IIAI1DEI1 HIEUWS Overdenking Hadrianus Junius Singer" .4 Zeeuwse wandelingen (blad Vrijdag 4 Juli 1975 No. 4401 KIJKVENSTER GEK uit de Heilige Schrift C. KIEVIT ZN. Centrale Verwarming SOMMELSDIJK Telefoon (01870) 26 09 ZOMAAR EEN PLAATJE.... Isien. DE MEEUWEN SCHREEUWEN GELUK! GELUK l 109 Issiek er nu blik op kerk en samenleving Eisende doopouders Kanttekeningen Variatie in -formulieren Uit het „Gereformeerd Kerkblad voor prente en Overijssel" knipte „Trouw" de volgende ontboezeming van Ds. L. L van der Vliet, predikant van de Ge reformeerde Kerk te Hoogeveen: „Een college vertelde me dat hij benaderd was door ouders die hun kindje wilden laten dopen, „Graag" zei hij. „Ja, maar dan alleen op voor waarde dat u de nieuwe Proeve ge bruikt." Waarom? Bij ©en' indringend gesprek bleek dat de ouders bezwa ren hadden tegen 'de tot nu toe ge bruikte formulieren. En van dat „in zonde ontvangen en geboren" en „aan de eeuwige dood onderworpen" wil den ze niets weten. Zo speelden ze dus de formulieren tegen elkaar uit. Meenden ze niet dat het ene formu lier de dingen' anders, nieuwer, mo derner zegt, maar dat het andere din gen zegt. De moeite, zei deze collega, was, dat als hij niet toegaf, ze ver moedelijk hun kind in een naburige gemeente zouden laten dopen, waar de predikant wel geen bezwaar zou maken, evenmin als de classis dat waarschijnlijk zou doen. Waarmee we dan weer in de lijn van de Afschei ding zouden zitten, maar dan in om gekeerde richting, want De Cock doopte kinderen uit andere gemeen ten omdat ze daar een loopje namen met de leer. Intussen' is het hoven- staande natuurlijk in lijnrechte strijd met de bedoeling van deputaten die deze Proeven opstelden". Er zouden bij dit stukje van Ds. Van dei- Vliet verschillende kanttekeningen te maken zijn. Het eerste wat ons opvalt is, dat blijlcbaar in de Gereformeerde Kerken de vrijzinnigheid al zover is doorge drongen dat er mensen zijn die niet meer willen weten van het „in zonde ontvangen en in ongerechtigheid gebo ren zijn." Met andere woorden, men sen die de aangeboren verdorvenheid zelfs tegenover hun predikant bruut- weg loochenen. We wisten dat toch al, maar hier staat het nu zwart op wit. Het zou dan ook wel van eerlijkheid getuigen als men van Gereformeerde zijde maar openlijk wilde toegeven dat de kerk van de Doleantie, evenals de Hervormde Kerk, een „richtingen-kerk" geworden is. Het tweede dat onze aandacht trekt is, dat meö, wanneer de ene predikant bezwaar maakt, voetstoots bij de ande re terecht kan om bijvoorbeeld een kind te laten dopen. In de Herv. kerk kan dat in de praktijk al jarenlang, hoewel er dan toch altijd nog een formeel consent (toestemming) dient te worden overge legd. Of dat in de Gereformeerde Ker ken ook zo is, blijkt Uit bovenstaand artikeltje niet. Maar dat de Classis 'geen bezwaar zou maken tegen de doop van een lund uit een andere gemeente, dat staat er heel duidelijk. Het derde dat we uit dit stukje kun nen leren' is dat deze vrijheid blijkbaar niet de instemming heeft van alle Ge reformeerde predikanten. Natuurlijk was ons dat ook bekend. Maar het doet ons wel goed, een wat verdrietige on-, dertoon te horen in de ontboezeming van Ds. Van der Vliet: ,,Wat baat het me, als ik „nee" zeg en een collega uit een andere gemeente zegt toch „ja"Dat doet ons denken aan de tijd van de Richteren, waarin ieder deed wat recht was in zijn ogen! Alléén bij de laatste zin uit het stuk je blijf ik nog even staan. „Intussen i.5 het bovenstaande natuurlijk in lijn- reclite .strijd met de toedoeling van de deputaten die deze Proeve opstelden". Het mag als bekend worden veron dersteld dat deputaten van de Gere formeerde Kerken nieuwe proeven van liturgische formulieren hebben ont worpen. De motivering daarvoor was dat de taal en' de stijl van de 16de eeuw- se formulieren dermate verouderd wa ren dat ze de mensen van de 20ste eeuw niet meer konden aanspreken. Ds. Van der Vliet gelooft dat blijkbaar nog steeds, en: naar ik aanneem, te goeder trouw. In werkelijkheid moesten na tuurlijk die nieuwe formulieren er ko men omdat de inhoud van de oude for mulieren veler instemming niet meer had. Een soortgelijke situatie kent ook de Hervormde Kerk, die in het Dienstboek (nog altijd in ontwerp!) ook verschillen de mogelijkheden biedt. Men kon dan eens wat variatie aanbrengen en de sleur van de oude formulieren door breken. Maar in de praktijk is het zo gev/orden dat het Gereformeerde deel van 'de Kerk nog steeds vasthoudt aan het eerste (het oude, klassieke) formu lier, tei'wijl de anderen juist nóóit van dat formulier gebruik maken. Zo heeft elke richting z'n eigen mogelijkheid. Het is uiteraard een ontoelaatbare zaak dat een kerk met een reformato rische belijdenis een aantal liturgische formulieren heeft waaruit men kiezen kan. Zeker als die formulieren qua in houd elkaar niet dekken. Dat kan de „polarisatie" zo hevig verafschuwd door velen' alleen maar in de hand ...werlcen. Waarnemer. nOEMEN IN DE HEERE. En niet alleen dit, maar wij roemen ook in de verdrukking wetende dat de verdrukking lijdzaamheid loerkt. (Rom. 5:3). Paulus was op een krachtdadige wij ze tot God bekeerd geworden. Hij werd van een vreselijke vervolger van Chris tus' Kerk een prediker van het Evan gelie van Gods genade. De man van Tarsen werd van een leeuw een lam. De verandering welke met Paulsu plaats had was zo geweldig groot, dat haast niemand het kon geloven, dat hij een Christen geworden was. In Damascus woonde een godvrezen de man die Ananias heette. De Heere zeide tot hem, dat hij naar Saulus van Tarsen moest gaan om hem de ogen te openen, opdat hij weder ziende en met de Heilige Geest vervolgd zou worden. Ananaias was bevreesd om naar de ze felle farizeeër te gaan omdat hij bekend stond als een vreselijke, vijand van Jezus' discipelen. Maar de Heere zeide tot hem: „Ga Ananias, want Ik zal hem tonen hoeveel hij lijden zal om Mijn Naam". Is dit woord Gods niet vervuld ge worden? Paulus heeft zeer veel moeten lijden om de naam en het Evangelie van Christus. Wat een: smaad en verachting heeft hij verdragen voor de verkondi ging van het Evangelie der zaligheid. Wat is Paulus veel in levensgevaar geweest voor de naam van Jezus. Reeds dadelijk nadat hij veranderd was be gon de druk en de vervolging. Hij predikte terstond Christus dat Hij de Zoon van God was. En wat ge beurde er? De Joden zochten hem te doden, zodat hij moest vluchten om zijns levens wil. Paulus heeft het Evangelie van Chris tus gepredikt aan zijn volk, de kinde ren Abrahams. Met ernst en klem heeft hij hen gewezen op de noodzakelijkheid der bekering en het geloof in Christus. En wat was zijn loon? Dat zij hem vervolgden van plaats tot plaats om hem door of levend in handen te krij gen. Paulus had zeer veel druk en' tegen spoed in zijn leven ervaren en tevens had hij een scherpe doom in het vlees, een engel des satans die hem met vuis ten sloeg. Maar de apostel mocht het beleven: ,,Als ik zwak ben dan ben ik machtig". Beklaagde hij zichzelf? Neen integendeel: „Hij mocht zelfs roemen