iiAriDEn - niEUWs INGER Overdenking Zeeuwse wandelingen 5.3% werklozen op Coeree-Oferflilkie blad Vrijdag 14 maart 1975 No. 4371 KIJKVENSTER uit de HeiKge Schrift C. KIEVIT ZN. Centrale Verwarming SOMMELSDIJE Telefoon (01870) 26 09 >E MEEUWEN SCHREEUWiai GELUKGELUK nog steeds. Deze maand zal er in Elber- feld zelfs een Kohlbrügge-herdenking zijn, waarbij ook verschillende Neder landers het woord zullen voeren. Zo spreekt deze „onheilige heilige" nog nadat hij gestorven is. WAARNEMER. iiiii blik op kerk en samenleving Kohlbrügge Tragiek Zijn laatste dagen Op 5 maart j.l. was het 100 jaar ge- Ipden dat Dr. Herman Friedrich Kohl- hrügEe in Elberleld overleed. Hij was rineetwijfeld één van de grootste theo logen van de 19de eeuw, en, hoewel door de officiële kerk en theologie van riin dagen miskend, heeft hij met alleen ffidens zijn leven velen gesticht en ver- toost in prediking en geschrift maar Aok na zijn dood „school" gemaakt V Overigens heeft Kohlbrügge dat laat- •Ite nooit gewild. Hij vond zichzelf on- lelangrijk, het ging hem slechts om de Boodschap van het Woord van God, om ionde en genade. Men heeft hem wel eenoemd „de violist met één snaar", liin prediking heeft dan ook iets van eenzijdigheid: altijd weer het thema van de rechtvaardiging van de goddeloze, enkel en alleen door de verdienste van Christus. En wij zijn vlees en wij blij ven vlees. I Het gevolg van deze eenzijdigheid is èeleens geweest dat hij niet begrepen werd of vrienden van zich vervreemdde. Zo heeft niemand minder dan Isaac da losta, die zijn persoonlijke vriend was, jiem beschuldigd van anti-nomianisme. ;Èn omdat hij alle afscheiding van de vaderlandse kerk zag als wettisch en menselijk gepruts, wendden anderen, die met de Afscheiding meegingen, zich 'van hem af. Het tragische van Kohlbrügge is, dat hij, die zo principieel tegen de Afschei ding was, elf jaar lang als ambteloos burger heeft moeten leven omdat de toenmalige liberale colleges in de Herv. Kerk hem geen toegang gaven tot het ambt in die kerkNóg tragischer is dat hij tenslotte predikant is geworden in een afgescheiden gemeente in Wup- pertal, namelijk in de Niederlandisch Eeformierte Gemeinde te Elberfeld, die zelfstandig was gebleven omdat men zich verzette tegen een fusie van Luthersen en Gereformeerden. Het moet een ge weldige voldoening gegeven hebben aan de toen al wat oudere Kohlbrügge, dat hij later nog verschillende malen op Hervormde kansels in Nederland het Woord heeft mogen bedienen, onder an dere in Vianen, Delft, Fijnaart en Am sterdam, en dat hij nog één keer een be roep naar een Hollandse gemeente heeft ontvangen, naar Zoutelande op Wal cheren. Het was de vervulling van het profetische woord, dat hij had uitge sproken toen de toetreding tot de Herv. Kerk hem was belet: „God zal mij ééns recht doen, mijne heren, al was het aan èen vissersdorpje bij de zee Overigens kwam hij niet naar dat vissersdorpje, maar bleef hij zijn Elber- feldse gemeente trouw, waar hij tot het einde toe preekte, catechiseerde en met grote liefde zijn kudde weidde. Zijn laatste preek, in november 1874, was over Psalm 28 6-7: „Gelooft zij de ieere, want hij heeft de stem mijner aekingen gehoordKort daarna berd'hij ernstig ziek, en op dat ziekbed, lat zijn sterfbed zou worden, sprak hij pe bekend geworden woorden: „De een voudige Heidelberger, houdt daaraan vast, kinderen!" In grote aanvechting riep hij eens: „Ach, wat