IIAnDEIt tllEUWS
m
Meubelshow
Overdenking
De kerk
van Serooskerke
Zeeuwse wandelingen
Vrijdag 28 maart 1975
No. 4375
KIJKVENSTER
Zaterdag 29 maart
2e paasdag 1417 uur.
Vrij toegang.
INTERMEUBEL
Meelstraat 31 Zierikzee
uit de
Heilige Schrift
V.V.V. Ouddorp hield
ledenvergadering
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
SOMMELSDIJK
Telefoon (01870) 26 09
DE MEEUWEN
[SCHREEUWEN
GELUK l GELUK
ibJad
ibiik op kerk
[en samenleving
Openbare belijdenis
Een keuze
Het sacrament van Palmzondag
'm deze week tussen de Palmzondag
»n de Paasdagen gaan onze gedachten
St naar de velen die in het midden
van de gemeente hun geloof hebben
beleden of dat nog zullen doen. In ver-
rewe- de meeste gemeenten geschiedt
At op de Palmzondag, in sommige ge-
:^enten ook wel op de Eerste of Twee
de Paasdag. u u
Bij de belijdenis van het_ geloof heb
ben ive te doen met een vrij jong ge
bruik dat in de tij'd van de Refor
matie en van de Nadere Reformatie
onbeliend was. Wel heeft de Dordtse
Kerkorde voorgeschreven dat zij die
toegang vragen tot het HeiUg Avond
maal belijdenis moeten doen van de
Gereformeerde religie en het getuigenis
moeten iiebben van een vrome wandel.
Maar het onderzoek daarnaar had plaats
door en voor de kerkeraad. Belijdenis
doen in het midden van de (gemeente
Icwam pas op in de vorige eeuw.
Dat is ook de oorzaak waarom we
niet in het bezit zijn van een formulier
voor deze kerkelijke plechtigheid. In
sommige gemeenten gebruikt men er de
zogenaamde „Vragen van Voetius" voor
■jie echter niet bij de bekende litur-
ische formulieren te vinden zijn). De
'«reformeerde Kerken hebben in 1923
#n eigen formulier ontworpen, de Ne
derlandse Hervormde Kerk heeft in het
Jbienstboek in ontwerp" ook een for-
ifiulier opgenomen, dat echter niet ver-
Jblicht is. Op deze wijze kan iedere pre
dikant doen wat igoed is in zijn ogen...
We moeten ons ieder jaar weer ver-
«ponderen over het feit dat er overal
%€er ouderen en jongeren zijn, die door
J%un ja-woord zich willen verbinden aan
^e dienst van God. Dat is met name
onze tijd een bewuste keuze. Vroe-
|er kwam het wel voor dat men maar
elijdenis deed om op deze manier de
levolgde catechisaties af te ronden, of
pmdat men een kind had te dopen. Wie
peen belijdenis deed op een bepaalde
eftijd vormde een uitzondering van de
egel. Vandaag de dag liggen de ver
houdingen precies andersom. Niemand
^ordt ertoe verplicht, en het is een
rotere stap openlijk voor de diehst des
ieeren te kiezen dan het na te laten.
Jen kan er in geen geval eer mee in-
aeggen!
Toch moeten we de openbare belij-
■penis van het geloof ook weer niet al
*te zwaar belasten. Het is niets minder
dan de schakel tussen doop en avond-
jfliaal, maar ook niets méér. In sommige
ringen doet men alsof dat nu het hoog
ste is wat men' bereiken kan: belijdenis
Jloen van het geloof.
IMisschien was dat in het verleden
^og sterlcer dan nü. Ik vond althans in
Catechismuspreken van Ds. H. J. de
Sroot („Uit de middagpreek") de vol-
igende geestige passage,die ik u niet
|wil onthouden:
„De Catechismus telt twee sacra
menten. De roomse Kerk telt er ze
ven. En wij tellen er drie. Welk is
dan ons derde sacrament? Dat is het
wijdluftig sacrament van de Palm
zondag: de bevestiging der nieuwe le
den; wanneer de kerk vol is van het
ene eind tot het andere. Het glanspunt
van het ganse kerkelijk jaar.
