IIAnDEIt tllEUWS m Meubelshow Overdenking De kerk van Serooskerke Zeeuwse wandelingen Vrijdag 28 maart 1975 No. 4375 KIJKVENSTER Zaterdag 29 maart 2e paasdag 1417 uur. Vrij toegang. INTERMEUBEL Meelstraat 31 Zierikzee uit de Heilige Schrift V.V.V. Ouddorp hield ledenvergadering C. KIEVIT ZN. Centrale Verwarming SOMMELSDIJK Telefoon (01870) 26 09 DE MEEUWEN [SCHREEUWEN GELUK l GELUK ibJad ibiik op kerk [en samenleving Openbare belijdenis Een keuze Het sacrament van Palmzondag 'm deze week tussen de Palmzondag »n de Paasdagen gaan onze gedachten St naar de velen die in het midden van de gemeente hun geloof hebben beleden of dat nog zullen doen. In ver- rewe- de meeste gemeenten geschiedt At op de Palmzondag, in sommige ge- :^enten ook wel op de Eerste of Twee de Paasdag. u u Bij de belijdenis van het_ geloof heb ben ive te doen met een vrij jong ge bruik dat in de tij'd van de Refor matie en van de Nadere Reformatie onbeliend was. Wel heeft de Dordtse Kerkorde voorgeschreven dat zij die toegang vragen tot het HeiUg Avond maal belijdenis moeten doen van de Gereformeerde religie en het getuigenis moeten iiebben van een vrome wandel. Maar het onderzoek daarnaar had plaats door en voor de kerkeraad. Belijdenis doen in het midden van de (gemeente Icwam pas op in de vorige eeuw. Dat is ook de oorzaak waarom we niet in het bezit zijn van een formulier voor deze kerkelijke plechtigheid. In sommige gemeenten gebruikt men er de zogenaamde „Vragen van Voetius" voor ■jie echter niet bij de bekende litur- ische formulieren te vinden zijn). De '«reformeerde Kerken hebben in 1923 #n eigen formulier ontworpen, de Ne derlandse Hervormde Kerk heeft in het Jbienstboek in ontwerp" ook een for- ifiulier opgenomen, dat echter niet ver- Jblicht is. Op deze wijze kan iedere pre dikant doen wat igoed is in zijn ogen... We moeten ons ieder jaar weer ver- «ponderen over het feit dat er overal %€er ouderen en jongeren zijn, die door J%un ja-woord zich willen verbinden aan ^e dienst van God. Dat is met name onze tijd een bewuste keuze. Vroe- |er kwam het wel voor dat men maar elijdenis deed om op deze manier de levolgde catechisaties af te ronden, of pmdat men een kind had te dopen. Wie peen belijdenis deed op een bepaalde eftijd vormde een uitzondering van de egel. Vandaag de dag liggen de ver houdingen precies andersom. Niemand ^ordt ertoe verplicht, en het is een rotere stap openlijk voor de diehst des ieeren te kiezen dan het na te laten. Jen kan er in geen geval eer mee in- aeggen! Toch moeten we de openbare belij- ■penis van het geloof ook weer niet al *te zwaar belasten. Het is niets minder dan de schakel tussen doop en avond- jfliaal, maar ook niets méér. In sommige ringen doet men alsof dat nu het hoog ste is wat men' bereiken kan: belijdenis Jloen van het geloof. IMisschien was dat in het verleden ^og sterlcer dan nü. Ik vond althans in Catechismuspreken van Ds. H. J. de Sroot („Uit de middagpreek") de vol- igende geestige passage,die ik u niet |wil onthouden: „De Catechismus telt twee sacra menten. De roomse Kerk telt er ze ven. En wij tellen er drie. Welk is dan ons derde sacrament? Dat is het wijdluftig sacrament van de Palm zondag: de bevestiging der nieuwe le den; wanneer de kerk vol is van het ene eind tot het andere. Het glanspunt van het ganse kerkelijk jaar. De Doop? Nu jaEn het