is toch de mens, een dor geraamte! Uit de diepten roep tot U, o God!" Zijn laatste woorden waren: „Dit reet ik, dat ik in Gods handen gegrift |en. Dit is een dag van feestvreugde en fan juichen". In de armen van Ds. tunzli, zijn hulpprediker en opvolger, ■lies hij op 5 maart 1875 de laatste adem |it. i Op het kerkhof van zijn gemeente ^erd Kohlbrügge op 9 maart begraven. is. Kunzli hield een toespraak, waarna |e aanwezigen Psalm 116 zongen. Toen kist in het graf was neergelaten Herpen de leerlingen van de geliefde prediker allen een handvol aarde in het ral, waarna ieder een tekst zei. De gemeente van Kohlbrügge bestaat een verstandige huis vrouw koopt een SIN GER NAAIMACHINE In de zaak van ver trouwen. ZIG-ZAG met dubbel roterende spoel van 369,nu voor 329, geldig tot 28 maart 1975. MIDDELHARNIS (naast Ford) Tel. (01870) 39 75 Reparatie en InruU van alle merken. VERLOOCHENING EN BEROUW „En de Heere, Zich omkerende, zag Petrus aan en Petrus naar buiten gaande, weende bit terlijk". Lucas 22 61 en 62. Hoe is het mogelijk dat de man naar Gods hart David om een beeldschone vrouw tot moord en overspel kwam? Hoe is het mogelijk dat Job van wie we lezen dat hij was „oprecht en vroom en godvrezende en wijkende van het kwaad" toch op een kwade dag zijn ge boortedag vervloekt? Hoe is het mogelijk dat juist Petrus in de nacht van Christus' lijden zijn Mees ter zo verschrikkelijk verloochende? Was niet juist hij het geweest die zo krachtig en klaar zijn geloof had bele den toen duizenden bij Jezus wegliepen: „Gij zijt de Christus de Zoon van de le vende God". En toen hij later deze belijdenis her haalde, had toen niet Jezus gezegd: „En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bou wen, de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen". En nog maar een uur geleden heeft Petrus gezegd: „Heere, ik ben bereid, met U ook in de gevangenis en in de dood te gaan". En nu is het: „Vrouw, ik ken Hem niet!" Hoe is het mogelijk. Calvijn zegt hiervan: De val van Pe trus is een duidelijke spiegel van onze zwakheid. Laten zij die God vrezen maar nooit groot van zichzelf denken. Nooit op hun eigen hart vertrouwen. De zonde ligt altijd aan de deur van ons hart. En in ons is geen kracht. Het is alleen genade als we niet in verzoeking vallen. Het tweede, aldus opnieuw Calvijii, wat deze geschiedenis ons wil leren is, dat we in het berouw van Petrus een merkwaardig bewijs zien van Gods goedheid en barmhartigheid. „En de Heere, Zich omkerende..." Moeten we niet opnieuw vragen: hoe is het mogelijk? Ziet, Hem daar staan. In de banden van Zijn Kerk. Versmaad en vertrapt, een hoon en een spot van mensen. In lijden en ellende. En Hij heeft nog aandacht voor één van Zijn schapen dat zo ver is afgedwaald. De Herder wordt geslagen en één van Zijn schapen hanteert het zwaard. „Ik ben niet van Hem". Maar hoezeer ook vers laten van allen, Christus verlaat de Zij nen niet. Hij draagt ze op Zijn hart. Hij houdt ze in het oog. zag Petrus aan". Die ene blik zegt meer dan een hele preek. Die ogen zijn vol verdriet. Maar ook vol liefde. Petrus, Ik heb je nochtans liefgehad met een eeuwige liefde. Ik geef u niet op. Ik laat u niet los. Mijn voorbede verhindert de opzet van satan. Hoe schittert voor het oog van het geloof die gezegende Christus. Zoudt u, lezer, nog omkijken naar een mens die u zo smadelijk had verraden en verloochend? U zou zeggen: Ik kijk hem nooit