iiAHDEn - niEuws
Overdenking
Landverraders
Zeeuwse wandelingen
uit de
Heilige Schrift
DE MEEUWEN
SCHREEUWEN
GELUKGEa.UK
blad
Vrijdag 2 mei 1975
No. 4384
KVENSTER
-k
Plaatselijk nieuws
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
SOMMELSDIJE
Telefoon (01870) 2609
De E.O.
heeft als taak
het uitdragen
L van het
f Evangelie.
Via de media
van deze tijd,
radio en televisie.
Daarbij
houdt de E.O.
vast aan de
Bijbelse normen,
- in kontrast met
het normverval
en zedeloosheid
van deze tijd.
Die taak
kan de E.O. niet
alléén uitvoeren.
Uw hulp is
daarbij hard nodig.
U helpt ons pas
echt, als u lid wordt
of minstens
een abonnement
op Visie neemt.
Wanneer u
vandaag nog
de bon invult
en opstuurt,
f kunnen we
vanaf morgen
méér mensen met het
Evangelie bereiken.
v.„ Samen.
Wanneer u zich nu abonneert op ons 'i
programmablad „Visie" ontvangt u de
eerste 5 nummers gratis.
I
I
ïWerdt yerwlfld)
blik op kerk
en samenleving
Nogeens: Rotterdam
Een vrije dag
Als twee hetzelfde doen
Mijn bijdrage van vorige week werd
.^o'or de feiten achterhaald; op het laat
ste moment nam de Eotterdamse ge
meenteraad het besluit, tóch de rode
ylag op 1 mei naar binnen te houden.
jjgar zo verzekerde burgemeester
André van der Louw dit moet niet
uitgelegd worden als een bewijs van
ïwalfte en zéker niet als een capitula
tie. Als er gecapituleerd is, dan niet
door ons, maar door de minderheids
groep in Kotterdam, die helaas niet de
sportiviteit wist op te brengen zich neer
ie leggen bij het besluit van de meer
derheid.
Het zij zo. In ieder geval getuigt het
nog wel van enige wijsheid dat men op
het genomen besluit terugkwam. En
hopelijk zal het andere gemeenten, die
aangestoken waren door het grote voor
beeld van Rotterdam, wel voorzichtiger
maken. In Nederland blijkt nog niet al
lies mogelijk te zijn
Wat wèl doorgaat is een extra vrije
^;dag voor het Rotterdamse gemeente-
Épersoneel. Ik geloof dat men, nu men
'toch aan het herroepen was, ook dit be-
sluit maar beter ongedaan had kunnen
maliën. Maar misschien heeft men dat
niet gedaan omdat men het een beetje
sneu vond, de in uitzicht gestelde vrije
dag weer terug te nemen. Overigens
toch wel merkwaardig dat men uitgere
kend op de dag van de arbeid zo graag
J vrijaf wil hebben. Dat is voor ons een
„contradictio in terminis" (een inner
lijke tegenstrijdigheid).
Trouwens, ik heb nooit helemaal kun
nen begrijpen dat een partij die zich be
ijvert voor langere vakanties en meer
vrije dagen zich „Partij van de Arbeid"
tkan noemen. Komt het misschien daar
door dat men in deze kringen werken
niet als een zegen, maar als een noodza
kelijk kwaad ervaart?
In „De Waarheidsvriend" van 24 april
schrijft de hoofdredakteur Ir. J. van der
Graaf onder de titel „'t Wordt menens"
over de rode beslissingen in Rotterdam
het volgende:
„Het wordt menens, dat is duidelijk.
Bij de wethoudersverkiezingen in de
grote steden, met name in Rotter
dam, hebben de socialisten al duide
lijk hun gezicht laten zien, hebben
ze laten zien wat in hun handen de
democratie waard is De minder
heid moet onder de vlag van hun
meerderheid varen.
Laat een rechtse meerderheid in een
gemeenteraad niet proberen een be
slissing te nemen inzake bijvoor
beeld de zondagsrust, die tegen de
wil van de linksen ingaat. Hemel en
aarde worden bewogen om het beleid
ongedaan te maken. Mensen moeten
tenslotte vrijheid hebben. Daar moet
de overheid niet in ingrijpen.