De Doop? Nu jaEn het Avond
maal? Vooruit! IVIaar ide bevestiging
van de nieuwe leden: dan komt de
achterban op: grootvader, ;die in veer
tig jaar de kerk niet meer van bin
nen gezien heeft; en grootmoeder, die
anders niet zo lang kan stilzitten; en
ome Hendrik die van dimonees niets
hebben moet; en tante Piet die de
bijbel kent van achter naar voor
ïïaar dit protestantse sacrament! Hoe
den en petten af. Nu komt het erop
aan...
Wat is dit eigenjijk, met ons Palm
zondag-sacrament? Dit is onze te
rugval tot Rome, met het vormsel.
En tot het heidendom: dat die acht
tien, negentienjarigen de doop en
het avondmaal met Gods beloften en
al, in de schaduw zullen stellen".
Deze preken dateren van voor de oor
log. En ze zijn van wijlen Ds. De Groot,
die geestig was, maar weleens aan over
drijving leed. IVlaar helemaal ongelijk
had hij niet.
Waarnemer.
„Mijn God, Mijn God, waarom hebt
Gij Mij verlaten?"
(IVIattheus 27 46).
Het is stil geworden op Golgotha.
De vloeken hebben weerklonken. Chris
tus werd gesmaad en gehoond: Indien
Gij Gods Zoon zijt, kom af van het
kruis! Bittere haat openbaarde zich je
gens de Heere Jezus. Het is een duivels
'gebeuren, als een stervend mens bespot
wordt. Hier werd de Borg van Zijn
Kerk geplaatst tegenover de woede van
de duivel, als de Vorst van de hel en:
van de dood.
IVlaar alles moest verstommen, toen
een plotseling gebeuren schrik teweeg
bracht. Het werd midden op de dag
donker, zodat de mensen elkander
niet konden zien. Het was, alsof de na
tuur, de schepping ging rouwen over
het vreselijke gebeuren, dat daar op
Golgotha plaatsvond. Het werd stil
rondom het Kruis, waaraan de Midde
laar iging sterven.
Plotseling echter werd 'de stilte door
broken, doordat een bange kreet ge
hoord wordt: „Eli, Eli, lama sabachta-
ni?" De nood is zo' hoog gekomen, de
aanvechting is zo hevig geworden,
Christus heeft zo moeten zien In de peil
loos diepe afgrond van de verlatenheid,
dat alleen de schreeuw vanuit de nood
overblijft.
Hier stokken alle woorden. Hier moe
ten wij de adem inhouden. God door
God verlaten. Onvoorstelbaar. Daar
kunnen wij niet over spreken, daar
kunnen we slechts over stamelen'. De
ze nood van de Heere Jezus gaat alle
begrippen te boven.
Welk gebeuren vond daar plaats op
Golgotha? Daar openbaarde zich de
eeuwige toorn Gods. Wij hebben God
verlaten, wij zijn in de zonde gevallen;
vanuit ons, mensen, is er de totale on
mogelijkheid, om nog ooit zalig te
worden. Ons leven ligt onder de vloek
Gods; wij zijn de toorn Gods waardig.
Maar nu is het een heel verschil, of
wij dat beseffen, of niet. Het kan zijn,
dat we erover heen leven, dat we onze
schuld niet wülen zien. Het kan ook
anders. Dan gaan wij belijden: „UW
doen is rein. Uw vonnis gans rechtvaar
dig". En nu kunnen "wij, mensen, niet
beseffen, hoe zwaar de last van de
eeuwige toorn van God is. Want als
wij daar slechts een' heel klein gedeel
te van zouden voelen, dan zouden wij
verteerd worden.
Maar hier zien wij, wat de zonde te
weeg heeft gebracht. Christus lijdt on
der het verschrikkelijke oordeel over
de zonde. Hij moet ervaren, wat het is,
als God zich terugtrekt; de Heere Je
zus roept uit de bange nood, maar er
is geen antwoord.
Dat zal zijn tot diepe beschaming.