meer aan. Maar Jezus zag Petrus aan. Dat is nu genade, vrije ge nade. Niets in Petrus. Maar alles in Hem. Een vloeker wordt bemind. Hier daagt hoop voor de ellendigste onder de ellendigen: en Jezus zag Petrus aan. Geen woorden worden er gesproken. Zijn blik gaat uit. Jezus zwijgt in Zijn liefde en spreekt door Zijn zwijgen. Maar die blik treft doel. „En Petrus naar buiten gaande, ween de bitterlijk". Die ene blik ontdekt hem in één keer aan zijn zonde. Het maakt hem indachtig wat Jezus had gesproken. Het Woord komt tot leven. Petrus gaat naar buiten. De nacht in. Vlak voor hem is er ook iemand diezelfde nacht in gegaan. Dat was Judas. Maar voor hem was het te laat. Hij greep naar de strop. Wat onderscheidt Petrus van Ju das? Alleen maar die blik van Christus. Alleen vrije genade, alleen het vrij- machtig welbehagen Gods. Wat onder scheidt de kinderen Gods van de kinde ren der wereld? Alleen Gods verkie zende liefde. Dat doet nog zeggen: O God, waarom was het op mij gemunt? Op mij, die u duizendmaal verloochen de. Die in de goot lag van zonde en on gerechtigheid. Die een groot beest was bij U. De grootste van de zondaren. en weende bitterlijk". Ja, het wenen over de zonde is altijd bitter. We hebben tegen een goeddoend God ge zondigd. Zijn heilige liefde beledigd. Bittere tranen. Tranen van berouw en bekering. Maar ze werken een onberouwelijke be kering tot God. Niet die tranen van ons. Maar het offer van Christus. Bittere tranen. Maar ook: zalige tranen waar ze aan de voeten van Christus worden geschreid. Dan leren we: zalig worden is niet ons werk. Maar vrucht van Zijn geze gend offer. Achter Christus aan worden de groten klein. Wordt geleerd dat het Borgtochtelijk werk van Christus nood zakelijk is. Mijn leven ligt in een ander, in dé Ander. Buiten Hem heb ik geen leven. Kan ik ook niet leven. Rijke troost. Wat een goedheid Gods. Zag Petrus aan! Die leugenaar. Godde- lozen alleen worden gerechtvaardigd door Zijn bloed, 'k Zal in Uw goedheid mij verblijden. Gij hebt mij aangezien. Zijn oog slaat mij in liefde gade. Hij wil mij heil bereiden. Middelharnis. J.M. Munten In de rubriek „met raad en daad" worden dikwijls vragen gesteld over munten. Er wordt dan opgegeven hoe het geldstuk er uitziet met de vraag: hoeveel is het waard? Dat is niet altijd gemakkelijk te zeggen, de waarde hangt van zoveel factoren af: is de munt zeld zaam, hoe ziet hij er uit wat de slijtage betreft, is het een oude munt? Nu was er eind januari begin febru ari hier een muntententoonstelling. In de vleeshal van het stadhuis, waar niet meer geslacht en vlees verkocht wordt zoals vroeger, maar waar dikwijls ten toonstellingen worden gehouden. Om er meer van te weten ben ik eens gaan kijken. Er waren heel wat gouden en zilveren munten uitgestald, maar voor al 'de geschiedenis van het muntwezen was er te vinden in oorkonden, platen en geschriften. De muntmeester. Enkele eeuwen geleden hadden ver schillende steden en gewesten een eigen munt. De eerste stad in ons land was Groningen, die een eigen stedelijke munt had. Zeeland kon vanaf 1580 zelf munten gaan slaan. In de Abdijgebou wen is een ruimte die nog altijd het Muntplein heet. De chef van dit bedrijf was de munt meester, een gewichtig persoon in de samenleving. In een smeltoven werd zilver van het juiste gehalte gesmolten. Het vloeibare zilver liet men stollen tot repen, die op de juiste dikte geplet werden. Met