Maar nu in Rotterdam, een verplich
te dag vrijaf voor alle ambtenaren.
Wat zou er gebeuren, denkt men dan,
als ambtenaren zich die verplichte
dag niet laten aansmeren? Het CDA,
de WD en de SGP zonden immers
al een gezamenlijke protestbrief naar
Den Haag, waarom zouden ambtena
ren dan niet weigeren deze dag te
accepteren? Overigens liggen er op
■de wijze van het Rotterdamse besluit
nogal mogelijkheden voor gemeente
besturen in het vooruitzicht. In Rot
terdam een vrije dag voor de arbeid.
Waarom in andere gemeenten niet
een verplichte vrije dag voor alle
ambtenaren op de biddag voor ge
was en arbeid?
Duidelijk is dit: we raken de chris
telijke tekenen in onze samenleving
meer en meer kwijt. Het Rotterdam
se besluit wijst daar duidelijk op.
Nog even en ons volkslied wordt ver
vangen door de socialistische inter
nationale".
Ik heb aan deze woorden niet veel toe te
voegen. Of het moest zijn de oud-vader-
landse waarschuwing: „O, Nederland,
let op uw zaakOf is het daar,
dertig jaar na de bevrijding, al te laat
voor?
WAARNEMER.
MIDDELHARNIS
Bejaardenmiddag. De N.C.V.B. afd.
Middelhamis - Sommelsdijk nodigt U
uit op dinsdag 6 mei 's middags half
drie in de Jeugdhaven. Spreker is deze
middag de heer P. Krijgsman met een
bijbels onderwerp. Als vervoer noodza-,
keiijk is kunt u zich opgeven bij: Mevr.
C. Bienefelt, telef. 3428; mevr. E. Groe-
neveld, telef. 2773.
DIRKSLAND
Overdracht nieuw Verenigingsge
bouw. Het Verenigingsgebouw der Ge
reformeerde Gemeente alhier is gereed.
Het voltooide gebouw zal door de
Werkgroep D.V. vrijdag 9 mei a.s. aan
de kerkeraad, in een speciale bijeen
komst worden overgedragen. De sa
menkomst daartoe heeft plaats in het
kerkgebouw, waarna er gelegenheid is
tot bezichtiging.
DE BINNENKAMEREN
DES KONINGS
De Koning heeft mij gebracht
in Zijn binnenkameren.
Hoogl. 1:4b
In het Hooglied wordt de wederzijdse
liefde bezongen van koning Salomo en
de Sulamiet. Het Hooglied is vanouds
geliefd bij Gods Kerk, omdat zij er in
vond een uitbeelding van het gemeen
schapsleven der Kerk, als bruid van
Christus, met haar ziele-Bruidegom Je
zus. Van dat gemeenschapsleven wordt
in onze dagen weinig gevonden, en
daarom verstaan velen de geestelijke
taal van het Hooglied niet. Men begrijpt
niet waar de Bruid het zo druk over
heeft. Dit is te verstaan daar men niet
van een eerste trekking door de Brui
degom weet.
Op de bede volgt een belofte: „Wij
zullen u nalopen". Dit kan zij zeggen
omdat zij het uit de ondervinding weet.
De trekkende liefde des Heeren heeft
tot gevolg de liefde tot gehoorzaamheid
om te volgen, waar de weg ook henen
voert. Dit is het gevolg van de overbui-
ging van de wil. Zij bad persoonlijk
„mij" en zij sluit in deze belofte de gan
se Kerk in: „wij".
