lUvriDEn - niEuws 'IR De nieuwe Pfaffvoorde jaren Overdenking De St. Jacobskerk te Vlissingen »ide 1970 tot 2000! imgen Wolken pakken samen Vrijdag 6 oktober 1972 No. 4127 18,- 18.— »TH£Ï De nieuwste Pf af f, type 1222, wordt met recht de nauwkeurigste, de wonder lijkste en gemaklüelijkste zigzag-naaimachine ter wereld genoemd. Hij is uitgerust met de 2.g. „derde hand"... en wat dat betekent, kunt u het best tijdens een demonstratie ontdekken VMl naalmacliiaGliuis W. RIKKEN B.V. Eilandelijk comité „in de Rechte Straat'' opgericht uit de C. KIEVIT Zn. Centrale Verwarming SOMMELSDIJE .blAd blips »5.— per kg. per kg. per kg. per kg. thuis- !^L. 245 met reden Klokgelui en zondagsrtist Zondagsrust en gewetensrust Klok en klepel De koster van de rooms-katholieke St. .pauluskerk in Sittard stond in de vroe- -e morgen van zondag 24 september als .'en dwaas aan het klokketouw te trek- 'en maar de klok gaf geen geluid. Bij lader inzien (of was het: bij nader op- jen') bleek de klepel uit de klok ver- iwenen te zijn. Voor deze diefstal ver jaarde het aktiecomité „zondagsrust" jch verantwoordelijk met het motief dat 's zondags voor 9 uur al met meer Jan 200 slagen de welverdiende nacht- _jt van hardwerkende mensen wordt Verstoord". De „dieven" voelden zich ,erplicht hun medemensen te laten ge- üeten van een ongestoorde zondagsrust [en „door het weghalen van de klepel een "einde te maken aan de wekelijkse klokkenterreur". In een brief aan de pastoor van ge- [noemde kerk voegden ze er nog aan toe: Het is jammer dat uw enige werkdag [samenvalt met onze enige rustdag". Dat laatste hadden ze gevoeglijk kun- !nen weglaten. Want wanneer deze on- ibekende pastoor zijn taak goed verstaat, werkt hij méér dan één dag per week. En de mensen die zich verongelijkt voe len wegens de verstoring van hun nachtrust hebben in ieder geval méér dan één vrije dag per week behalve ije zondag óók de zaterdag. Maar dat [laargelaten Het zou een vrij onbeduidend gevalle tje zijn, niet eens de moeite waard er enige aandacht aan te besteden, ware het niet dat we hier te maken liadden met een symptoom. Een symptoom van saecularisatie en van het groeiende verzet tegen de kerk en het christelijk eloof. Niet alleen in rooms-katholieke streken waar de klokken van de kerken bijna dag en nacht beieren, maar ook in meer protestantse steden en dorpen be klagen steeds meer mensen zich dat ze worden opgeschrikt uit hun nachtrust door luidende kerkkloteken. Nog maar kort geleden werd bij een promotie zelfs de stelling verdedigd dat klokge lui op zondag als een anachronisme (d.i. iets dat niet meer in een bepaalde tijd past) moet worden verboden. Men kan zich dus met recht afvragen of de verstoring van de zondagsrust wel het motief is. Ik houd het erop dat ve len die klokken tot zwijgen zouden wil len brengen omdat ze niet langer her innerd wensen te worden aan een ver leden, waar zij of hun ouders al lang mee gebroken hebben.' Hun nacht- ruSÈ wordt niet verstoord door de klok ken, maar hun gewetensrust! En daar om slaan ze zo'n arrogante toon aan tegen de kerk, die de zondag inluidt. Wanneer het verzet tegen het kloklui- den toeneemt en het ziet ernaar uit dat dit inderdaad het geval zal zijn dan wordt de vraag aktueel welke hou ding de kerk zal aannemen. Zal ze dan doorgaan met de mensen op te roepen naar het huis des gebeds? Of zal ze toe geven aan de aandrang die op haar wordt uitgeoefend om het luiden te staken? Denkt u vooral niet dat dit een irreë le vraag is! Want in de kerken zelf gaan hoe langer hoe meer stemmen op die beweren dat we de saecularisatie de ontkerstening positief moeten waar deren. De kerk is er immers voor de we reld? En de kerk moet immers solidair zijn met de wereld? Wanneer de kerk zelf verkondigt dat ze haar tijd gehad heeft en dat de openbare eredienst be hoort bij een verouderd, agrarisch le venspatroon, dan moet de kerk straks sit solidariteit met de wereld en met de buitenkerkelijken, het klokluiden op geven. Dan is trouwens het klokgelui met meer nodig, omdat de kerkdiensten zelf overbodig geworden zijn! In feite ligt dus bij de kerken al een