iiAHDEn - niEuws Overdenking Landverraders Zeeuwse wandelingen uit de Heilige Schrift DE MEEUWEN SCHREEUWEN GELUKGEa.UK blad Vrijdag 2 mei 1975 No. 4384 KVENSTER -k Plaatselijk nieuws C. KIEVIT ZN. Centrale Verwarming SOMMELSDIJE Telefoon (01870) 2609 De E.O. heeft als taak het uitdragen L van het f Evangelie. Via de media van deze tijd, radio en televisie. Daarbij houdt de E.O. vast aan de Bijbelse normen, - in kontrast met het normverval en zedeloosheid van deze tijd. Die taak kan de E.O. niet alléén uitvoeren. Uw hulp is daarbij hard nodig. U helpt ons pas echt, als u lid wordt of minstens een abonnement op Visie neemt. Wanneer u vandaag nog de bon invult en opstuurt, f kunnen we vanaf morgen méér mensen met het Evangelie bereiken. v.„ Samen. Wanneer u zich nu abonneert op ons 'i programmablad „Visie" ontvangt u de eerste 5 nummers gratis. I I ïWerdt yerwlfld) blik op kerk en samenleving Nogeens: Rotterdam Een vrije dag Als twee hetzelfde doen Mijn bijdrage van vorige week werd .^o'or de feiten achterhaald; op het laat ste moment nam de Eotterdamse ge meenteraad het besluit, tóch de rode ylag op 1 mei naar binnen te houden. jjgar zo verzekerde burgemeester André van der Louw dit moet niet uitgelegd worden als een bewijs van ïwalfte en zéker niet als een capitula tie. Als er gecapituleerd is, dan niet door ons, maar door de minderheids groep in Kotterdam, die helaas niet de sportiviteit wist op te brengen zich neer ie leggen bij het besluit van de meer derheid. Het zij zo. In ieder geval getuigt het nog wel van enige wijsheid dat men op het genomen besluit terugkwam. En hopelijk zal het andere gemeenten, die aangestoken waren door het grote voor beeld van Rotterdam, wel voorzichtiger maken. In Nederland blijkt nog niet al lies mogelijk te zijn Wat wèl doorgaat is een extra vrije ^;dag voor het Rotterdamse gemeente- Épersoneel. Ik geloof dat men, nu men 'toch aan het herroepen was, ook dit be- sluit maar beter ongedaan had kunnen maliën. Maar misschien heeft men dat niet gedaan omdat men het een beetje sneu vond, de in uitzicht gestelde vrije dag weer terug te nemen. Overigens toch wel merkwaardig dat men uitgere kend op de dag van de arbeid zo graag J vrijaf wil hebben. Dat is voor ons een „contradictio in terminis" (een inner lijke tegenstrijdigheid). Trouwens, ik heb nooit helemaal kun nen begrijpen dat een partij die zich be ijvert voor langere vakanties en meer vrije dagen zich „Partij van de Arbeid" tkan noemen. Komt het misschien daar door dat men in deze kringen werken niet als een zegen, maar als een noodza kelijk kwaad ervaart? In „De Waarheidsvriend" van 24 april schrijft de hoofdredakteur Ir. J. van der Graaf onder de titel „'t Wordt menens" over de rode beslissingen in Rotterdam het volgende: „Het wordt menens, dat is duidelijk. Bij de wethoudersverkiezingen in de grote steden, met name in Rotter dam, hebben de socialisten al duide lijk hun gezicht laten zien, hebben ze laten zien wat in hun handen de democratie waard is De minder heid moet onder de vlag van hun meerderheid varen. Laat een rechtse meerderheid in een gemeenteraad niet proberen een be slissing te nemen inzake bijvoor beeld de zondagsrust, die tegen de wil van de linksen ingaat. Hemel en aarde worden bewogen om het beleid ongedaan te maken. Mensen moeten tenslotte vrijheid hebben. Daar moet de overheid niet in ingrijpen. Maar nu in Rotterdam, een verplich te dag vrijaf voor alle ambtenaren. Wat zou er gebeuren, denkt men dan, als ambtenaren zich die verplichte dag niet laten aansmeren? Het CDA, de WD en de SGP zonden immers al een gezamenlijke protestbrief naar Den Haag, waarom zouden ambtena ren dan niet weigeren deze dag te accepteren? Overigens