Avond maal? Vooruit! IVIaar ide bevestiging van de nieuwe leden: dan komt de achterban op: grootvader, ;die in veer tig jaar de kerk niet meer van bin nen gezien heeft; en grootmoeder, die anders niet zo lang kan stilzitten; en ome Hendrik die van dimonees niets hebben moet; en tante Piet die de bijbel kent van achter naar voor ïïaar dit protestantse sacrament! Hoe den en petten af. Nu komt het erop aan... Wat is dit eigenjijk, met ons Palm zondag-sacrament? Dit is onze te rugval tot Rome, met het vormsel. En tot het heidendom: dat die acht tien, negentienjarigen de doop en het avondmaal met Gods beloften en al, in de schaduw zullen stellen". Deze preken dateren van voor de oor log. En ze zijn van wijlen Ds. De Groot, die geestig was, maar weleens aan over drijving leed. IVlaar helemaal ongelijk had hij niet. Waarnemer. „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" (IVIattheus 27 46). Het is stil geworden op Golgotha. De vloeken hebben weerklonken. Chris tus werd gesmaad en gehoond: Indien Gij Gods Zoon zijt, kom af van het kruis! Bittere haat openbaarde zich je gens de Heere Jezus. Het is een duivels 'gebeuren, als een stervend mens bespot wordt. Hier werd de Borg van Zijn Kerk geplaatst tegenover de woede van de duivel, als de Vorst van de hel en: van de dood. IVlaar alles moest verstommen, toen een plotseling gebeuren schrik teweeg bracht. Het werd midden op de dag donker, zodat de mensen elkander niet konden zien. Het was, alsof de na tuur, de schepping ging rouwen over het vreselijke gebeuren, dat daar op Golgotha plaatsvond. Het werd stil rondom het Kruis, waaraan de Midde laar iging sterven. Plotseling echter werd 'de stilte door broken, doordat een bange kreet ge hoord wordt: „Eli, Eli, lama sabachta- ni?" De nood is zo' hoog gekomen, de aanvechting is zo hevig geworden, Christus heeft zo moeten zien In de peil loos diepe afgrond van de verlatenheid, dat alleen de schreeuw vanuit de nood overblijft. Hier stokken alle woorden. Hier moe ten wij de adem inhouden. God door God verlaten. Onvoorstelbaar. Daar kunnen wij niet over spreken, daar kunnen we slechts over stamelen'. De ze nood van de Heere Jezus gaat alle begrippen te boven. Welk gebeuren vond daar plaats op Golgotha? Daar openbaarde zich de eeuwige toorn Gods. Wij hebben God verlaten, wij zijn in de zonde gevallen; vanuit ons, mensen, is er de totale on mogelijkheid, om nog ooit zalig te worden. Ons leven ligt onder de vloek Gods; wij zijn de toorn Gods waardig. Maar nu is het een heel verschil, of wij dat beseffen, of niet. Het kan zijn, dat we erover heen leven, dat we onze schuld niet wülen zien. Het kan ook anders. Dan gaan wij belijden: „UW doen is rein. Uw vonnis gans rechtvaar dig". En nu kunnen "wij, mensen, niet beseffen, hoe zwaar de last van de eeuwige toorn van God is. Want als wij daar slechts een' heel klein gedeel te van zouden voelen, dan zouden wij verteerd worden. Maar hier zien wij, wat de zonde te weeg heeft gebracht. Christus lijdt on der het verschrikkelijke oordeel over de zonde. Hij moet ervaren, wat het is, als God zich terugtrekt; de Heere Je zus roept uit de bange nood, maar er is geen antwoord. Dat zal zijn tot diepe beschaming. En het is 'groot, als we daar iets van kennen. Want dan leren we, te buigen onder Gods oordeel. Dan leren we 'be lijden: „Die straf, Heere, heb