groot stuk schuld. Ze zijn voor een deel Ontrouw geworden aan hun roeping. De roeping om in deze wereld getuige te zijn van het heil dat God bereid heeft. Ze hebben zich al te lang afgevraagd: j,Wat zeggen de mensen?" en ze durven net nauwelijks meer aan te zeggen: „Zo spreekt de Heere Want dat laatste, dat is nu juist de zin van het klokluiden. De Heere spreekt! En ieder wordt opgeroepen om te komen luisteren naar wat Hij te zeg gen heeft. Maar als de kerk die hoge pretentie opgeeft, als ze niet meer ziet, of niet meer zien wil, dat aan het Woord Gods is toebetrouwd, ja, dan moet ze ook 'het klokluiden staken. De koster in Sittard hoorde de klok niet luiden en wist ook niet waar de klepel wasDat zal een vreemde gewaarwording geweest zijn Maar als de kerk de klok (nog) luidt, en ze weet niet waar de klepel hangt ze ziet de zin er niet meer van dat is veel erger. WAARNEMER. Bergen op Zoom, Korte Meestraat 17 Tel. (01640) 35878 BON: voor gratis folders zenden aan PFAFF, Antwoordnum mer 102, Bergen op Zoom. Naam Adres Plaats: In Middelharnis is dezer dagen het actie-comlté „In de Rechte Straat" op gericht. Het Comité dat dezelfde doel stelling heeft als de gelijknamige lande lijke Stichting gaat daaraan in een re gio i(iGoeree-Overflakkee)) nader gestal te geven. Primair gaan de comitéleden zich beraden op de meest doelgerichte aanpak van de werkzaamheden. In principe staat de Stichting en daar mee het comité vóór het hebben van een getuigend gesprek met Rome, c.q. de Rooms Katholieke medeburgers en het verlenen van steun aan geestelijken die het Rooms Katholicisme verlaten en' kiezen voor het Protestantisme. Het eilandelijke comité bestaat uit 9 leden. Voorzitter is dhr. P. Vreugdenhil te Middelharnis, secretaris is dhr. J. Brak, eveneens te Middelharnis. Er wordt ge werkt aan het opstellen van een pro gramma waarmee het comité al in het komende winterseizoen-belangstel ling voor haar streven kan wekken en uitvoering aan haar doelstelling kan ge ven. ARMEN VAN GEEST „Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen". IVtattheus 5 3. Zalig zijn de armen van geest. Armen van geest, dat zijn de geestelijke armen, die zichzelf als zodanig hebben leren kennen en die nu verlangen naar de vervulling van hun ledigheid. Elk mens in zijn natuurstaat is een arme van geest.i Wij zijn toch onze geestelijke rijk dom in het Paradijs kwijtgeraakt. Weg is onze ware kennis, onze gerechtig heid, onze heiligheid, onze vreugde, on ze vrede, ons leven. Wij vinden ons beeld in de verloren zoon, toen hij al zijn goederen had doorgebracht. O, wat zijn wij geestelijk arm! Maar, wij weten het niet. De grote Profeet zegt: „Gij zegt, ik ben rijk en verrijkt en heb geens dings gebrek, doch gij weet niet, dat gij zijt ellendig, arm, jammerlijk, blind en naakt". In onze tekst wordt natuurlijk ge sproken van geestelijk armen, die met hun armoede zijn bekend gemaakt. Hoe gebeurt dat? Hoe worden wij arm in eigen oog? Dat is een belangrijke zaak. Het is niet genoeg dat wij de zuivere waarheid zijn toegedaan en dus wel we ten, dat wij van onze armoede moeten spreken, want ach, met een zuivere be lijdenis, hoe goed ook op zichzelf, kunt gij toch nog zo rijk zijn in eigen schat ting. Een arme mond, maar een zelfge noegzaam, rijk hart, is dat misschien uw toestand ook nog? Waarlijk arm van geest worden wij alleen in de weg der ontdekking. Als de Heilige Geest ons naar de Sinai leidt en als we daar te horen krijgen uit Gods eigen mond die ontzaglijke bergrede van Zijn heilige Wet. Ja, dan raken wij onze zelfgenoegzaamheid in beginsel kwijt, dan krijgen wij te zien, dat wij missen, wat voor God geldt. Maar de Geest des Heeren, die zo wijs is, laat niet alles tegelijk zien. Hij weet, dat wij dat niet dragen kunnen. De ont dekking geschiedt trapsgewijze. Éérst is er dikwijls maar een gevoel van onbe vredigd, van niet gelukkig zijn. Dan wordt ge meer en meer bepaald bij al lerlei tekortkomingen. Al meer en meer krijgt ge te zien: het zijn niet maar te kortkomingen, neen, het zijn zonden, en ik heb een grote schuld, die niet gedekt is, die staat te krijten, maar