lUvriDEn - niEuws
'IR
De nieuwe
Pfaffvoorde
jaren
Overdenking
De St. Jacobskerk
te Vlissingen
»ide
1970 tot 2000!
imgen
Wolken pakken
samen
Vrijdag 6 oktober 1972
No. 4127
18,-
18.—
»TH£Ï
De nieuwste Pf af f,
type 1222, wordt met recht
de nauwkeurigste, de wonder
lijkste en gemaklüelijkste
zigzag-naaimachine ter wereld
genoemd. Hij is uitgerust met
de 2.g. „derde hand"... en wat
dat betekent, kunt u het best
tijdens een demonstratie
ontdekken
VMl naalmacliiaGliuis
W. RIKKEN B.V.
Eilandelijk comité
„in de Rechte
Straat'' opgericht
uit de
C. KIEVIT Zn.
Centrale Verwarming
SOMMELSDIJE
.blAd
blips
»5.—
per kg.
per kg.
per kg.
per kg.
thuis-
!^L. 245
met reden
Klokgelui en zondagsrtist
Zondagsrust en gewetensrust
Klok en klepel
De koster van de rooms-katholieke St.
.pauluskerk in Sittard stond in de vroe-
-e morgen van zondag 24 september als
.'en dwaas aan het klokketouw te trek-
'en maar de klok gaf geen geluid. Bij
lader inzien (of was het: bij nader op-
jen') bleek de klepel uit de klok ver-
iwenen te zijn. Voor deze diefstal ver
jaarde het aktiecomité „zondagsrust"
jch verantwoordelijk met het motief
dat 's zondags voor 9 uur al met meer
Jan 200 slagen de welverdiende nacht-
_jt van hardwerkende mensen wordt
Verstoord". De „dieven" voelden zich
,erplicht hun medemensen te laten ge-
üeten van een ongestoorde zondagsrust
[en „door het weghalen van de klepel
een "einde te maken aan de wekelijkse
klokkenterreur".
In een brief aan de pastoor van ge-
[noemde kerk voegden ze er nog aan toe:
Het is jammer dat uw enige werkdag
[samenvalt met onze enige rustdag".
Dat laatste hadden ze gevoeglijk kun-
!nen weglaten. Want wanneer deze on-
ibekende pastoor zijn taak goed verstaat,
werkt hij méér dan één dag per week.
En de mensen die zich verongelijkt voe
len wegens de verstoring van hun
nachtrust hebben in ieder geval méér
dan één vrije dag per week behalve
ije zondag óók de zaterdag. Maar dat
[laargelaten
Het zou een vrij onbeduidend gevalle
tje zijn, niet eens de moeite waard er
enige aandacht aan te besteden, ware
het niet dat we hier te maken liadden
met een symptoom. Een symptoom van
saecularisatie en van het groeiende
verzet tegen de kerk en het christelijk
eloof. Niet alleen in rooms-katholieke
streken waar de klokken van de kerken
bijna dag en nacht beieren, maar ook in
meer protestantse steden en dorpen be
klagen steeds meer mensen zich dat ze
worden opgeschrikt uit hun nachtrust
door luidende kerkkloteken. Nog maar
kort geleden werd bij een promotie
zelfs de stelling verdedigd dat klokge
lui op zondag als een anachronisme (d.i.
iets dat niet meer in een bepaalde tijd
past) moet worden verboden.
Men kan zich dus met recht afvragen
of de verstoring van de zondagsrust wel
het motief is. Ik houd het erop dat ve
len die klokken tot zwijgen zouden wil
len brengen omdat ze niet langer her
innerd wensen te worden aan een ver
leden, waar zij of hun ouders al
lang mee gebroken hebben.' Hun nacht-
ruSÈ wordt niet verstoord door de klok
ken, maar hun gewetensrust! En daar
om slaan ze zo'n arrogante toon aan
tegen de kerk, die de zondag inluidt.