liggen er op ■de wijze van het Rotterdamse besluit nogal mogelijkheden voor gemeente besturen in het vooruitzicht. In Rot terdam een vrije dag voor de arbeid. Waarom in andere gemeenten niet een verplichte vrije dag voor alle ambtenaren op de biddag voor ge was en arbeid? Duidelijk is dit: we raken de chris telijke tekenen in onze samenleving meer en meer kwijt. Het Rotterdam se besluit wijst daar duidelijk op. Nog even en ons volkslied wordt ver vangen door de socialistische inter nationale". Ik heb aan deze woorden niet veel toe te voegen. Of het moest zijn de oud-vader- landse waarschuwing: „O, Nederland, let op uw zaakOf is het daar, dertig jaar na de bevrijding, al te laat voor? WAARNEMER. MIDDELHARNIS Bejaardenmiddag. De N.C.V.B. afd. Middelhamis - Sommelsdijk nodigt U uit op dinsdag 6 mei 's middags half drie in de Jeugdhaven. Spreker is deze middag de heer P. Krijgsman met een bijbels onderwerp. Als vervoer noodza-, keiijk is kunt u zich opgeven bij: Mevr. C. Bienefelt, telef. 3428; mevr. E. Groe- neveld, telef. 2773. DIRKSLAND Overdracht nieuw Verenigingsge bouw. Het Verenigingsgebouw der Ge reformeerde Gemeente alhier is gereed. Het voltooide gebouw zal door de Werkgroep D.V. vrijdag 9 mei a.s. aan de kerkeraad, in een speciale bijeen komst worden overgedragen. De sa menkomst daartoe heeft plaats in het kerkgebouw, waarna er gelegenheid is tot bezichtiging. DE BINNENKAMEREN DES KONINGS De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren. Hoogl. 1:4b In het Hooglied wordt de wederzijdse liefde bezongen van koning Salomo en de Sulamiet. Het Hooglied is vanouds geliefd bij Gods Kerk, omdat zij er in vond een uitbeelding van het gemeen schapsleven der Kerk, als bruid van Christus, met haar ziele-Bruidegom Je zus. Van dat gemeenschapsleven wordt in onze dagen weinig gevonden, en daarom verstaan velen de geestelijke taal van het Hooglied niet. Men begrijpt niet waar de Bruid het zo druk over heeft. Dit is te verstaan daar men niet van een eerste trekking door de Brui degom weet. Op de bede volgt een belofte: „Wij zullen u nalopen". Dit kan zij zeggen omdat zij het uit de ondervinding weet. De trekkende liefde des Heeren heeft tot gevolg de liefde tot gehoorzaamheid om te volgen, waar de weg ook henen voert. Dit is het gevolg van de overbui- ging van de wil. Zij bad persoonlijk „mij" en zij sluit in deze belofte de gan se Kerk in: „wij". Lezers, zie daar waar de Bruid door te volgen gekomen is. Zij vertelt ook hoe zij daar gekomen is. De Koning heeft mij gebracht. Zij is de Bruid van een Koning. En welk een Koning? Het is niemand minder dan de Heere Jezus Christus, de enige Zoon van God. Hij is de Koning des hemels en der aarde. Hij is Koning over alle schepselen. En Hij is in het bijzonder Koning over Zijn volk en Kerk. Al wat Koninklijk is, is Hem eigen en Hij oefent het werk van een Koning uit. Geen Koning is met Hem in leeftijd, afkomst, macht en rijk dom te vergelijken. Maar zijn konink rijk is niet van hier. Hij is geestelijk en hemels Koning. Mij gebracht. O eeuwig wonder van goddelijk ontfermen. Mij gebracht... mij! Wie was ik, wie ben ik en wie zal ik zijn? Een zwart, walgelijk, tegenstre vend en weerspannig schepsel. En naar de ouden mens word ik nooit beter. Mij gebracht... Zo één. Och het enige recht van toebrenging is gegrond in de Ko ning zelf. Het geschiedde door Hem al leen. In Zijn binnenkameren. De Heilige Geest leert ook een blik te slaan in de kameren van ons hart en leidt ons daar rond. Daar was geen heerlijkheid, maar schande. Deze zelfkennis is nodig. Zijn binnenkameren. Dat zijn de verborgen- ste vertrekken van Zijn paleis, waar men het veiligst is en een gezicht kan hebben op de schatten en