iiAriDEn - niEUWs
INGER
Overdenking
Zeeuwse wandelingen
5.3% werklozen op
Coeree-Oferflilkie
blad
Vrijdag 14 maart 1975
No. 4371
KIJKVENSTER
uit de
HeiKge Schrift
C. KIEVIT ZN.
Centrale Verwarming
SOMMELSDIJE
Telefoon (01870) 26 09
>E MEEUWEN
SCHREEUWiai
GELUKGELUK
nog steeds. Deze maand zal er in Elber-
feld zelfs een Kohlbrügge-herdenking
zijn, waarbij ook verschillende Neder
landers het woord zullen voeren. Zo
spreekt deze „onheilige heilige" nog
nadat hij gestorven is.
WAARNEMER.
iiiii
blik op kerk
en samenleving
Kohlbrügge Tragiek
Zijn laatste dagen
Op 5 maart j.l. was het 100 jaar ge-
Ipden dat Dr. Herman Friedrich Kohl-
hrügEe in Elberleld overleed. Hij was
rineetwijfeld één van de grootste theo
logen van de 19de eeuw, en, hoewel
door de officiële kerk en theologie van
riin dagen miskend, heeft hij met alleen
ffidens zijn leven velen gesticht en ver-
toost in prediking en geschrift maar
Aok na zijn dood „school" gemaakt
V Overigens heeft Kohlbrügge dat laat-
•Ite nooit gewild. Hij vond zichzelf on-
lelangrijk, het ging hem slechts om de
Boodschap van het Woord van God, om
ionde en genade. Men heeft hem wel
eenoemd „de violist met één snaar",
liin prediking heeft dan ook iets van
eenzijdigheid: altijd weer het thema van
de rechtvaardiging van de goddeloze,
enkel en alleen door de verdienste van
Christus. En wij zijn vlees en wij blij
ven vlees.
I Het gevolg van deze eenzijdigheid is
èeleens geweest dat hij niet begrepen
werd of vrienden van zich vervreemdde.
Zo heeft niemand minder dan Isaac da
losta, die zijn persoonlijke vriend was,
jiem beschuldigd van anti-nomianisme.
;Èn omdat hij alle afscheiding van de
vaderlandse kerk zag als wettisch en
menselijk gepruts, wendden anderen,
die met de Afscheiding meegingen, zich
'van hem af.
Het tragische van Kohlbrügge is, dat
hij, die zo principieel tegen de Afschei
ding was, elf jaar lang als ambteloos
burger heeft moeten leven omdat de
toenmalige liberale colleges in de Herv.
Kerk hem geen toegang gaven tot het
ambt in die kerkNóg tragischer is
dat hij tenslotte predikant is geworden
in een afgescheiden gemeente in Wup-
pertal, namelijk in de Niederlandisch
Eeformierte Gemeinde te Elberfeld, die
zelfstandig was gebleven omdat men zich
verzette tegen een fusie van Luthersen
en Gereformeerden. Het moet een ge
weldige voldoening gegeven hebben
aan de toen al wat oudere Kohlbrügge,
dat hij later nog verschillende malen op
Hervormde kansels in Nederland het
Woord heeft mogen bedienen, onder an
dere in Vianen, Delft, Fijnaart en Am
sterdam, en dat hij nog één keer een be
roep naar een Hollandse gemeente heeft
ontvangen, naar Zoutelande op Wal
cheren. Het was de vervulling van het
profetische woord, dat hij had uitge
sproken toen de toetreding tot de Herv.
Kerk hem was belet: „God zal mij ééns
recht doen, mijne heren, al was het aan
èen vissersdorpje bij de zee
Overigens kwam hij niet naar dat
vissersdorpje, maar bleef hij zijn Elber-
feldse gemeente trouw, waar hij tot het
einde toe preekte, catechiseerde en met
grote liefde zijn kudde weidde. Zijn
laatste preek, in november 1874, was
over Psalm 28 6-7: „Gelooft zij de
ieere, want hij heeft de stem mijner
aekingen gehoordKort daarna
berd'hij ernstig ziek, en op dat ziekbed,
lat zijn sterfbed zou worden, sprak hij
pe bekend geworden woorden: „De een
voudige Heidelberger, houdt daaraan
vast, kinderen!" In grote aanvechting
riep hij eens: „Ach, wat is toch de mens,
een dor geraamte! Uit de diepten roep
tot U, o God!"