Lezers, zie daar waar de Bruid door te
volgen gekomen is. Zij vertelt ook hoe
zij daar gekomen is. De Koning heeft
mij gebracht. Zij is de Bruid van een
Koning. En welk een Koning? Het is
niemand minder dan de Heere Jezus
Christus, de enige Zoon van God. Hij is
de Koning des hemels en der aarde. Hij
is Koning over alle schepselen. En Hij
is in het bijzonder Koning over Zijn
volk en Kerk. Al wat Koninklijk is, is
Hem eigen en Hij oefent het werk van
een Koning uit. Geen Koning is met
Hem in leeftijd, afkomst, macht en rijk
dom te vergelijken. Maar zijn konink
rijk is niet van hier. Hij is geestelijk en
hemels Koning.
Mij gebracht. O eeuwig wonder van
goddelijk ontfermen. Mij gebracht...
mij! Wie was ik, wie ben ik en wie zal
ik zijn? Een zwart, walgelijk, tegenstre
vend en weerspannig schepsel. En naar
de ouden mens word ik nooit beter. Mij
gebracht... Zo één. Och het enige recht
van toebrenging is gegrond in de Ko
ning zelf. Het geschiedde door Hem al
leen.
In Zijn binnenkameren. De Heilige
Geest leert ook een blik te slaan in de
kameren van ons hart en leidt ons daar
rond. Daar was geen heerlijkheid, maar
schande. Deze zelfkennis is nodig. Zijn
binnenkameren. Dat zijn de verborgen-
ste vertrekken van Zijn paleis, waar
men het veiligst is en een gezicht kan
hebben op de schatten en rijkdommen
van de Koning en waar men ook de al-
lerinnigste gemeenschap met de Koning
kan genieten.
Binnenkameren, in het meervoud,
want het zijn er vele. Daar is b.v. de
eetkamer. De ruime eetkamer van des
Heeren Woord, waar het brood des le
vens, en de wijn en melk der genade zo
rijkelijk te vinden zijn. De ronde tafel
is overladen met spijze. O als de Heere
Zijn Bruid tn deze kamer komt te lei
den dan eten zij het Woord op en het is
haar zoeter dan honing. Wat krijgt zo'n
ziel in deze kamer een honger naar het
Woord. Waar dat Woord recht gepre
dikt wordt daar is zij te vinden. En het
wonderlijke is dat zij er iedere keer nog
wat aan mogen hebben ook.
Dan is met Ruth het thuisblijven
weinig. Daar zijn de Heilige Sacramen
ten. De Vader heeft deze Dis toebereid
ter ere Zijns Zoons. En de Zoon gaf Zijn
leven, opdat Hij kon zijn, het leven der
wereld. Hij is het brood des levens. Zijn
vlees is waarlijk spijs en Zijn bloed
waarlijk drank. In Hem smaken wij de
liefde des Vaders. En de Koning vereert
zijn gasten met Zijn tegenwoordigheid.
Daar zie ik de schatkamer. De Koning
brengt er ons. Daar toont Hij al de goe
deren van het Verbond der genade. Ik
hoor Hem zeggen: Al het Mijne is het
uwe. Rijkdom en eer is bij Mij, duurach
tig goed en gerechtigheid, opdat Ik mijn
liefhebbers doe beërven wat bestendig
is. Hier zijn de schatten Zijner kennis,
verdienste en gerechtigheid. Als Gods
kinderen daar ingeleid mogen worden
vergeten zij eigen armoede en worden
zij door verwondering aangegrepen. Zo
arm, zo ellendig geweest en nuzo
rijk, zo zalig. Rijk in Hem en rijk door
Hem.
Daar is de deur van de spreek- of
raadkamer. Deze deur staat dag en
nacht open. De Koning houdt 24 uur
van de dag spreekuur. De Zijnen zijn
Hem altijd welkom. Hij spreekt door
Zijn Woord en door de prediking ervan.
Ook spreekt Hij op een meer verborgen
wijze door inspraak, overreding en ver
zekering in het hart. En lezers, deze
Koning weet altijd raad. Hij is de Op
perste wijsheid. Geef Gij ons hulp in
tegenheen. Bij U is raad, bij U aUeen.