rijkdommen van de Koning en waar men ook de al- lerinnigste gemeenschap met de Koning kan genieten. Binnenkameren, in het meervoud, want het zijn er vele. Daar is b.v. de eetkamer. De ruime eetkamer van des Heeren Woord, waar het brood des le vens, en de wijn en melk der genade zo rijkelijk te vinden zijn. De ronde tafel is overladen met spijze. O als de Heere Zijn Bruid tn deze kamer komt te lei den dan eten zij het Woord op en het is haar zoeter dan honing. Wat krijgt zo'n ziel in deze kamer een honger naar het Woord. Waar dat Woord recht gepre dikt wordt daar is zij te vinden. En het wonderlijke is dat zij er iedere keer nog wat aan mogen hebben ook. Dan is met Ruth het thuisblijven weinig. Daar zijn de Heilige Sacramen ten. De Vader heeft deze Dis toebereid ter ere Zijns Zoons. En de Zoon gaf Zijn leven, opdat Hij kon zijn, het leven der wereld. Hij is het brood des levens. Zijn vlees is waarlijk spijs en Zijn bloed waarlijk drank. In Hem smaken wij de liefde des Vaders. En de Koning vereert zijn gasten met Zijn tegenwoordigheid. Daar zie ik de schatkamer. De Koning brengt er ons. Daar toont Hij al de goe deren van het Verbond der genade. Ik hoor Hem zeggen: Al het Mijne is het uwe. Rijkdom en eer is bij Mij, duurach tig goed en gerechtigheid, opdat Ik mijn liefhebbers doe beërven wat bestendig is. Hier zijn de schatten Zijner kennis, verdienste en gerechtigheid. Als Gods kinderen daar ingeleid mogen worden vergeten zij eigen armoede en worden zij door verwondering aangegrepen. Zo arm, zo ellendig geweest en nuzo rijk, zo zalig. Rijk in Hem en rijk door Hem. Daar is de deur van de spreek- of raadkamer. Deze deur staat dag en nacht open. De Koning houdt 24 uur van de dag spreekuur. De Zijnen zijn Hem altijd welkom. Hij spreekt door Zijn Woord en door de prediking ervan. Ook spreekt Hij op een meer verborgen wijze door inspraak, overreding en ver zekering in het hart. En lezers, deze Koning weet altijd raad. Hij is de Op perste wijsheid. Geef Gij ons hulp in tegenheen. Bij U is raad, bij U aUeen. Daar is de archiefkamer. Hier worden de oude rollen ontrold van Zijn eeuwig welbehagen. Hij leidt ons hier er in hoe Hij ons, voordat de wereld was, al heeft liefgehad. Hoe Hij van eeuwigheid al een vermaak in mensenkinderen had gehad. We mogen daar een blik werpen in het verbond des vredes. Binnenkameren zijn voor verberging, veiligheid en bewaring. Daar mag de Kerk vernachten in de schaduw des Al- machtigen. Het zijn kameren van de allerdiepste geheimen en verborgenhe- den. O eeuwig wonder van genade om door de Koning in deze Zijn binnenkameren gebracht te worden. Arme mens die het veracht. Gelukkig de mens die er van weet. Dan is het: Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog. Mijn geliefde lezers rust niet voordat ge door de Koning in deze kameren ge bracht zijt. Montfoort. ds. J. P. Verkade. Dit is de titel van een boek van 300 bladzijden, dat verleden jaar versche nen is. De schrijver is de voormalige journalist Koos Groen. Het is een do- kumentaire over de bestraffing en be rechting van N.S.B.-ers en koUabora- teurs en de zuivering van pers, radio, kunst, bedrijfsleven na de tweede we reldoorlog", zoals er op de omslag staat. Wat deden we met ze? staat met wat kleinere letters onder de titel gedrukt. Uit dit boek wil ik een en ander ver tellen, nu we weer de bevrijding van 5 mei 1945 gedenken. Er zijn al heel wat boeken verschenen oyer deze bevrijding, over het ondergronds verzet, over het proces in Neurenberg. Maar van wat er met de landverraders in ons eigen land is gebeurd weten we niet zo erg veel. Nu is het woord landverrader een zwaar geladen woord. We zullen er verschil lende gradaties ontmoeten, van