Zijn laatste woorden waren: „Dit
reet ik, dat ik in Gods handen gegrift
|en. Dit is een dag van feestvreugde en
fan juichen". In de armen van Ds.
tunzli, zijn hulpprediker en opvolger,
■lies hij op 5 maart 1875 de laatste adem
|it.
i Op het kerkhof van zijn gemeente
^erd Kohlbrügge op 9 maart begraven.
is. Kunzli hield een toespraak, waarna
|e aanwezigen Psalm 116 zongen. Toen
kist in het graf was neergelaten
Herpen de leerlingen van de geliefde
prediker allen een handvol aarde in het
ral, waarna ieder een tekst zei.
De gemeente van Kohlbrügge bestaat
een verstandige huis
vrouw koopt een SIN
GER NAAIMACHINE
In de zaak van ver
trouwen.
ZIG-ZAG met dubbel roterende
spoel van 369,nu voor 329,
geldig tot 28 maart 1975.
MIDDELHARNIS (naast Ford)
Tel. (01870) 39 75
Reparatie en InruU van alle
merken.
VERLOOCHENING EN BEROUW
„En de Heere, Zich omkerende,
zag Petrus aan en Petrus
naar buiten gaande, weende bit
terlijk". Lucas 22 61 en 62.
Hoe is het mogelijk dat de man naar
Gods hart David om een beeldschone
vrouw tot moord en overspel kwam?
Hoe is het mogelijk dat Job van wie
we lezen dat hij was „oprecht en vroom
en godvrezende en wijkende van het
kwaad" toch op een kwade dag zijn ge
boortedag vervloekt?
Hoe is het mogelijk dat juist Petrus in
de nacht van Christus' lijden zijn Mees
ter zo verschrikkelijk verloochende?
Was niet juist hij het geweest die zo
krachtig en klaar zijn geloof had bele
den toen duizenden bij Jezus wegliepen:
„Gij zijt de Christus de Zoon van de le
vende God".
En toen hij later deze belijdenis her
haalde, had toen niet Jezus gezegd: „En
Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus en op
deze petra zal Ik Mijn gemeente bou
wen, de poorten der hel zullen dezelve
niet overweldigen".
En nog maar een uur geleden heeft
Petrus gezegd: „Heere, ik ben bereid,
met U ook in de gevangenis en in de
dood te gaan".
En nu is het: „Vrouw, ik ken Hem
niet!" Hoe is het mogelijk.
Calvijn zegt hiervan: De val van Pe
trus is een duidelijke spiegel van onze
zwakheid. Laten zij die God vrezen
maar nooit groot van zichzelf denken.
Nooit op hun eigen hart vertrouwen. De
zonde ligt altijd aan de deur van ons
hart. En in ons is geen kracht. Het is
alleen genade als we niet in verzoeking
vallen.
Het tweede, aldus opnieuw Calvijii,
wat deze geschiedenis ons wil leren is,
dat we in het berouw van Petrus een
merkwaardig bewijs zien van Gods
goedheid en barmhartigheid.
„En de Heere, Zich omkerende..."
Moeten we niet opnieuw vragen: hoe
is het mogelijk? Ziet, Hem daar staan.
In de banden van Zijn Kerk. Versmaad
en vertrapt, een hoon en een spot van
mensen. In lijden en ellende. En Hij
heeft nog aandacht voor één van Zijn
schapen dat zo ver is afgedwaald. De
Herder wordt geslagen en één van Zijn
schapen hanteert het zwaard. „Ik ben
niet van Hem". Maar hoezeer ook vers
laten van allen, Christus verlaat de Zij
nen niet. Hij draagt ze op Zijn hart. Hij
houdt ze in het oog.
zag Petrus aan". Die ene blik
zegt meer dan een hele preek. Die ogen
zijn vol verdriet. Maar ook vol liefde.
Petrus, Ik heb je nochtans liefgehad
met een eeuwige liefde. Ik geef u niet
op. Ik laat u niet los. Mijn voorbede
verhindert de opzet van satan. Hoe
schittert voor het oog van het geloof die
gezegende Christus.
