iiAnDEn - niEuws Overdenking Stad en platteland ffiffiM Zeemt»» wand^mgen Wolken pakken samen RUILZÉ IN DÏHII drij TELEURGESTELD.;, W. RIKKEN B.V. Vrijdag 27 oktober 1972 No. 4133 •k -k -k Landelijk onderzoek naar de sportvisserij uit de i^ -k k C. KIEVIT Zn. Centrale Verwarming Overweel en Struyk Complete Woninginrichting MeHssant - Tel. 01877 - 1502 of 01879 - 721 Collecte Nier Stichting OVER UW ZIG-ZAG NAAIMACHINE? y,,'":: voor de" moderne PFAFF itfg-zag lichtgewicht Wij ruilen alle merken in, /oöl<*vréemdé Vervolgverhaal De catechisatie De lokaliteit De methode (Jog steeds zijn we niet uitgepraat iver de catechisatie. We zagen vorige reek dat de catechisatie in vroeger euwen, zo ze al trouw beoefend werd, och nog te veel leek op een kerkdienst het klein, waarbij de predikant voor iet grootste deel alléén aan het woord vas, en waarbij de leerlingen hoog- ■tens gelegenheid kregen een vraag te «antwoorden. In onze tijd, waarin „mondigheid" en nspraak" zo hoog genoteerd staan, ran dat uiteraard niet meer de me- iiode zijn. Trouwens, catechisatie is reen kerkdienst, maar een lesuur. En een lesuur mogen vragen worden 'êsteld, opmerkingen worden gemaakt, nz. Uiteraard zal de mogelijkheid daar- 'oe van een aantal factoren afhankelijk rijn, en dikwijls van geval tot geval be keken moeten worden. Maar in principe is de catechisatie geen monoloog van de predikant. De catechisanten moeten rich bij het onderwijs betrokken gevoe- L en akt, "m opvlak, voetbei oud arn- Er mag ook wel aandacht worden be steed aan de lokaliteit waarin het on derwijs gegeven wordt. Sommigen vin den dat misschien onbelangrijk, maar et is een eerste v^eiste, dat de jonge- W worden ontvangen in een behoorlij ke, zo mogelijk ook gezellige ruimte. Vroeger was de consistoriekamer 'meestal tegelijk ook cateohisatielokaal. En wat voor consistoriekamers waren dat in vele gevallen? Ongezellige, kale [vertrekken met ongemakkelijke stoelen, 'waarin de catechisanten opgepropt op ielkaar zaten. Dat kan niet meer in een itijd, waarin onze huizen van alle ge- malcken en luxe zijn voorzien en waar in de scholieren en cursisten elke dag of elke avond les krijgen in uiterst moder ne schoolgebouwen. Zoals voor de we- ijkse samenkomst van de gemeente het beste nog niet goed genoeg is, zo moet ook aan het gebouw waarin de jeugd van de gemeente gevormd -wordt tot mondige leden der kerk alle zorg sorden besteed. Gelukkig beschikken (Ie meeste gemeenten tegenwoordig over doelmatige verenigingsgebouwen. Maar ft zou toch niet graag de kerkeraden en kerkvoogdijen de kost geven, die afge- iluilvte stoelen en stukgelezen bijbels eigenlijk nog te goed vinden voor het onderwijs aan de catechisanten De groepen mogen ook niet te groot zijnj Voorheen, toen de jongeren zwijg zamer en volgzamer waren dan tegen woordig, kon men rustig vijftig cate chisanten tegelijk ontvangen. In onze tijd is een groep van vijf-en-twintig eigenlijk het maximum, -wil men het geheel kunnen overzien en de orde be waren. En in zo'n groep moet ieder kunnen meedoen. Dat wil zeggen, dat er voor elke catechisant een bijbel, én een psalmboek beschikbaar moet zijn. Hoe kan men jongeren vertrouwd maken met de inhoud van de Schrift of met het liedboek van de kerk, als ze dat niet in handen krijgen? En in onze sterk visueel Ingestelde tijd is het natuurlijk ook een eerste ver eiste, dat er een schoolbord aanwezig is, waarop de hoofdzaken van de be handelde stof worden opgeschreven. Dat komt het „onthouden" alleen maar ten goede. Of de leerlingen aantekeningen maken, of niet, dat is een