lijdzaamheid geeft keu
ren: we alles goed wat Hij doet.
Van nature strijden we tegen be
proeving, ons vlees murmureert tegen
teleurstellingen in ons leven. -
De lijdzaamheid doet ons alles over
geven in Gods hand. We mogen dan al
les overgeven in de hand des Heeren
en Hem volgen door bezaaide en 'onbe-
zaaide wegen. Dan hebben we onbe
paald crediet op God.
Wanneer de Heere zijn genade ver
heerlijkt in onze ziel dan kunnen we
zingen in de verdrukking en roemen'
in de weg van tegenspoed. We kunnen
dan met David op de puinhopen van
Ziklag zitten en met Daniël in de leeu
wenkuil.
Roemen in voorspoed is te begrijpen
maar te roemen in tegenspoed dat is
genade. Roemen in God is het geeste
lijk leven, roemen in de verdrukking
dat is de beleving van de genade des
Heeren. Moge God door zijn Geest het
ons leren.
M.
Ds. G. A. Zijderveld.
Juist 400 jaar geleden, op 16 juni 1575,
stierf hij en werd begraven in de Koor
kerk te Middelburg. Vandaar dit artikel.
Zijn vader had de heel gewone naam
Pieter (Petrus) de Jonge, was secretaris
en later burgemeester van Hoorn. Daar
werd op 1 juli 1511 Adriaan geboren, de
moeder was Maria Dirks. Naar de ge
woonte van die dagen vertaalden ge
leerden hun naam in het Latijn. Zo
doende werd Adriaan de Jonge tot Ha
drianus Junius overgezet.
„Het licht van Holland en het sieraad
zijner eeuw", wordt hij wel genoemd.
Sommigen achten hem na Erasmus voor
de geleerdste Nederlander van zijn tijd.
Hij maakte Latijnse gedichten en heeft
veel geschriften- nagelaten, alle in het
Latijn, de taal der geleerden. Toch heeft
hij niet een bepaalde betrekking gehad,
waarbij hij bijzonder op de voorgrond
trad of uitmuntte. Hij heeft in zijn le
ven een heleboel baantjes gehad in ons
land, in Engeland en Denemarken. Bij
een minder geleerd man zou men spre
ken over twaalf ambachten en dertien
ongelukken".
Gezworven heeft hij; ook armoede
geleden soms. Was hij misschien te veel
kamergeleerde, onhandig in praktische
zaken? Of eigenwijs en eigenzinnig? Of
heeft hij enkel maar veel pech gehad in
zijn leven? Ik heb het niet kunnen ont
dekken.
Na het lager onderwijs in zijn ge
boortestad Hoorn werd hij naar de La
tijnse school (het gymnasium) in Haar
lem gezonden. Daar volgde hij o.a. de
lessen van de bekende geneesheer Jo
hannes Gallus. Boven alle leerlingen
muntte hij uit en hij werd het licht der
Haarlemse school genoemd. Daarna
volgde hij aan de hogeschool te Leuven
2 jaar de lessen in geneeskunde en
wijsbegeerte.
Toen deed hij wat de meeste studen
ten in zijn dagen deden: aan verschil
lende buitenlandse universiteiten voor
korter of langer tijd college lopen. Zijn
studie werd in 1540 te Bologna bekroond
met zijn promotie tot doctor in de ge
neeskunde en wijsbegeerte. Daarna
volgde hij in Parijs nog enkele colleges
in de geneeskunde, tot hij in 1542 uit
zag naar een betrekking.
Aan het werk.
Zijn plan om als geneeskundige aan
het Engelse hof te worden verbonden
mislukte en toen werd hij lijfarts bij de
hertog van Norfolk. Tegelijk werd hem
ook de opvoeding van diens zoon opge
dragen. Zes jaar heeft dit geduurd.
Toen stierf de hertog en spoedig daarna
ook de zoon, zodat dokter Junius op
straat stond.
Zonder geld, zelfs zijn boeken was hij
kwijtgeraakt.
Arm vertrok hij naar Nederland. Zijn
vader was gestorven, maar te erven was
er niets. Verzoeken om hulp in de finan-
ciële nood werden niet verhoord. Hij
ging terug naar Engeland, waar hij lijf
arts werd van een vermogende dame,
die door zijn hulp van een langdurige
ziekte genas. Hij moet hier slechts korte
tijd geweest ,zijn, want in 1551 treffen
we hem weer in Haarlem aan.
Kort daarna vestigde hij zich als ge
neesheer in zijn geboorteplaats Hoorn.