Wanneer het verzet tegen het kloklui-
den toeneemt en het ziet ernaar uit
dat dit inderdaad het geval zal zijn
dan wordt de vraag aktueel welke hou
ding de kerk zal aannemen. Zal ze dan
doorgaan met de mensen op te roepen
naar het huis des gebeds? Of zal ze toe
geven aan de aandrang die op haar
wordt uitgeoefend om het luiden te
staken?
Denkt u vooral niet dat dit een irreë
le vraag is! Want in de kerken zelf gaan
hoe langer hoe meer stemmen op die
beweren dat we de saecularisatie de
ontkerstening positief moeten waar
deren. De kerk is er immers voor de we
reld? En de kerk moet immers solidair
zijn met de wereld? Wanneer de kerk
zelf verkondigt dat ze haar tijd gehad
heeft en dat de openbare eredienst be
hoort bij een verouderd, agrarisch le
venspatroon, dan moet de kerk straks
sit solidariteit met de wereld en met de
buitenkerkelijken, het klokluiden op
geven. Dan is trouwens het klokgelui
met meer nodig, omdat de kerkdiensten
zelf overbodig geworden zijn!
In feite ligt dus bij de kerken al een
groot stuk schuld. Ze zijn voor een deel
Ontrouw geworden aan hun roeping. De
roeping om in deze wereld getuige te
zijn van het heil dat God bereid heeft.
Ze hebben zich al te lang afgevraagd:
j,Wat zeggen de mensen?" en ze durven
net nauwelijks meer aan te zeggen: „Zo
spreekt de Heere
Want dat laatste, dat is nu juist de
zin van het klokluiden. De Heere
spreekt! En ieder wordt opgeroepen om
te komen luisteren naar wat Hij te zeg
gen heeft. Maar als de kerk die hoge
pretentie opgeeft, als ze niet meer ziet,
of niet meer zien wil, dat aan het Woord
Gods is toebetrouwd, ja, dan moet ze
ook 'het klokluiden staken.
De koster in Sittard hoorde de klok
niet luiden en wist ook niet waar de
klepel wasDat zal een vreemde
gewaarwording geweest zijn
Maar als de kerk de klok (nog) luidt,
en ze weet niet waar de klepel hangt
ze ziet de zin er niet meer van dat is
veel erger.
WAARNEMER.
Bergen op Zoom,
Korte Meestraat 17
Tel. (01640) 35878
BON: voor gratis folders zenden
aan PFAFF, Antwoordnum
mer 102, Bergen op Zoom.
Naam
Adres
Plaats:
In Middelharnis is dezer dagen het
actie-comlté „In de Rechte Straat" op
gericht. Het Comité dat dezelfde doel
stelling heeft als de gelijknamige lande
lijke Stichting gaat daaraan in een re
gio i(iGoeree-Overflakkee)) nader gestal
te geven. Primair gaan de comitéleden
zich beraden op de meest doelgerichte
aanpak van de werkzaamheden. In
principe staat de Stichting en daar
mee het comité vóór het hebben van
een getuigend gesprek met Rome, c.q.
de Rooms Katholieke medeburgers en
het verlenen van steun aan geestelijken
die het Rooms Katholicisme verlaten en'
kiezen voor het Protestantisme. Het
eilandelijke comité bestaat uit 9 leden.
Voorzitter is dhr. P. Vreugdenhil te
Middelharnis, secretaris is dhr. J. Brak,
eveneens te Middelharnis. Er wordt ge
werkt aan het opstellen van een pro
gramma waarmee het comité al in
het komende winterseizoen-belangstel
ling voor haar streven kan wekken en
uitvoering aan haar doelstelling kan ge
ven.
ARMEN VAN GEEST
„Zalig zijn de armen van geest,
want hunner is het koninkrijk
der hemelen". IVtattheus 5 3.