in de verdrukkingen". Er is in liet menselijk leven zeer veel ellende en tegenspoed. De wereld is een groot tranendal. Er is wat smart en droefheid in ons kort en ijdel le ven. Er zijn wat gebroken levens en ver nietigde idealen. Hier treurt een vrouw om een geliefde man, die haar zeer vroeg ontvallen is. Daar weent een moeder om een veelbelovende zoon die van haar hart gescheurd is. Zie daar ouders die grote verwachtingen' koesterden van bun kinderen en alles is op een teleurstelling uitgelopen. Wie zal de tranen tellen, die in de eenzaam heid geschreid worden. De vruchten van onze zondeval zijn legio. En het volk des Heeren, beleven zij ook teleurstellingen en smart? Spaart God hen voor de ellende van het le ven? Neen, enerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddeloze. Waarom zendt de Heere zijn geliefde kinderen beproevingen en tegenspoed? Ze zijn toch Gods uitverkorenen? De Heere heeft hen toch lief met een eeuwige liefde? Ongetwijfeld, maar Gods volk moet door lijden geheiligd worden. De Heere zendt hen beproevingen, opdat ze zullen leren wie ze zelf zijn en: wat de Almachtige voor hen is. De weg naar het nieuwe Jeruzalem gaat door donkere valleien en diepe dalen naar de eeu-wige zaligheid. Wat was het voor Abraham moeilijk toen hij op Gods bevel zijn Izak moest offeren. Wat was het Jacob bang om het hart toen hij Benjamin moest afstaan. Wat was het voor Hiskia benauwd toen hij hoorde dat hij sterven moest. Het leven van het volk des Heeren is menigmaal vol van smart en bittere ellende. V/ie lieef t c»' nooit een vloefcerid Simeï ontmoet? Het is en blijft waar wat het woord des Heeren zegt: Allen die godvruch tig willen leven zullen vervolgd wor den. Gods oprechte volk is altijd een secte die overal tegengesproken wordt. De apostel zegt dat we door veel vei-druk- Idngcn moeten ingaan in het lioninkrijk der hemelen. Wat werkt de verdrukking uit in ons menselijk leven'? Bij de natuurlijke mens opstand en vijandschap tegen God en de leiding van zijn voorzienigheid. Wat werkt de verdrukking en beproe ving des leveens uit bij Gods volk? Draagt het bij hen ook slechte vruchten? Neen, wanneer de Heere de roede aan het hart heiligt draagt het goede en heerlijke vruchten. Paulus zegt het zo wonderschoon, dat de verdrukking lijdzaamheid werkt. Lijdzaamheid is een van de schoonste en heerlijkste vruchten van het geeste lijke leven. Lijdzaamheid is een vrucht van Gods Geest. Wanneer de Heere ons in de wegen van ibeproeving lijdzaamheid geeft keu ren: we alles goed wat Hij doet. Van nature strijden we tegen be proeving, ons vlees murmureert tegen teleurstellingen in ons leven. - De lijdzaamheid doet ons alles over geven in Gods hand. We mogen dan al les overgeven in de hand des Heeren en Hem volgen door bezaaide en 'onbe- zaaide wegen. Dan hebben we onbe paald crediet op God. Wanneer de Heere zijn genade ver heerlijkt in onze ziel dan kunnen we zingen in de verdrukking en roemen' in de weg van tegenspoed. We kunnen dan met David op de puinhopen van Ziklag zitten en met Daniël in de leeu wenkuil. Roemen in voorspoed is te begrijpen maar te roemen in tegenspoed dat is genade. Roemen in God is het geeste lijk leven, roemen in de verdrukking dat is de beleving van de genade des Heeren. Moge God door zijn Geest het ons leren. M. Ds. G. A. Zijderveld. Juist 400 jaar geleden, op 16 juni 1575, stierf hij en werd begraven in de Koor kerk te Middelburg. Vandaar dit artikel. Zijn vader had de heel gewone naam Pieter (Petrus) de Jonge, was