een schaar werden er rondjes uitgeknipt, gestempeld en schoongemaakt en het muntstuk was klaar. Alles handwerk, met het gevolg dat ze wel eens wat onregelmatig van vorm waren, niet altijd mooi rond. Dat veranderde toen er 1670 ma chines kwamen, tot ontevredenheid van de werkers op de munt, die bang waren dat ze werkloos zouden worden. Onder een plaatje van de munt (werk plaats) heeft Jan Luyken een gedicht gemaakt: „O munt van zilver en van goud, Wat zijt gij tot verderf van velen, Daar 't ijdel leven op vertrouwt. Dat zich door uwe zucht laat stelen. Maar 't hart dat op zijn Schepper ziet En dient de vreemde goden niet". De waardijn zorgde ervoor dat geen geldstukken de munt verlieten, die niet aan de voorschriften voldeden. ledere aflevering muntstukken noteerde hij in zijn waardijnsboek. Een muntmeester had een vertrou- wens-betrekking. De verleiding was groot, om het gewicht en het gehalte een ietsje te verminderen, waardoor hij heel wat kon verdienen. Erg gevaarlijk. Dat heeft in 1434 een valse munter in Deventer ondervonden: hij werd in een ketel kokende olie gekookt! Dan kwam de muntmeester Martinus Holzhey in Middelburg er nog beter af, al heeft hij dan ook heel zijn leven in de gevangenis doorgebracht. Dat was in 1754. Toen regeerde de 3- jarige stadhouder Willem V onder re gentschap van zijn moeder. Er was toen grote ontevredenheid onder het volk vanwege de regentenheerschappij en de familieregering. Ook de vorige stadhou der kon deze misstanden niet opruimen. Muntmeester Holzhey was waar- Abdij te Middelburg - Muntplein. schijnlijk ook zo'n teleurgesteld man. Toen hij munten moest maken met het Zeeuwse wapen en „Luctor et emergo" er bij, maakte hij ervan: „Luctor et ementor". Het verschilt maar een paar letters, maar de betekenis is heel an ders: ik worstel en bezwijk of ik wor stel en word gek. Zo wilde hij zijn on genoegen uitdrukken. Maar toen de munten in omloop wa ren en het rare opschrift ontdekt werd, zette men de muntmeester in de gevan genis. Daar moest hij blijven tot al deze munten waren opgehaald. Dat was een onmogelijk werk. Wie er een te pakken kreeg wilde die graag bewaren als curiositeit. Er is wel eens iemand bij me geweest, die ook zo'n exemplaar had. Ze zijn lang niet allemaal achterhaald en Mar tinus Holzhey is dan ook in de gevan genis gestorven. Altijd nog beter dan in de kokende olie! Muntstukken. Toen ons land nog geen eenheidsmunt had, maar iedere stad en elke provincie hun eigen munten mochten maken, was er een grote verscheidenheid van mun ten. Daarbij kwamen nog verschillende buitenlandse, want ons land dreef han del met allerlei landen. Geldwisselaars hadden dan ook een goed bestaan. Ze waren aan voorschriften en reglemen ten gebonden en moesten een ambtseed afleggen. Dit alles om bedrog en woe kerwinst te voorkomen. Vooral op de wekelijkse marktdagen en op jaarmark ten hadden ze het druk. In 1616 werd in Middelburg een wisselbank opgericht. Maar vooral door de grote variatie in muntstukken was er soms veel verwar ring op muntgebied. Er waren er van allerlei grootte en uiterlijk, verschillend in gewicht en kwaliteit. Bovendien stond bij de oudste munten de waarde er niet op. Zoeven heb ik gezegd, dat de vorm van met de hand gemaakte munten on regelmatig was, niet precies rond. Kreeg men zo'n muntstuk in handen, dan vroeg men zich af: Komt deze zo van de werk plaats? Of is hij door het vele