En het is 'groot, als we daar iets van
kennen. Want dan leren we, te buigen
onder Gods oordeel. Dan leren we 'be
lijden: „Die straf, Heere, heb ik ver
diend". Dan zien we, dat de plaats van
Christus eigenlijk onze plaats is.
Doch daar kan het niet bij 'blijven.
Want het besef, verloren te moeten
'gaan, as vreselijk; dat is ondraaglijk.
Maar dan ligt daar ook de vertroosting.
Want Christus heeft die diepe smart
'doorleden, opdat Zijn ganse Kerk van
die verlatenheid, van die straf verlost
zou worden'. Want in die vreselijke ver
latenheid ligt het 'getuigenis aangaande
de verzoening opgesloten. Christus
heeft het gedragen, opdat er hoop kan
zijn voor de Kerk des Heeren.
Daarom roept de Heilige Schrift ons
steeds weer op, onze zonden te belijden.
Want als we daardoor in benauwdheid
worden gebracht, zal het uitdrijven tot
'de Heere Jezus. Dan kan het wel don
ker zijn, maar dan is er geen plaats
voor 'de wanhoop. Het wijst echter w^el
op de noodzaak van bekering. We moe
ten ons afvragen, hoe wij staan voor
de Heere. Is er 'in ons leven dat roepen!
tot God om vergeving der zonden?
We mogen niet leven in een onheilige
zorgeloosheid. Want wat het is, om te
komen onder het eeuwige oordeel, zien
wij op Golgotha. Hoe zullen wij ontko
men, als wij op zo'n grote zaligheid
'geen 'acht 'geven?
Wat een zaligheid ligt er daarentegen
in het leven met Christus. Dan is het
weliswaar een leven, vol van strijd,
maar ook leven vol van de nabijheid
en de vertroosting van Christus. Want
de strijd blijft. Daar waar leven is, daar
is ook 'de duivel aanwezig, met zijn be-
strijdingen. Wat kan het dan benauwd
zijn; dan lijkt het wel, dat de duivel
overwint, en Gods werk teniet gedaan
wordt. Maar géén nood! Want Christus
heeft overwonnen. In Zijn roep uit de
'bittere nood mag de Kerk des Heeren
ook de prediking der verzoening horen.
Daar komt bij, dat de Heere zich wel
eens voor een tijd verbergt. Dan kan
het 'gebed niet uitgaan, dan wordt het
als het ware teruggebogen. Dat doet de
Heere, om het geloof van Zijn kinderen
te 'beproeven. Dat is éan een donker
leven. Dan wordt de Psalmist begre
pen: „'k Zal tot God, mijn Steenrots,
spreken: waarom. Heer', vergeet Gij
mij?" Maar Hij verlaat niet voor eeuwig.
Jesaja getuigt van Godswege: „voor een
klein ogenblik verlaten, met eeuwige
ontfermingen aangenomen'". Dat is de
toekomst van Sion. En als dan na de
benauwdheid het licht van Gods ge
nade doorbreekt, dan zal de vreugde
des 'heils des te groter zijn.
Ja, dan mag het gezegd worden, dat
daar op Golgotha een groot wonder' is
'gebeurd. Want daar heeft Christus Zijn
zondaarsliefde geopenbaard. Hij heeft
zichzelf er voor over gehad, opdat Zijn
Kerk zou zalig worden. Gaat ons hart
dan uit naar Hem alleen? De 'genietin
gen van de wereld kunnen ons hart niet
vervullen, maar de liefde van Christus
wel. Als we maar enigszins zien, wat
Christus daar doorleden heeft, dan kun
nen! we er niet meer onverschillig on-
'der blijven.
Bidt daarom, dat de Geest des Hee
ren dat in uw leven zal openbaren.
Bidt om het leven door Christus' werk
in plaats van de dood, waarin wij ver
keren. Dan wil 'de Geest de lijdende en
stervende Borg tonen. Daarbij schieten
alle woorden' tekort. Maar dat is niet
erg. Want dan is er plaats voor de
woorden van Christus: „Ik werd verla
ten. Ik Schreeuwde uit de bittere nood,
Ik werd door de banden van de dood
omvangen en door de angst der hel ver
schriktopdat Ik vertroosten kan. In
aanvechtingen, in benauwdheid, in
droefenis, ja zelfs in de dood". Hij
leert Zijn Kerk zingen, nadat zij uit
grote nood tot haar Borg geroepen
had:
„Toen hoorde God; Hij is mijn liefde
waardig.