secretaris en later burgemeester van Hoorn. Daar werd op 1 juli 1511 Adriaan geboren, de moeder was Maria Dirks. Naar de ge woonte van die dagen vertaalden ge leerden hun naam in het Latijn. Zo doende werd Adriaan de Jonge tot Ha drianus Junius overgezet. „Het licht van Holland en het sieraad zijner eeuw", wordt hij wel genoemd. Sommigen achten hem na Erasmus voor de geleerdste Nederlander van zijn tijd. Hij maakte Latijnse gedichten en heeft veel geschriften- nagelaten, alle in het Latijn, de taal der geleerden. Toch heeft hij niet een bepaalde betrekking gehad, waarbij hij bijzonder op de voorgrond trad of uitmuntte. Hij heeft in zijn le ven een heleboel baantjes gehad in ons land, in Engeland en Denemarken. Bij een minder geleerd man zou men spre ken over twaalf ambachten en dertien ongelukken". Gezworven heeft hij; ook armoede geleden soms. Was hij misschien te veel kamergeleerde, onhandig in praktische zaken? Of eigenwijs en eigenzinnig? Of heeft hij enkel maar veel pech gehad in zijn leven? Ik heb het niet kunnen ont dekken. Na het lager onderwijs in zijn ge boortestad Hoorn werd hij naar de La tijnse school (het gymnasium) in Haar lem gezonden. Daar volgde hij o.a. de lessen van de bekende geneesheer Jo hannes Gallus. Boven alle leerlingen muntte hij uit en hij werd het licht der Haarlemse school genoemd. Daarna volgde hij aan de hogeschool te Leuven 2 jaar de lessen in geneeskunde en wijsbegeerte. Toen deed hij wat de meeste studen ten in zijn dagen deden: aan verschil lende buitenlandse universiteiten voor korter of langer tijd college lopen. Zijn studie werd in 1540 te Bologna bekroond met zijn promotie tot doctor in de ge neeskunde en wijsbegeerte. Daarna volgde hij in Parijs nog enkele colleges in de geneeskunde, tot hij in 1542 uit zag naar een betrekking. Aan het werk. Zijn plan om als geneeskundige aan het Engelse hof te worden verbonden mislukte en toen werd hij lijfarts bij de hertog van Norfolk. Tegelijk werd hem ook de opvoeding van diens zoon opge dragen. Zes jaar heeft dit geduurd. Toen stierf de hertog en spoedig daarna ook de zoon, zodat dokter Junius op straat stond. Zonder geld, zelfs zijn boeken was hij kwijtgeraakt. Arm vertrok hij naar Nederland. Zijn vader was gestorven, maar te erven was er niets. Verzoeken om hulp in de finan- ciële nood werden niet verhoord. Hij ging terug naar Engeland, waar hij lijf arts werd van een vermogende dame, die door zijn hulp van een langdurige ziekte genas. Hij moet hier slechts korte tijd geweest ,zijn, want in 1551 treffen we hem weer in Haarlem aan. Kort daarna vestigde hij zich als ge neesheer in zijn geboorteplaats Hoorn. Hij werd er slecht ontvangen. Wegens jaloezie van zijn collega's? Of omdat hij er eigen gewoonten op na hield en b.v. kort haar droeg, terwijl iedereen lange lokken had? Ik weet het niet. In ieder geval zocht hij Londen weer op, kon er niets van zijn gading vinden, leed er armoede en keerde terug naar Haarlem. Van een bepaalde werkkring horen we niet. In 1562 vertrok hij naar Kopenhagen, waar hij aan het koninklijk hof aange zocht werd om de opvoeding van de kroonprins te verzorgen. Het beviel hem er niet. De ontvangst was onvriendelijk en de zeden en ge woonten van de Denen stonden hem niet aan. Het volgend jaar was bij al weer terug in Haarlem. Dit zouden we een keerpunt in zijn leven kunnen noemen. Nu eerst kwam de geleerdheid van Hadrianus Junius tot erkenning. Hij was nu 52 jaar en werd benoem_d tot staadsgeneesheer en tevens tot rector van de Latijnse