EIIAriDEtl - niEUWS Arnemuiden krijgt stadsrechten Overdenking KIHDEREN IN NOOD VM6EN OM UW HULP KINDERTEHUIS JHEMBISO" STUKWERK Zeeuwse wandelingen het IS volBRacht uit de Heilige Schrift 2e blad Vrijdag 12 april 1974 No. 4279 Een uitzonderlijk voorfaar Totaal onvoorstelbaar is voor ons verwende Nederlanders de ontzaglijke nood en ellende waarin vele duizenden zwarte Afri kaanse kinderen verkeren. Prijsgegeven aan honger en verwaar lozing leven zij ook in de duisternis van heidense onwetendheid, onbekend met de allergrootste nood, van een leven buiten Gods gunst. Hierin kunt U allen verbetering en verandering helpen brengen. Door middel van Uw offer kan aan deze verschoppelingen der samenleving, naast Christelijke barmhartigheid een opvoeding gegeven worden onder het gezag van Gods Woord, naar de be lijdenis geschriften der Reformatie. HET WOORD as NU AAN U. GIRO Nr. 477S98 t.n,v. Peimingm. STICHTING RHODESIA ZENDING Ziedewijdsedijk 59 te BAEENDEECHT i^issmmm Wat zullen ze daar in Arnemuiden gelachen hebben, toen ze van een dorp tot een stad werden verheven! Dat is 400 jaar geleden, op 9 maart 1574. De inwoners van Arnemuiden' willen er nog eens blij over zijn, in mei gaan ze het herdenken met een historische optocht, heb ik gelezen. Van dorp tot stad Als u het jaartal goed bekijkt, ziet u dat we een paar jaar bezig waren met de 80-jarige oorlog tegen Spanje. Jn 1572 kwam er wat licht in de duis ternis van Alva's landvoogdij. Den Brie!, Vlissingen, Veere en nog enkele andere steden keerden Alva de rug toe en kozen de zijde van Prins Willem. In Zeeland was dat geheel Walche ren behalve Middelburg. IVIaar na een beleg van bijna twee jaar moest de Spaansgezinde Zeeuwse hoofdstad zich aan de Geuzen overgeven (18 febr. 1574). Enkele weken geleden heb ik hierover een paar artikelen geschreven. Vanwe ge het langdurig verzet moest het 100.000 gulden schadevergoeding aan de Prins betalen. Maar Arnemuiden kreeg stads rechten! Waarom juist Arnemuiden? Dat zit zo. Na Vlissingen (april 1572) had het dadelijk de zijde van de Prins gekozen. Dat is hun löijzonder kwalijk genomen door Middelburg, de grote con current van Arnemuiden. Een troep Spaanse soldaten verlaten de hoofdstad en het weerloze dorp wordt ingenomen (8 mei 1572). Niet zonder slag of stoot, soldaten van de Prins en dorpelingen bieden hevig tegenstand, maar tegen de overmacht kunnen ze niet op. De mees te inwoners vluchten, rond en in het dorp liggen er 400 doden. Tot aan de overgave van Middelburg (18 febï-. 1574) bleef Arnemuiden in Spaanse handen. De soldaten hebben er vreselijk huis gehouden. De geschied schrijver Van Meteren zegt, dat er toen nog maar één huis behoorlijk in tact was: dat van de Spaanse bevel hebber. Uit de andere huizen was al het hout weggebroken, gebruikt als brandhout. De zoutketen, lijnbanen, het gasthuis en' de sohuttershoven waren vernield. Men kon nu met de wederopbouw be ginnen en dat was heel wat. Toen heeft de Prins drie weken later (9 maart 1574) als beloning voor de dappere tegenstand tegen de Spanjaar den, uit waardering voor hun keuze van Oranje en als „smartegeld" voor de geleden schade het dorp Arnemui den stadsrechten geschonken. Het mocht verdedigingswerken (wal len) rond de stad aanleggen' (er is nog iets van te zien), er kwamen 4 poor ten, men mocht een weekmarkt (dins dag) en een jaarmarkt houden, allemaal voorrechten die aan het stadszicht ver bonden waren. Middelburg jaloers Het (boterde