De Heere is groot, genadig en
rechtvaardig,
en onze God ontfermt zich op
't igebed".
Zegveld.
W. Arkeraats.
„EÏLANDEN-NIEUWS"
het meest gelezen blad op
Goeree-Overflakkee
Onlangs was ik in de gelegenheid
wat meer over Serooskerke en zijn
kerk aan de weet te komen. In de con
sistorie werden er dia's vertoond en
daarna bezochten we de kerk en de om
geving van het dorp. Vroeger lagen hier
een paar mooie buitenplaatsen. Maar
van Noordhout met het grote bos is
niets meer over en van „'t Hult Om" al
leen nog een boerderij van die naam.
Het mooie Vrederust temidden van bo
men en struiken bestaat echter nog, het
heet nu Welgelegen.
De kerk.
En de kerk is er ook nog, vermoedelijk
op het eind van de twaalfde eeuw ge
sticht. Na die tijd meermalen verwoest
en weer opgeknapt. Dat is ook het ge
val geweest in de jaren 1572 tot 1574.
Toen had geheel Walcheren de zijde
van prins Willem gekozen, behalve Mid
delburg, waarin nog een Spaanse be
zetting lag. In die jaren zijn er heel wat
kerken op Walcheren vernield, waar
van er sommige nooit meer opgebouwd
zijn.
In 1809 landden de Engelsen bij Vrou
wenpolder met de bedoeling de Fransen
uit Zeeland te verjagen. Ze gebruikten
deze kerk als kazerne en dan wordt het
gebouw er niet beter van.
De Engelsen zijn maar een half jaar
gebleven en ze hebben de Fransen niet
definitief kunnen verdrijven. Toen heeft
Napoleon 750,geschonken om de
aangerichte verwoestingen te kunnen
herstellen.
Na de jongste wereldoorlog zijn kerk
en toren opnieuw gerestaureerd. Dat
was wel nodig, ook vanwege de inun
datie door de inwerking van het zoute
water. Toen heeft men voor de toegang
tot de kerk een andere plaats gekozen,
n.l. onder de toren. Voordien kon men
in de toren komen door een zijdeur, nog
vroeger door twee zijdeuren, maar de
ene is al lang geleden dichtgemetseld.
Onder die ene overgebleven zijdeur lag
als drempel een grote steen. Een zwerf
steen uit de ijstijd, waartoe ook de ste
nen uit de Drentse hunebedden behoren.
Hoe komt deze kei hier in Seroosker
ke terecht?
Serooskerke (W.) Ned. Herv. Kerk
In de vorige eeuw woonde in Middel
burg een oudheidkundige, jhr. C. A.
Rethaan Macaré, die de steen beschouw
de als een offersteen, opgegraven uit
een vluchtheuvel. Het nabijgelegen bos
van de buitenplaats Noordhout zou een
heilig woud geweest zijn.
De steen is 1.80 meter lang, 0,70 me
ter breed en 0,37 meter dik. In het mid
den is een gleuf en die zou dan volgens
bovengenoemde oudheidkundige ge
diend hebben voor de wegvloeiing van
het offerbloed. Niemand weet precies
de betekenis van deze steen. Wat we
wel weten is dat de steen die nu naast
de toren ligt, na een paar eeuwen dienst
gedaan te hebben als drempel van de
torendeur.
Op elk der posten van het hek staat
een klimmende leeuw met het oude
wapen van het ambacht Serooskerke;
een kerk met drie rozen. De naam Se-
roos-kerke heeft echter niets met rozen
te maken. Is waarschijnlijk ontstaan
uit de persoonsnaam Alart (de naam Al-
laart komt hier nog voor). Uit Ser
Alartskerke is via de verbasteringen
Ser Aertskerke en Saroirtskerk de te
genwoordige naam ontstaan.
In 1577 kreeg de hervormde gemeen
te een eigen predikant, tevoren was het
een r.k. bedehuis.