vraag die in z'n algemeenheid niet te beantwoorden is. Sommige predikanten dwingen de jongeren tot schrijven, maar dwang werkt vaak averechts. Blijkt het dat ze het gehoorde kunnen onthouden zonder aantekeningen te maken, dan kan men hen beter niet verplichten tot het ma ken van notities. Tenslotte moet het ook weer niet al te schools toegaan Een vraag, die van de zijde van de catechisanten altijd weep terugkeert is "f ze „veel moeten leren". Ik geloof niet tot we de eis moeten stellen dat ze, zo als dat vroeger gebruikelijk was, de tragen „uit het hoofd" moeten kennen. Klakkeloos uit het hoofd leren heeft "iet veel waarde, wanneer soms blijkt dat men van de inhoud van vraag en antwoord bijna niets heeft begrepen. Van de catechisanten mag wel worden gevraagd dat ze het behandelde de vol gende keer met eigen woorden kunnen navertellen. En wanneer ze dat doen, dan blijkt vaak dat ze de stof veel be ter in zich hebben opgenomen dan wan neer ze zonder mankeren de vragen kunnen opdreunen. Tenslotte nog iets over het stellen van vragen. Ieder heeft uiteraard zijn eigen methode, zodat daarvoor geen algemene regels te geven zijn. Sommige „catechi seermeesters" vinden het al heel wat, wanneer ze na bijna een uur zelf aan het woord zijn geweest, nog vijf minu ten gelegenheid geven tot vragen stel len. Het lijkt me toe, dat juist dan de vragen moeilijk los zullen komen. Het is veel beter, af en toe het betoog even te onderbreken en zelf een balletje op te gooien, zodat de catechisanten uit hun tent worden gelokt en dan komt het gesprek vanzelf op gang. Daarbij moet natuurlijk als voorwaarde worden ge steld, dat er maar één tegelijk aan het woord is, anders is vooral bij de „klei nen" de orde in een minimum van tijd zoek. Een effectieve methode is ook een eventuele vraag door een ander te laten beantwoorden of ter algemene bespre king te geven.! De predikant heeft dan toch nog alle gelegenheid zelf zijn op merkingen te plaatsen of zijn correcties aan te brengen. Het waren zomaar wat losse opmer kingen, allemaal naar aanleiding van het weer begonnen winterwerk. Oók opdat de ouders zouden beseffen dat het niet eenvoudig is, in deze tijd hun kinxieren op te voeden in „de voorzeide leer". Medewerking van die zijde is dan ook een eerste vereiste. Als het dan allemaal maar uitloopt op dat éne: „opdat zij horen, en opdat zij leren". WAARNEMER. Tussen half november 1972 en janu ari 1973 zullen in het kader van het onderzoek naar de sportvisserij een groot aantal vraaggesprekken met sport vissers en niet-sportvissers uit het ge hele land worden gehouden. Het on derzoek wordt in opdracht van de mi nisteries van landbouw en visserij en van cultuur, recreatie en maatschap pelijk werk en van de Organisatie ter Veiibetering van de Binnenvisserij uit gevoerd door het Instituut voor Toege paste Socioloigie te Nijmegen. Ter voorbereiding is reeds in 1971 een vooronderzoek gehouden, waarbij sportvissers zijn geënquêteerd in de polder Achttienhoven, langs de Brielse Maas en langs de Lek in de omgeving van Nieuw Lekkerland. VOORTGAANDE REFORMATIE „En het mishaagde mij zeer; zo wierp ik al het huisraad van Tobia buiten uit de kamer" (Nehemia 13 8) Bij het lezen van dit laatste hoofdstuk van Nehemia kunnen we een gevoel van teleurstelling bijna niet onderdrukken. Is dan al zijn werk voor niets geweest? Moet het nu toch allemaal mislukken? U weet, Nehemia is uit Perzië geko men, hij heeft een mooie positie aan het hof laten schieten om de muren en de poorten van zijn stad te herbouwen. Er is met ijver en insparming gewerkt, de