Daar is de archiefkamer. Hier worden
de oude rollen ontrold van Zijn eeuwig
welbehagen. Hij leidt ons hier er in hoe
Hij ons, voordat de wereld was, al heeft
liefgehad. Hoe Hij van eeuwigheid al
een vermaak in mensenkinderen had
gehad. We mogen daar een blik werpen
in het verbond des vredes.
Binnenkameren zijn voor verberging,
veiligheid en bewaring. Daar mag de
Kerk vernachten in de schaduw des Al-
machtigen. Het zijn kameren van de
allerdiepste geheimen en verborgenhe-
den.
O eeuwig wonder van genade om door
de Koning in deze Zijn binnenkameren
gebracht te worden. Arme mens die het
veracht. Gelukkig de mens die er van
weet. Dan is het: Hier weidt mijn ziel
met een verwonderend oog.
Mijn geliefde lezers rust niet voordat
ge door de Koning in deze kameren ge
bracht zijt.
Montfoort.
ds. J. P. Verkade.
Dit is de titel van een boek van 300
bladzijden, dat verleden jaar versche
nen is. De schrijver is de voormalige
journalist Koos Groen. Het is een do-
kumentaire over de bestraffing en be
rechting van N.S.B.-ers en koUabora-
teurs en de zuivering van pers, radio,
kunst, bedrijfsleven na de tweede we
reldoorlog", zoals er op de omslag staat.
Wat deden we met ze? staat met wat
kleinere letters onder de titel gedrukt.
Uit dit boek wil ik een en ander ver
tellen, nu we weer de bevrijding van 5
mei 1945 gedenken. Er zijn al heel wat
boeken verschenen oyer deze bevrijding,
over het ondergronds verzet, over het
proces in Neurenberg. Maar van wat er
met de landverraders in ons eigen land
is gebeurd weten we niet zo erg veel.
Nu is het woord landverrader een zwaar
geladen woord. We zullen er verschil
lende gradaties ontmoeten, van lichte
gevallen tot werkelijk verraad van ons
land aan de vijand.
Neem bijvoorbeeld een meisje, dat
graag met een Duitse soldaat (nog lie
ver een officier) uit ging. Was het haar
bedoeling ons land te verraden?
Na de bevrijding liep ze even zo vro
lijk aan de arm van een Tommie. En
iemand, die in zijn woonplaats werd
opgeroepen om wat voor de Duitsers te
werken, was dat een landverrader?
Kwam hij niet, dan werd hij voor een
paar weken in een kamp opgesloten. Ik
noem daar enkele lichte gevallen.
In het strafkamp.
Het zuiden van ons land, waaronder
ook Zeeland behoorde, was in het na
jaar van 1944 al vrij. Toen kwam dit
deel van ons land onder het Militair
Gezag, dat op verschillende plaatsen in
terneringskampen oprichtte. De Bin
nenlandse strijdkrachten zorgden voor
de arrestaties. Bij gebrek aan „krach
ten" werd iedereen aangenomen.
Liefhebberij genoeg, men verdiende
20 gulden in de week, de Canadezen
waren gul met blikjes, men kreeg een
oranjeband om de arm en een geweer
over de schouder en kon op jacht. Ze
durfden ook wel eens stiekum wat mee
pikken, vandaar hun scheldnaam
„oranjedieven".
Later is 40''/o wegens onbetrouwbaar
heid verwijderd en daalde hun popula
riteit tot een laag pitje. Ook de voor
malige ondergrondse, de verzetstrijders,
hielpen mee bij het oppakken van Ne
derlanders die in de oorlog fout waren.
Ongeveer 20.000 zijn er toen in dit
deel van ons land geïnterneerd.
Na de totale bevrijding van 5 mei
1945 (juist 30 jaar geleden) nam dit aan
tal geweldig toe.
Men schat dat er toen wel ongeveer
100.000 mensen zijn opgesloten. In
augustus 1945 waren er 90.000, waaron
der 23.000 vrouwen, verdeeld over on
geveer 150 kampen. Een jaar later wa
ren er nog 70.000 (12.000 vrouwen) in 94
kampen ondergebracht.