school, waar hij zelf eens leerling was geweest. Een jaar later stelden de Staten van Hol land hem aan als hun geschiedschrijver. In zijn werk „Batavia" beschreef hij de opkomst, zeden en gebruiken van het oude Holland. Ook uit het buitenland kwamen mooie aanbiedingen. De hogeschool van Rostock wilde hem als hoogleraar heb ben, de koningen van Polen en Honga rije als hun lijfarts. Hij bleef echter in ons land, had waarschijnlijk genoeg van het reizen en trekken en werd ook een jaartje ouder. Bij het beleg van Haarlem in 1572 door de Spanjaarden was hij ook in de stad. Toen werd hij bij prins Willem van Oranje, die in Delft woonde, ontboden. De Prins was ernstig ziek en riep de hulp in van dr. Junius. Met veel moeite wist hij uit Haarlem te geraken en door de belegeraars heen Delft te bereiken. Inmiddels hadden de Spanjaarden Haarlem veroverd. Toen Junius er te rug kwam waren zijn boeken en ge- MIDDELHAKNIS (naast Ford) Tel. (01870) 39 75 Reparatie en inruil van M alle merken. schriften verdwenen: door de vijand geroofd of vernield. Naar Zeelanti. Junius is twee keer getrouwd ge weest. Met Maria Wilhelmina Keisers slechts een paar jaar (1551). Ze w&s een knappe welgestelde vrouw, die hem 2 kinderen schonk: Petrus, die reeds op dertigjarige leeftijd stierf en Clara, die later getrouwd is met een burgemees ter van Hoorn. Zijn tweede vrouw overleefde hem. Ze heette Adriana Hasselaar en was een zuster van de tjekende Kenau uit Haar lem. Uit dit huwelijk werden 8 kinde ren geboren. Op zijn oude dag is Junius nog eens van betrekking veranderd. Hij ging naar Middelburg waar hij op 3 april 1574 be noemd werd tot stadsgeneesheer. Hij woonde in de Abdij, na de overgave van de stad aan de Geuzen in februari door de geestelijken verlaten. Slechts een goed jaar is hij in deze betrekking werkzaam geweest. Toen hij op 16 juni 1575 te Amemui- den vertoefde, stierf hij daar. Waar schijnlijk was hij op bezoek bij zijn schoonzuster Kenau Hasselaar, die daar door de Staten de betrekking van waag- meester en ontvanger van de import op turf had gekregen. Zijn zoon Petrus heeft ervoor gezorgd, dat zijn stoffelijk overschot later in de Koorkerk te Mid delburg is begraven. Deze heeft een ge denkteken op het graf opgericht, dat echter later verloren, gegaan is. In 1842 heeft het Zeeuws Genootschap een witte marmeren plaat op zijn graf aangebracht: Ter gedachtenis van HADRIANUS JUNIUS door zijn geleerdheid een sieraad der XVI eeuw geboren te Hoorn en in dit kerkgebouw begraven. Junius is altijd Rooms geweest, wat niet te verwonderen is als we zien in Het aardige meisje van vorige week bleek Leni Groenendijk uit Dirksland te zijn geiweest. Ze woont op de Straatdijk aldaar en ze speelde vlak bij huis toen het plaatje werd gescho ten. We kregen een briefje van Oma Groenendijlt en ooli oma v. d. Mast en mevr. v. d. Mast lieten ons de naam telefonisch weten. Echter hebben ze allemaal verzuimd de leeftijd van de kleine Leni ei^bij te noemen. Deze week opnieuw een foto van een meisje, ergen's op Flakkee genomen. Met de duim in de ^mond stond ze nog wat na te snikken, want ze had juist gehuild. Van de fotograaf wilde ze dan ook niets weten. Mogen we haar naam en adres van u weten? welke tijd hij leefde- Of hij op het laatst van zijn leven met de Hervorming is meegegaan, is niet be kend maar wel waarschijnlijk. Middelburg L. van Wallenburg DEN BOMMEL Geslaagd. Mej. Marjan Bakelaar, kapster, slaagde voor het op 26 juni te Loosdrecht gehouden examen voor Schoonheidsspecialiste. Irob*' VEBVOLGVESHAAL