Zalig zijn de armen van geest. Armen
van geest, dat zijn de geestelijke armen,
die zichzelf als zodanig hebben leren
kennen en die nu verlangen naar de
vervulling van hun ledigheid. Elk mens
in zijn natuurstaat is een arme van
geest.i Wij zijn toch onze geestelijke rijk
dom in het Paradijs kwijtgeraakt. Weg
is onze ware kennis, onze gerechtig
heid, onze heiligheid, onze vreugde, on
ze vrede, ons leven. Wij vinden ons
beeld in de verloren zoon, toen hij al
zijn goederen had doorgebracht. O, wat
zijn wij geestelijk arm! Maar, wij weten
het niet. De grote Profeet zegt: „Gij
zegt, ik ben rijk en verrijkt en heb geens
dings gebrek, doch gij weet niet, dat gij
zijt ellendig, arm, jammerlijk, blind en
naakt".
In onze tekst wordt natuurlijk ge
sproken van geestelijk armen, die met
hun armoede zijn bekend gemaakt. Hoe
gebeurt dat? Hoe worden wij arm in
eigen oog? Dat is een belangrijke zaak.
Het is niet genoeg dat wij de zuivere
waarheid zijn toegedaan en dus wel we
ten, dat wij van onze armoede moeten
spreken, want ach, met een zuivere be
lijdenis, hoe goed ook op zichzelf, kunt
gij toch nog zo rijk zijn in eigen schat
ting. Een arme mond, maar een zelfge
noegzaam, rijk hart, is dat misschien uw
toestand ook nog?
Waarlijk arm van geest worden wij
alleen in de weg der ontdekking. Als de
Heilige Geest ons naar de Sinai leidt en
als we daar te horen krijgen uit Gods
eigen mond die ontzaglijke bergrede
van Zijn heilige Wet. Ja, dan raken wij
onze zelfgenoegzaamheid in beginsel
kwijt, dan krijgen wij te zien, dat wij
missen, wat voor God geldt.
Maar de Geest des Heeren, die zo wijs
is, laat niet alles tegelijk zien. Hij weet,
dat wij dat niet dragen kunnen. De ont
dekking geschiedt trapsgewijze. Éérst is
er dikwijls maar een gevoel van onbe
vredigd, van niet gelukkig zijn. Dan
wordt ge meer en meer bepaald bij al
lerlei tekortkomingen. Al meer en meer
krijgt ge te zien: het zijn niet maar te
kortkomingen, neen, het zijn zonden, en
ik heb een grote schuld, die niet gedekt
is, die staat te krijten, maar die ik niet
betalen kan, al heb ik nog zulke goede
voornemens en al wil ik het telkens pro-
Uit vroegere artikelen
weet u het nog wel: „Op
april zes verloor Alva
zijn fles". Na de verove
ring van Den Briel op 1
april 1572 door de Wa
tergeuzen verklaarde op
de zesde april Vlissingen
zich voor de Prins en
tegen Alva.
Het duurde nog tot 28
september van dat jaar
eer men de'Grote of St.
Jacobskerk voor de Pro
testantse eredienst kon
gebruiken. Dit is juist
400 jaar geleden, van
daar dit artikel over de
ze kerk.
Nog een paar maanden
bleven de kerken in
Rooms-Katholiek bezit,
de „ketters" hielden hun
kerkdiensten in particu
liere huizen.
Na de zuivering van
de St. Jacobskerk werd
er op 28 sept. voor 't
eerst de Calvinistische
preek gehouden. Twee
predikanten uit Gent
preekten er 's morgens
en 's avonds, het waren
ds. Daniël Lindeman en
ds. Mattheus(ach
ternaam onbekend).
De kerk.
In 1574 had Vlissingen
twee vaste predikanten:
Johannes Gerobulus en
Jacobus Baselius.
Bijna een eeuw later
(1652) waren er 7 predi
kanten, het hoogste aan
tal dat deze gemeente heeft gediend.
ledere zondag werden er 3 diensten
in de Jacobskerk gehouden en 2 in de
twee andere kerkgebouwen, de Middel-
kerk en de Oostkerk. Deze twee kerken
zijn bij het bombardement door de En
gelse vloot in 1809 zo zwaar beschadigd,
dat ze als kerk geen dienst meer hebben
gedaan, de hier gelegerde Fransen ge
bruikten ze voor militaire doeleinden.