Zoudt u, lezer, nog omkijken naar een
mens die u zo smadelijk had verraden
en verloochend? U zou zeggen: Ik kijk
hem nooit meer aan. Maar Jezus zag
Petrus aan. Dat is nu genade, vrije ge
nade. Niets in Petrus. Maar alles in
Hem. Een vloeker wordt bemind. Hier
daagt hoop voor de ellendigste onder de
ellendigen: en Jezus zag Petrus aan.
Geen woorden worden er gesproken.
Zijn blik gaat uit. Jezus zwijgt in Zijn
liefde en spreekt door Zijn zwijgen.
Maar die blik treft doel.
„En Petrus naar buiten gaande, ween
de bitterlijk". Die ene blik ontdekt hem
in één keer aan zijn zonde. Het maakt
hem indachtig wat Jezus had gesproken.
Het Woord komt tot leven. Petrus gaat
naar buiten. De nacht in. Vlak voor
hem is er ook iemand diezelfde nacht
in gegaan. Dat was Judas. Maar voor
hem was het te laat. Hij greep naar de
strop. Wat onderscheidt Petrus van Ju
das? Alleen maar die blik van Christus.
Alleen vrije genade, alleen het vrij-
machtig welbehagen Gods. Wat onder
scheidt de kinderen Gods van de kinde
ren der wereld? Alleen Gods verkie
zende liefde. Dat doet nog zeggen: O
God, waarom was het op mij gemunt?
Op mij, die u duizendmaal verloochen
de. Die in de goot lag van zonde en on
gerechtigheid. Die een groot beest was
bij U. De grootste van de zondaren.
en weende bitterlijk". Ja, het
wenen over de zonde is altijd bitter. We
hebben tegen een goeddoend God ge
zondigd.
Zijn heilige liefde beledigd. Bittere
tranen. Tranen van berouw en bekering.
Maar ze werken een onberouwelijke be
kering tot God. Niet die tranen van ons.
Maar het offer van Christus. Bittere
tranen. Maar ook: zalige tranen waar
ze aan de voeten van Christus worden
geschreid.
Dan leren we: zalig worden is niet
ons werk. Maar vrucht van Zijn geze
gend offer. Achter Christus aan worden
de groten klein. Wordt geleerd dat het
Borgtochtelijk werk van Christus nood
zakelijk is. Mijn leven ligt in een ander,
in dé Ander. Buiten Hem heb ik geen
leven. Kan ik ook niet leven.
Rijke troost. Wat een goedheid Gods.
Zag Petrus aan! Die leugenaar. Godde-
lozen alleen worden gerechtvaardigd
door Zijn bloed, 'k Zal in Uw goedheid
mij verblijden. Gij hebt mij aangezien.
Zijn oog slaat mij in liefde gade. Hij
wil mij heil bereiden.
Middelharnis.
J.M.
Munten
In de rubriek „met raad en daad"
worden dikwijls vragen gesteld over
munten. Er wordt dan opgegeven hoe
het geldstuk er uitziet met de vraag:
hoeveel is het waard? Dat is niet altijd
gemakkelijk te zeggen, de waarde hangt
van zoveel factoren af: is de munt zeld
zaam, hoe ziet hij er uit wat de slijtage
betreft, is het een oude munt?
Nu was er eind januari begin febru
ari hier een muntententoonstelling. In
de vleeshal van het stadhuis, waar niet
meer geslacht en vlees verkocht wordt
zoals vroeger, maar waar dikwijls ten
toonstellingen worden gehouden. Om er
meer van te weten ben ik eens gaan
kijken. Er waren heel wat gouden en
zilveren munten uitgestald, maar voor
al 'de geschiedenis van het muntwezen
was er te vinden in oorkonden, platen
en geschriften.
De muntmeester.
Enkele eeuwen geleden hadden ver
schillende steden en gewesten een eigen
munt. De eerste stad in ons land was
Groningen, die een eigen stedelijke
munt had. Zeeland kon vanaf 1580 zelf
munten gaan slaan. In de Abdijgebou
wen is een ruimte die nog altijd het
Muntplein heet.
De chef van dit bedrijf was de munt
meester, een gewichtig persoon in de
samenleving. In een smeltoven werd
zilver van het juiste gehalte gesmolten.