lichte gevallen tot werkelijk verraad van ons land aan de vijand. Neem bijvoorbeeld een meisje, dat graag met een Duitse soldaat (nog lie ver een officier) uit ging. Was het haar bedoeling ons land te verraden? Na de bevrijding liep ze even zo vro lijk aan de arm van een Tommie. En iemand, die in zijn woonplaats werd opgeroepen om wat voor de Duitsers te werken, was dat een landverrader? Kwam hij niet, dan werd hij voor een paar weken in een kamp opgesloten. Ik noem daar enkele lichte gevallen. In het strafkamp. Het zuiden van ons land, waaronder ook Zeeland behoorde, was in het na jaar van 1944 al vrij. Toen kwam dit deel van ons land onder het Militair Gezag, dat op verschillende plaatsen in terneringskampen oprichtte. De Bin nenlandse strijdkrachten zorgden voor de arrestaties. Bij gebrek aan „krach ten" werd iedereen aangenomen. Liefhebberij genoeg, men verdiende 20 gulden in de week, de Canadezen waren gul met blikjes, men kreeg een oranjeband om de arm en een geweer over de schouder en kon op jacht. Ze durfden ook wel eens stiekum wat mee pikken, vandaar hun scheldnaam „oranjedieven". Later is 40''/o wegens onbetrouwbaar heid verwijderd en daalde hun popula riteit tot een laag pitje. Ook de voor malige ondergrondse, de verzetstrijders, hielpen mee bij het oppakken van Ne derlanders die in de oorlog fout waren. Ongeveer 20.000 zijn er toen in dit deel van ons land geïnterneerd. Na de totale bevrijding van 5 mei 1945 (juist 30 jaar geleden) nam dit aan tal geweldig toe. Men schat dat er toen wel ongeveer 100.000 mensen zijn opgesloten. In augustus 1945 waren er 90.000, waaron der 23.000 vrouwen, verdeeld over on geveer 150 kampen. Een jaar later wa ren er nog 70.000 (12.000 vrouwen) in 94 kampen ondergebracht. In Zeeland zaten er toen 1729 in 7 kampen. Het juiste aantal was niet be kend, de opgepakten werden niet vol doende geregistreerd. Bij de opsporings diensten van de Binnenlandse Strijd krachten waren langs de wanden rek ken vol met papieren, iedereen graaide erin, ze waren 'niet goed geordend, het was er een chaos. De kampen waren niet berekend op zo'n massa mensen en men had er geen genoeg bewakers voor. Sommigen wa ren bovendien niet voor hun taak bere kend en vaaren omkoopbaar, ze lieten sommige gevangenen wel eens een paar dagen met verlof gaan! Het kamerlid Frans Goedhart heeft het in Vught ge zien: „Achter het prikkeldraad zag ik allerlei gevangenen midden op de dag genoeglijk met elkaar conserveren, si garetten roken en heen en weer wande len. Buiten het kamp scharrelden aller lei vrouwen rond, die druk in gesprek waren met bewakers. Af en toe ver schenen er een paar gevangenen buiten de afrastering, die met de vrouwen in het bos in de omgeving verdwenen". In het kamp te Harderwijk hield men in sept. 1945 een groot feest, daarna werd de commandant ontslagen. Maar het was er ook wel eens anders. Volgens een brochure van dr. Van der Vaart Smit (zelf opgesloten en tot 12 jaar gevangenis veroordeeld) werd er in de kampen veel getreiterd en gemar teld. Laat het in zijn „Kamptoestanden" wat overdreven zijn, men heeft toegege ven dat men niet zachtzinnig is opge treden. Dat vrouwen verkracht werden is tegengesproken, maar ze werden wel regelmatig „gekeurd", een verdacht woord in dit verband! De hygiëne en de verzorging lieten veel te wensen over in de kampen, waarvoor dienst deden een oude fabriek een boerenschuur, een uitgeleefde school, een paardenstal. Ze waren ook veel te vol. Maar als je in korte tijd 100.000 mensen moet opbergen De kampbewoners. Dat waren in de eerste plaats de N.S.B.