ik ver diend". Dan zien we, dat de plaats van Christus eigenlijk onze plaats is. Doch daar kan het niet bij 'blijven. Want het besef, verloren te moeten 'gaan, as vreselijk; dat is ondraaglijk. Maar dan ligt daar ook de vertroosting. Want Christus heeft die diepe smart 'doorleden, opdat Zijn ganse Kerk van die verlatenheid, van die straf verlost zou worden'. Want in die vreselijke ver latenheid ligt het 'getuigenis aangaande de verzoening opgesloten. Christus heeft het gedragen, opdat er hoop kan zijn voor de Kerk des Heeren. Daarom roept de Heilige Schrift ons steeds weer op, onze zonden te belijden. Want als we daardoor in benauwdheid worden gebracht, zal het uitdrijven tot 'de Heere Jezus. Dan kan het wel don ker zijn, maar dan is er geen plaats voor 'de wanhoop. Het wijst echter w^el op de noodzaak van bekering. We moe ten ons afvragen, hoe wij staan voor de Heere. Is er 'in ons leven dat roepen! tot God om vergeving der zonden? We mogen niet leven in een onheilige zorgeloosheid. Want wat het is, om te komen onder het eeuwige oordeel, zien wij op Golgotha. Hoe zullen wij ontko men, als wij op zo'n grote zaligheid 'geen 'acht 'geven? Wat een zaligheid ligt er daarentegen in het leven met Christus. Dan is het weliswaar een leven, vol van strijd, maar ook leven vol van de nabijheid en de vertroosting van Christus. Want de strijd blijft. Daar waar leven is, daar is ook 'de duivel aanwezig, met zijn be- strijdingen. Wat kan het dan benauwd zijn; dan lijkt het wel, dat de duivel overwint, en Gods werk teniet gedaan wordt. Maar géén nood! Want Christus heeft overwonnen. In Zijn roep uit de 'bittere nood mag de Kerk des Heeren ook de prediking der verzoening horen. Daar komt bij, dat de Heere zich wel eens voor een tijd verbergt. Dan kan het 'gebed niet uitgaan, dan wordt het als het ware teruggebogen. Dat doet de Heere, om het geloof van Zijn kinderen te 'beproeven. Dat is éan een donker leven. Dan wordt de Psalmist begre pen: „'k Zal tot God, mijn Steenrots, spreken: waarom. Heer', vergeet Gij mij?" Maar Hij verlaat niet voor eeuwig. Jesaja getuigt van Godswege: „voor een klein ogenblik verlaten, met eeuwige ontfermingen aangenomen'". Dat is de toekomst van Sion. En als dan na de benauwdheid het licht van Gods ge nade doorbreekt, dan zal de vreugde des 'heils des te groter zijn. Ja, dan mag het gezegd worden, dat daar op Golgotha een groot wonder' is 'gebeurd. Want daar heeft Christus Zijn zondaarsliefde geopenbaard. Hij heeft zichzelf er voor over gehad, opdat Zijn Kerk zou zalig worden. Gaat ons hart dan uit naar Hem alleen? De 'genietin gen van de wereld kunnen ons hart niet vervullen, maar de liefde van Christus wel. Als we maar enigszins zien, wat Christus daar doorleden heeft, dan kun nen! we er niet meer onverschillig on- 'der blijven. Bidt daarom, dat de Geest des Hee ren dat in uw leven zal openbaren. Bidt om het leven door Christus' werk in plaats van de dood, waarin wij ver keren. Dan wil 'de Geest de lijdende en stervende Borg tonen. Daarbij schieten alle woorden' tekort. Maar dat is niet erg. Want dan is er plaats voor de woorden van Christus: „Ik werd verla ten. Ik Schreeuwde uit de bittere nood, Ik werd door de banden van de dood omvangen en door de angst der hel ver schriktopdat Ik vertroosten kan. In aanvechtingen, in benauwdheid, in droefenis, ja zelfs