gebruik wat afgesleten? Ofis de munt mis schien gesnoeid? Dat betekent dat er stukjes zijn afgesneden. Een soort dief stal om wat zilver of goud te verkrijgen. Dat gebeurde vroeger bij de onregel matig gevormde muntendikwijls, het liep niet zo in het oog, bij mooi-ronde geldstukken zou men het dadelijk mer ken. Een rijksdaalder had in Holland een waarde van 2,50, dus 50 stuivers. Men rekende vroeger veel met stuivers. De Zeeuwse rijksdaalder was van beter gehalte en was in 1747 52 stuivers waard. Vandaar de spottende uitdruk king: een Zeeuw is een dubbeltje meer waard dan een Hollander! Een zilveren dukaat had dezelfde waarde als een rijksdaalder. Een gou den dukaat was soms 3V2 gulden waard en in een ander jaar 4V2 gulden. Dat hing af van de goudprijs, ook in onze tijd is de waarde van het goud niet al tijd dezelfde. Oude mensen rekenen nog wel eens met een daalder 1,50), vroeger een muntstuk van 30 stuivers. Het vijfde deel ervan was een schelling (6 stui vers), ook een oude munt. Over pietjes wordt niet meer gepraat. Dat was een zilveren munt met een waarde van Vs rijksdaalder (32V2 cent) of 6V2 stuiver. Het tarief in de diligence op de oude weg tussen Middelburg en Vlissingen was een pietje, daarom noemde men dit vervoermiddel de piet- jeswagen. Een koperen muntstuk was een duit, waarde Vs stuiver. Een oord (oort) was twee duiten, deze naam komt voor in „hij heeft zijn laatste oortje versnoept". Dan blijft er niks meer over! Een groot is een halve stuiver, 2V2 cent, dus 4 duiten of 24 mijten. Een hele stuiver heeft dus 48 mijten, een mijt heeft dus zo goed als geen waarde. Voor een ij zegt men in 't Zeeuws dia lect een ie. Men sprak dus niet over een mijt, maar over een „miete". Van een waar deloos ding zegt men: dat is geen miete waard, zo goed als niks waard dus. De meeste mensen hadden nog nooit van een mijt of miete gehoord en maakten er de wat ruw klinkende uitdrukking van: dat is geen mieter waard. Vroeger rekende men ook veel met een pond Vlaams, men schreef dit teken De waarde was 6,— of 20 schellin gen. Middelburg. L. van Wallenburg. MIDDELHARNIS Gevonden en verloren voorwerpen. VERLOREN: armbandje met eendje, zwarte portemonnee inh. 25,gouden armband, bruine herenportemonnee, groene damesfiets, zilveren schakelarm band, S.O.S. hangertje, rode leren da mes portemonnee inh. 16,dames horloge met doublé schakelarmbandje, groene herenfiets „Arizona", gouden horloge „Pontiac", betaalcheques met pasje, wit wollen jasje, pennenzakje met inhoud, zwarte herenhandschoen, sleutelbos, donkerbruine portemonnee inh. 80,kinderschoentje blauw/rood, witte portemonnee inh. 30,zilve ren schakelarmband met kinderkopjes, hartje en kruisje zilveren dubbeltjes armband, gymschoenen en zwart sport- broekje, gymschoenen en blauw sport- broekje, gouden kettinkje „Jaap", 2 bankbilj. a 10,herenhorloge met zwart bandje met patronen, zwart pen nenzakje. GEVONDEN: zilveren bedelkettinkje, mapje met sleutel, oranjekleurig regen jack, blauwe damestas, blauwe porte monnee, bankbilj. a 100,paars/ blauwe kinderfiets, bruin jongensjack, damesfiets (blauw), herenpolshorloge „Sandor", rode helm „Nolan", armband je „Magda", blauw nylon kinderjack, oranje muts, zilverkleurig armbandje „Jolanda", blauwe damesfiets „Arse nal", groene damesfiets „Royaal", goud kleurig armbandje, autosleutel, bril met etui, wollen want, bruin kinderschoen tje, filmrolletje „Kodak", bruine knip- beurs inh. 40,kinderovergooier, zwarte regenjas, bril in groen etui, rood kinderfietsje, autosleuteltje, blauwe portemonnee met inhoud, zwarte porte monnee, herenfiets „Gazelle", heren handschoen, rood poesje, 1 bankb. 