al lang niet tussen deze twee plaatsen. Wel enigszins te begrijpen als we even de situatie opnemen. De Arne is enkele eeuwen de Middelburg se haven geweest. Ze ontstond in de buurt van Oostkapelle, stroomde door Walcheren, misschien wel ongeveer op dezelfde plaats waar nu nog de Dom- burgse watergang loopt. Langs Middel burg en de buitenplaats Arnestein be- reili:te de Arne het grote vaarwater Lemmer, Jonker Fransengat en nog een paar, die later onder de algemene naam Sloe worden samengevat. Aan de mond ervan lag Arnenruiden, de naam zegt het al. Als deze plaats dus kwaad wilde en moeilijkheden in de haven veroorzaak te, zag het er voor Middelburg slecht uit. Iemand heeft deze toestand eens vergeleken met een zak, waarvan Mid delburg het lichaam en Arnemuiden de hals is. „De hals van de zak afgeschei den, ware de rest inutiel" waarde loos). Dat moest voorkomen worden. Mid delburg wilde niet afhankelijk zijn van Arnemuiden, integendeel, het wilde het gezag over Arnemuiden' in handen krijgen, de baas erover spelen. Het is gelukt ook. In 1493 kocht Mid delburg van Filips van Bourgondië, heer van Veere, en diens echtgenote Anna van Borssele, hun ainbacht in de paro chie Nieuwerkerke. Die behoorde bij Arnemuiden. De grenssteen midden in het land dicht bij de spoorbrug over het Arnekanaal staat er nog steeds en is vanaf de weg en uit de trein goed te zien. Middelburg ging verder. In 1508 kocht het van Boudewijn, bastaard van Bour gondië, heer van Zoutelande, diens ambacht daaromtrent bij Nieuwer kerke) gelegen, zijnde dit de grond waarop Arnemuiden gebouwd was. Ziezo, dat was voor mekaar. Mid delburg was nu de baas, het kon aller lei bepalingen rnaken om Arnemuiden er onder te krijgen en de eigen handel te bevorderen. Heeft dit ook gedaan. De Arnemuidenaars mochten b.v. geen groothandel drijven, er was precies voor geschreven wat ze aan de schepen moch ten leveren en hoeveel. Tot plagens toe soms. Dikwijls werden de voorschriften ontdoken en moesten ze opnieuw uitge- waardigd worden. Wat al processen hebben deze twee plaatsen niet gevoerd! Vaak om onbe nullige dingen'. Zo gaat het als twee buren niet goed met elkaar kunnen opschieten. Welvaart in Arnemuiden Ondanks dit alles namen handel en bedrijvigheid in Arnemuiden steeds toe. Het was een verbazende drukte in de haven en op de rede, soms lagen er Het is volbracht voor U en mij. Wij schuldigen, wij worden vrij. Het is volbracht! Hij roept het uit. De bange nacht die Hem omsluit Gaat wijken op dit machtig woord Wijd open gaat de hemelpoort En van Gods vriend'lijk aangezicht. Straalt nu het blij verzoeningslicht. De vijand zegt, het is mislukt Als Jezus' moede hoofd zich bukt Als van Hem wijkt de laatste kracht. Maar Jezus roept, het is volbracht! En elk die aan de voet van 't kruis Zijn schuld belijdt komt eenmaal thuis. De dood jaagt dan geen angst meer aan Want alles, alles is voldaan. Lanerta. 3 rijen grote koopvaardijschepen, voor een groot deel voor Middelburg bestemd Maar de inwoners verdienden eraan: ze bouwden en repareerden schepen, rustten ze uit ter vaart, verkochten touwwerk en wat op de grote reizen verder nodig was, voorzover dat door de Middelburgse voorschriften geoor loofd was. Vooral de zoutziederij, het zout ma ken uit serrie of darrink (een soort veen) en de handel in zout was „een profijtelijke negotie en van grote es- time". In de bloeitijd stonden er 30 zoutketen, er zou een lang verhaal over te schrijven zijn. In 