in de dood". Hij leert Zijn Kerk zingen, nadat zij uit grote nood tot haar Borg geroepen had: „Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig. De Heere is groot, genadig en rechtvaardig, en onze God ontfermt zich op 't igebed". Zegveld. W. Arkeraats. „EÏLANDEN-NIEUWS" het meest gelezen blad op Goeree-Overflakkee Onlangs was ik in de gelegenheid wat meer over Serooskerke en zijn kerk aan de weet te komen. In de con sistorie werden er dia's vertoond en daarna bezochten we de kerk en de om geving van het dorp. Vroeger lagen hier een paar mooie buitenplaatsen. Maar van Noordhout met het grote bos is niets meer over en van „'t Hult Om" al leen nog een boerderij van die naam. Het mooie Vrederust temidden van bo men en struiken bestaat echter nog, het heet nu Welgelegen. De kerk. En de kerk is er ook nog, vermoedelijk op het eind van de twaalfde eeuw ge sticht. Na die tijd meermalen verwoest en weer opgeknapt. Dat is ook het ge val geweest in de jaren 1572 tot 1574. Toen had geheel Walcheren de zijde van prins Willem gekozen, behalve Mid delburg, waarin nog een Spaanse be zetting lag. In die jaren zijn er heel wat kerken op Walcheren vernield, waar van er sommige nooit meer opgebouwd zijn. In 1809 landden de Engelsen bij Vrou wenpolder met de bedoeling de Fransen uit Zeeland te verjagen. Ze gebruikten deze kerk als kazerne en dan wordt het gebouw er niet beter van. De Engelsen zijn maar een half jaar gebleven en ze hebben de Fransen niet definitief kunnen verdrijven. Toen heeft Napoleon 750,geschonken om de aangerichte verwoestingen te kunnen herstellen. Na de jongste wereldoorlog zijn kerk en toren opnieuw gerestaureerd. Dat was wel nodig, ook vanwege de inun datie door de inwerking van het zoute water. Toen heeft men voor de toegang tot de kerk een andere plaats gekozen, n.l. onder de toren. Voordien kon men in de toren komen door een zijdeur, nog vroeger door twee zijdeuren, maar de ene is al lang geleden dichtgemetseld. Onder die ene overgebleven zijdeur lag als drempel een grote steen. Een zwerf steen uit de ijstijd, waartoe ook de ste nen uit de Drentse hunebedden behoren. Hoe komt deze kei hier in Seroosker ke terecht? Serooskerke (W.) Ned. Herv. Kerk In de vorige eeuw woonde in Middel burg een oudheidkundige, jhr. C. A. Rethaan Macaré, die de steen beschouw de als een offersteen, opgegraven uit een vluchtheuvel. Het nabijgelegen bos van de buitenplaats Noordhout zou een heilig woud geweest zijn. De steen is 1.80 meter lang, 0,70 me ter breed en 0,37 meter dik. In het mid den is een gleuf en die zou dan volgens bovengenoemde oudheidkundige ge diend hebben voor de wegvloeiing van het offerbloed. Niemand weet precies de betekenis van deze steen. Wat we wel weten is dat de steen die nu naast de toren ligt, na een paar eeuwen dienst gedaan te hebben als drempel van de torendeur. Op elk der posten van het hek staat een klimmende leeuw met het oude wapen van het ambacht Serooskerke; een kerk met drie rozen. De naam Se- roos-kerke heeft echter niets met rozen te maken. Is waarschijnlijk ontstaan uit de persoonsnaam Alart (de naam Al- laart komt hier nog voor). Uit Ser Alartskerke is via de verbasteringen Ser Aertskerke en Saroirtskerk de te genwoordige naam ontstaan. In 1577 kreeg de hervormde gemeen te een eigen predikant, tevoren was het een r.k. bedehuis. Een