Een paar bekende predikanten waren:
Bemardus Somer (1664-1667), die met
Margaretha de Ruyter was getrouwd,
een dochter van Michiel.
Mattheus Gargon, de schrijver van
het bekende werk „De Walcherse Ar
cadia" deed hier dienst 1702-1707. Beide
zijn van hier naar Vlissingen vertrok
ken. Van 1920 tot 1924 stond hier de be
kende dr. J. H. Gunning.
Grafmonument.
In de kerk bekijken we de fraai be
sneden preekstoel met het jaartal 1661
en een staande grafzerk van de familie
Van Tuyll van Serooskerke. Hij, Phili-
bert, was een van de vroegere am
bachtsheren van Serooskerke. De bur
gerlijke gemeente heeft afstand gedaan
van de drie roosjes als wapen en zijn
wapen overgenomen (met verandermg
van kleuren), n.l. 3 gouden hondenkop
pen op een blauw veld. Dit wapen is
nog te zien op een gevel vlak bij de
kerk.
De vrouw van Philibert was Vincen-
tia Magdalena van Smieten. Op het mo
nument staan ze in biddende houding
met een hondje (het zinnebeeld van
trouw) aan hun voeten. Aan weerskan
ten van de grafsteen bevinden zich 16
wapens van voorname families, die met
het echtpaar verwant waren. Behalve
hun eigen wapens lezen we plaatsna
men die nog bestaan, zoals Borssele,
Naaldwijk, Ophemert, van Wijngaarden.
De grootvader van deze Philibert (die
dezelfde naam droeg) had in 1567 de
ambachtsheerlijkheid Serooskerke ge
kocht uit de failliete boedel van Maxi-
miliaan van Bourgondië, de laatste heer
van Veere. Plij noemde zich echter niet
naar deze plaats, maar naar Seroosker
ke op Schouwen, welke heerlijkheid
deze familie reeds bezat. Ook kocht
Op 21 maart j.l. hield de V.V.V. Oud
dorp haar jaarlijkse algemente leden
vergadering in Hotel Duinzicht te Oud
dorp.
De voorzitter 'de heer J. C. Komte-
bedde deelde de vergadering mede, dat
dit een bijzondere vergadering was
omdat de sekretaris de heer Joh. Koek
op 20 febr> j.L, 25 jaar bestuurslid en
sekretaris van de vereniging was.
Hij memoreerde dat de iheer Koek
in de na-oorlogse tijd één van de pio
niers is geweest van het vreemdelin
genverkeer in Ouddorp en 'dat hij in
zijn funktie een 'belangrijke 'bijdrage
heeft kunnen leveren aan de ontwikke
ling hiervan.
Tot voor 'de benoeming van een vaste
medewerker is hij tevens belast ge
weest met de inlichtingendienst die hij
thuis verrichte. Hij dankte de sekreta
ris mede namens de overige bestuursle
den voor de collegialiteit en! prettige sa
menwerking.
grootvader PhUibert de helft van Bigge-
kerke en van het kasteel Popkensburg
bij St. Laurens. Hij was burggraaf van
Zeeland en rentmeester-generaal Be-
wester Schelde, rooms-katholiek en een
tegenstander van de prins van Oranje.
Toen de laatste in 1573-,'74 Middelburg
belegerde, lag er dan ook een sterke
Spaanse bezetting op het kasteel Pop
kensburg, waar Philibert woonde. Maar
het heeft niet geholpen, Middelburg
heeft zich aan de Prins moeten over
geven.
Door huwelijken zijn de kinderen en
kleinkinderen van grootvader Philibert
protestants geworden,ook de Philibert
van het grafmonument. Toen diens
vrouw in 1628 stierf, heeft hij een graf
kelder laten maken in de kerk met de
grafsteen erboven. Hij is later her
trouwd met Cornelia Elisabeth van
Reede, die hem 2 zonen schonk. In 1661
is hij gestorven en bij zijn eerste vrouw
begraven. De ambachtsheerlijkheid Se
rooskerke is kort daarna op een ander
geslacht overgegaan.