10,- Inlichtingen op het groepsbureau der Rijkspolitie te Middelharnis, Hoflaan 52 Tel. (01870) 2444. ledere werkdag van 08.00 - 18.00 uur. Op Goeree-Overflakkee was in de februarimaand 5,3''/o van de nanl. be roepsbevolking werkloos; dat is 0,3»/o méér dan in de daaraan voorafgaande j anuari-maand. Het mnl. werklozental bedraagt 424, onderverdeeld in: 126 bouwvakkers, 17 metaalbewerkers, 36 man landbouw- personeel, 11 man handelspersoneel, 49 man van het niet varend transport, 7 man kantoorpersoneel, 31 losse arbei ders, 36 uit de overige beroepen en 111 minder geschikten. Onder de genoemde 424 zijn 58 jongeren beneden de 18 jaar. Er zijn voorts op het Arbeidsbureau 69 vrouwen en meisjes ingeschreven, t.w. 15 winkelbediendes, 13 kantoor meisjes, 5 dames huishoudelijk perso neel, 6 part-timers en 30 overigen. Onder de 69 werklozen bevinden zich 24 meisjes beneden de 18 jaar. Ter ver gelijk; in het district Spijkenisse be draagt het percentage werkloze man nen 1,5, in het district Oud-Beijerland 1,6, op Flakkee.... 5,3''/o. NIEUWE TONGE Brandweerkorpsen werpen zich op Nieuwe Tongse verkeersquiz. Niet om een brand te blussen maar om in een quiz verkeersvragen op te lossen worden vrijdag 21 maart de brandweerkorpsen van Sommelsdijk, Middelharnis, Nieuwe Tonge en Stad In „Ons Dorpshuis" verwacht. De afdeling Nieuwe Tonge van Veilig Verkeer Ne derland organiseert deze quiz op de dan te houden Jaarvergadering. Het zijn de plaatselijke verenigingen die in het bezit van de wisselbeker zijn en zij zullen die deze avond hebben te verde digen. Quizleider is dhr. P. v. Gent, hoofdagent bij de Gem. politie te Dord recht. Door dokter de Jager zullen de E.H.B.O. diploma's worden uitgereikt, waarbij dokter de Jager ook nog aan vullende informatie m.b.t. de eerste hulp bij ongelukken zal verstrekken. Een beperkt aantal aanwezigen krijgt gelegenheid op het blaaspijpje te bla zen terwijl ook daarover nadere infor matie wordt gegeven. De avond begint om 8 uur en is voor ieder toegankelijk. OUDE TONGE Smakelijke demonstratie voor Plattelandsvrouwen. Voor de Ned. Bond van Plattelands vrouwen afd. „Oost Flakkee" heeft het echtpaar v. Helden uit Middelharnis een zeer geslaagde demonstratie gegeven. Zij lieten zien hoe petit-four gemaakt wordt. Dit zijn kleine gebakjes waar erg veel werk aan is. Ook taarten wer den opgespoten, waarvan de chipolata- taart wel het pronkstuk was. Verder konden we zien hoe paaseie ren gemaakt worden, ingepakt in ge kleurd papier en versierd met linten en strikken. Zo vrerd een paasei een waar pronkstuk. De kleding voor Zr. Haayer wordt deze en volgende week opge haald. Wie oude kleding, schoenen of lorren heeft kan deze ook bezorgen op Grijsoord 18, Oude Tonge of bij Noor dermeer, Krammerdijk 5, Achthuizen. Wilt U dat het opgehaald wordt bel dan (01874) 434 t.m. 24 maart. E R V OLGVERHAAIi door COR VAN HARTEN 21 Doch de schrale vangsten van de „Adelaar" werken funest op het hu- mev.r van de vader; hij raakt z'n gezag, n image, kwijt. De oude wil nog jeeds aan de top staan; hij wil die po rtie niet delen. Met niemand; ook niet iiiet zijn eigen zoon. Dat is een kwaad ding. Een vissersvrouw moet wel bijzondere kwaliteiten bezitten, peinsde moeder Tina. Het was zaterdag. De „Verwachting" had de vleet binnengehaald voor weinig ^angst. Schipper Jan koerste naar Yorkshire; hij wilde in Scarborough net weekend door brengen. Dat was ge woonte onder de vissers, wanneer zij onder de Britse kust visten en de ha ving zich slecht liet vangen. Augustus IS voor de vleetvissers altijd een schrale maand geweest; om de lange reis te on derbreken zocht men 's zaterdags een Engelse haven op. 