vijanden zijn er zelfs van onder de in druk gekomen. Het Verbond met de Heere is vernieuwd, tenslotte is Jeru zalem weer bewoond en de muren van de stad zijn herbouwd en plechtig in gewijd. Voor óns had de geschiedenis nu kunnen eindigen. Dan was het tenmin ste een „happy end" geweest. Maar nu is Nöhemia enige tijd afwe zig geweest. Hij was in Perzië, wellicht om verslag uit te brengen aan de ko ning. En nu zijn er gedurende zijn af wezigheid verschrikkelijke dingen ge beurd in Jeruzalem. Onder andere is de tempel ontwijd. Een vertrek, een bijge bouw, dat normaal werd gebruikt voor godsdienstige doeleinden, is verhuurd voor alledaags gebruik. En dat nog wel aan Tobia, de aartsvijand, de tegenstan der van Nehemia. Tijdens de afwezigheid van de stad houder heeft Tobia zijn kans schoon ge zien. De duivel past steeds op zijn tijd. Denk maar aan de gelijkenis: toen de landman sliep, strooide de boze vijand onkruid in zijn akker. En als Gods knechten weg zijn, of hun aandacht verslapt, dan slaat de duivel zijn slag... Een vertrek van Gods huis is inge ruimd voor Tobia, de Ammoniet. Ter wijl er in de Wet van Mozes staat dat geen Ammoniet of Moabiet in de ver gadering des Heeren zal komen, tot in het tiende geslacht. En het allerergste is: dit is gebeurd met mede"weten en medewerking van de hogepriester Eljasib! Van de hoogste autoriteit in zaken van de godsdienst. Van de man die de Wet kent als geen ander, en die verantwoordelijk is voor de naleving van die Wet. Deze man heeft het goed gevonden dat het offergereedschap, de gaven, de tienden uit dat vertrek werden gehaald en dat het huisraad van Tobia erin werd gebracht. De geschiedenis had vandaag ge schreven kunnen wordenInde 16de eeuw heeft God Maarten Luther ge roepen om de vervallen muren van Zijn Kerk te bouwen. De Kerk werd gezuiverd van dwaling en bijgeloof. Zelfs de vijanden kwamen ervan onder de indruk. En nu zijn we ruimt vier-en-een-halve eeuw verder. Wat is er nu geworden van het werk der Reformatie? Luther is allang dood, Calvijn ook. En wat is er nu gebeurd in de kerk? Wel, Tobia en zijn gezelschap hebben zich ingedrongen in de tempel, beslag gelegd op het huis Gods. De vijanden hebben zioh een plaats veroverd op het erf van het Verbond. En dat is ge beurd met medeweten van de kerkelijke leidslieden. De Kerk heeft de wereld binnengehaald. Het Verbondsvolk heeft een compromis gesloten met de vijan den. Ik kan het niet opnoemen, al het huisraad van Töbia, dat een plaats heeft gekregen in de kerkEr staat een bed van eigengerechtigheid; een tafel van gemeenschap met iedereen; een stoel van gemakzucht en vleselijke godsdienst. Ooh, zegt u, laten we nog maar dich ter bij huis blijven. Zoals het in de kerk in het groot is, zo is het in mijn eigen hart in het klein. Er was een ommekeer gekomen in mijn leven. Er waren mu ren gebouwd. Ik had beloofd, de Heere te dienen. Maar de wereld heeft weer zo beslag op me gelegd. Vrienden trokken me van de dienst van God af. Vóórdat ik het wist stond mijn hart vól met het huisraad van Tobia Wat is er nodig? Reformatie, in het groot en in het kleinj „Uw werk, o Hee re, behoud dat in het leven, in het mid den der jaren". Als Nehemia terugkomt uit Perzië is hij verschrikkelijk boos. Nee, hij is niet in zijn eer aangetast. Hij zegt niet: „Zie je wel, ik kan nog niet even weg". Het gaat hem om de eer van God. Gods huis is ontwijd, Gods Naam wordt gelasterd. Dat mishagen, die heilige toorn werd ook gevonden bij Maarten Luther. Van daar die scherpe 95 stellingen: „Eeuwig moeten met hun leraars ter helle