Ook in Kapelle en Stavenisse zijn ge
denktekenen van dit oude geslacht. Dat
in Stavenisse is bijzonder mooi en heeft
zo goed als niet geleden van de storm-
ramp van 1 februari 1953, die in het
dorp vreselijk heeft gewoed en veel
slachtoffers gemaakt. Een paar jaar ge
leden heb ik het nog gezien, een prach
tige marmeren graftombe van de am
bachtsheer Hieronymus van Tuyll van
Serooskerke, die in 1669 gestorven is.
Nog bestaan er nakomelingen van dit
geslacht.
Als u soms een brief schrijft, zet dan
achter dit Serooskerke een W., dat be
tekent Walcheren. Dit in onderscheiding
van Serooskerke (S.) op Schouwen.
Beide dorpen zijn nu geen zelfstandige
gemeenten meer.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Wat betreft de uitbreiding van de
logiesakkomodatie heeft recr. terrein
Toppershoedje een aanzienlke uitbrei
ding ondergaan en is camping „In 't Op
per" erbij gekomen.
Maar de gang van zaken met betrek
king tot het plan „De Kriekel" veront
rust het bestuur. Vooral wat 'betreft de
akties die hierover worden gevoerd,
worden door het VVV-bestuur zeer be
treurd.
De voorzitter vond het zeer 'betreu
renswaardig dat er wordt getracht het
publiek te doen geloven dat „De Krie
kel" een uitzonderlijk natuurgebied is,
dat 'geheel verloren zou 'gaan.
Hij wees er daarentegen op dat h.v.
'de campings rondom de Klarebeekweg
t.w. De Toekomst en Ouwe Stee o.a.
en camping De Groene Weide van
Gem. Rotterdam aan natuurschoon heb
ben gewonnen, dat dit voorheen ook
agrarische gronden waren die aan ver
stuivingen onderhevig waren en dat,
toen 'de Gemeenteraad het plan „De
Kriekel" vaststelde, dit ook een! agra
risch gebied was. Het zou juister zijn
als men meer oog had voor de manier,
waarop 'de rekreatieplannen in onze
'gemeente worden uitgevoerd, deze 'kun
nen naar onze mening ten voorbeeld
worden gesteld aan andere 'gebieden.
Uit het jaarverslag van de jubileren
de sekretaris de heer Joh. Koek, bleek
dat 1974 voor de vakantieganger wei
nig mooi weer heeft gebracht, wat tot
gevolg 'heeft gehad 'dat de dagjesmen
sen het af lieten weten en' waardoor
de 'bedrijven die het daarvan groten
deels moeten hebben, veel schade heb
ben geleden.
Maar het aantal verblijfsrecreanten
is hetzelfde gebleven n.l. plm. 11.000.
Verder werd de agenda vlot afge
werkt, waarbij dient te worden opge
merkt dat de sekretaris de heer Joh.
Koek en de heer Chr. Demoet 'beiden
weer met grote meerderheid van stem
men werden herkozen als bestuursle
den.
De exploitatierekening van 1974 en
de begroting over 1975 werden zonder
vragen, op- of aanmerkingen goedge
keurd en vastgesteld.
Door de vergadering werd aan het be
stuur machtiging verleend tot aankoop
grond voor de bouw van een nieuw
VVV-kantoor en voor de kostenbereke
ning.
Het nieuwe VW-kantoor zal ver
schijnen aan ide Hofdijksweg, bij de en
tree van Ouddorp, in het zgn. Plan Oost
II, waarvoor de Gem. Goedereede reeds
een stukje grond heeft gereserveerd.
Hierna werd de niet druk bezochte
vergadering door de voorz. gesloten.
|V^ERVO L GVERHAAL
door COR VAN HARTEN
[25
,,Dat is toch geen reden om zo te keer
te gaan? Per slot van rekening is het
zijn eigen schuld. Hij voer toch, met een
sleep achter zich, met zakkend water de
haven binnen? De ouwe is eerzuchtig.
Maar als er iets misloopt, zijnwij de
dupe".
„Ellendig is dat", beaamde Maarten.
.Maar wat kun je daaraan doen? Een
schipper en een vader zijn heer en
meester".