paar bekende predikanten waren: Bemardus Somer (1664-1667), die met Margaretha de Ruyter was getrouwd, een dochter van Michiel. Mattheus Gargon, de schrijver van het bekende werk „De Walcherse Ar cadia" deed hier dienst 1702-1707. Beide zijn van hier naar Vlissingen vertrok ken. Van 1920 tot 1924 stond hier de be kende dr. J. H. Gunning. Grafmonument. In de kerk bekijken we de fraai be sneden preekstoel met het jaartal 1661 en een staande grafzerk van de familie Van Tuyll van Serooskerke. Hij, Phili- bert, was een van de vroegere am bachtsheren van Serooskerke. De bur gerlijke gemeente heeft afstand gedaan van de drie roosjes als wapen en zijn wapen overgenomen (met verandermg van kleuren), n.l. 3 gouden hondenkop pen op een blauw veld. Dit wapen is nog te zien op een gevel vlak bij de kerk. De vrouw van Philibert was Vincen- tia Magdalena van Smieten. Op het mo nument staan ze in biddende houding met een hondje (het zinnebeeld van trouw) aan hun voeten. Aan weerskan ten van de grafsteen bevinden zich 16 wapens van voorname families, die met het echtpaar verwant waren. Behalve hun eigen wapens lezen we plaatsna men die nog bestaan, zoals Borssele, Naaldwijk, Ophemert, van Wijngaarden. De grootvader van deze Philibert (die dezelfde naam droeg) had in 1567 de ambachtsheerlijkheid Serooskerke ge kocht uit de failliete boedel van Maxi- miliaan van Bourgondië, de laatste heer van Veere. Plij noemde zich echter niet naar deze plaats, maar naar Seroosker ke op Schouwen, welke heerlijkheid deze familie reeds bezat. Ook kocht Op 21 maart j.l. hield de V.V.V. Oud dorp haar jaarlijkse algemente leden vergadering in Hotel Duinzicht te Oud dorp. De voorzitter 'de heer J. C. Komte- bedde deelde de vergadering mede, dat dit een bijzondere vergadering was omdat de sekretaris de heer Joh. Koek op 20 febr> j.L, 25 jaar bestuurslid en sekretaris van de vereniging was. Hij memoreerde dat de iheer Koek in de na-oorlogse tijd één van de pio niers is geweest van het vreemdelin genverkeer in Ouddorp en 'dat hij in zijn funktie een 'belangrijke 'bijdrage heeft kunnen leveren aan de ontwikke ling hiervan. Tot voor 'de benoeming van een vaste medewerker is hij tevens belast ge weest met de inlichtingendienst die hij thuis verrichte. Hij dankte de sekreta ris mede namens de overige bestuursle den voor de collegialiteit en! prettige sa menwerking. grootvader PhUibert de helft van Bigge- kerke en van het kasteel Popkensburg bij St. Laurens. Hij was burggraaf van Zeeland en rentmeester-generaal Be- wester Schelde, rooms-katholiek en een tegenstander van de prins van Oranje. Toen de laatste in 1573-,'74 Middelburg belegerde, lag er dan ook een sterke Spaanse bezetting op het kasteel Pop kensburg, waar Philibert woonde. Maar het heeft niet geholpen, Middelburg heeft zich aan de Prins moeten over geven. Door huwelijken zijn de kinderen en kleinkinderen van grootvader Philibert protestants geworden,ook de Philibert van het grafmonument. Toen diens vrouw in 1628 stierf, heeft hij een graf kelder laten maken in de kerk met de grafsteen erboven. Hij is later her trouwd met Cornelia Elisabeth van Reede, die hem 2 zonen schonk. In 1661 is hij gestorven en bij zijn eerste vrouw begraven. De ambachtsheerlijkheid Se rooskerke is kort daarna op een ander geslacht overgegaan. Ook in Kapelle en Stavenisse zijn ge