Het vloeibare zilver liet men stollen
tot repen, die op de juiste dikte geplet
werden. Met een schaar werden er
rondjes uitgeknipt, gestempeld en
schoongemaakt en het muntstuk was
klaar. Alles handwerk, met het gevolg
dat ze wel eens wat onregelmatig van
vorm waren, niet altijd mooi rond.
Dat veranderde toen er 1670 ma
chines kwamen, tot ontevredenheid van
de werkers op de munt, die bang waren
dat ze werkloos zouden worden.
Onder een plaatje van de munt (werk
plaats) heeft Jan Luyken een gedicht
gemaakt:
„O munt van zilver en van goud,
Wat zijt gij tot verderf van velen,
Daar 't ijdel leven op vertrouwt.
Dat zich door uwe zucht laat stelen.
Maar 't hart dat op zijn Schepper ziet
En dient de vreemde goden niet".
De waardijn zorgde ervoor dat geen
geldstukken de munt verlieten, die niet
aan de voorschriften voldeden. ledere
aflevering muntstukken noteerde hij in
zijn waardijnsboek.
Een muntmeester had een vertrou-
wens-betrekking. De verleiding was
groot, om het gewicht en het gehalte een
ietsje te verminderen, waardoor hij
heel wat kon verdienen. Erg gevaarlijk.
Dat heeft in 1434 een valse munter in
Deventer ondervonden: hij werd in een
ketel kokende olie gekookt!
Dan kwam de muntmeester Martinus
Holzhey in Middelburg er nog beter af,
al heeft hij dan ook heel zijn leven in
de gevangenis doorgebracht.
Dat was in 1754. Toen regeerde de 3-
jarige stadhouder Willem V onder re
gentschap van zijn moeder. Er was toen
grote ontevredenheid onder het volk
vanwege de regentenheerschappij en de
familieregering. Ook de vorige stadhou
der kon deze misstanden niet opruimen.
Muntmeester Holzhey was waar-
Abdij te Middelburg - Muntplein.
schijnlijk ook zo'n teleurgesteld man.
Toen hij munten moest maken met het
Zeeuwse wapen en „Luctor et emergo"
er bij, maakte hij ervan: „Luctor et
ementor". Het verschilt maar een paar
letters, maar de betekenis is heel an
ders: ik worstel en bezwijk of ik wor
stel en word gek. Zo wilde hij zijn on
genoegen uitdrukken.
Maar toen de munten in omloop wa
ren en het rare opschrift ontdekt werd,
zette men de muntmeester in de gevan
genis. Daar moest hij blijven tot al deze
munten waren opgehaald. Dat was een
onmogelijk werk. Wie er een te pakken
kreeg wilde die graag bewaren als
curiositeit.
Er is wel eens iemand bij me geweest,
die ook zo'n exemplaar had. Ze zijn
lang niet allemaal achterhaald en Mar
tinus Holzhey is dan ook in de gevan
genis gestorven. Altijd nog beter dan in
de kokende olie!
Muntstukken.
Toen ons land nog geen eenheidsmunt
had, maar iedere stad en elke provincie
hun eigen munten mochten maken, was
er een grote verscheidenheid van mun
ten. Daarbij kwamen nog verschillende
buitenlandse, want ons land dreef han
del met allerlei landen. Geldwisselaars
hadden dan ook een goed bestaan. Ze
waren aan voorschriften en reglemen
ten gebonden en moesten een ambtseed
afleggen. Dit alles om bedrog en woe
kerwinst te voorkomen. Vooral op de
wekelijkse marktdagen en op jaarmark
ten hadden ze het druk. In 1616 werd in
Middelburg een wisselbank opgericht.
Maar vooral door de grote variatie in
muntstukken was er soms veel verwar
ring op muntgebied. Er waren er van
allerlei grootte en uiterlijk, verschillend
in gewicht en kwaliteit. Bovendien
stond bij de oudste munten de waarde
er niet op.