Ze liepen naar een café, bestelden
een biertje. Leen zat met een veronge
lukt gezicht achter zijn glas.
„Kom nou, joh!" zei Maarten. „Je
K>oet niet blijven mokken. Straks is al
les voorbij; is alles weer over".
..Jij kent mijn vader niet", gromde
Leen. „Hij is een hórdè, hij geeft het
nóóit over. En moeder is de goedheid
zelve. Ik snap niet hoe zij vroeger zin
m hem gekregen heeft".
„Jouw vader is toch allang schipper?"
„Ja, van vóór zijn trouwen af".
„Als een vrouw een schipper trouwt,
is haar bedje gespreid", zei Maarten
wijsgerig. „Jouw moeder heeft er vroe
ger óók zo over gedacht".
„Maar nu niet meer, dat weet ik ze
ker. En nou is het te laat".
Ze bleven nog een poosje zitten. Leen
staarde somber voor zich uit. „Wat een
taaiedacht Maarten. „Hij is net
eender als zijn vader; de appel valt niet
ver van de stam".
Het werd avond; ze verlieten het café.
Ze gingen „toeren" in de Keizerstraat.
Van het strand naar de Scheveningse-
weg, en dan weer terug. Steeds hetzelfde
traject. Van lieverlee kwamen er meer
jongens en meisjes, want de Keizer
straat is de verzamelplaats van alles
wat jong is en warmbloedig. Temidden
van zijn kameraden ontdooide Leen. Na
korte tijd zag Leen de dingen veel lich
ter. Hij begreep niet dat hij, zo kort ge
leden nog, zo somber was geweest. Nu
voelde hij zich opgelucht, haast blij. „De
ouwe heer moet zulke geintjes niet meer
uithalen", zei hij monter. „Ik sla hem
op z'n head, wat denkt hij wel? Ik kom
voor mijn moeder op".
Ze liepen naar de boulevard, gingen
op de hekjes langs het strand zitten; ze
gekten met de meisjes die daar flaneer
den. Daar zag hij Marie, een blonde
schoolvriendin van vroeger. Ze droeg
burgerkleren „juffrouwtjesgoed" zei
den de jongens en ze lachte tegen
Leen."
„Daar heb je één van de helden van
het gesleepte schip", zei ze plagend.
„Hoe voel je je nou. Leen?"
„Ik heb veel liever jouw op sleep
touw", zei Leen. „Dan moet je wel met
mij mee en dan iDracht ik jou ergens
naar toe".
„Moet je mij dan persé slepen?"
vroeg ze lacherig.
„Als je vrijwillig met mij mee wil,
des te beter, dan kunnen we meteen
wel gaan". Hij sprong van het hekje af,
liep naar haar toe.
Maar waarom moest hij nu opeens
denken aan Scarborough? Aan het blote
van de musicerende meisjes in de grot?
Hij voelde zich zo wonderlijk van bin
nen, zo anders, zo vreemd; hij kon dat
niet thuisbrengen, omdat hij dit nog
nooit had ervaren. Maar plotseling
kwam zijn maag in opstand. Hoe kan
dat nou, vroeg Leen zich af; ik heb toch
maar een paar glazen bier op. Hij werd
misselijk, moest overgeven, en hij
schaamde zich voor de meisjes, die ver
schrikt achteruit weken.
„Jij stinkt naar alcohol", zei Marie
verachtelijk. „Als je niet tegen bier
kunt, moet je het ook niet drinken, gar
naal".
„Och, hij had nog niet gegeten", ver
goelijkte Maarten. „Hij heeft mot gehad
met zijn ouwe heer; daarom moest hij
voorlopig de deur uit".
Nu hij zijn maag geledigd had, knapte
Leen snel op. „Ik ga naar huis", zei hij.
„Ik moet eerst eten hebben, jongens.
Ajuus".
Hij stak de Strandweg over, ging via
de Schuitenweg naar de straat zonder
stoepen; maar zijn hart klopte bange-
lijk. Hij trachtte het te sussen met
moedgevende woorden.
„Ik neem niks meer, helemaal niks...