door COR VAN HAKTEN 51 Overigens, geen zorgen vóór de tijd. Misschien blijft ons land wel buiten de ^orlog, evenals de vorige keer. Dan heb ]e nóg wel kopzorg genoeg, daar niet van; maar met vechten word je altijd minder. Ik hoef niet in dienst, peinsde hij. Ik ben afgekeurd wegens m'n kleine postuur en m'n smalle borst. Misschien is dat nog ergens goed voorWant verroest, ik kan toch blijven varen!? Daar deug ik wel voor. Laten ze het mij nadoen: negentien jaar, een halve heis voor volmatroos gevaren en dan al uit verkoren om voor stuurman in te vallen en dat in die rot-tijd van nu. Maar nou is het afgelopen, volgende reis ben ik weer voorin, bij de matrozen en bij die etenverknoeierA la, mij een zorg. Maar ik zal alles op alles zetten om vol gend jaar weer voor stuurman te varen, en dan voor vastAllicht schiet er, na een paar jaar, wel een schip voor mij over. Hoe oud was Vader, toen hij een logger kreeg? 's Kijkenhij zal zo'n twee- a drieëntwintig jaar zijn geweest. All right, ik zal proberen om het een jaartje eerder te fiksen. Waar een wil is, is. een weg. Hij draait zich om, zijn gezicht naar de wegering, daar ziet hij, geflankeerd door een menigte donkere lokken, het lachende gezicht van zijn meisje. „Dag Bertha", zegt hij. „Jij blijft al tijd van mij, hoor. En ik van jou. Daar kan geen oorlog tussen komen. Welte rusten, meid". Hij werd vroegtijdig wakker door het gestommel van de wachtsman op het dek. Klos-klos-klos, de klompen sloe gen een roffel op de houten trap in het half-duistere portaal. Leen hoorde hem ietwat opgewonden spreken met de schipper. Hij sloeg de dekens terug, boog zich half uit z'n kooi, en vroeg, slaperig nog: „Wat is er loos? Het is toch geen halenstijd?" „De Duitse vissers hier in de buurt halen al lang", antwoordde de schipper. „De meesten stomen het oostzuidoost in, naar hun Heimat. Het schijnt niet pluis te zijn in de internationale toestand. Wij gaan ook. halen. Maak de donkey maar aan en stook hem flink op, wachtsman". Leen haastte zich naar boven. Rond om hen lagen de loggers, alle met ont stoken werklampen. Dus ook de Hol landers haalden hun netten reeds bin nen. Hij zag de witte topvuren en de rode en groene boordlichten van de schepen, die hun vleet al onder de lui ken hadden en die nu, volle kracht, weg voeren naar hun land. De schipper kwam naast hem staan. Zijn gestalte was licht gebogen en zijn stem klonk somber. Kees de Katteker werd oud. „Ik vermoedde gisteren al dat het niet zuiver was", zei hij. „Want de Poolse vissers zijn gistermorgen vroeg reeds naar huis gegaan. Het was nog donker, toen zij wegstoomden. Ze zullen wel in structies ontvangen hebben". Leen antwoordde niet. Hij opende langzaam het lekkertje van de donkey. Sissend ontsnapte wat stoom. „Roep maar naar h^t vooronder. Wij gaan halen", zei de schipper. Leen boog zich naar de voorkap en schreeuwde luid, met lange uithalen: „Wij gaan haaaaléééé De vangst was dunnetjes, nog geen tien kantjes trokken ze scheep. Ver scheidene netten gleden gescheurd over de geesterol, ze waren kapot gevaren door de duikboten en de loggers. Ze be hoorden tot degenen die de vleet het laatst binnenkregen; de anderen stoom den reeds in de richting van het vader land. Bij het doorbreken van het morgen licht haalden ze h,en in, want die had den de motoren gestopt en lagen te drij ven op het ochtendkille water. Leens vader lag het dichtst bij. „Ga hem eens praaien", zei Kees de Katteker. „Allicht weet hij meer". Hij liep naar de voorplecht