1496 lagen er 135 schepen op de rede, die de Spaanse prinses Johanna van Arragon als bruid hadden gebracht voor onze landsheer graaf Filips de Schone. In 1522 zeilden er meer dan 150 sche pen naar Engeland om daar Karel V af te halen. Haast altijd waren er vreemdelingen, er waren dus ook veel herbergen waar ze moesten eten en' drinken en soms lo geren, meer zelfs dan in Middelburg. Ik las dat van elke 3 huizen er 2 een herberg waren, maar dat lijkt me wel wat overdreven. Ten gevolge van de zandbanken in het Sloe is er een eind gekomen aan de scheepvaart. Wat grotere schepen kon den tenslotte helemaal niet meer weg. Dichter de la Rue zegt ervan: „'k Was bloeiende, voorheen door koopmanschap en vaart, De grootste schepen zag ik liggen op mijn stromen. Doch door 't verzanden van mijn ree ben ik veraard. En tot die lage val als men nu ziet, gekomen." Middelburg heeft er niet zo erg veel last van gehad. Toen de kooplieden daar zagen, dat het misging met de scheepvaart door de Arne, hebben ze een' klacht ingediend bij onze landsheer Karel V. Hij heeft voor een nieuw ka naal gezorgd: van Middelburg door Welzinge, bij het fort Rammekens kwam het uit uit de Schelde. Na drie jaar graven was het in 1535 klaar. U moet niet denken, dat het toen „pais en vree" was tussen beide plaat sen. Middelburg heeft nog dikwijls ge probeerd Arnemuiden dwars te zitten. Een voorbeeld ui het jaar 1732: Aan de ingezetenen van Arnemuiden' werd door de regering van Middelburg verboden om in de stad hun vis, mossels en kreu kels te verkopen en zelfs om er mee door de stad naar andere plaatsen te trekken. Middelburg L. van Walleniburg „Hij ii's ?iier niet, maar Hij is opgestaan". (Lukas 24 6a). Op de eerste Paasdag gebeurde een groot wonder. De Heere Jezus Christus, Gods Zoon stond op uit het graf. Enkele vrouwen waren al vroeg in de morgen op weg gegaan naar het graf. Zij hadden specerijen bij zich om het lichaam van hun Meester te balsemen. Als ze echter bij het graf komen, blijkt het dat de steen weggerold is. Het graf is leeg. Ze staan verbijsterd. Dachten ze dan niet aan Christus' woord dat Hij op de derde dag zou opstaan? Neen, dat waren ze vergeten. Was het lege graf dan niet genoeg om hen te verzekeren dat Christus was opgestaan? Och, laten we hen maar niet overval len met verwijten. Ongetwijfeld hebben zij zich daarna beschuldigd over hun ongeloof. Zij hebben zich later zeker geschaamd. Laten we die vrouwen niet op een harde manier beschuldigen. Let u eens op het goede dat bij hen te zien is. Hun diepe droefheid over het gemis van Christus. Zij zochten Hem met hun ganse hart, U ook? Op een andere plaats lezen we in Gods Woord: „Eer zij roepen, zal Ik antwoorden." Dat is op de eerste Paas dag bevestigd. De steen was al afge wenteld. Die vrouwen behoefden er niets aan te doen. Bovendien was het zo: Zonder woorden bracht die afgewentel de steen een' blijde boodschap, namelijk de bevestiging van het verkondigde woortd: „Ten derde dage zal Ik weer op staan." Maar die vrouwen begrepen het nog niet. Ze wisten niet wat ze ervan den ken .moesten. Ze meenden dat ze nu alles kwijt waren. Maar ziet u het nu goed: Ondanks hun ongeloof vergeet de Heere hen niet. Hij zorgt zo nauwgezet voor Zijn volk. Al hebben zij veel zonden en ge breken, ze v/orden niet verworpen wantChristus leeft! In gedachten zien we die vrouwen bij het lege graf staan. Het is nu de tijd voor de opgestane Levensvorst om hen te vertroosten. Dat