Ook hadden er op dinsdag- en don
derdagavond, later alleen op woensdag
avond, kerkdiensten plaats.
Men behoeft nog niet stokoud te zijn
om zich de brand van kerk en toren op
5 september 1911 te herinneren. Vele
ouderen zullen zich ook de droge zomer
van 1911 nog wel herinneren: alle sloten
en putten op Walcheren waren droog,
zodat het vee bijna van dorst omkwam.
Het had in geen maanden geregend en
dus was alles in de kerk ook kurkdroog.
Loodgieters waren bezig geweest op het
dak van de Engelse kerk, een zijbeuk
van de Grote Kerk. Daar is de brand
begonnen, 's middags even vóór half
twee.i De brandweer stond machteloos
tegen de vlammenzee, het bluswater
verdampte in de vuurgloed en van ver
waren de geelgrijze rookwolken boven
de stad te zien.
Vlissingen, St. Jacobstoren met kerk
Evenmin als de kerk was ook de toren
te behouden. Even drie uur stortte het
bovenste deel met de zware klokken-
last omlaag. En toen het avond was, kon
men alleen nog maar de stomp van de
toren en de zwart geblakerde muren
van de kerk zien staan. Een historisch
monument was voor Vlissingen verloren
gegaan.
Was zoiets een eeuw geleden gebeurd,
dan zou men de rommel netjes hebben
opgeruimd en misschien op dezelfde
plaats een nieuwerwetse kerk met toren
hebben gebouwd. Tegenwoordig denkt
men daar anders over. Half vernielde
historische gebouwen worden in oude
trant weer herbouwd. Zo ook de St.
Jacobskerk van Vlissingen. Vier jaar
later stond er een nieuwe kerk, in de
zelfde stijl als de oude.
De oude toestand.
Toen de brand uitbrak heeft men nog
wat kunnen redden: koperwerk, bijbels,
archieven en de bibliotheek. Ook het
avondmaalszilver, dat bewaard werd in
de brandkast. Het zilveren doopvont is
door een zilversmid uit Middelburg gra
tis zo goed als in de oude toestand her
steld.
Door de val van de klokken en het
VERVOLGVERHAAL
DOOR H. KINGMANS
Wat mankeerde jou?" vroeg Andries.
Ik vertrouw die kerel niet", ant
woordde Arie. „Wat doet die hier zo
^''■oeg in het kamp? En wat heeft hij
■net de Prins te maken?"
,v™i kan wel een belangrijke bood-
'™ap hebben", meende Andries. „Wat
"fill wij daarvan?"
the'ft^ '^y een belangrijke boodschap
■het V ^&^^t op zijn gemak
kamp bekijken en een praatje met
soldaten maken. Hij wilde ons uit
toren. Dat betekent dat?"
XünA^'. is "wel wat vreemd", stemde
lAndries toe.
lin'ii^^''' daarom moeten wij hem
[tg T^ ptsn houden. Ik sta er over na
Itena t D kennis van jou, lui-
^L ,'^5,?eekman, in de arm te nemen.
Istell onderzoek in-
Iseti'A^"" vergis-
I Ais ons wantrouwen dan eens niet
gemotiveerd is?"
„Wat zou dat dan nog? Wij kunnen
nooit te voorzichtig zijn!"
„Nu, vooruit dan maar".
„Ik ga hem even opzoeken", zei An
dries weglopend.
Ietwat afgelegen van de andere ten
ten stonden enkele tenten die groter
waren dan die der soldaten<
Het waren de verblijfplaatsen van de
Prins van Oranje en zijn staf.
De Prins deelde zijn tent met zijn
boezemvriend, Willem Bentinck.
Daarnaast was de tent van luitenant
Beekman, graaf Styrum en enige ordo-
nance-officieren.
Iets verder hadden de Gedeputeerden
te velde een linnen onderdag. Vervol
gens was er nog een verblijfplaats voor
ettelijke hoofdofficieren.