Hij werd er slecht ontvangen. Wegens
jaloezie van zijn collega's? Of omdat hij
er eigen gewoonten op na hield en b.v.
kort haar droeg, terwijl iedereen lange
lokken had? Ik weet het niet. In ieder
geval zocht hij Londen weer op, kon er
niets van zijn gading vinden, leed er
armoede en keerde terug naar Haarlem.
Van een bepaalde werkkring horen we
niet.
In 1562 vertrok hij naar Kopenhagen,
waar hij aan het koninklijk hof aange
zocht werd om de opvoeding van de
kroonprins te verzorgen.
Het beviel hem er niet. De ontvangst
was onvriendelijk en de zeden en ge
woonten van de Denen stonden hem
niet aan. Het volgend jaar was bij al
weer terug in Haarlem.
Dit zouden we een keerpunt in zijn
leven kunnen noemen. Nu eerst kwam
de geleerdheid van Hadrianus Junius tot
erkenning. Hij was nu 52 jaar en werd
benoem_d tot staadsgeneesheer en tevens
tot rector van de Latijnse school, waar
hij zelf eens leerling was geweest. Een
jaar later stelden de Staten van Hol
land hem aan als hun geschiedschrijver.
In zijn werk „Batavia" beschreef hij de
opkomst, zeden en gebruiken van het
oude Holland.
Ook uit het buitenland kwamen
mooie aanbiedingen. De hogeschool van
Rostock wilde hem als hoogleraar heb
ben, de koningen van Polen en Honga
rije als hun lijfarts. Hij bleef echter in
ons land, had waarschijnlijk genoeg van
het reizen en trekken en werd ook een
jaartje ouder.
Bij het beleg van Haarlem in 1572
door de Spanjaarden was hij ook in de
stad. Toen werd hij bij prins Willem van
Oranje, die in Delft woonde, ontboden.
De Prins was ernstig ziek en riep de
hulp in van dr. Junius. Met veel moeite
wist hij uit Haarlem te geraken en door
de belegeraars heen Delft te bereiken.
Inmiddels hadden de Spanjaarden
Haarlem veroverd. Toen Junius er te
rug kwam waren zijn boeken en ge-
MIDDELHAKNIS (naast Ford)
Tel. (01870) 39 75
Reparatie en inruil van M
alle merken.
schriften verdwenen: door de vijand
geroofd of vernield.
Naar Zeelanti.
Junius is twee keer getrouwd ge
weest. Met Maria Wilhelmina Keisers
slechts een paar jaar (1551). Ze w&s een
knappe welgestelde vrouw, die hem 2
kinderen schonk: Petrus, die reeds op
dertigjarige leeftijd stierf en Clara, die
later getrouwd is met een burgemees
ter van Hoorn.
Zijn tweede vrouw overleefde hem.
Ze heette Adriana Hasselaar en was een
zuster van de tjekende Kenau uit Haar
lem. Uit dit huwelijk werden 8 kinde
ren geboren.
Op zijn oude dag is Junius nog eens
van betrekking veranderd. Hij ging naar
Middelburg waar hij op 3 april 1574 be
noemd werd tot stadsgeneesheer. Hij
woonde in de Abdij, na de overgave
van de stad aan de Geuzen in februari
door de geestelijken verlaten. Slechts
een goed jaar is hij in deze betrekking
werkzaam geweest.
Toen hij op 16 juni 1575 te Amemui-
den vertoefde, stierf hij daar. Waar
schijnlijk was hij op bezoek bij zijn
schoonzuster Kenau Hasselaar, die daar
door de Staten de betrekking van waag-
meester en ontvanger van de import op
turf had gekregen. Zijn zoon Petrus
heeft ervoor gezorgd, dat zijn stoffelijk
overschot later in de Koorkerk te Mid
delburg is begraven. Deze heeft een ge
denkteken op het graf opgericht, dat
echter later verloren, gegaan is.
In 1842 heeft het Zeeuws Genootschap
een witte marmeren plaat op zijn graf
aangebracht:
Ter gedachtenis
van
HADRIANUS JUNIUS
door zijn geleerdheid een sieraad
der XVI eeuw
geboren te Hoorn
en in dit kerkgebouw begraven.
Junius is altijd Rooms geweest, wat
niet te verwonderen is als we zien in
Het aardige meisje van vorige week
bleek Leni Groenendijk uit Dirksland
te zijn geiweest. Ze woont op de
Straatdijk aldaar en ze speelde vlak
bij huis toen het plaatje werd gescho
ten. We kregen een briefje van Oma
Groenendijlt en ooli oma v. d. Mast en
mevr. v. d. Mast lieten ons de naam
telefonisch weten. Echter hebben ze
allemaal verzuimd de leeftijd van de
kleine Leni ei^bij te noemen.