doet Hij op een wij ze manier. Hij toont Zich nog niet in Zijn opstandingsheerlijkheid. Dat konden zij blijkbaar nog niet ver dragen. Christus zendt een paar enge len. Plotseling staan zij daar in blinken de kleding. Wonderlijk. Hemelse heer lijkheid bij het graf. Het is te begrij pen dat die vrouwen' schrikken. Ze waren toch al zo in de war. Verbaast u zich daar echter niet over. Zij zagen daar immers wat van Gods heerlijkheid, zonder Christus te zien. Het is ongeveer hetzelfde, als wan neer -we gesteld worden voor Gods heilige wet. Dan wordt ook w^at gezien van Gods heerlijkheid en majesteit, ter wijlhet geloofsoog nog niet gericht is op Christus. Dan moeten we wel schrikken. Zo ook bij die vrouwen. Als Christus hen niet geestelijk had gesteund, waren ze gillend weggevlucht. Maar nublij ven ze staan. Die twee engelen' spreken die vrouwen toe: „Wat zoekt gij de levende bij de do den?" Het was een zachte terechtwijzing, en een blijde boodschap tegelijk. De Hei land had Zich toch altijd bewezen als de Levensvorst. Hij kon beschikken over leven en dood. Hij kon Zijn leven afleggen en het weer nemen. Meerma len' had de Zaligmaker daarvan gespro ken. Juist dat hadden zij bijna nog niet verstaan. Evenals de discipelen en ook velen onder ons. Of denkt u dat deze kwaal onder ons niet voorkomt? En zijn immers zoveel zoekende mensen, die Christus op de verkeerde plaats zoeken zelfs daar, waarvan ze kunnen weten, dat ze Hem daar niet vinden. Er is verlangen naar Hem. Maar toch gaan ze steeds voort, gebogen onder hun zondenlast. Het lijkt wel of er geen levend Verlosser is. Nooit is Christus immers te vinden op de plaats, waar wij onze eigengerechtig heid en onze vroomheid opstapelen. Nooit kunnen we Hem vinden in ons van nature dode hart. Daar vinden we de dood en niet het leven. Moeten wij niet belijden, dat wij Hem ook daar niet vaak zoeken? Maar dan zoeken ook wij de levende bij de doden. Daar is Hij niet. Denk aan de bood schap van de engelen: „Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan". Dat Is de rijke boodschap van Pasen. De dood en het graf konden Hem niet houden. Het graf is leeg. God de Vader heeft Zijn Zoon opgewekt. Hij heeft volkomen aan Gods recht voldaan. Hij heeft volkomen voor de Zijnen betaald. Anderzijds moeten we zeggen: Hij is opgestaan door eigen Goddelijke kracht „Hij is krachtig bewezen te zijn de Zoon van God naar de Geest der heilig making uit de opstanding der doden." Hij is de Overwinnaar. Hij heeft de sleutels van hel en' van dood tot in alle eeuwigheid. De engele leggen dat nog uit aan die vrouwen. Dan geloven zij, „Zij werden indachting aan Zijn woorden." Chris tus' woorden kwamen weer in hun ge dachten terug. Toen begonnen zij te be grijpen. Het is te hopen dat velen onder ons Christus zoeken. Omdat u Hem niet kunt missen', net zoals die vrouwen. Dan moet u wel klagen over uw verkeerd zoeken, over uw dvraalziek hart, over uw vergeetachtigheid. Dan zult u last hebben van al die zonden en uw on- loof. Het kan zelfs gebeuren dat u zegt: ,,Zou de Heere nu aan zo'n zondaar wel genade willen geven?". Weet u dan dit: Gods genade is veel groter dan uw zon den. Zie het bevestigd in het paas- evangelie. En klem u vast aan Christus eigen woord: „Ik ben de Opstanding en het leven, wie in Mij gelooft zal niet sterven, maar leven". Stellendam M, B, V. d. Akker, WEERPRAATJE: „Let op, er volgt een maart met ha gel- en sneeuwbuien begeleid door nachtvorsten". Dat