en schreeuwde: „Heb jij nog wat over de radio geliooi'd. Leen, en waarom liggen jullie te drijven. Leen van Klaartje zette beide handen aan zijn mond. „Dirk van Kees van Jannetje heeft een uurtje geleden een gesprek gehad met de wal!" brulde hij. „Wij mogen nog niet naar huis komen! Ik zeg: Wij- mogen-niet-naar-huis-komen Wij moeten wachten op nadere instructies". „Maar de Duitsers dan?" „Die zijn naar huis gecommandeerd! De algemene verwachting is dat met een paar dagen de oorlog verklaard zal worden", „Zo, en wij hier op de Noordzee daar braaf op liggen wachten, met de kans dat wij niet meer weg kunnen. Die kna pen aan de wal, die.alles zo goed v/eten, kunnen voor mijn part naar de hier en gunter lopen! Ik ga naar huis!" „Je mag niet komen. Maar wij hebben onder elkaar afgesproken dat we van daag de vleet scheep houden. We gaan niet vissen. Ik zeg:.Wij-vissen-vandaag- niet „Dan kunnen we net zo goed weg gaan! Nou, ik zal de zaak nog even aan kijken, maar ik denk dat we toch maar doorzetten. In de wereldoorlog heb ik een paar maanden in Engeland opge bracht gelegen. Geïnterneerd. Wij wer den zonder enige uitleg door een mari nevaartuig vastgemaakt en weggesleept. Ik wil zo iets niet nóg eens meemaken!" „Je moet de toekomst niet zo somber inzien". ,,Dat doe ik niet. Ik geloof dat wij geen van allen beseffen wat ons te wachten zal staan, wanneer het inder daad oorlog wordt. De Duitser heeft de laatste maal verloren; hij zal thans al les op alles zetten om te winnen. Hij heeft immers niks te verliezen? Herin ner jij je de totale duikbootoorlog nog? Dat was verscrikkelijkMaar alia, ik zal vandaag nog even afwachten, doch ik houd die snellopers in de gaten. Want die zijn vóór mij thuis. Ik lig op de loer. Goeiendag allemaal!" Leen wendde het roer, draaide van de „Adelaar" weg. Hij boog zich ver uit het raampje: „Dag Evert!" Zijn broer zwaaide terug. Ze bleven de hele dag drijven. Op een gebied van een paar vierkante mijl la gen de loggers, waakzaam, dicht op el kaar. „Precies een troep eenden in de vijver", spotte Leen. Geen Duitser en geen Engelsman was te zien; ook de Fransen waren reeds lang in hun thuis haven geconsigneerd. Slechts de Hol landers bleven wachten oporders van de wal, die echter niet kwamen. Het werd namiddag, maar niemand ging vissen. De reepschieter had de rijst gekookt, 't was het «menu van iedere avond en op alle schepen. De kok nam een stripmes, sneed daarmee een blikje geconden seerde melk open, kiepte de inhoud in een emmer water doch hield een flinke dosis over voor privé gebruik en roerde het geval door elkaar. Een troebele, dunne substantie ontstond, hij gooide het over in de schalen. De vissers slobberden droge rijst met melk. Maar de stemming onder het volk was on rustig, want men wist niet waar men aan toe was. Hte enige wat vaststond, was de onzekerheid. „Wat gaan we doen?" vroeg Leen, 's avonds in het achteronder. Kees de Katteker haalde zijn vierkan te schouders op. ,,Als je v/eet wat goed is, dan laat je wat verkeerd is", zei hij wijsgerig. „Ik zou de vleet maar in het water gooien „Dat zou jij. Maar ik heb de verant woording voor schip en mensen. Jij weet niet wat je zegt. Jij hebt de we reldoorlog niet meegemaakt. Ik wel. Als ik naar mijn hart te werk ga, dan sto men wij nu direct weg. Liever blo6 Jan, dan doö Jan. Toch wil ik niet de eerste zijn". „Er zal toch iets moeten gebeuren. Het is een mooie nacht, je kunt niet blijven drijven". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1975 | | pagina 5