In Zeeland zaten er toen 1729 in 7
kampen. Het juiste aantal was niet be
kend, de opgepakten werden niet vol
doende geregistreerd. Bij de opsporings
diensten van de Binnenlandse Strijd
krachten waren langs de wanden rek
ken vol met papieren, iedereen graaide
erin, ze waren 'niet goed geordend, het
was er een chaos.
De kampen waren niet berekend op
zo'n massa mensen en men had er geen
genoeg bewakers voor. Sommigen wa
ren bovendien niet voor hun taak bere
kend en vaaren omkoopbaar, ze lieten
sommige gevangenen wel eens een paar
dagen met verlof gaan! Het kamerlid
Frans Goedhart heeft het in Vught ge
zien: „Achter het prikkeldraad zag ik
allerlei gevangenen midden op de dag
genoeglijk met elkaar conserveren, si
garetten roken en heen en weer wande
len. Buiten het kamp scharrelden aller
lei vrouwen rond, die druk in gesprek
waren met bewakers. Af en toe ver
schenen er een paar gevangenen buiten
de afrastering, die met de vrouwen in
het bos in de omgeving verdwenen".
In het kamp te Harderwijk hield men
in sept. 1945 een groot feest, daarna
werd de commandant ontslagen.
Maar het was er ook wel eens anders.
Volgens een brochure van dr. Van der
Vaart Smit (zelf opgesloten en tot 12
jaar gevangenis veroordeeld) werd er
in de kampen veel getreiterd en gemar
teld. Laat het in zijn „Kamptoestanden"
wat overdreven zijn, men heeft toegege
ven dat men niet zachtzinnig is opge
treden. Dat vrouwen verkracht werden
is tegengesproken, maar ze werden wel
regelmatig „gekeurd", een verdacht
woord in dit verband!
De hygiëne en de verzorging lieten
veel te wensen over in de kampen,
waarvoor dienst deden een oude fabriek
een boerenschuur, een uitgeleefde
school, een paardenstal. Ze waren ook
veel te vol. Maar als je in korte tijd
100.000 mensen moet opbergen
De kampbewoners.
Dat waren in de eerste plaats de
N.S.B.-ers. Toen de oorlog begon waren
er 60.000 leden, in 1941 aangegroeid tot
90.000. Reeds op 7 mei 1945 werden
Mussert en zijn trawanten gevangen ge
nomen. Op 7 mei 1946 werd hij gefusil
leerd. Twee maanden eerder was Max
Blokzijl ter dood gebracht, de propa
gandist van de N.S.B, die geregeld voor
de radio sprak.
Ook de andere kopstukken van de
partij zijn ter dood veroordeeld, maar
hebben gratie gekregen. Het doodvon
nis werd veranderd in gevangenisstraf.
Een paar bekende namen zijn Cornells
van ^Geelkerken (levenslang, in 1963
gratie). Woudenberg (20 jaar), van Ge-
nechten en Rost van Tonningen hebben
in de gevangenis zelfmoord gepleegd),
de boerenleider Roskam (3V2 jaar).
In 't geheel zijn er 42 personen door
het executie-peloton doodgeschoten.
Hierbij was één vrouw, de 42 jarige Ans
van Dijk, een jodin, die voor de Duit
sers spionneerde en tal van Joden ver
raden heeft. In België zijn 242 doodvon
nissen uitgevoerd.
Het waren niet allemaal N.S.B.-ers,
die tn de kampen zaten. Wie hebben er
ook verkeerd gehandeld tijdens de oor
log? Pensionhouders, die voor veel geld
Joden lieten onderduiken. Toen deze
geen geld meer hadden, werden ze aan
de Duitsers overgeleverd. Sommige
boeren hebben in de hongerwinter
schatten verdiend aan mensen uit de
stad, die voedsel kwamen kopen of rui
len. Meisjes die met Duitse militairen
omgang hadden gehad, werden kaalge-
knipt, moesten soms met een bord „mof-
fenhoer" door de stad lopen. (Marietje
Walraven te Utrecht, die men ten on
rechte had kaalgeschoren, kreeg een
pruik). Vrouwen, die van hun man af
wilden, verraadden hem met een valse
aanklacht.