Zoeven heb ik gezegd, dat de vorm
van met de hand gemaakte munten on
regelmatig was, niet precies rond. Kreeg
men zo'n muntstuk in handen, dan vroeg
men zich af: Komt deze zo van de werk
plaats? Of is hij door het vele gebruik
wat afgesleten? Ofis de munt mis
schien gesnoeid? Dat betekent dat er
stukjes zijn afgesneden. Een soort dief
stal om wat zilver of goud te verkrijgen.
Dat gebeurde vroeger bij de onregel
matig gevormde muntendikwijls, het
liep niet zo in het oog, bij mooi-ronde
geldstukken zou men het dadelijk mer
ken.
Een rijksdaalder had in Holland een
waarde van 2,50, dus 50 stuivers. Men
rekende vroeger veel met stuivers. De
Zeeuwse rijksdaalder was van beter
gehalte en was in 1747 52 stuivers
waard. Vandaar de spottende uitdruk
king: een Zeeuw is een dubbeltje meer
waard dan een Hollander!
Een zilveren dukaat had dezelfde
waarde als een rijksdaalder. Een gou
den dukaat was soms 3V2 gulden waard
en in een ander jaar 4V2 gulden. Dat
hing af van de goudprijs, ook in onze
tijd is de waarde van het goud niet al
tijd dezelfde.
Oude mensen rekenen nog wel eens
met een daalder 1,50), vroeger een
muntstuk van 30 stuivers. Het vijfde
deel ervan was een schelling (6 stui
vers), ook een oude munt.
Over pietjes wordt niet meer gepraat.
Dat was een zilveren munt met een
waarde van Vs rijksdaalder (32V2 cent)
of 6V2 stuiver. Het tarief in de diligence
op de oude weg tussen Middelburg en
Vlissingen was een pietje, daarom
noemde men dit vervoermiddel de piet-
jeswagen.
Een koperen muntstuk was een duit,
waarde Vs stuiver. Een oord (oort) was
twee duiten, deze naam komt voor in
„hij heeft zijn laatste oortje versnoept".
Dan blijft er niks meer over!
Een groot is een halve stuiver, 2V2
cent, dus 4 duiten of 24 mijten. Een hele
stuiver heeft dus 48 mijten, een mijt
heeft dus zo goed als geen waarde.
Voor een ij zegt men in 't Zeeuws dia
lect een ie.
Men sprak dus niet over een mijt,
maar over een „miete". Van een waar
deloos ding zegt men: dat is geen miete
waard, zo goed als niks waard dus. De
meeste mensen hadden nog nooit van
een mijt of miete gehoord en maakten
er de wat ruw klinkende uitdrukking
van: dat is geen mieter waard.
Vroeger rekende men ook veel met
een pond Vlaams, men schreef dit teken
De waarde was 6,— of 20 schellin
gen.
Middelburg.
L. van Wallenburg.
MIDDELHARNIS
Gevonden en verloren voorwerpen.
VERLOREN: armbandje met eendje,
zwarte portemonnee inh. 25,gouden
armband, bruine herenportemonnee,
groene damesfiets, zilveren schakelarm
band, S.O.S. hangertje, rode leren da
mes portemonnee inh. 16,dames
horloge met doublé schakelarmbandje,
groene herenfiets „Arizona", gouden
horloge „Pontiac", betaalcheques met
pasje, wit wollen jasje, pennenzakje
met inhoud, zwarte herenhandschoen,
sleutelbos, donkerbruine portemonnee
inh. 80,kinderschoentje blauw/rood,
witte portemonnee inh. 30,zilve
ren schakelarmband met kinderkopjes,
hartje en kruisje zilveren dubbeltjes
armband, gymschoenen en zwart sport-
broekje, gymschoenen en blauw sport-
broekje, gouden kettinkje „Jaap", 2
bankbilj. a 10,herenhorloge met
zwart bandje met patronen, zwart pen
nenzakje.