Vervolgverhaal
Toen Arie de tent naast die van de
Prins paseerde, trad juist luitenant
Beekman er uit.
Onmiddellijk klampte hij de adjudant
van Zijne Hoogheid aan, die vol verba
zing luisterde naar het relaas over de
vreemdeling.
„Wilde hij Zijne Hoogheid spreken?"
„Jawel, luitenant".
„En vroeg hij, wanneer de Prins uit
reed?"
„Ja, luitenant. Ik vertrouw die kerel
niet, al doet hij zich nog zo mooi voor.
Wat heeft hij in het kamp te dwalen
en de soldaten uit te horen?"
't Is zeker vreemd", zeide Beekman.
„Is hij nu nog in het kamp?"
„Vrij zeker wel, luitenant. Nog niet
lang geleden heeft hij ons verlaten".
,,Dan wil ik hem eens nagaan. Alvast
dank, dat je mij op hem opmerkzaam
gemaakt hebt".
„Geen dank, luitenant. Hij vroeg zo
belangstellend naar de Prins., En dat
kwam mij verdacht voor".
Arie salueerde en vertrok, terwijl
luitenant Beekman heel kalm de rich
ting uitliep, waarheen, volgens aanwij
zingen van Arie, de vreemdeling gegaan
was.
Het duurde niet lang, of de adjudant
van de Prins van Oranje kreeg de Vla
ming in het vizier.
Hij stond weer met een soldaat te
praten. En het leek wel een vertrouwe
lijk onderhoud ook.
Verborgen achter een tent, waarin een
stelletje krijgsknechten druk zat te pra
ten, bespiedde Beekman de vreemde
ling, die zonder enige gejaagdheid te
tonen het gesprek met de soldaat
voortzette.
Enige tijd later wist hij blijkbaar ge
noeg. Althans: hij slenterde verder, om
in een andere straat van het kamp
alweer een praatje met een soldaat aan
te knopen.
Nu werd het luitenant Beekman toch
te machtig. Zo dicht mogelijk ging hij,
door hen ongezien, naar het tweetal toe,
teneinde te trachten, iets van het ge
sprek op te vangen.
Dat gelukte hem evenwel niet. Boven
dien duurde het praten niet lang. De
soldaat ging de tent binnen en de
vreemdeling zette, volkomen bedaard,
zijn tocht door het kamp voort.
Het was stil in de kampstraten. De
soldaten lagen of zaten in hun tenten te
eten, grof, bruin brood met water.
Beekman volgde de vreemdeling, haalde
hem in en legde, met opzet onverhoeds,
zijn hand op diens schouder.
Indien hij verwacht had, dat de Vla
ming verschrikt zou omkijken, dan
werd hij deerlijk teleurgesteld.
Zonder een spier van zijn gelaat te
vertrekken, wendde de vreemdeling
zich om. Ja, toen hij zag, dat hij met een
officier te doen had, kwam er zelfs een
glimlach op zijn gezicht, dat luitenant
Beekman verre van aantrekkelijk vond.
„Wat doet u hier in het kamp?"
vroeg deze op strenge toon.
,,Het is mijn bedoeling, om toegelaten
te worden tot Zijne Hoogheid, de Prins
van Oranje", antwoordde de ander, die
absoluut niet uit het veld geslagen was.,
„Dat klopt met zijn bewering tegen
over anderen", dacht de officier, die van
deze vreemdeling niets begreep.
,,Hebt bij een paspoort?" vroeg hij.
„Neen, mijnheer", antwoordde de
Vlaming. „Ik kom met een geheime
boodschap voor de Prins van Oranje.