't Was prachtig weer, de zon scheen op een spiegelgladde zee in de baai van Scarborough. Verscheidene loggers wachtten op hoog water, dat aangege ven werd door een zwarte bal in de seinpaal bij het havenhoofd. Het was druk op de boulevard, waar talloze badgasten flaneerden langs het strand. De zon blikkerde op de witge- schilderde gevels van de vele hotels en overal wapperden de vlaggen. Dicht achter elkaar voeren de loggers door de nauwe haveningang; zó nauw, dat een vissersschip er maar nét door kon. Het binnenvaren van de vloot was een attractie voor de badgasten, die aan weerszijden van de doorgang stonden te kijken naar de invasie van de Hollan ders. Fluks meerden de schepen af, soms in rijen van vijf naast elkaar. De vissers gingen de wal op, of maakten een praatje met de opvarenden van de an dere loggers. Jonge Leen wipte kwiek over de ver schansing, hij wilde graag weer eens vaste grond onder zijn voeten hebben. „Breng je een ansichtkaart, voor mij mee?" vroeg Tinus de tweede. „Een mooie, hoor, hij is voor mijn zoon". „En voor mij een postzegel voor een brief, als je wilt", zei Simon. Hij was deze reis voor het eerst aan boord ge komen, als veertiende man, zogezegd. Simon was met zijn ruim vijftig jaren de oudste matrops aan boord, ouder nog dan de kok, wiens werk hij had moeten doen. Het is traditie op een logger, dat de oudste matroos, naast zijn gewone werk aan dek, eveneens belast is met de zorg over de voeding van de beman ning. Echter, de kok had dit werk niet uit handen willen geven; want het werd extra beloond met twee kwartjes per week; en als je dit bedrag opspaarde, nou, dan had je met kerstmis een aar dig zakcentje. Het menu op een logger was niet zo erg uitgebreid: snert en bruine bonen en grauwe erwten zijn zonder een vakdiploma ook gaar te krij gen. Wanneer ze erg hard zijn doe je een schepje soda in het kookwater; ze zijn dan vlug zacht! Simon had zich erbij neergelegd, zo als hij meestal deed, als er soms ver schil van inzicht was in bepaalde zaken. Hij had een meegaand karakter, kon veel over zijn kant laten gaan, wanneer het tenminste niet de spuigaten uit liep. Maar op één punt was hij onverzette lijk: elke avond, als hij in zijn kooi kroop om te gaan slapen, las hij eerst een hoofdstuk uit zijn zakbijbeltje. Stil, voor zichzelf; maar de anderen moesten toch allemaal zwijgen gedurende de tijd dat hij las; want het is niet bepaald stichtelijk, nietwaar, wanneer in zo'n ixiimte één man in de bijbel leest, ter wijl elf man meer of min luidruchtig de gewone dingen van alle dag met elkaar bespreken. „Jullie moeten het Woord óók lezen, mannen", zei Simon soms. „Je hebt toch allemaal een bijbeltje mee? Dan moet je dat ook gebruiken. Wanneer de roerganger niet op het kompas let, gebeuren er ongelukken; en als jullie je bijbel zo stilletjes op de keeplank laten liggen, zonder erin te lezen, en je probeert niet ernaar te le ven, krijg je zéker averij. Geestelijke