GEVONDEN: zilveren bedelkettinkje,
mapje met sleutel, oranjekleurig regen
jack, blauwe damestas, blauwe porte
monnee, bankbilj. a 100,paars/
blauwe kinderfiets, bruin jongensjack,
damesfiets (blauw), herenpolshorloge
„Sandor", rode helm „Nolan", armband
je „Magda", blauw nylon kinderjack,
oranje muts, zilverkleurig armbandje
„Jolanda", blauwe damesfiets „Arse
nal", groene damesfiets „Royaal", goud
kleurig armbandje, autosleutel, bril met
etui, wollen want, bruin kinderschoen
tje, filmrolletje „Kodak", bruine knip-
beurs inh. 40,kinderovergooier,
zwarte regenjas, bril in groen etui, rood
kinderfietsje, autosleuteltje, blauwe
portemonnee met inhoud, zwarte porte
monnee, herenfiets „Gazelle", heren
handschoen, rood poesje, 1 bankb. 10,-
Inlichtingen op het groepsbureau der
Rijkspolitie te Middelharnis, Hoflaan 52
Tel. (01870) 2444. ledere werkdag van
08.00 - 18.00 uur.
Op Goeree-Overflakkee was in de
februarimaand 5,3''/o van de nanl. be
roepsbevolking werkloos; dat is 0,3»/o
méér dan in de daaraan voorafgaande
j anuari-maand.
Het mnl. werklozental bedraagt 424,
onderverdeeld in: 126 bouwvakkers, 17
metaalbewerkers, 36 man landbouw-
personeel, 11 man handelspersoneel, 49
man van het niet varend transport, 7
man kantoorpersoneel, 31 losse arbei
ders, 36 uit de overige beroepen en 111
minder geschikten. Onder de genoemde
424 zijn 58 jongeren beneden de 18 jaar.
Er zijn voorts op het Arbeidsbureau
69 vrouwen en meisjes ingeschreven,
t.w. 15 winkelbediendes, 13 kantoor
meisjes, 5 dames huishoudelijk perso
neel, 6 part-timers en 30 overigen.
Onder de 69 werklozen bevinden zich
24 meisjes beneden de 18 jaar. Ter ver
gelijk; in het district Spijkenisse be
draagt het percentage werkloze man
nen 1,5, in het district Oud-Beijerland
1,6, op Flakkee.... 5,3''/o.
NIEUWE TONGE
Brandweerkorpsen werpen zich op
Nieuwe Tongse verkeersquiz.
Niet om een brand te blussen maar
om in een quiz verkeersvragen op te
lossen worden vrijdag 21 maart de
brandweerkorpsen van Sommelsdijk,
Middelharnis, Nieuwe Tonge en Stad In
„Ons Dorpshuis" verwacht. De afdeling
Nieuwe Tonge van Veilig Verkeer Ne
derland organiseert deze quiz op de
dan te houden Jaarvergadering. Het
zijn de plaatselijke verenigingen die in
het bezit van de wisselbeker zijn en zij
zullen die deze avond hebben te verde
digen. Quizleider is dhr. P. v. Gent,
hoofdagent bij de Gem. politie te Dord
recht. Door dokter de Jager zullen de
E.H.B.O. diploma's worden uitgereikt,
waarbij dokter de Jager ook nog aan
vullende informatie m.b.t. de eerste
hulp bij ongelukken zal verstrekken.
Een beperkt aantal aanwezigen krijgt
gelegenheid op het blaaspijpje te bla
zen terwijl ook daarover nadere infor
matie wordt gegeven.
De avond begint om 8 uur en is voor
ieder toegankelijk.
OUDE TONGE
Smakelijke demonstratie voor
Plattelandsvrouwen.
Voor de Ned. Bond van Plattelands
vrouwen afd. „Oost Flakkee" heeft het
echtpaar v. Helden uit Middelharnis een
zeer geslaagde demonstratie gegeven.
Zij lieten zien hoe petit-four gemaakt
wordt. Dit zijn kleine gebakjes waar
erg veel werk aan is. Ook taarten wer
den opgespoten, waarvan de chipolata-
taart wel het pronkstuk was.
Verder konden we zien hoe paaseie
ren gemaakt worden, ingepakt in ge
kleurd papier en versierd met linten en
strikken. Zo vrerd een paasei een waar
pronkstuk. De kleding voor Zr. Haayer
wordt deze en volgende week opge
haald. Wie oude kleding, schoenen of
lorren heeft kan deze ook bezorgen op
Grijsoord 18, Oude Tonge of bij Noor
dermeer, Krammerdijk 5, Achthuizen.
Wilt U dat het opgehaald wordt bel dan
(01874) 434 t.m. 24 maart.