Van nu af aan sla ik terug, en zo hard
mogelijk, al ben jij duizenmaal mijn
vader".
De straatlantarens brandden, ze ver
spreidden een gelig licht. Hij naderde
zijn huis, liep langzaam door het nauwe,
donkere poortje, voorzichtig; tastend
met de handen om zich niet te stoten
aan de muren en om geen rumoer te
maken. Hij luisterde aan het raam,
maar hoorde niets. Hij zocht in de duis
ternis naar de deurkruk, vond hem;
toen stapte hij resoluut naar binnen.
Alleen Moeder was in de kamer. Bij
het bevende licht van een olielampje las
ze een stichtelijk boek. Haar nachtmuts
was afgezakt, liet grijzende haar glans
de en zij had kringen om haar ogen.
Haar ^anse voorkomen was vermoeid.
Zij keek hem strak aan.
„Zo", zei ze. „Ben je eindelijk thuis
gekomen? Waar heb je de hele avond
uitgehangen? Ik zal de prak opwarmen,
dan kun je eerst eten. Daarna wil ik
eens met jou praten".
Leen schrokte z'n eten naar binnen.
Hun gesprek daarna duurde lang.
Fluks repte Gré zich in de keuken, ze
had het druk tegenwoordig. Zo gauw ze
daartoe in -staat was, was ze weer uit
werken gegaan; het moest wel, haar
man verdiende niet zoveel, 's Morgens
om half negen bracht ze de baby naar
haar moeder, die dadelijk bereid was
om voor haar kleinzoon te zorgen. Vlug
pakte ze het flesje met de voeding, hield
het tegen haar wang om de temperatuur
te controleren, nam kleine Jantje op
schoot en hield de fles bij zijn mondje.
Gulzig schrokte het kind de melk naar
binnen.
„Nou-nou!" praatte Gré, alsof ze
meende dat het kind haar begreep;
„kalm een beetje! Je krijgt je portie
heus wel, hoor! Ik moet er niets van
hebben".
Ze legde de baby handig in de kinder
wagen, schikte de dekentjes recht, haal
de een paar schone luiers en wat ander
kindergoed uit de kast en legde die aan
het voeteneinde in de wagen. Dan deed
ze een schoon schort voor, pakte haar
omslagdoek, sloot de deur en reed de
wagen naar haar moeder.
Dat deed zij vier dagen in de week.
Veel te veel, vond moeder Tina, twee
dagen is meer dan genoeg. Doch Gré
kan het niet verkroppen' dat ze nog niet
veel meubels en spulletjes had; dat zij
nogal sober getrouwd was. O, het was
haar eigen schuld; wanneer zij dit al
niet van zichzelf zou weten hadden de
mensen het haar wel verteld, haar va
der het allermeest. Zij 'Was er nu wel
ten volle van overtuigd.
Zodra zij kon, was ze weer naar een
werkhuis gegaan, heel gewoon om af en
toe eens wat nieuws te kunnen aan
schaffen. Van haar mans verdienste
ging dat niet; maar daar kon hij ook
niets aan doen. Hij kon niet meer dan
vissen en dat deed hij. Dat er weinig
haring in zijn netjes zwom was zijn
schuld niet. Hij verdiende wel hun da
gelijks brood en wat daarmee samen
hing, maar ze kon er niets van over
houden. En zij was jong, handig, gewil
lig en gewend te werken. Zij bezat twee
rechterhanden, volgens moeder Tina al
thans. De mevrouwen zaten om haar te
springen, zogezegd. Als zij wilde kon ze
zes volle dagen'uit werken gaan voor
een goed loon. Maar dat was te gek,
daarvoor was zij niet getrouwd. Ze had
een man die voor haar de kost verdien
de; haar inkomen moest bijverdienste
blijven.
Soms kreeg zij van haar mevrouw
kleertjes voor Jantje; wel eens nieuw
meestal gedragen, maar nog knap. Rom
mel moest zij niet hebben. Ze hield er
van de baby steeds^ wat anders aan te
trekken, ze wou graag goed met hem
voor de dag komen; daar was zij moe
der voor. Zelf zag ze er ook altijd pront
uit.
(Wordt vervolgd)