denktekenen van dit oude geslacht. Dat in Stavenisse is bijzonder mooi en heeft zo goed als niet geleden van de storm- ramp van 1 februari 1953, die in het dorp vreselijk heeft gewoed en veel slachtoffers gemaakt. Een paar jaar ge leden heb ik het nog gezien, een prach tige marmeren graftombe van de am bachtsheer Hieronymus van Tuyll van Serooskerke, die in 1669 gestorven is. Nog bestaan er nakomelingen van dit geslacht. Als u soms een brief schrijft, zet dan achter dit Serooskerke een W., dat be tekent Walcheren. Dit in onderscheiding van Serooskerke (S.) op Schouwen. Beide dorpen zijn nu geen zelfstandige gemeenten meer. Middelburg. L. van Wallenburg. Wat betreft de uitbreiding van de logiesakkomodatie heeft recr. terrein Toppershoedje een aanzienlke uitbrei ding ondergaan en is camping „In 't Op per" erbij gekomen. Maar de gang van zaken met betrek king tot het plan „De Kriekel" veront rust het bestuur. Vooral wat 'betreft de akties die hierover worden gevoerd, worden door het VVV-bestuur zeer be treurd. De voorzitter vond het zeer 'betreu renswaardig dat er wordt getracht het publiek te doen geloven dat „De Krie kel" een uitzonderlijk natuurgebied is, dat 'geheel verloren zou 'gaan. Hij wees er daarentegen op dat h.v. 'de campings rondom de Klarebeekweg t.w. De Toekomst en Ouwe Stee o.a. en camping De Groene Weide van Gem. Rotterdam aan natuurschoon heb ben gewonnen, dat dit voorheen ook agrarische gronden waren die aan ver stuivingen onderhevig waren en dat, toen 'de Gemeenteraad het plan „De Kriekel" vaststelde, dit ook een! agra risch gebied was. Het zou juister zijn als men meer oog had voor de manier, waarop 'de rekreatieplannen in onze 'gemeente worden uitgevoerd, deze 'kun nen naar onze mening ten voorbeeld worden gesteld aan andere 'gebieden. Uit het jaarverslag van de jubileren de sekretaris de heer Joh. Koek, bleek dat 1974 voor de vakantieganger wei nig mooi weer heeft gebracht, wat tot gevolg 'heeft gehad 'dat de dagjesmen sen het af lieten weten en' waardoor de 'bedrijven die het daarvan groten deels moeten hebben, veel schade heb ben geleden. Maar het aantal verblijfsrecreanten is hetzelfde gebleven n.l. plm. 11.000. Verder werd de agenda vlot afge werkt, waarbij dient te worden opge merkt dat de sekretaris de heer Joh. Koek en de heer Chr. Demoet 'beiden weer met grote meerderheid van stem men werden herkozen als bestuursle den. De exploitatierekening van 1974 en de begroting over 1975 werden zonder vragen, op- of aanmerkingen goedge keurd en vastgesteld. Door de vergadering werd aan het be stuur machtiging verleend tot aankoop grond voor de bouw van een nieuw VVV-kantoor en voor de kostenbereke ning. Het nieuwe VW-kantoor zal ver schijnen aan ide Hofdijksweg, bij de en tree van Ouddorp, in het zgn. Plan Oost II, waarvoor de Gem. Goedereede reeds een stukje grond heeft gereserveerd. Hierna werd de niet druk bezochte vergadering door de voorz. gesloten. |V^ERVO L GVERHAAL door COR VAN HARTEN [25 ,,Dat is toch geen reden om zo te keer te gaan? Per slot van rekening is het zijn eigen schuld. Hij voer toch, met een sleep achter zich, met zakkend water de haven binnen? De ouwe is eerzuchtig. Maar als er iets misloopt, zijnwij de dupe". „Ellendig is dat", beaamde Maarten. .Maar wat kun je daaraan doen? Een schipper en een vader zijn heer en meester". Ze