varen zij die menen dat de zaligheid voor geld gekocht wordt". Dat was mishagen over de verminking van het Evangelie, over de aantasting van de heiligheid van Gods huis. Leeft dat mishagen ook in ons hart? We jammeren wel wat over de toestand van de kerk, over het compromis tussen kerk en wereld... Maar komt dat voort uit zorg om het werk Gods? Uit eer bied voor het Woord Gods? Dan gaan we er niet over jammeren, dan steken we de handen uit de mou wen. Dat zien we bij Nehemia. Hij stelt geen commissie in, Mj belegt geen con ferentie, hij gaat regelrecht naar de tempel en smijt al het huisraad van To bia op straat. Dat hoort hier niet thuis, weg ermee. Is dat nu geen blind fanatisme, geen roekeloze ijver? Had Nehemia niet beter wat bedachtzaam, wat met overleg kun nen handelen? Dat is geen vraag voor wie bezield is van ijver voop Gods huis. Die heeft de eer van God liever dan de gunst van mensen. Al zouden we alle mensen te gen ons krijgen zo God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? Maar dat hebben we niet van onszelf. Dat heeft Nehemia óók niet van zich zelf. Dat hebben ze allemaal geleerd van Hem, Die de Grote Priester is over het huis Gods. Die eenmaal ook de tem pel binnenging, de tafels omkeerde, het geld uitstortte en een gesel van touwtjes maakte om kopers en verkopers uit te drijven, en Die zei: „Mijn huis zal een hms des gebeds genoemd worden, maar gij hebt het tot een kuil der moordena ren gemaakt". Zo was ook Maarten Luther, van zich zelf helemaal geen held. Maar door die liefde en door die ijver bezield stond hij op de Rijksdag in Worms als een muur: „Hier sta ik, ik kan niet anders". En zulke mensen hebben we weer nodig. Zulke mensen verwekt de Heere ook telkens weer. Want Hij laat niet varen het werk dat Zijn hand begon. Maar dat ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid. Want het gevaar is groot, dat we klagen over de zonde van de kerk, over de wereldgelijkvor- migheid, ook van ons eigen hart, en dat alles bij het oude blijft. Dat we zelfs geen poging meer doen om daar veran dering in te brengen. Dat we ons bij de toestsmd hebben neergelegd. Zegt u het eens, wat is er in uw le ven dat eruit moet? Welke kamer van uw hart hebt u onttrokken aan de dienst van God ,en ingeruimd voor het huis raad van Tobia? Verkeerde vrienden misschien, die u aftrekken van de Heere en Zijn dienst? Zonden, die u stiekem aan de hand houdt? Eigengerechtigheid waarmee u uzelf aangenaam wUt maken voor de Heere? Och, het is teveel om op te noemen. Maar is het ook zoveel waard? Zoudt u het allemaal niet inruilen voor de gunst en de gemeenschap van de Heere? Nee, daar zijn wij niet toe in staat. Maar Hij, Die door Zijn Geest harten wederbaart en vernieuwt. Hij kan het wel. Hij wil Zijn Wet in uw hart schrijven en maken dat u in Zijn inzettingen wandelt en die doet. En dan moeten we in dit leven maar nooit denken dat we de strijd te boven zijn. ledere keer zullen we wel weer een meubelstuk van Tobia ontdekken. Zó dat we denken: „Hoe krijg ik het ooit allemaal weg?" Want het vlees begeert tegen de Geest en de Geest tegen het vlees en die beide staan tegenover el kaar. Zo blijft er het verlangen om léég te zijn van onszelf en vól van Hem. En in het Jeruzalem hierboven, daar zal niet inkomen iets dat verontreinigt, of gru welijkheid doet of leugen spreekt, maar alleen wie geschreven is in het boek des levens des Lams. Ridderkerk. W. van Gorsel. SOMMELSDIJE Telefoon (01870) 26 09 De jaarlijkse landelijlie collecte van de Nier Stichting Nederland, gevestigd te Amsterdam, giro nr. 