Het was onmogelijk om alle aan
klachten te controleren, zodat er hon
derden zonder voldoende reden zijn op
gepakt. Ook heel wat totaal onschuldi
gen. Zoals een vrouw van 104 jaar, om
dat ze op haar 103e verjaardag door een
N.S.B.-burgemeester was gefeliciteerd.
Een juffrouw kreeg een lift van een
vrachtauto met opgepakte delinquenten
en door een misverstand werd ze er ook
bij ingesloten. Een jongen zwom over
de Maas om tegen de Duitsers te vech
ten, werd opgepakt en heeft een jaar
gevangen gezeten: men had hem hele
maal vergeten. Een kindse man van 85
jaar werd ook opgesloten. Zo hebben
tientallen onschuldigen in de kampen
gezeten. Om deze opberg-ruimtes te
ontlasten, heeft men duizenden van de
lichte gevallen vrijgelaten. Men kon er
niet meer uitkomen, uit de bijna V2
millioen aanklachten. Daar was geen
beginnen aan.
Vrouwen, kinderen, oude mensen en
zieken mochten het eerst naar huis.
Er was zoveel te doen, er moesten nog
zoveel gevallen onderzocht worden.
Burgemeesters, rijksambtenaren, jour
nalisten, radio-medewerkers, kunste
naars, bunkerbouwers en noem maar op,
allen die min of meer fout geweest wa
ren moesten voor het tribunaal ver
schijnen.
Hoe later in de tijd dat gebeurde, des
te beter voor hen: de straffen werden
na verloop van tijd lichter.
In 1950 werd het laatste internerings
kamp gesloten, alle geïnterneerden op
24 na waren weer vrij.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Opbrengst „Simavi KoUekte"
De Simavi koUekte heeft in Middelhar-
nis en Sommelsdijk het mooie bedrag
van 4.521,95 opgebracht. Hartelijk
dank aan allen die hiervoor gezorgd
hebben.
^- lrtjaÉ?w^rt(<rW'^v.i^g»ff.fVj>ffM^ySaaii'wi*w...,—
QGENLP
OOK
J S.v.p. invullen en in open envelop opsturen naar E.G.,
Antwoordnummer 80, Hilversum. U hoeft géén postzegel te plakken.
Gev/enste hokje zwart mal<en.
D Ik abonneer mij op Visie, het programmablad van de E.O., voor 7,- per kwartaal.
'D Ik geef mij op als contribuant voor 10,- per jaar (zónder programmablad).
NaamAdres
Jvoor betaling ontvangt u een accept girokaart! ^•^- -
WoonplaatsHandtekening
CONTACT TRANSVAAL - ZEELAND
Over mogelijkheden van vestiging
landbouwers in Zuid-Afrika
Het was voor de Zeeuwse boeren een
grote verrassing, dat Professor B. Spoel-
stra uit Pretoria een referaad voor hen
heeft gehouden over de perspectieven
van mogelijkheden tot vestiging van
landbouwers tn Transvaal.
Deze vergadering werd gehouden in
„De Prins van Oranje" te Goes. De op
komst was boven verwachting. De rede
van Prof. Spoelstra, over het boeren
leven in Zuid Afrika en de vele moge
lijkheden die er zijn tot vestiging, werd
met grote aandacht beluisterd.
De referent liet na zijn boeiend be
toog vele dia's zien over de schoonheid
van zijn land en de machtige industrie
van deze 20e eeuw, die zich daar ont
wikkelt.
Ongetwijfeld zullen vele mensen van
stad en platteland in andere delen van
Nederland Prof Spoelstra willen horen
over de mogelijkheden die ons broeder
volk Zuid-Afrika aan de Zeeuwen, Hol
landers en Friezen, kan aanbieden.
VERVOLGVERHAAL
door COR VAN HARTEN
34
Langzaam wandelden ze naar huis.