liepen naar een café, bestelden een biertje. Leen zat met een veronge lukt gezicht achter zijn glas. „Kom nou, joh!" zei Maarten. „Je K>oet niet blijven mokken. Straks is al les voorbij; is alles weer over". ..Jij kent mijn vader niet", gromde Leen. „Hij is een hórdè, hij geeft het nóóit over. En moeder is de goedheid zelve. Ik snap niet hoe zij vroeger zin m hem gekregen heeft". „Jouw vader is toch allang schipper?" „Ja, van vóór zijn trouwen af". „Als een vrouw een schipper trouwt, is haar bedje gespreid", zei Maarten wijsgerig. „Jouw moeder heeft er vroe ger óók zo over gedacht". „Maar nu niet meer, dat weet ik ze ker. En nou is het te laat". Ze bleven nog een poosje zitten. Leen staarde somber voor zich uit. „Wat een taaiedacht Maarten. „Hij is net eender als zijn vader; de appel valt niet ver van de stam". Het werd avond; ze verlieten het café. Ze gingen „toeren" in de Keizerstraat. Van het strand naar de Scheveningse- weg, en dan weer terug. Steeds hetzelfde traject. Van lieverlee kwamen er meer jongens en meisjes, want de Keizer straat is de verzamelplaats van alles wat jong is en warmbloedig. Temidden van zijn kameraden ontdooide Leen. Na korte tijd zag Leen de dingen veel lich ter. Hij begreep niet dat hij, zo kort ge leden nog, zo somber was geweest. Nu voelde hij zich opgelucht, haast blij. „De ouwe heer moet zulke geintjes niet meer uithalen", zei hij monter. „Ik sla hem op z'n head, wat denkt hij wel? Ik kom voor mijn moeder op". Ze liepen naar de boulevard, gingen op de hekjes langs het strand zitten; ze gekten met de meisjes die daar flaneer den. Daar zag hij Marie, een blonde schoolvriendin van vroeger. Ze droeg burgerkleren „juffrouwtjesgoed" zei den de jongens en ze lachte tegen Leen." „Daar heb je één van de helden van het gesleepte schip", zei ze plagend. „Hoe voel je je nou. Leen?" „Ik heb veel liever jouw op sleep touw", zei Leen. „Dan moet je wel met mij mee en dan iDracht ik jou ergens naar toe". „Moet je mij dan persé slepen?" vroeg ze lacherig. „Als je vrijwillig met mij mee wil, des te beter, dan kunnen we meteen wel gaan". Hij sprong van het hekje af, liep naar haar toe. Maar waarom moest hij nu opeens denken aan Scarborough? Aan het blote van de musicerende meisjes in de grot? Hij voelde zich zo wonderlijk van bin nen, zo anders, zo vreemd; hij kon dat niet thuisbrengen, omdat hij dit nog nooit had ervaren. Maar plotseling kwam zijn maag in opstand. Hoe kan dat nou, vroeg Leen zich af; ik heb toch maar een paar glazen bier op. Hij werd misselijk, moest overgeven, en hij schaamde zich voor de meisjes, die ver schrikt achteruit weken. „Jij stinkt naar alcohol", zei Marie verachtelijk. „Als je niet tegen bier kunt, moet je het ook niet drinken, gar naal". „Och, hij had nog niet gegeten", ver goelijkte Maarten. „Hij heeft mot gehad met zijn ouwe heer; daarom moest hij voorlopig de deur uit". Nu hij zijn maag geledigd had, knapte Leen snel op. „Ik ga naar huis", zei hij. „Ik moet eerst eten hebben, jongens. Ajuus". Hij stak de Strandweg over, ging via de Schuitenweg naar de straat zonder stoepen; maar zijn hart klopte bange- lijk. Hij trachtte het te sussen met moedgevende woorden. „Ik neem niks meer, helemaal niks... Van nu af aan sla ik terug, en zo hard mogelijk, al ben jij duizenmaal mijn vader". De straatlantarens brandden, ze ver spreidden een