Hoe zou ik dan aan een paspoort ko
men?"
beren. Hoe meer gij ontdekt wordt, des
te meer krijgt gij te verstaan de waar
heid van het woord: Graaf maar dieper,
mensenkind, en gij zult meer gruwelen
vinden. Tenslotte komt het zover dat ge
bemerkt: het zijn niet maar enkele
zonden; ik ben melaats van de hoofd
schedel tot de voetzool toe, in mij woont
geen goed, het is één grote schuld. Zo
leert ge uw verdorven hart kennen. In
zonde ontvangen en in ongerechtigheid
geboren.1 Dan roept gij het uit: Heere,
wat moet er toch van mij worden? Ik
ben waard, dat Gij mij voor eeuwig
verstoot.
Arm, en al armer worden. Toets uzelf
daaraan en vraag: heb ik daar kennis
aan?
Armen van geest, dat blijft het ken
merk van Gods kinderen Wat zegt
nu de Heere Jezus van zulke armen van
geest? Dat is van veel meer belang dan
zij van zichzelf zeggen. Zij weten vaak
niet wat zij van zichzelf moeten denken.
Dat is nog van veel meer belang ook,
dan wat de mensen van ze zeggen.
Mensen zijn gelukkig onze rechters niet.
Luister, wat de Heere Christus van de
armen van geest zegt: Zalig zijn de ar
men van geest, want hunner is het ko
ninkrijk der hemelen. Zalig? En ze be
lijden de rampzaligheid verdiend te
hebben.
Hunner is het koninkrijk der hemelen.
Hunner, het staat met nadruk voorop.
Hunner alleen.
De grote Profeet, Jezus Christus ver
zekert het. Hij spreekt als machtheb-
bende, want Hij is de Koning van dat
konüikrijk, door de Vader gezalfd. Hij
heeft dat Koninkrijk voor hen verwor
ven. Het Koninkrijk der hemelen met
al zijn schatten en goederen, dat is de
samenvatting van het heil dat in Chris
tus Jezus is. De armen van geest krij
gen en hebben, maar ook zij hebben en
krijgen er deel aan, want zij worden
overgebracht uit deze tegenwoordige
wereld in het koninkrijk van Gods wel
behagen. Zij worden aangeraakt met de
gouden scepter der genade.
Mijn lezer, zalig of rampzalig, op de
brede of op de smalle weg, hemel of
hel, het is een van beide. Een derde mo
gelijkheid is er niet. Wat is het bij u?
O, als gij nog zo rijk zijt met het aardse,
met geld en goed, met uzelf, uw deugd
en goede werken, uw vroomheid en
ijver, dan geldt u de bedreiging van de
Heiland: „Wee u, gij rijken!" Zoek toch
de Zaligmaker der armen te leren ken
nen. Hij is nog nabij. Hij is nog te vin
den./ Misschien woelt een dodelijke
kwaal in uw lichaam, maar ge zijt nog
In het heden.
Zo gij zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk Woord
Verhardt u niet, maar Iaat u leiden.
Wijlen ds. S. van Dorp.
Fragment uit de bundel
predikaties: ,,Zalig...! Wie...!
puin zijn echter veel grafzerken be
schadigd. Zoals u wel weet werd vroe
ger in de kerk begraven (bij Kon. Be
sluit van 1 jan. 1829 is dat verboden),
vele voorname families hadden er een
eigen grafkelder. Zoals het opschrift:
„Bidt voor de ziele" aanwijst, dateerden
23 grafzerken nog uit de Roomse tijd.
De andere zijn van 1572 tot 1650,
toen men rond de kerk begon te begra-
ven<
Bekende zeelieden hebben hier in de
ze kerk hun graf gevonden: Joos de
Moor, vice-admiraal van Zeeland
(t 1618), met zijn 3 vrouwen. Andere be
kende figuren uit de vrijheidsstrijd te
gen Spanje waren vice-admiraal Joost
van Trappen, ook wel Bankert genoemd,
Marinus Hollaar, Logier Pietersen. Ver
der vonden er vele burgemeesters, sche
penen, predikanten en voorname Vlis-
singers in de kerk hun laatste rust
plaats.