E R V OLGVERHAAIi
door COR VAN HARTEN
21
Doch de schrale vangsten van
de „Adelaar" werken funest op het hu-
mev.r van de vader; hij raakt z'n gezag,
n image, kwijt. De oude wil nog
jeeds aan de top staan; hij wil die po
rtie niet delen. Met niemand; ook niet
iiiet zijn eigen zoon. Dat is een kwaad
ding.
Een vissersvrouw moet wel bijzondere
kwaliteiten bezitten, peinsde moeder
Tina.
Het was zaterdag. De „Verwachting"
had de vleet binnengehaald voor weinig
^angst. Schipper Jan koerste naar
Yorkshire; hij wilde in Scarborough
net weekend door brengen. Dat was ge
woonte onder de vissers, wanneer zij
onder de Britse kust visten en de ha
ving zich slecht liet vangen. Augustus
IS voor de vleetvissers altijd een schrale
maand geweest; om de lange reis te on
derbreken zocht men 's zaterdags een
Engelse haven op.
't Was prachtig weer, de zon scheen
op een spiegelgladde zee in de baai van
Scarborough. Verscheidene loggers
wachtten op hoog water, dat aangege
ven werd door een zwarte bal in de
seinpaal bij het havenhoofd.
Het was druk op de boulevard, waar
talloze badgasten flaneerden langs het
strand. De zon blikkerde op de witge-
schilderde gevels van de vele hotels en
overal wapperden de vlaggen.
Dicht achter elkaar voeren de loggers
door de nauwe haveningang; zó nauw,
dat een vissersschip er maar nét door
kon. Het binnenvaren van de vloot was
een attractie voor de badgasten, die aan
weerszijden van de doorgang stonden te
kijken naar de invasie van de Hollan
ders.
Fluks meerden de schepen af, soms in
rijen van vijf naast elkaar. De vissers
gingen de wal op, of maakten een
praatje met de opvarenden van de an
dere loggers.
Jonge Leen wipte kwiek over de ver
schansing, hij wilde graag weer eens
vaste grond onder zijn voeten hebben.
„Breng je een ansichtkaart, voor mij
mee?" vroeg Tinus de tweede. „Een
mooie, hoor, hij is voor mijn zoon".
„En voor mij een postzegel voor een
brief, als je wilt", zei Simon. Hij was
deze reis voor het eerst aan boord ge
komen, als veertiende man, zogezegd.
Simon was met zijn ruim vijftig jaren
de oudste matrops aan boord, ouder nog
dan de kok, wiens werk hij had moeten
doen. Het is traditie op een logger, dat
de oudste matroos, naast zijn gewone
werk aan dek, eveneens belast is met
de zorg over de voeding van de beman
ning. Echter, de kok had dit werk niet
uit handen willen geven; want het werd
extra beloond met twee kwartjes per
week; en als je dit bedrag opspaarde,
nou, dan had je met kerstmis een aar
dig zakcentje. Het menu op een logger
was niet zo erg uitgebreid: snert en
bruine bonen en grauwe erwten zijn
zonder een vakdiploma ook gaar te krij
gen. Wanneer ze erg hard zijn doe je
een schepje soda in het kookwater; ze
zijn dan vlug zacht!
Simon had zich erbij neergelegd, zo
als hij meestal deed, als er soms ver
schil van inzicht was in bepaalde zaken.
Hij had een meegaand karakter, kon
veel over zijn kant laten gaan, wanneer
het tenminste niet de spuigaten uit liep.
Maar op één punt was hij onverzette
lijk: elke avond, als hij in zijn kooi
kroop om te gaan slapen, las hij eerst
een hoofdstuk uit zijn zakbijbeltje. Stil,
voor zichzelf; maar de anderen moesten
toch allemaal zwijgen gedurende de tijd
dat hij las; want het is niet bepaald
stichtelijk, nietwaar, wanneer in zo'n
ixiimte één man in de bijbel leest, ter
wijl elf man meer of min luidruchtig de
gewone dingen van alle dag met elkaar
bespreken.
„Jullie moeten het Woord óók lezen,
mannen", zei Simon soms.
„Je hebt toch allemaal een bijbeltje
mee? Dan moet je dat ook gebruiken.