verkondigden ama teur-weervoorspellers op het moment, dat februari zich van zijn zachtste kant toonde. Het is echt niet om borstklopperij te bedrijven, wanneer we hier even onze reaktie op dergelijke voorspellingen memoreren: „Het kan ook anders lo pen. De natuur zou ook wel eens kun nen volharden in zijn milde aanpak". Inmiddels hebben we gezien, dat het inderdaad mooi weer gebleven is. Maart was, ondanks een vrij koude eerste helft, gemiddeld zachter dan normaal. De afgelopen 2V2 eeuw was driekwart van alle maanden maart kouder en maar een kwart warmer. Op 17 maart werden in het Noorden de kwikstaartjes weer gezien en op de 20e de grutto het eerst gehoord. Negen dagen later zag men voor de eerste keer vleermuizen vliegen. April deed er nog een schepje boven op. De eerste aprildagen waren met maximum-temperaturen van 20 tot 21 graden uitzonderlijk warm. Alleen in 1926 en 1946 is het in de eerste pentade (5 dagen) van de grasmaand nog war mer geweest. Zo noteerde men op 4 april 1926 in Sittard 25 graden, Maas tricht 27 graden en op 4 april 1946 in Heerenveen en Groningen 25 graden, Maastricht 26 graden. De derde dekade van maart was het eerste tijdvak, dat dit voorjaar kurk- droog uitviel. Er ontwikkelde zich een krachtig en stabiel hogedrukgebied bo ven Rusland, dat zich uitbreidde over Skandinavië en Schotland. Tussen dit gebied en lagedruksystemen boven het Middellandse Zeegebied kwam een Oos telijke circulatie tot leven. Hiermee werd droge continentale lucht aange voerd, waarin regenwolken geen kans hadden. De depressie-invloed reikte veelal niet hogerop dan Zuid-Duitsland en de Ardennen, waar op verschillende dagen prille lokale onweersbuitjes vie len. En toen in een latere fase over West-Frankrijk eens een lagedrukge bied van iets meer allure met zware re gens (40 mm in 18 uur) „omhoog kroop", stootte dit minimum geducht zijn hoofd tegen de Britse hogedrukbarrière. Gevolg: de regen en het onweer ble ven op afstand en Zuid-Frankrijk en Spanje zaten met de gebakken peren. Terwijl het bij ons 20 graden was, moesten Palma op Mallorca en Ibiza het doen met 12 a 13 graden. Wanneer een Skandinaafs hogedruk gebied zich langer dan een week goed Betaalt U liever per Bank? Dan naar de RABO Bank te Barendrecht met de vermelding t.g.v. Penningm. Stichting Rhodesia Zending. Abonneert U tegelijk op het Maandblad van de Rhodesia Zending a 4, per jaar. Wilt U deze abonnementsopgave dan tevens op uw giro for mulier vermelden? Dan krijgt U daarin tegelijk een volledige verant- woording van alle giften, schenkingen en legaten. handhaaft, is er meestal wat bijzonders aan de hand met het weer. Dat is vooral zo, wanneer het zich in westelijke rich ting en dus tegen de draad in, uitbreidt. Dat gebeurde in deze lente en dit geeft deze maand uitzicht op nog meer moois. De persistentie (volharding) van een eenmaal ingetreden luchtdrukverde ling, spreekt dan belangrijk mee. Het is onze Amelander medewerker opgeval len, dat de Oostelijke wind dit voorjaar veel sympathieker aandoet dan gewoon lijk bij „oostelijke weertypen" in maart of begin april. De lucht is wat minder droog, stof- stormen, bij zulke gelegenheden anders vaak een plaag, doen zich niet voor en bovendien gedraagt de Oostenwind zich wat gedisciplineerder. Daardoor waait ook de Waddenzee niet zo gauw leeg. V E RVOLGVERHAAL Verhalen van Jan Lourense. „Al ons denken is maar stukwerk" 4 Hij klopte vertrouwelijk op haar schouder, wat Els niet