388.000, vindt dit jaar plaats in de week van: maandag 30 oktober tot en met zaterdag 4 november De opbrengst van deze inzameling is bestemd voor uitbreiding van de mo- gelijldieden; voor behandeling aan de kunstnier en voor niertransplantatie in het gehele land. Bovendien steunt de Nier Stichting Nederland medisch speurwerk op het gebied van het behandelen, voorkomen en genezen van nierziekten in de ruim ste zin. Tot de activiteiten ten bate van de betrokken patiënten -behoort het orga niseren eri subsidiëren van vakantie- mogelijkheden in binnen- en buitenland. Dank zij door de Stichting beschik baar gestelde middelen kon dit jaar o.m. het eerste kinderniercentrum in Nederland (Wilhelmina Kinderzieken huis, Utrecht) tot stand komen. Tijdens de Republiek hadden de Sta ten van Zeeland 6 stemhebbende ste den: Middelburg, Vlissingen, Veere, Goes, Tholen, Zierikzee. Eén stem werd er uitgebracht voor het platteland door de Eerste Edele, de Prins van Oranje of zijn vertegenwoordiger in de Staten.i De verhouding stad - platteland was ■dus 6:1. Deze steden hadden stadsrechten ge kregen, ze mochten dan muren rond de stad bouwen met poorten er in en grach ten er rond. Ze konden zich dus goed verdedigen tegen een m.ogelijke vijand. Uit onze geschiedenis weten we hoe lang een belegering soms kon duren, die van Middelburg b.v. bijna 2 jaar (1572- 1574). Er waren ook nog andere, kleinere steden met stadsrechten, ze werden smalsteden genoemd en hadden geen vertegenwoordigers in de Staten (Dom burg, Westkapelle, St. Maartensdijk, Kortgene). Met Arnemuiden was het een bijzon der geval. Dat kreeg in 1574 stadsrech ten van prins Willem, omdat het niet aan de zijde van het Spaanse Middel burg had gevochten, maar zoveel moge lijk de zijde van de belegeraars (de Geuzen) had geholpen. De stad. Hoe is de verhouding tegenwoordig van de stad tot het land? We spreken wel van urbanisatie, dat is verstedelij king. Tal van dorpen, die vroeger een zelfstandig bestaan hadden, een eigen levenspatroon, een eigen burgemeester, een eigen kerk en dorpsleven, worden door de zich steeds uitbreidende stad opgeslokt. Niet altijd tegen hun zin. Soms is het zoals in het eerste bijbelboek Genesis te vinden is. Adam en Eva woonden in de vrije natuur, in de hof van Eden. Maar in Genesis 11 lezen we al, dat de men sen een stad gaan bouwen met een to ren (Babel). Altijd zijn er dus mensen geweest die graag in een stad wonen, ook Tvel uit veiligheidsoverwegingen. Een stad van tegenwoordig is totaal anders dan die uit de Bijbel en van een paar honderd jaar terug. Dan bedoel ik vooral de nieuwe wijken met rijen van allemaal dezelfde huizen, met torenhoge flats als grote mensenpakhuizenj Daar loopt men door dezelfde gang, gebruikt dezelfde trap en lift, zit dicht op elkaar en toch is men verder van elkaar verwijderd dan onze vaders en grootvaders van het platteland. Nergens zo eenzaam als in een grote drvikke stad. Dat klinkt wat paradoxaal, maar neem de proef eens. Loop eens op je eentje door de winkel straat van een grote stad: Je kent er niemand, ontmoet er geen bekenden, wordt niet gegroet en behoeft ook niet te groeten, je voelt je een zandkorrel aan het strand. Een van de velen, maar zonder band, zonder contact. Een stads mens is afgesneden van zijn wortels, als een bloem in een vaasje. Dag en naoht gelden er niet meer, met kunst licht zetten we iedere dag in een nacht om. Techniek. Alles is tegenwoordig gemechani seerd, de wereld is een grote machine rie. Ook de natuur is een voedselmachi- ne geworden. We behoeven maar te spuiten (met