die ik niet betalen kan, al heb ik nog zulke goede voornemens en al wil ik het telkens pro- Uit vroegere artikelen weet u het nog wel: „Op april zes verloor Alva zijn fles". Na de verove ring van Den Briel op 1 april 1572 door de Wa tergeuzen verklaarde op de zesde april Vlissingen zich voor de Prins en tegen Alva. Het duurde nog tot 28 september van dat jaar eer men de'Grote of St. Jacobskerk voor de Pro testantse eredienst kon gebruiken. Dit is juist 400 jaar geleden, van daar dit artikel over de ze kerk. Nog een paar maanden bleven de kerken in Rooms-Katholiek bezit, de „ketters" hielden hun kerkdiensten in particu liere huizen. Na de zuivering van de St. Jacobskerk werd er op 28 sept. voor 't eerst de Calvinistische preek gehouden. Twee predikanten uit Gent preekten er 's morgens en 's avonds, het waren ds. Daniël Lindeman en ds. Mattheus(ach ternaam onbekend). De kerk. In 1574 had Vlissingen twee vaste predikanten: Johannes Gerobulus en Jacobus Baselius. Bijna een eeuw later (1652) waren er 7 predi kanten, het hoogste aan tal dat deze gemeente heeft gediend. ledere zondag werden er 3 diensten in de Jacobskerk gehouden en 2 in de twee andere kerkgebouwen, de Middel- kerk en de Oostkerk. Deze twee kerken zijn bij het bombardement door de En gelse vloot in 1809 zo zwaar beschadigd, dat ze als kerk geen dienst meer hebben gedaan, de hier gelegerde Fransen ge bruikten ze voor militaire doeleinden. Ook hadden er op dinsdag- en don derdagavond, later alleen op woensdag avond, kerkdiensten plaats. Men behoeft nog niet stokoud te zijn om zich de brand van kerk en toren op 5 september 1911 te herinneren. Vele ouderen zullen zich ook de droge zomer van 1911 nog wel herinneren: alle sloten en putten op Walcheren waren droog, zodat het vee bijna van dorst omkwam. Het had in geen maanden geregend en dus was alles in de kerk ook kurkdroog. Loodgieters waren bezig geweest op het dak van de Engelse kerk, een zijbeuk van de Grote Kerk. Daar is de brand begonnen, 's middags even vóór half twee.i De brandweer stond machteloos tegen de vlammenzee, het bluswater verdampte in de vuurgloed en van ver waren de geelgrijze rookwolken boven de stad te zien. Vlissingen, St. Jacobstoren met kerk Evenmin als de kerk was ook de toren te behouden. Even drie uur stortte het bovenste deel met de zware klokken- last omlaag. En toen het avond was, kon men alleen nog maar de stomp van de toren en de zwart geblakerde muren van de kerk zien staan. Een historisch monument was voor Vlissingen verloren gegaan. Was zoiets een eeuw geleden gebeurd, dan zou men de rommel netjes hebben opgeruimd en misschien op dezelfde plaats een nieuwerwetse kerk met toren hebben gebouwd. Tegenwoordig denkt men daar anders over. Half vernielde historische gebouwen worden in oude trant weer herbouwd. Zo ook de St. Jacobskerk van Vlissingen. Vier jaar later stond er een nieuwe kerk, in de zelfde stijl als de oude. De oude toestand. Toen de brand uitbrak heeft men nog wat kunnen redden: koperwerk, bijbels, archieven en de bibliotheek. Ook het avondmaalszilver, dat bewaard werd in de brandkast. Het zilveren doopvont is door een zilversmid uit Middelburg gra tis zo goed als in de oude toestand her steld. Door de val van de klokken en het VERVOLGVERHAAL DOOR H. KINGMANS Wat mankeerde jou?" vroeg Andries. Ik vertrouw die kerel niet", ant woordde Arie. „Wat doet die hier zo ^''■oeg in het kamp? En wat heeft hij ■net de Prins te maken?" ,v™i kan wel een belangrijke bood- '™ap hebben", meende Andries. „Wat "fill wij daarvan?" the'ft^ '^y een belangrijke boodschap ■het V ^&^^t op zijn gemak kamp bekijken en een praatje met soldaten maken. Hij wilde ons uit toren. Dat betekent dat?" XünA^'. is "wel wat vreemd", stemde lAndries toe. lin'ii^^''' daarom moeten wij hem [tg T^ ptsn houden. Ik sta er over na Itena t D kennis van jou, lui- ^L ,'^5,?eekman, in de arm te nemen. Istell onderzoek in- Iseti'A^"" vergis- I Ais ons wantrouwen dan eens niet gemotiveerd is?" „Wat zou dat dan nog? Wij kunnen nooit te voorzichtig zijn!" „Nu, vooruit dan maar". „Ik ga hem even opzoeken", zei An dries weglopend. Ietwat