Deze week opnieuw een foto van een
meisje, ergen's op Flakkee genomen.
Met de duim in de ^mond stond ze nog
wat na te snikken, want ze had juist
gehuild. Van de fotograaf wilde ze dan
ook niets weten.
Mogen we haar naam en adres van
u weten?
welke tijd hij leefde-
Of hij op het laatst van zijn leven met
de Hervorming is meegegaan, is niet be
kend maar wel waarschijnlijk.
Middelburg
L. van Wallenburg
DEN BOMMEL
Geslaagd. Mej. Marjan Bakelaar,
kapster, slaagde voor het op 26 juni te
Loosdrecht gehouden examen voor
Schoonheidsspecialiste.
Irob*'
VEBVOLGVESHAAL
door COR VAN HAKTEN
51
Overigens, geen zorgen vóór de tijd.
Misschien blijft ons land wel buiten de
^orlog, evenals de vorige keer. Dan heb
]e nóg wel kopzorg genoeg, daar niet
van; maar met vechten word je altijd
minder. Ik hoef niet in dienst, peinsde
hij. Ik ben afgekeurd wegens m'n kleine
postuur en m'n smalle borst. Misschien
is dat nog ergens goed voorWant
verroest, ik kan toch blijven varen!?
Daar deug ik wel voor. Laten ze het mij
nadoen: negentien jaar, een halve heis
voor volmatroos gevaren en dan al uit
verkoren om voor stuurman in te vallen
en dat in die rot-tijd van nu. Maar nou
is het afgelopen, volgende reis ben ik
weer voorin, bij de matrozen en bij die
etenverknoeierA la, mij een zorg.
Maar ik zal alles op alles zetten om vol
gend jaar weer voor stuurman te varen,
en dan voor vastAllicht schiet er,
na een paar jaar, wel een schip voor mij
over. Hoe oud was Vader, toen hij een
logger kreeg? 's Kijkenhij zal zo'n
twee- a drieëntwintig jaar zijn geweest.
All right, ik zal proberen om het een
jaartje eerder te fiksen. Waar een wil
is, is. een weg.
Hij draait zich om, zijn gezicht naar
de wegering, daar ziet hij, geflankeerd
door een menigte donkere lokken, het
lachende gezicht van zijn meisje.
„Dag Bertha", zegt hij. „Jij blijft al
tijd van mij, hoor. En ik van jou. Daar
kan geen oorlog tussen komen. Welte
rusten, meid".
Hij werd vroegtijdig wakker door het
gestommel van de wachtsman op het
dek. Klos-klos-klos, de klompen sloe
gen een roffel op de houten trap in het
half-duistere portaal. Leen hoorde hem
ietwat opgewonden spreken met de
schipper. Hij sloeg de dekens terug,
boog zich half uit z'n kooi, en vroeg,
slaperig nog: „Wat is er loos? Het is
toch geen halenstijd?"
„De Duitse vissers hier in de buurt
halen al lang", antwoordde de schipper.
„De meesten stomen het oostzuidoost in,
naar hun Heimat. Het schijnt niet pluis
te zijn in de internationale toestand. Wij
gaan ook. halen. Maak de donkey maar
aan en stook hem flink op, wachtsman".
Leen haastte zich naar boven. Rond
om hen lagen de loggers, alle met ont
stoken werklampen. Dus ook de Hol
landers haalden hun netten reeds bin
nen. Hij zag de witte topvuren en de
rode en groene boordlichten van de
schepen, die hun vleet al onder de lui
ken hadden en die nu, volle kracht, weg
voeren naar hun land.
De schipper kwam naast hem staan.
Zijn gestalte was licht gebogen en zijn
stem klonk somber. Kees de Katteker
werd oud.
„Ik vermoedde gisteren al dat het niet
zuiver was", zei hij. „Want de Poolse
vissers zijn gistermorgen vroeg reeds
naar huis gegaan. Het was nog donker,
toen zij wegstoomden. Ze zullen wel in
structies ontvangen hebben".
Leen antwoordde niet. Hij opende
langzaam het lekkertje van de donkey.
Sissend ontsnapte wat stoom.
„Roep maar naar h^t vooronder. Wij
gaan halen", zei de schipper. Leen boog
zich naar de voorkap en schreeuwde
luid, met lange uithalen:
„Wij gaan haaaaléééé
De vangst was dunnetjes, nog geen
tien kantjes trokken ze scheep. Ver
scheidene netten gleden gescheurd over
de geesterol, ze waren kapot gevaren
door de duikboten en de loggers. Ze be
hoorden tot degenen die de vleet het
laatst binnenkregen; de anderen stoom
den reeds in de richting van het vader
land.