I vergif!) en het onkruid groeit niet meer, de insecten gaan dood, en we krijgen prachtige vruchten voor export, mooie groente, betere producten. Met kunst mest kun je ■wonderen doen.i Met stal mest nog meer, maar wie kan dat nog krijgen in zijn volkstuintje, in zijn bloe mentuin, bij de geraniums op het bal kon? Het vuile spul stinkt nog boven dien. Zei niet een' Drentse boer: We hebben in 't vervolg God niet meer no dig om te laten groeien, we hebben im mers kunstmest! Met kunst van dit en van dat kun je veel doen, we hebben kunstzij de, kunstleer en nog veel meer. We zijn kunstenaars geworden, beter gezegd kunstenmakers. Het is zelfs mogelijk regen te maken, een klein beetje nog maar. Onze kunst gaat ver: slapen is niet meer nodig, er zijn pillen voor. Vitami netabletten vervangen het eten. We pas sen kunstmatige inseminatie toe, welis waar bij dieren, naaar in Amerika ook al bij mensen. We bepalen zelf hoeveel kin deren w^e willen hebben en wanneer het ons schikt, straks misschien ook of het een jongen of een meisje moet zijn. We zoeken de maan op en andere pla neten zullen wel volgen. We hebben al heel wat geheimen ontdekt en er zullen er nog wel meer volgen. De mens is een machine geworden, die zoals iedere machine eens schoon gemaakt en geolied moet worden, een poosje in revisie, dus buiten gebruik. Dat noemen we vakantie, recreatie, en dan zoeken we de natuur op, zoals mil- lioenen dat in de afgelopen maanden ge daan hebben. Het land. De mens is uit de aarde genomen en keert er terug. Aarde tot aarde, stof tot stof. Hij heeft een ingeschapen verlan gen naar natuur-lijkheid. Ik wil niet zeggen naar het platteland, dat woord heeft een onaangename klank in zich van achterlijkheid, onontwikkeld ge bied. Maar zo is het tegenwoordig hele maal niet meer. Kijk eens naar de boer, die raet zijn grove werkhanden het stuur van zijn auto in de greep heeft, een mooie wagen dikwijls, en even rus tig en secuur rijdt als de meneer van beton en asfalt. Even zeker stuurt hij zijn tractor, zijn combine, zijn aardap pelmachine en bietenrooier.1 Het ouder wetse paard ontdek je nog slechts spo radisch. Terug naar de natuur wil de stads mens. Maarwat is natuur nog in dit dichtbevolkte land? „Een stukje bos ter grootte van een krant. Een hemel met wat vlUatjes er tegen", zei de dichter J. C. Bloem. Dichterlijk overdreven, maar toch nog meer dan „Een vrije grasspriet zieltogend in de dikke hitte van de dakgoot". De mens kan alleen mens zijn als hij voeUng heeft met zijn oorsprong: de aarde, de natuur. De luchtvervuiling probeert er ook een hap van te nemen. Maar met alle middelen probeert men dat te vooricomen. Om het modewoord van deze tijd: recreatie, niet in de wie len te rijden. Dan zou de minister een derde van zijn werk verliezen, de R. van C.R.M. En die is beslist nodig voor de machine mens van deze tijd, die lijdt aan voorjaarsmoeheid en zenuwover spanning. Een rare wereld tegenwoordig. Met vooral bij de jongeren felle protesten tegen de bestaande toestand, in de vorm van optochten, demonstraties, rellen, be zetting van gebouwen, gekke kleren en lange lokken, primitieve dansen, verdo vingsmiddelen en schaamteloze sex. Protesten die soms wel te verklaren zijn, maar meestal niet goed te keuren. Gelukkig lezen we van een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont, waar geen rel en protest meer nodig is. Voor wie daaraan gelooft ziet de toe komst er niet donker uit. Bij de grondwetsherziening van 1848 zijn de namen steden en dorpen verdwe nen, het zijn allemaal gemeenten ge worden, Middelburg. L. van Wallenburg. Kortemeestr. 