In 1638 begon men met het ophangen
in de kerken van de wapens van de
daar begraven aanzienlijke personen. De
muren en pilaren hingen er vol van, wel
een paar honderd. (In de St. Pieterskerk
te Middelburg hingen er 405, een re
cord aantal!) Maar in 1798 tijdens de
Franse overheersing moesten ze terwille
van de „gelijkheid" verwijderd worden.
In 1315 heeft Vlissingen stadsrechten
gekregen en enkele jaren later (1328)
werd deze kerk gebouwd; een kruis
kerk, aan Jacobus gewijd, daarom wordt
de Grote kerk ook wel St. Jacobskerk
genoemd. De kerk van het vervallen
Oud-Vlissingen werd afgebroken en de
bruikbare bouwstoffen werd voor deze
nieuwe kerk in het steeds groter wor
dende Nieuw-Vlissingen gebruikt.
De laatste jaren.
Na de kerkbrand van 1911 heeft de
kerk nog een paar keer te lijden gehad.
In november 1944 bij de bevrijding van
Vlissingen was vooral het dak zwaar
beschadigd. En in 1953 bij de grote wa
tersnood van 1 februari heeft ook het
water een kort poosje in de kerk ge
staan.
Alle beschadigingen zijn echter her
steld en iedere dag in. de zomer is de
kerk enkele uren open en kan men ze
bezichtigen. De grote dikke pilaren zijn
nog oorspronkelijk, maar verder is al
les nieuw in dit 1200 zitplaatsen tellen
de bedehuis. Op de psalmborden ziet u
het kerkzegel: een fontein versierd met
een fles (het stadswapen), daarboven
een anker, het zinnebeeld der hoop. Het
randschrift luidt: Hauri e fonte salutis,
Flissinga! Wat in het Hollands wil zeg
gen: Schept uit de fonteinen des hells,
Vlissingen!
In 1955 heeft men er 8 gerestaureerde
wapenborden van de familie Lampsens
opgehangen, een bekend Vlissings ge
slacht, bij wie de jonge Michiel de Ruy-
ter nog in de touwslagerlj heeft ge
werkt. Op de Nieuwendijk staat hun
vroegere woning met torentje. Ze
noemden zich ook heer van Brigdamme
en op enkele schilden staat als herinne
ring hieraan een brug over een dam. Op
de meeste staat een lam, de afleiding
van de naam Lampsensj
Ter gedachtenis van Vlissinger Mi
chiel werd in 1966 een gedenkraam aan
gebracht, het De Ruyterraam.
Zoals in de meeste kerktorens hadden
de Duitsers ook hier (in 1943) het caril
lon uit de toren, bestaande uit 33 klok
ken en een luidklok. Het was het derde
carillon sinds de toren in 1583 een klok
kenspel van 17 klokken had gekregen.
In 1951 had de firma Petit en Fritzen te
Aarle-Rixtel een nieuw klaar van 47
klokken. Met op de grootste luiklok van
1740 kg dit vers:
„Soli Deo Gloria.
Eenmaal verstomd door ruw geweld.
Na acht jaar in zijn eer hersteld.
Verkondt de toren andermaal
De vrijheid in de klokkentaal".
Middelburg.
L. van Wallenburg.
Telefoon (01870) 26 09
OM OVER NA TE DENKEN:
„De genade is een bloem van de
eeuwigheid, de dood verderft ze niet".
Thomas Watson
Niet het zeggen', maar liet doen maakt
een Christen.
Igantius.
UITBREIDING
TELEFOONCENTRALE
MIDDELHARNIS
Op zaterdag 28 oktober 1972 zal de
lokale telefooncentrale te Middelharnis
worden uitgebreid met 600 nummers,
waardoor de capaciteit zal zijn gestegen
tot 2000 nummers.
De uitbreiding betreft de nummerse-
rie 3400 t.m. 3999. Er zijn te Middelhar
nis 200 wachtenden, die op 6 na allen
zullen worden aangtsloten bij deze uit-
breiding.i Genoemde 6 wachtenden zul
len, i.v.m. kabel-teohnische moeilijkhe
den, pas in het 3e kwartaal van 1973
van een aansluiting worden voorzien.