-ers. Toen de oorlog begon waren er 60.000 leden, in 1941 aangegroeid tot 90.000. Reeds op 7 mei 1945 werden Mussert en zijn trawanten gevangen ge nomen. Op 7 mei 1946 werd hij gefusil leerd. Twee maanden eerder was Max Blokzijl ter dood gebracht, de propa gandist van de N.S.B, die geregeld voor de radio sprak. Ook de andere kopstukken van de partij zijn ter dood veroordeeld, maar hebben gratie gekregen. Het doodvon nis werd veranderd in gevangenisstraf. Een paar bekende namen zijn Cornells van ^Geelkerken (levenslang, in 1963 gratie). Woudenberg (20 jaar), van Ge- nechten en Rost van Tonningen hebben in de gevangenis zelfmoord gepleegd), de boerenleider Roskam (3V2 jaar). In 't geheel zijn er 42 personen door het executie-peloton doodgeschoten. Hierbij was één vrouw, de 42 jarige Ans van Dijk, een jodin, die voor de Duit sers spionneerde en tal van Joden ver raden heeft. In België zijn 242 doodvon nissen uitgevoerd. Het waren niet allemaal N.S.B.-ers, die tn de kampen zaten. Wie hebben er ook verkeerd gehandeld tijdens de oor log? Pensionhouders, die voor veel geld Joden lieten onderduiken. Toen deze geen geld meer hadden, werden ze aan de Duitsers overgeleverd. Sommige boeren hebben in de hongerwinter schatten verdiend aan mensen uit de stad, die voedsel kwamen kopen of rui len. Meisjes die met Duitse militairen omgang hadden gehad, werden kaalge- knipt, moesten soms met een bord „mof- fenhoer" door de stad lopen. (Marietje Walraven te Utrecht, die men ten on rechte had kaalgeschoren, kreeg een pruik). Vrouwen, die van hun man af wilden, verraadden hem met een valse aanklacht. Het was onmogelijk om alle aan klachten te controleren, zodat er hon derden zonder voldoende reden zijn op gepakt. Ook heel wat totaal onschuldi gen. Zoals een vrouw van 104 jaar, om dat ze op haar 103e verjaardag door een N.S.B.-burgemeester was gefeliciteerd. Een juffrouw kreeg een lift van een vrachtauto met opgepakte delinquenten en door een misverstand werd ze er ook bij ingesloten. Een jongen zwom over de Maas om tegen de Duitsers te vech ten, werd opgepakt en heeft een jaar gevangen gezeten: men had hem hele maal vergeten. Een kindse man van 85 jaar werd ook opgesloten. Zo hebben tientallen onschuldigen in de kampen gezeten. Om deze opberg-ruimtes te ontlasten, heeft men duizenden van de lichte gevallen vrijgelaten. Men kon er niet meer uitkomen, uit de bijna V2 millioen aanklachten. Daar was geen beginnen aan. Vrouwen, kinderen, oude mensen en zieken mochten het eerst naar huis. Er was zoveel te doen, er moesten nog zoveel gevallen onderzocht worden. Burgemeesters, rijksambtenaren, jour nalisten, radio-medewerkers, kunste naars, bunkerbouwers en noem maar op, allen die min of meer fout geweest wa ren moesten voor het tribunaal ver schijnen. Hoe later in de tijd dat gebeurde, des te beter voor hen: de straffen werden na verloop van tijd lichter. In 1950 werd het laatste internerings kamp gesloten, alle geïnterneerden op 24 na waren weer vrij. Middelburg. L. van Wallenburg. Opbrengst „Simavi KoUekte" De Simavi koUekte heeft in Middelhar- nis en Sommelsdijk het mooie bedrag van 4.521,95 opgebracht. Hartelijk dank aan allen die hiervoor gezorgd hebben. ^- lrtjaÉ?w^rt(<rW'^v.i^g»ff.fVj>ffM^ySaaii'wi*w...,— QGENLP OOK J S.v.p. invullen en in open envelop opsturen naar E.G., Antwoordnummer 80, Hilversum. U hoeft géén postzegel te plakken. Gev/enste hokje zwart mal<en. D Ik abonneer mij op Visie, het programmablad van de E.O., voor 7,- per kwartaal. 