Leen voelde zich blij. Z'n kameraden
waren op zee en hij liep hier, in de
tionkere avond, met een meisje op z'n
stuurboordzij. Wat een tegenstelling...!
Opeens vroeg hij: „Weet jij hoe een
vissersjongen een meisje vraagt?"
„Nee", antwoordde Marie verwon
derd. „Dat weet ik niet".
„Wil je het weten?" Hij wachtte haar
antwoord niet af, maar zei: „Wanneer
een vissersjongen een meisje wil heb
oen, vraagt hij aan haar: „Zullen we de
yisjes bij elkaar gooien?" En dat vraag
ik nou aan jou ook".
Zij schudde, beslist, haar blonde krul
len.
„Nee, mallerd", zei ze. „Zó wil ik niet
gevraagd worden. Wat denk je wel?"
„Hoe dan
Marie werd wat kribbig. „Ach joh!
Dat weet ik niet. Ik wil mij nog niet
binden, hoor".
„Waarom niet?"
„Als jij mij vraagt, en ik zou ja zeg
gen, dan moet ik altijd alleen met jou
gaan. En dat zou ik doen ook. Wanneer
jij op zee bent mag ik niet met andere
jongens een eindje om; noudat wil
ik nu niet. Nog niet".
„Later wel?"
„Later wel".
Het werd wat drukker om hen heen,
want ze naderden het dorp. Leen vond
het nog veel te vroeg om naar huis te
gaan; hij wilde best wat langer samen
zijn, doch Marie dacht er anders over.
„Ga nou maar", zei ze. „De mensen
mochten ons soms zien".
„Dan moeten ze wel erg beste ogen
hebben, het is nog steeds mistig".
„Nou jaje kunt nooit weten".
„En wat dan nog?"
„Nou, ik wil 't niet hebben, daar..."
„Ga je nu ruzie maken?"
„Ik? Welnee
Op de hoek van een poort stonden ze
stil. Leen weigerde weg te gaan. Maar
het blije gevoel van straks was geredu
ceerd tot iets van onbehagen, van on
voldaanheid.
Hoofdstuk 11
De haring onder de Engelse wal was
voor de gelukkigen. Soms liet ze zich
een paar nachten achtereen volop van
gen; dan weer liet ze een tijdje verstek
gaan. De loggers, die toevallig binnen-
lagen in die perioden dat er veel ge
vangen werd, visten dus, tn letterlijke
zin, achter het net. En dat in de beste
tijd van het jaar. Doch het zijn allemaal
zaken die, zoals bekend, nooit tevoren
kunnen bekeken worden.
„Ik zeg: Wie heeft die bril?" vroeg de
kok van de „Verwachting". Hij is een
vermogen waard".
Doch de opvarenden van dat schip
hadden die bril niet nodig. Want zij vin
gen „plenty herrings";.ze voeren af en
aan.
Leen voer weer op zijn oude logger;
hij voelde zich kiplekker. Vergeten was
het stuk water en vergeten waren de
gevolgen ervan. Volop genoot hij van
het leven aan boord. En dan die spek
ken haring! Schipper Jan ving ze wel!
Zehaalden vier volle reizen van het ge
bied rondom het lichtschip Smith Knoll;
daarna vertrokken ze naar Het Kanaal,
waar de kuitziekers als het ware op hen
lagen te wachten. Het was visje, zwem
in! en ze zwommen in de netten van de
„Verwachting".
De matroien stonden naast elkaar in
de last; ze sjorden de buit binnenboord,
vermoeid, bezweet, maar taai vasthou
dend. De krebben vulden zich gestadig
en de last liep over, toch bleven ze ha
len. Tussen de kieren van de krebbe-
planken lekte de hom en de kuit, want
door de steeds toenemende druk werd
het geperst uit de buiken. Gedurig sta
pelden de haringen zich op, laag op laag,
totdat eindelijk de vleet binnen was en
er tijd was om te eten.
Beneden in het vooronder, om de war
me kachel geschaard, zaten de vissers.
Hun laarzen en bruine kielen zaten vol
schubben en kuit. Naast hen op de bank
lagen hun boterhammen op een schone
krant. Op de grond stonden de mokken
dampende thee.