17 - Tel. (01640) 35878 BERGEN OP ZOOM BON: Voor gratis folders zenden aan Pfaff antwoordnummer 102, Bergen op Zoom. Naam: .- Adres: Plaats: DOOR H. KINGMANS HOOFDSTUK 31 Geheel Zeist was één kampplaats. ,0p liet kasteel had Koning Lodewljk 2i]n iioofdkwartier gevestigd. In villa's de buurt die door de bewoners, wel- ^e veelal de wijk naar Amsterdam ge- wnien hadden, verlaten waren, hadden m hoofdofficieren zich genesteld. Daar jogeerdsn ook Arlington en Bucking- In en om het dorp stond het kamp au het talrijk Franse leger, terwijl een Wrke voorhoede tot op de grens van Jiolland. was genaderd, gelegerd in het '3Se land. ■^en^ geheel vooruitgeschoven post ormde de blauwe ruiterij van generaal ue Rochefort. Het leger was in volslagen rust. re H opmerker bespeu- Ji. dat er in de kringen der legerlei- ng een ietwat zenuwachtige stemming heerste, althans een stemming van on zekerheid. Men wachtte op het antwoord, dat de Staten van Holland zouden geven op de voorwaarden, die Frankrijk en Engeland gesteld hadden. De meningen waren zeer verdeeld. De een dacht, dat de voorwaarden zonder enige twijfel zouden worden aangenomen, omdat er geen keus was; een ander evenwel meende, dat ze zou den worden verworpen en de Staten Holland zich tot het uiterste zouden verdedigen. Onder de soldaten heerste de meest prettige stemming. Zij wisten niet beter of de Republiek had zich op genade of ongenade overgegeven. Het wachten was alleen nog maar op de onderteke ning van de voorwaarden. En dan was de oorlog afgelopen. Oorlog, zo redeneerden zij, was er eigenlijk niet geweest! Het was een ple- ziertochtje geworden. Even langs de Rijn. Daar enkele steden veroverd, bij na zonder slag of stoot. Toen bij Lobith de rivier over en in geforceerde mars door Gelderland en Utrecht, steeds de terugtrekkende Prins van Oranje dicht op de hielen. Wel, het was een manoeu vre, meer niet. Alleen bij Amersfoort was één dag bitter gevochten. Toen was gebleken dat Willem van Oranje een held was. Maar dat hardnekkige gevecht had hem ook geleerd, dat er met Frank rijk niet te spotten viel. Het zou hem wel verleerd hebben, voor één maal en voor goed, om voortaan zélfs maar een poging te wagen, een hand naar het roemrijke, onoverwinnelijke Franse le ger uit te strekken Ja, de soldaten in het kamp van Zeist waren vrolijk te moede. Nog enkele da- gen en zij zouden zegevierend Holland binnenrukken. De vrede zou getekend worden en dan keerden zij, met roem overladen, naar Frankrijk terug. Maar in het kabinet van Koning Lo- dewijk, waar deze aanwezig was met zijn minister Louvois en verschillende generaals heerste deze opgewekte stem ming niet. De talrijke en goed ingelichte spion nen waren komen vertellen, dat de Prins tot stadhouder was verheven. Zij hadden medegedeeld, dat een golf van geestdrift en vaderlandsliefde door de Hollanders was gevaren. Het scheen, of men alles in het werk wilde stellen, om het land zo goed mogelijk te verdedigen. De ingezonken moed was geheel her leefd. En of minister Louvois al, woedend uitriep, dat de Hollanders krankzinnig waren en dat zij hun volslagen onder gang met open ogen tegemoet liepen of Koning Ixjdewijk in stomme verbazing de rapporten der spionnen en verken ners aanhoorde, het baatte allemaal niets: feit was, dat nog steeds geen ant woord van de Staten gekomen was. Zo bleef men maar verkeren in een toe stand van onzekerheid. Eenzelfde, landerige stemming heer ste er op het terras van het kasteel, waar de beide Engelse edellieden wan delden in gezelschap van