prettig vond, al Het zij het niet merken. De volgende dagen gaven haar stof tot nadenken. Zij werd er onrustig on- dei*. O neen, mijnheer Broodman deed niets onbehoorlijks. Hij praatte alleen gezellig, veel en veel langer dan zakelijk nodig was. De intuïtie van een vrouw is scherp. Els gevoelde: hij zoekt toenade ring. En als zij dan 's avonds bij het naar bed gaan of in bed er over nadacht, Was steeds haar conclusie: het mag niet! Zij opende de brief van dhr. Smit uit Amsterdam, die berichtte, dat de be spreking met de „drie andere heren" eerst kon plaats vinden aan de vóór avond van de morgen, waarop de be slissende conferentie was vastgesteld. Plaats: weer Parkhotel. „Goeie morgen", dacht zij, „'s avonds naar Amsterdam, in de nacht of zo te rug en dan 's morgens vroeg weer naar Amsterdam. Want die morgen begon de conferentie om negen uur. Zij voelde er niets voor. Maar ja, ze moest weer mee. Dat had zij goed begrepen van mijnheer Broodman, Toen even tien uur Broodman zijn post doornam en de brief van Smit las, belde hij onmiddellijk Els en zei: „Je hebt („u" kwam hem niet meer over de lippen) de brief van mijnheer Smit ge lezen. Een vervelende boel, dat heen en weer getrek. Ik stel voor, dat je het Parkhotel belt en voor die nacht twee éénpersoonskamers reserveert. Dan blijven we in Amsterdam slapen. Of heb je er bezwaar tegen?" Els antwoordde, dat zij dat liever deed dan naar huis gaan, om enkele uren later weer naar de hoofdstad te trekken. Dus besprak zij twee kamers. Hoewel mijnheer Broodman op de heenreis had opgemerkt, dat de vóór conferentie wel niet veel tijd in beslag zou nemen bleek hij zich vergist te heb ben. Het was ruim elf uur eer men ge reed was. De directeur en Els gingen nog even naar het restaurant. Broodman bestelde een vermouth, maar Els nam een kop koffie. Op koffie was zij dol, thee kon haar niet schelen, behalve des morgens na het opstaan. Ze spraken nog wat over de conferentie, de vooruitzichten voor de morgenbespreking waren zo gunstig mogelijk. Toen zij hij„We gaan naar boven", de receptie meedelend, dat zij om acht uur gewekt moesten wor den. Broodman had kamer 17, Els kamer 18. Op de stille corridor, waar geen ster veling te bespeuren was, raakte hij haar arm aan en zei zacht: „Voorlopig kan ik toch niet slapen; houden we elkaar nog wat gezelschap op mijn kamer of op de jouwe?" „Neen, mijnheer Broodman", ant woordde Els koel. „Ik ga slapen. Wel terusten. „En zij wipte kamer 18 binnen. Als een geslagen hond ging Broodman naar 17, er naast. Els had een koel zeer onpersoonlijk antwoord gegeven, maar haar hart hamerde. Het eerste uur week de slaap verre van haar. De volgende morgen aan het ontbijt (na een heel gewone „goeden morgen") werden zo goed als geen woorden ge wisseld. Maar Els bemerkte, dat haar patroon haar zo nu en dan gadesloeg. Maar geen tien minuten later was de bespreking in volle gang. Om elf uur was de zaak beklonken. „We gaan naar huis", zei Broodman. „Onderweg kunnen we wel lunchen in een restaurant of motel". Na een half uurtje gereden te hebben, er werd geen woord tussen beiden ge wisseld, minderde Broodman vaart. „Ben je boos op mij?" vroeg hij bruusk. Els antwoordde: „Neen, mijnheer Brood man. Maar ik zal eerlijk zijn, wat u mij gisteravond vroeg, beviel mij niet. Dat is het alleen". „Denk je soms, dat ik een vrouwen jager ben?" De auto stond bijna stil op de niet drukke weg. „Neen, mijnheer Broodman, dat denk ik niet. Ik geloof het ook niet. Maar u zoudt het kunnen worden?" „Ben ik niet van plan", antwoordde hij grimmig. „Ik wil alleen toenadering tot jou. 