Bij het doorbreken van het morgen
licht haalden ze h,en in, want die had
den de motoren gestopt en lagen te drij
ven op het ochtendkille water. Leens
vader lag het dichtst bij.
„Ga hem eens praaien", zei Kees de
Katteker. „Allicht weet hij meer".
Hij liep naar de voorplecht en
schreeuwde: „Heb jij nog wat over de
radio geliooi'd. Leen, en waarom liggen
jullie te drijven.
Leen van Klaartje zette beide handen
aan zijn mond.
„Dirk van Kees van Jannetje heeft
een uurtje geleden een gesprek gehad
met de wal!" brulde hij. „Wij mogen
nog niet naar huis komen! Ik zeg: Wij-
mogen-niet-naar-huis-komen Wij
moeten wachten op nadere instructies".
„Maar de Duitsers dan?"
„Die zijn naar huis gecommandeerd!
De algemene verwachting is dat met
een paar dagen de oorlog verklaard zal
worden",
„Zo, en wij hier op de Noordzee daar
braaf op liggen wachten, met de kans
dat wij niet meer weg kunnen. Die kna
pen aan de wal, die.alles zo goed v/eten,
kunnen voor mijn part naar de hier en
gunter lopen! Ik ga naar huis!"
„Je mag niet komen. Maar wij hebben
onder elkaar afgesproken dat we van
daag de vleet scheep houden. We gaan
niet vissen. Ik zeg:.Wij-vissen-vandaag-
niet
„Dan kunnen we net zo goed weg
gaan! Nou, ik zal de zaak nog even aan
kijken, maar ik denk dat we toch maar
doorzetten. In de wereldoorlog heb ik
een paar maanden in Engeland opge
bracht gelegen. Geïnterneerd. Wij wer
den zonder enige uitleg door een mari
nevaartuig vastgemaakt en weggesleept.
Ik wil zo iets niet nóg eens meemaken!"
„Je moet de toekomst niet zo somber
inzien".
,,Dat doe ik niet. Ik geloof dat wij
geen van allen beseffen wat ons te
wachten zal staan, wanneer het inder
daad oorlog wordt. De Duitser heeft de
laatste maal verloren; hij zal thans al
les op alles zetten om te winnen. Hij
heeft immers niks te verliezen? Herin
ner jij je de totale duikbootoorlog nog?
Dat was verscrikkelijkMaar alia,
ik zal vandaag nog even afwachten,
doch ik houd die snellopers in de gaten.
Want die zijn vóór mij thuis. Ik lig op
de loer. Goeiendag allemaal!"
Leen wendde het roer, draaide van de
„Adelaar" weg. Hij boog zich ver uit het
raampje: „Dag Evert!"
Zijn broer zwaaide terug.
Ze bleven de hele dag drijven. Op een
gebied van een paar vierkante mijl la
gen de loggers, waakzaam, dicht op el
kaar. „Precies een troep eenden in de
vijver", spotte Leen. Geen Duitser en
geen Engelsman was te zien; ook de
Fransen waren reeds lang in hun thuis
haven geconsigneerd. Slechts de Hol
landers bleven wachten oporders van de
wal, die echter niet kwamen. Het werd
namiddag, maar niemand ging vissen.
De reepschieter had de rijst gekookt, 't
was het «menu van iedere avond en op
alle schepen. De kok nam een stripmes,
sneed daarmee een blikje geconden
seerde melk open, kiepte de inhoud in
een emmer water doch hield een
flinke dosis over voor privé gebruik
en roerde het geval door elkaar. Een
troebele, dunne substantie ontstond, hij
gooide het over in de schalen. De vissers
slobberden droge rijst met melk. Maar
de stemming onder het volk was on
rustig, want men wist niet waar men
aan toe was. Hte enige wat vaststond,
was de onzekerheid.
„Wat gaan we doen?" vroeg Leen, 's
avonds in het achteronder.
Kees de Katteker haalde zijn vierkan
te schouders op.
,,Als je v/eet wat goed is, dan laat je
wat verkeerd is", zei hij wijsgerig.
„Ik zou de vleet maar in het water
gooien
„Dat zou jij. Maar ik heb de verant
woording voor schip en mensen. Jij
weet niet wat je zegt. Jij hebt de we
reldoorlog niet meegemaakt. Ik wel. Als
ik naar mijn hart te werk ga, dan sto
men wij nu direct weg. Liever blo6 Jan,
dan doö Jan. Toch wil ik niet de eerste
zijn".
„Er zal toch iets moeten gebeuren.
Het is een mooie nacht, je kunt niet
blijven drijven".
(Wordt vervolgd)