„Het lijkt hotel Terminus wel", zei
Leen vrolijk.
„Ik vind het schunnig" mopperde Ti-
nus de tweede. „Ik zal niet toestaan dat
mijn zoon ooit gaat varen. Dit is geen
leven voor een fatsoenlijk mens".
„Daar heb je de tijd nog mee", meen
de de kok. „Maar wanneer er in jouw
zoon een zeejongen steekt, dan gaat hij
varen, dan houd je dat nooit tegen".
„Hij zal aan de wal blijven. Als die
jongen later zou willen waren, zal ik
die neiging eruit slaan". Tinus werd
kwaad. „Ik als vader, weet toch zeker
wel wat het beste voor hem is?"
„Ik zou niet graag jouw zoon willen
zijn", spotte Leen. „Of toch wel. Ik zou
je dan laten zien dat ik doe wat ik wil".
„Je kunt nooit liefde in een kind
slaón. Wél de duivel, en dat is altijd
verkeerd. Maar waarom mag die zoon
van jou later niet varen?" vroeg Simon.
„Omdat ik hem wat beters gun dan
zo'n smerig bestaan op een haringlog-
ger en omdat het al erg genoeg is dat
zijn vader vaart en
De kok wilde de gemoederen sussen.
„Ik begrijp niet waar al die boze woor
den nodig voor zijn", zei hij. „Wij heb
ben dit seizoen best gevangen en be
hoorlijk verdiend, van de eerste reis af
tot deze nacht toe. De meeste loggers
hebben minder aan de wal gevaren dan
wij. Er is beslist geen reden tot moppe
ren".
„Als de vaan uitwaait, doet hij het in
z'n broek", begon de oude weer.
„En als het windstil is, heeft ie een
grote mond. Hij lijkt wel een mooiweer
zeeman".
„Jouw zoon is goed voor binnenschip
per", spotte Leen.
De stuuiman luidde de bel.
„Wanneer de mensen gegeten hebben,
gaan wij de visjes steuren!" schreeuwde
hij hard.
Zaterdagavond in Dieppe. Met een
stuk of wat vrienden passagierde jonge
Leen langs de dokken. Het was koud:
koning winter liet z'n aanwezigheid ge
ducht blijken.
De handen in de zakken, een wollen
das om de nek, pet schuin op het hoofd,
zo liepen de jongens voort. Ze bonkten
met hun klompen op de ongelijke keien
van de Galerie. Waarheen? Och, ner
gens heen; zomaar een eind dalven.
Vanuit de talloze cafe's straalde hel
licht, het lokte de voorbijgangers naar
binnen.
Doelloos slenterden de jongens door
de straten. Het was stil, overal. Een een
zame Franse visserman, gekleed in
zwarte broek en bruine kiel, net als zij,
maar met een Baskische muts op het
hoofd, stapte beweeglijksnel naar huis.
„Wat doen wij hier eigenlijk in de
kou", zei Leen. „We hadden beter aan
boord kunnen blijven".
„We zouden naar het zaaltje kunnen
gaan", oppert Maarten.
Geen bijval.
„Naar de bios dan?"
„Daar is het te laat voor. De voor
stellingen zijn allang begonnen".
Bij een bocht in de straat nadert een
jong, Frans stelletje, stijf gearmd. Ze
steken de straat over, gaan een bistro
binnen. Een warme, prikkelende lucht
van wijn, bier en cognac golft door de
deuropening naar buiten.
„Ik krijg opeens trek in koffie-cognac",
begint Maarten weer. „Wat zullen we
doen?"
„We gaan", beslist Leen.
Ze stappen naar binnen. Bij de bar
zitten nog meer Hollanders. „Jij moet
maar een rondje weggeven. Leen", zeg
gen ze. „Want jij hebt dik verdiend".
Doch Leen is nog nooit royaal ge
weest, is het ook nu niet. „Van geven is
nog nimmer iemand rijk geworden, jon
gens" zegt hij.