'k Zeg het eerlijk en oprecht". „Dan is u aan het verkeerde adres", zei Els, die haar hart voelde en hoorde kloppen. „U is getrouwd. U mag zoiets niet zeggen". „'t Is me het huwelijk wel", zei hij bitter, „begrijp je dan niet, dat zo'n man naar iets anders snakt?" „Misschien begrijp ik het, maar dat wil niet zeggen, dat het mag!" „Ik denk er sterk aan, scheiding aan te vragen, al is dat een heel gezeur". „Dat moet u weten, al lijkt me dat niet zo eenvoudig in uw geval". Hij antwoordde niet, maar gaf plotse ling meer gas, steeds meer. De wagen vloog onverantwoordelijk over de weg. Hij dacht niet meer aan een lunch en reed linia recta naar huis. „Ik zet je bij huis af", zeide hij, toen zij de stad bin nenreden. „Kom vanmiddag maar wat later". Els, geheel in de war, gaf geen antwoord. Zij was, na te hebben gege ten, niet veel later dan gewoonlijk op het kantoor. Tegen half zes kwam Broodman op haar kamer en vroeg, smeekte bijna: „We blijven toch goede vrienden?" „Misschien wel, mijnheer Broodman. Maar in elk geval niet méér. Dat ligt geheel aan u". Onderweg naar huis schreide het in haar. Zij had medelijden met haar di recteur. Maar medelijden kon, zij ver heelde het zich niet, iets anders wor denEn dat mocht niet. „O, God," bad zij, „leid mij niet in verzoeking". De volgende dagen werd zij steeds onrustiger. Broodman, hoewel hij af stand in acht nam, gaf duidelijk blijk, dat hij zijn pogingen niet opgaf. De moeder van Els had het al opge merkt: haar dochter was de oude niet: rusteloos, nerveus, soms kribbig, dan weer in gepeins verzonken, totaal afwe zig. Resoluut vroeg zij op een avond: „Wat heb je toch, Els? Ongenoegen in de zaak? Wordt het werk je te zwaar?" „Nee, mams. Maar ik denk, dat het beter is, bij Broodman mijn ontslag te nemen". „Waarom in vredesnaam, als er niets is?" was de verbaasde vraag. „Er is natuurlijk wel wat". En Els ver telde alles, alles. „Je hebt gelijk, kind. Niet met vuur spelen. Zeg morgen je ontslag aan. Het is overmorgen de laatste van de maand. Over een maand ben je vrij. Je krijgt wel wat anders, al zal het salaris allicht minder zijn. Maar dat is het voornaam ste niet. Een rein hart en goed geweten voor God en de mensen, dat zegt alles". Voor het eerst sinds enkele weken sliep Else rustig. De volgende morgen stond zij naast de schrijftafel van Brood man. „Mijnheer Broodman, ik neem, na rijp beraad, mijn ontslag tegen de eerste van de volgende maand". Met een ruk wendde hij zich, bleek wordend, om en keek haar aan. „Waar om doe je dat? Ik begrijp niet „U weet heel goed waarom, mijnheer. Wat u wilt kan ik niet, mag ik niet. Laten we er niet langer over praten. „Ga niet weg", smeekte hij als het ware. „Ik beloof „Mijnheer Broodman, mijn besluit staat vast. U behoeft er niet aan te wrikken". Zij verliet het privékantoor en ging naar haar werkvertrek „Gelijk ook wö 't Was in de bezettingstijd 1940-1945. In het dorp Lindenwoud, niet ver van de stad Lansburg (u begrijpt: gefingeer de namen) woonden twee families. Het gezin Groothof en het gezin Van Dui nen. De familie Groothof was, wat men noemt, in goede doen. Een prettig gezin. Enkele jongens en meisjes. Eén van de meisjes heette Marchien. Vader Groot hof was lid van de kerkeraad. Een ker kelijk meelevend gezin. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1974 | | pagina 5