DIRKSLAND
Bejaardenmiddag. Onze bejaarden
middag hopen we weer te houden op
D.V. dinsdag 10 oktober om 2.30 uur
n.m. in „Onder de Wiek".
Deze middag zal voor ons komen
spreken Ds. Tukker van Groot-Ammers.
Wij hopen u allen weer in gezondheid
op deze middag te ontmoeten.
Wanneer u van vervoer gebruik wenst
te maken geeft dan even een berichtje
aan een van onderstaande adressen.
Mevr. Spek van Zetten, Tel. 1348
Mevr. Hesselink, Tel. 1357
Mevr. Schuller, Tel. 1714
DAMMEN - OUDDORP
Uitslagen 2 oktober 1972:
Afdeling 1:
K. Tanis J. Visbeen 0—2
K. Verhage K. Westhoeve 11
L. Moerkerk A. Meijer 1—1
J. Moerkerk P. van Dam O2
Afdeling II:
R. Verhage A. de Boer 0—2
G. van Dam P. van Wijk 11
K. Akershoek J. de Jong 11
B. Bosloper L. Grinwis O2
i Cl Mierop H. Tanis afgebr.
„Maar hoe zijt gij dan hier binnenge-
raakt?"
Langs de gewone weg. In de vroege
morgenstond laat de bewaking wel eens
iets te wensen over", antwoordde de
vreemdeling.
De verbazing van luitenant Beekman
steeg meer en meer.
„Maar weet ge dan niet, dat dit straf
baar is? Gij kunt, als spion, gevangen
genomen en opgeknoopt worden. De
Prins van Oranje maakt daar korte
metten mee".
Scherp keek luitenant Beekman de
ander aan. Zou hij bij een bedreiging
met de dood niet veranderen van hou
ding?
Er was geen sprake van. Zelfs de oog
leden van de vreemdeling knipten niet.
,,Er is niet de minste reden, om mij
op te knopen", zeide hij op bedaarde
toon. „Ik ben geen spion. Ik heb alleen
een belangrijke tijding voor de Prins
van Oranje".
„Waarom laat gij u dan niet aandie
nen? Waarom dwaalt gij dan in het
kamp rond?"
„Ik meende, dat het nog te vroeg was.
Hoe eerder ik mij kan laten aandienen,
hoe liever. Ziet gij daartoe kans, mijn
heer?"
„Ik ben adjudant van de Prins", ant
woordde Beekman. „Het is dus voor
mij een kleine moeite.
Op het gelaat van de vreemdeling
kwam een glimlach van verrassing.
„Wel, dat treft bijzonder", zeide hij,
op montere toonj
„Indien het niet te veel moeite is, had
ik gaarne, dat u mij aandiende".
„Ik zal toch eerst dienen te weten,
wie u is", meende Beekman voorzichtig.
„Mijn naam doet er al heel weinig
toe", antwoordde de vreemdeling. „Die
is George Horne. Maar die zegt noch de
Prins, noch u iets".
„Maar uw kwaliteit dan?"
„Daar komt het op aan", zei de ander
op welbewuste toon. „Zoals gij hoort,
ben ik een Vlaming. Maar ik woon
sinds jaren in Engeland".
„Dus u behoort thans tot de vijanden
van de Republiek?"
„Pardon, ik ben, zoals ik zeide, een
Vlaming. Dat is iets anders dan een
Engelsman", antwoordde de ander, iet
wat spottend.
„Gij houdt mij voor de gek, mijnheer",
zei luitenant Beekman, toornig.
„Gij vergist u, mijnheer. Gij denkt,
dat de Engelsen vijanden van de Prins
zijn. Maar niets is minder waar.
„Ik sprak van de REPUBLIEK",
merkte Beekman op, die meer en meer
verrast was over het optreden van deze
raadselachtige man.
Op het onderscheid dat Beekman
maakte, ging de vreemdeling echter niet
in.
„Engeland wilde niet de ondergang
van de Prins", dus sprak hij verder.
{Wordt vervolgd)