een Franse dame, die jaren in Den Haag had ge woond en in dienst van de Franse ge zant had gekuipt, zelfs éénmaal getracht had de Prins van Oranje, toen hij acht tien jaar was, over te halen, de zijde van Frankrijk te kiezen. Zij was door- kneed in de diplomatie niet alleen, maar zag er ook geen bezwaar in, af keurenswaardige, misdadige middelen te gebruiken om haar doel te bereiken. Bij dit drietal bevonden zich nog ver schillende officieren en geëmployeerden van het vroeger Franse gezantschap in Den Haag, dat, onmiddellijk na het verklaren van de oorlog, die stad verla ten hadden, het oprukkende Franse le ger tegemoet. De dame, zij noemde zich Madame de Sorbonne, maar niemand wist haar rechte naam, was, op enige afstand van de anderen, in druk gesprek gewikkeld met een levendige Fransman, die een eerste post had bekleed bij het gezant schap in Den Haag. „Maakt u niet bezorgd, madame", zei hij, „niemand komt het ooit te weten". Dat die kerel in het kamp van Bode graven zo onhandig zou doen!" Zij stampte met haar kleine voetje op de mulle grond., „Ja madame, gedane zaken nemen geen keer. De opzet was prachtig. U komt de eer toe het idee te hebben ge lanceerd", zei de ander op hoffelijke toon. Maar zij lachte spijtig. „Wat betekent dat allemaal, als wij de vogel niet geknipt hebben! Maar de zaak zal worden nageplozen, vrees ik, en wat staat ons te wachten, als de Ko ning of Louvois er achter komen?" „Ik stelde u zoeven al gerust, mada me. Zij komen er niet achter. Officieel weet Frankrijk er niets van af, dat een poging gewaagd is, de Prins van Oranje in een hinderlaag te lokken en dood te schieten, laat u dat tot een geruststel ling zijn". „Officieel, officieel", herhaalde de da me. „Daar komt het toch op aan", zei de ander, op ongeduldige toon nu. „De Franse regering weet niets. Zij kunnen het toch niet helpen, dat een paar leden van het vroeger Franse gezantschap in Den Haag de Prins van Oranje hebben willen vermoorden?" Hij lachte luidkeels. Zijn lach had een onaangename klank. „Maar daarom", zo vervolgde hij, voorzichtig, „was het beter geweest, dat de opzet gelukt was". „Ziet ge wel", zei Madame de Sor bonne, ongerust, „ziet ge wel, dat ge niet volkomen gerust zijt! Wij hadden een geschikter man moeten kiezen". „Geschikter dan George Horne is er niet", merkte de andere, bedaard, op. „Hij is gevat voorkomend, op de hoogte van verschillende bizonderheden, spreekt vloeiend Frans en Engels en kan met zijn moedertaal, het Vlaams, in. dit kikkerland terecht. „Wat verlangt ge meer?" „Hij faalde toch maar", zei madame. „Ieder faalt wel eens. Reken het goe de diensten bewijzen". „Laat ge u dan in het vervolg nog met hem in?" „Hij is de beste spion van het leger- bestuur en heeft connecties in Holland. De staf zou hem niet gaarne missen". „Als hij maar niet verklapt wie hem naar Bodegraven hebben gezonden, om de aanslag voor te bereiden!" Madame de Sorbonne liep zenuwach tig heen en weer zij was doodsbang, dat de Koning en de strenge minister Lou vois bijzonderheden te weten zouden komen. „George Home klapt niet", zei de an der. „En wat zou het dan eigenlijk nog, madame, als men het te weten kwam? De Staten van Holland zouden wel om de tuin worden geleid. Geloof mij: de Koning en ook Louvois weten er alles van, zonder iets te weten. Ik herhaal: officieel weet Frankrijk niets". Madame de Sorbonne kende de taal der diplomatie: Frankrijk weet alles, zonder iets te weten; officieel weet Frankrijk niets. Het stelde haar wat gerust.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1972 | | pagina 7