'D Ik geef mij op als contribuant voor 10,- per jaar (zónder programmablad). NaamAdres Jvoor betaling ontvangt u een accept girokaart! ^•^- - WoonplaatsHandtekening CONTACT TRANSVAAL - ZEELAND Over mogelijkheden van vestiging landbouwers in Zuid-Afrika Het was voor de Zeeuwse boeren een grote verrassing, dat Professor B. Spoel- stra uit Pretoria een referaad voor hen heeft gehouden over de perspectieven van mogelijkheden tot vestiging van landbouwers tn Transvaal. Deze vergadering werd gehouden in „De Prins van Oranje" te Goes. De op komst was boven verwachting. De rede van Prof. Spoelstra, over het boeren leven in Zuid Afrika en de vele moge lijkheden die er zijn tot vestiging, werd met grote aandacht beluisterd. De referent liet na zijn boeiend be toog vele dia's zien over de schoonheid van zijn land en de machtige industrie van deze 20e eeuw, die zich daar ont wikkelt. Ongetwijfeld zullen vele mensen van stad en platteland in andere delen van Nederland Prof Spoelstra willen horen over de mogelijkheden die ons broeder volk Zuid-Afrika aan de Zeeuwen, Hol landers en Friezen, kan aanbieden. VERVOLGVERHAAL door COR VAN HARTEN 34 Langzaam wandelden ze naar huis. Leen voelde zich blij. Z'n kameraden waren op zee en hij liep hier, in de tionkere avond, met een meisje op z'n stuurboordzij. Wat een tegenstelling...! Opeens vroeg hij: „Weet jij hoe een vissersjongen een meisje vraagt?" „Nee", antwoordde Marie verwon derd. „Dat weet ik niet". „Wil je het weten?" Hij wachtte haar antwoord niet af, maar zei: „Wanneer een vissersjongen een meisje wil heb oen, vraagt hij aan haar: „Zullen we de yisjes bij elkaar gooien?" En dat vraag ik nou aan jou ook". Zij schudde, beslist, haar blonde krul len. „Nee, mallerd", zei ze. „Zó wil ik niet gevraagd worden. Wat denk je wel?" „Hoe dan Marie werd wat kribbig. „Ach joh! Dat weet ik niet. Ik wil mij nog niet binden, hoor". „Waarom niet?" „Als jij mij vraagt, en ik zou ja zeg gen, dan moet ik altijd alleen met jou gaan. En dat zou ik doen ook. Wanneer jij op zee bent mag ik niet met andere jongens een eindje om; noudat wil ik nu niet. Nog niet". „Later wel?" „Later wel". Het werd wat drukker om hen heen, want ze naderden het dorp. Leen vond het nog veel te vroeg om naar huis te gaan; hij wilde best wat langer samen zijn, doch Marie dacht er anders over. „Ga nou maar", zei ze. „De mensen mochten ons soms zien". „Dan moeten ze wel erg beste ogen hebben, het is nog steeds mistig". „Nou jaje kunt nooit weten". „En wat dan nog?" „Nou, ik wil 't niet hebben, daar..." „Ga je nu ruzie maken?" „Ik? Welnee Op de hoek van een poort stonden ze stil. Leen weigerde weg te gaan. Maar het blije gevoel van straks was geredu ceerd tot iets van onbehagen, van on voldaanheid. Hoofdstuk 11 De haring onder de Engelse wal was voor de gelukkigen. Soms liet ze zich een paar nachten achtereen volop van gen; dan weer liet ze een tijdje verstek gaan. De loggers, die toevallig binnen- lagen in die perioden dat er veel ge vangen werd, visten dus, tn letterlijke zin, achter het net. En dat in de beste tijd van het jaar. Doch het zijn allemaal zaken die, zoals bekend, nooit tevoren kunnen bekeken worden. „Ik zeg: Wie heeft die bril?" vroeg de kok van de „Verwachting". Hij is een vermogen waard". Doch de opvarenden van dat schip hadden die bril niet nodig. Want zij vin gen „plenty herrings";.ze voeren af en aan. Leen voer weer op zijn oude logger; hij voelde zich kiplekker. Vergeten was het stuk water en vergeten waren de gevolgen ervan. Volop genoot hij van het leven aan boord. En dan die spek ken haring! Schipper Jan ving ze wel! Zehaalden vier volle reizen van het ge bied rondom het lichtschip Smith Knoll; daarna vertrokken ze naar Het Kanaal, waar de kuitziekers als het ware op hen lagen te wachten. Het was visje, zwem in! en ze zwommen in de netten van de „Verwachting". De matroien stonden naast elkaar in de last; ze sjorden de buit binnenboord, vermoeid, bezweet, maar taai vasthou dend. De krebben vulden zich gestadig en de last liep over, toch bleven