averij, waartegen je dan niet verzekerd bent". De matrozen van de „Verwachting" vonden Simon eerst maar een rare; doch toen later bleek dat hij niet zo maar wat zei, maar dat de vlag de la ding beslist dekte, en dat hij aan dek een goede visserman was, werd hij ge accepteerd en geheel opgenomen in hun kring. Al spoedig had Leen zijn vrienden van de andere loggers gevonden. Gezes- sen slenterden zij nieuwsgierig door de straten van Scarborough. Ze dronken een biertje in een pub, keken geïnteres seerd naar de meisjes die, soms zeer schaars gekleed, wandelden over de boulevard. Dat is niks voor Simon, dacht Leen. Ze gingen naar de grot, bekend aan iedere zeeman. Bij de ingang stond de portier, zijn voeten waren gestoken in een paar oer-degelijke Hollandse klom pen, duur gekocht van een Schevening- se visserman. „Come in! Come in!" riep hij. „One shilling a ticket!" De jongens betaalden hun shilling, gingen dan door de tourniquet de grot binnen. Leen hield zich wat achteraf. „I have no more money, only a six pence", zei hij. Maar hij had wél meer geld, hij vond zestig cent teveel. Met een brede armzwaai gebaarde de portier dat Leen toch naar binnen mocht, terwijl hij hem het kaartje over handigde. „A Dutch fisher is a poor man", zei hij. Vlug haalde Leen de andere jongens in. „Ik mocht erin voor een sixpence", zei hij triomfantelijk. „Ik heb die En gelsman beduveld". De jongens keken ongelovig. „De por tier bedacht zeker dat zo'n kleine jon gen wel voor half geld naar binnen mocht", zeiden ze. Leen werd kwaad. „Je kan beter klein zijn, maar mét hersens, dan lang van stuk en met een lege bovenkamer", antwoordde hij vinnig. „Ik laat mij niet uitzuigen door zo'n eigenwijze Engels- man". Ze stonden nu in de grote ruimte van de grot, die ingericht was als amuse mentscentrum. Op het podium vóór in de zaal gaf een groep vrouwelijke mu zikanten een uitvoering. Zij waren ge kleed in diep-gedècollecteerde, helgele, mouwloze jurken. Ze speelden populaire melodieën en volksliedjes, die door de bezoekers in de volle zaal werden mee gezongen. Community singing! De diri- gente hanteerde gracieus de dirigeer- stok; ze liet meteen haar blote rug aan het publiek zien. „Toen de naaister die jurken maakte, heeft ze de rugkant vergeten", zei Leen, die geïnteresseerd toekeek. Direct kreeg, hij bijval. De jongens stonden daar, ongewassen op klompen en in hun vuile werkplunje, met een vette, gerafelde pet op hun hoofd. Ze keken meer naar de blote meisjes dan dat ze luisterden naar de muziek en de zang. Twee girls kwamen naar voren; ze zongen met fluwelen stemmen en smachtende blikken een sentimentele hymne. De jongens verstonden niet al les, enkele woorden slechts: a very nice country, love en wunderfuU. Maar ze begrepen het best en ze keken hun ogen uit. „Jong!" zeiden ze tegen elkaar, „dót is mooi! Dat is wat anders dan vissen op een stinkende haringprauw!" Ze bleven nog een tijdje kijken en luisteren, gingen toen node weg, want het was al vrij laat geworden. Ze dron gen tussen het publiek door naar de uit gang, soms misprijzend, dan weer nieuwsgierig nagestaard door de Engel sen, de inboorlingen, zei Leen, die haastig ruimte maakten voor die sme rige Dutch boys. Het orkest zette op nieuw een liedje in, dat door de bezoe kers enthousiast meegezongen werd: It's a long way to Tipperary

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1975 | | pagina 5