Wanneer de roerganger niet op het
kompas let, gebeuren er ongelukken; en
als jullie je bijbel zo stilletjes op de
keeplank laten liggen, zonder erin te
lezen, en je probeert niet ernaar te le
ven, krijg je zéker averij. Geestelijke
averij, waartegen je dan niet verzekerd
bent".
De matrozen van de „Verwachting"
vonden Simon eerst maar een rare;
doch toen later bleek dat hij niet zo
maar wat zei, maar dat de vlag de la
ding beslist dekte, en dat hij aan dek
een goede visserman was, werd hij ge
accepteerd en geheel opgenomen in
hun kring.
Al spoedig had Leen zijn vrienden
van de andere loggers gevonden. Gezes-
sen slenterden zij nieuwsgierig door de
straten van Scarborough. Ze dronken
een biertje in een pub, keken geïnteres
seerd naar de meisjes die, soms zeer
schaars gekleed, wandelden over de
boulevard. Dat is niks voor Simon,
dacht Leen.
Ze gingen naar de grot, bekend aan
iedere zeeman. Bij de ingang stond de
portier, zijn voeten waren gestoken in
een paar oer-degelijke Hollandse klom
pen, duur gekocht van een Schevening-
se visserman.
„Come in! Come in!" riep hij. „One
shilling a ticket!"
De jongens betaalden hun shilling,
gingen dan door de tourniquet de grot
binnen. Leen hield zich wat achteraf.
„I have no more money, only a six
pence", zei hij. Maar hij had wél meer
geld, hij vond zestig cent teveel.
Met een brede armzwaai gebaarde de
portier dat Leen toch naar binnen
mocht, terwijl hij hem het kaartje over
handigde. „A Dutch fisher is a poor
man", zei hij.
Vlug haalde Leen de andere jongens
in. „Ik mocht erin voor een sixpence",
zei hij triomfantelijk. „Ik heb die En
gelsman beduveld".
De jongens keken ongelovig. „De por
tier bedacht zeker dat zo'n kleine jon
gen wel voor half geld naar binnen
mocht", zeiden ze.
Leen werd kwaad. „Je kan beter
klein zijn, maar mét hersens, dan lang
van stuk en met een lege bovenkamer",
antwoordde hij vinnig. „Ik laat mij niet
uitzuigen door zo'n eigenwijze Engels-
man".
Ze stonden nu in de grote ruimte van
de grot, die ingericht was als amuse
mentscentrum. Op het podium vóór in
de zaal gaf een groep vrouwelijke mu
zikanten een uitvoering. Zij waren ge
kleed in diep-gedècollecteerde, helgele,
mouwloze jurken. Ze speelden populaire
melodieën en volksliedjes, die door de
bezoekers in de volle zaal werden mee
gezongen. Community singing! De diri-
gente hanteerde gracieus de dirigeer-
stok; ze liet meteen haar blote rug aan
het publiek zien.
„Toen de naaister die jurken maakte,
heeft ze de rugkant vergeten", zei Leen,
die geïnteresseerd toekeek. Direct kreeg,
hij bijval.
De jongens stonden daar, ongewassen
op klompen en in hun vuile werkplunje,
met een vette, gerafelde pet op hun
hoofd. Ze keken meer naar de blote
meisjes dan dat ze luisterden naar de
muziek en de zang.
Twee girls kwamen naar voren; ze
zongen met fluwelen stemmen en
smachtende blikken een sentimentele
hymne. De jongens verstonden niet al
les, enkele woorden slechts: a very nice
country, love en wunderfuU. Maar ze
begrepen het best en ze keken hun ogen
uit.
„Jong!" zeiden ze tegen elkaar, „dót
is mooi! Dat is wat anders dan vissen
op een stinkende haringprauw!"
Ze bleven nog een tijdje kijken en
luisteren, gingen toen node weg, want
het was al vrij laat geworden. Ze dron
gen tussen het publiek door naar de uit
gang, soms misprijzend, dan weer
nieuwsgierig nagestaard door de Engel
sen, de inboorlingen, zei Leen, die
haastig ruimte maakten voor die sme
rige Dutch boys. Het orkest zette op
nieuw een liedje in, dat door de bezoe
kers enthousiast meegezongen werd:
It's a long way to Tipperary