ze ha len. Tussen de kieren van de krebbe- planken lekte de hom en de kuit, want door de steeds toenemende druk werd het geperst uit de buiken. Gedurig sta pelden de haringen zich op, laag op laag, totdat eindelijk de vleet binnen was en er tijd was om te eten. Beneden in het vooronder, om de war me kachel geschaard, zaten de vissers. Hun laarzen en bruine kielen zaten vol schubben en kuit. Naast hen op de bank lagen hun boterhammen op een schone krant. Op de grond stonden de mokken dampende thee. „Het lijkt hotel Terminus wel", zei Leen vrolijk. „Ik vind het schunnig" mopperde Ti- nus de tweede. „Ik zal niet toestaan dat mijn zoon ooit gaat varen. Dit is geen leven voor een fatsoenlijk mens". „Daar heb je de tijd nog mee", meen de de kok. „Maar wanneer er in jouw zoon een zeejongen steekt, dan gaat hij varen, dan houd je dat nooit tegen". „Hij zal aan de wal blijven. Als die jongen later zou willen waren, zal ik die neiging eruit slaan". Tinus werd kwaad. „Ik als vader, weet toch zeker wel wat het beste voor hem is?" „Ik zou niet graag jouw zoon willen zijn", spotte Leen. „Of toch wel. Ik zou je dan laten zien dat ik doe wat ik wil". „Je kunt nooit liefde in een kind slaón. Wél de duivel, en dat is altijd verkeerd. Maar waarom mag die zoon van jou later niet varen?" vroeg Simon. „Omdat ik hem wat beters gun dan zo'n smerig bestaan op een haringlog- ger en omdat het al erg genoeg is dat zijn vader vaart en De kok wilde de gemoederen sussen. „Ik begrijp niet waar al die boze woor den nodig voor zijn", zei hij. „Wij heb ben dit seizoen best gevangen en be hoorlijk verdiend, van de eerste reis af tot deze nacht toe. De meeste loggers hebben minder aan de wal gevaren dan wij. Er is beslist geen reden tot moppe ren". „Als de vaan uitwaait, doet hij het in z'n broek", begon de oude weer. „En als het windstil is, heeft ie een grote mond. Hij lijkt wel een mooiweer zeeman". „Jouw zoon is goed voor binnenschip per", spotte Leen. De stuuiman luidde de bel. „Wanneer de mensen gegeten hebben, gaan wij de visjes steuren!" schreeuwde hij hard. Zaterdagavond in Dieppe. Met een stuk of wat vrienden passagierde jonge Leen langs de dokken. Het was koud: koning winter liet z'n aanwezigheid ge ducht blijken. De handen in de zakken, een wollen das om de nek, pet schuin op het hoofd, zo liepen de jongens voort. Ze bonkten met hun klompen op de ongelijke keien van de Galerie. Waarheen? Och, ner gens heen; zomaar een eind dalven. Vanuit de talloze cafe's straalde hel licht, het lokte de voorbijgangers naar binnen. Doelloos slenterden de jongens door de straten. Het was stil, overal. Een een zame Franse visserman, gekleed in zwarte broek en bruine kiel, net als zij, maar met een Baskische muts op het hoofd, stapte beweeglijksnel naar huis. „Wat doen wij hier eigenlijk in de kou", zei Leen. „We hadden beter aan boord kunnen blijven". „We zouden naar het zaaltje kunnen gaan", oppert Maarten. Geen bijval. „Naar de bios dan?" „Daar is het te laat voor. De voor stellingen zijn allang begonnen". Bij een bocht in de straat nadert een jong, Frans stelletje, stijf gearmd. Ze steken de straat over, gaan een bistro binnen. Een warme, prikkelende lucht van wijn, bier en cognac golft door de deuropening naar buiten. „Ik krijg opeens trek in koffie-cognac", begint Maarten weer. „Wat zullen we doen?" „We gaan", beslist Leen. Ze stappen naar binnen. Bij de bar zitten nog meer Hollanders. „Jij moet maar een rondje weggeven. Leen", zeg gen ze. „Want jij hebt dik verdiend". Doch Leen is nog nooit royaal ge weest, is het ook nu niet. „Van geven is nog nimmer iemand rijk geworden, jon gens" zegt hij.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1975 | | pagina 5