gelig licht. Hij naderde zijn huis, liep langzaam door het nauwe, donkere poortje, voorzichtig; tastend met de handen om zich niet te stoten aan de muren en om geen rumoer te maken. Hij luisterde aan het raam, maar hoorde niets. Hij zocht in de duis ternis naar de deurkruk, vond hem; toen stapte hij resoluut naar binnen. Alleen Moeder was in de kamer. Bij het bevende licht van een olielampje las ze een stichtelijk boek. Haar nachtmuts was afgezakt, liet grijzende haar glans de en zij had kringen om haar ogen. Haar ^anse voorkomen was vermoeid. Zij keek hem strak aan. „Zo", zei ze. „Ben je eindelijk thuis gekomen? Waar heb je de hele avond uitgehangen? Ik zal de prak opwarmen, dan kun je eerst eten. Daarna wil ik eens met jou praten". Leen schrokte z'n eten naar binnen. Hun gesprek daarna duurde lang. Fluks repte Gré zich in de keuken, ze had het druk tegenwoordig. Zo gauw ze daartoe in -staat was, was ze weer uit werken gegaan; het moest wel, haar man verdiende niet zoveel, 's Morgens om half negen bracht ze de baby naar haar moeder, die dadelijk bereid was om voor haar kleinzoon te zorgen. Vlug pakte ze het flesje met de voeding, hield het tegen haar wang om de temperatuur te controleren, nam kleine Jantje op schoot en hield de fles bij zijn mondje. Gulzig schrokte het kind de melk naar binnen. „Nou-nou!" praatte Gré, alsof ze meende dat het kind haar begreep; „kalm een beetje! Je krijgt je portie heus wel, hoor! Ik moet er niets van hebben". Ze legde de baby handig in de kinder wagen, schikte de dekentjes recht, haal de een paar schone luiers en wat ander kindergoed uit de kast en legde die aan het voeteneinde in de wagen. Dan deed ze een schoon schort voor, pakte haar omslagdoek, sloot de deur en reed de wagen naar haar moeder. Dat deed zij vier dagen in de week. Veel te veel, vond moeder Tina, twee dagen is meer dan genoeg. Doch Gré kan het niet verkroppen' dat ze nog niet veel meubels en spulletjes had; dat zij nogal sober getrouwd was. O, het was haar eigen schuld; wanneer zij dit al niet van zichzelf zou weten hadden de mensen het haar wel verteld, haar va der het allermeest. Zij 'Was er nu wel ten volle van overtuigd. Zodra zij kon, was ze weer naar een werkhuis gegaan, heel gewoon om af en toe eens wat nieuws te kunnen aan schaffen. Van haar mans verdienste ging dat niet; maar daar kon hij ook niets aan doen. Hij kon niet meer dan vissen en dat deed hij. Dat er weinig haring in zijn netjes zwom was zijn schuld niet. Hij verdiende wel hun da gelijks brood en wat daarmee samen hing, maar ze kon er niets van over houden. En zij was jong, handig, gewil lig en gewend te werken. Zij bezat twee rechterhanden, volgens moeder Tina al thans. De mevrouwen zaten om haar te springen, zogezegd. Als zij wilde kon ze zes volle dagen'uit werken gaan voor een goed loon. Maar dat was te gek, daarvoor was zij niet getrouwd. Ze had een man die voor haar de kost verdien de; haar inkomen moest bijverdienste blijven. Soms kreeg zij van haar mevrouw kleertjes voor Jantje; wel eens nieuw meestal gedragen, maar nog knap. Rom mel moest zij niet hebben. Ze hield er van de baby steeds^ wat anders aan te trekken, ze wou graag goed met hem voor de dag komen; daar was zij moe der voor. Zelf zag ze er ook altijd pront uit. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1975 | | pagina 5