afgelegen van de andere ten ten stonden enkele tenten die groter waren dan die der soldaten< Het waren de verblijfplaatsen van de Prins van Oranje en zijn staf. De Prins deelde zijn tent met zijn boezemvriend, Willem Bentinck. Daarnaast was de tent van luitenant Beekman, graaf Styrum en enige ordo- nance-officieren. Iets verder hadden de Gedeputeerden te velde een linnen onderdag. Vervol gens was er nog een verblijfplaats voor ettelijke hoofdofficieren. Vervolgverhaal Toen Arie de tent naast die van de Prins paseerde, trad juist luitenant Beekman er uit. Onmiddellijk klampte hij de adjudant van Zijne Hoogheid aan, die vol verba zing luisterde naar het relaas over de vreemdeling. „Wilde hij Zijne Hoogheid spreken?" „Jawel, luitenant". „En vroeg hij, wanneer de Prins uit reed?" „Ja, luitenant. Ik vertrouw die kerel niet, al doet hij zich nog zo mooi voor. Wat heeft hij in het kamp te dwalen en de soldaten uit te horen?" 't Is zeker vreemd", zeide Beekman. „Is hij nu nog in het kamp?" „Vrij zeker wel, luitenant. Nog niet lang geleden heeft hij ons verlaten". ,,Dan wil ik hem eens nagaan. Alvast dank, dat je mij op hem opmerkzaam gemaakt hebt". „Geen dank, luitenant. Hij vroeg zo belangstellend naar de Prins., En dat kwam mij verdacht voor". Arie salueerde en vertrok, terwijl luitenant Beekman heel kalm de rich ting uitliep, waarheen, volgens aanwij zingen van Arie, de vreemdeling gegaan was. Het duurde niet lang, of de adjudant van de Prins van Oranje kreeg de Vla ming in het vizier. Hij stond weer met een soldaat te praten. En het leek wel een vertrouwe lijk onderhoud ook. Verborgen achter een tent, waarin een stelletje krijgsknechten druk zat te pra ten, bespiedde Beekman de vreemde ling, die zonder enige gejaagdheid te tonen het gesprek met de soldaat voortzette. Enige tijd later wist hij blijkbaar ge noeg. Althans: hij slenterde verder, om in een andere straat van het kamp alweer een praatje met een soldaat aan te knopen. Nu werd het luitenant Beekman toch te machtig. Zo dicht mogelijk ging hij, door hen ongezien, naar het tweetal toe, teneinde te trachten, iets van het ge sprek op te vangen. Dat gelukte hem evenwel niet. Boven dien duurde het praten niet lang. De soldaat ging de tent binnen en de vreemdeling zette, volkomen bedaard, zijn tocht door het kamp voort. Het was stil in de kampstraten. De soldaten lagen of zaten in hun tenten te eten, grof, bruin brood met water. Beekman volgde de vreemdeling, haalde hem in en legde, met opzet onverhoeds, zijn hand op diens schouder. Indien hij verwacht had, dat de Vla ming verschrikt zou omkijken, dan werd hij deerlijk teleurgesteld. Zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, wendde de vreemdeling zich om. Ja, toen hij zag, dat hij met een officier te doen had, kwam er zelfs een glimlach op zijn gezicht, dat luitenant Beekman verre van aantrekkelijk vond. „Wat doet u hier in het kamp?" vroeg deze op strenge toon. ,,Het is mijn bedoeling, om toegelaten te worden tot Zijne Hoogheid, de Prins van Oranje", antwoordde de ander, die absoluut niet uit het veld geslagen was., „Dat klopt met zijn bewering tegen over anderen", dacht de officier, die van deze vreemdeling niets begreep. ,,Hebt bij een paspoort?" vroeg hij. „Neen, mijnheer", antwoordde de Vlaming. „Ik kom met een geheime boodschap voor de Prins van Oranje. Hoe zou ik dan aan een paspoort ko men?" beren. Hoe meer gij ontdekt wordt, des te meer krijgt gij te verstaan de waar heid van het woord: Graaf maar dieper, mensenkind, en gij zult meer gruwelen vinden. Tenslotte komt het zover dat ge bemerkt: het zijn niet maar enkele zonden; ik ben melaats van de hoofd schedel tot de voetzool toe, in mij woont geen goed, het is één grote schuld. Zo leert ge uw verdorven hart kennen. In zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren.1 Dan roept gij het uit: Heere, wat moet er toch van mij worden? Ik ben waard, dat Gij mij voor eeuwig verstoot. Arm, en al armer worden. Toets uzelf daaraan en vraag: heb ik daar kennis aan? Armen van geest, dat blijft het ken merk van Gods kinderen Wat zegt nu de Heere Jezus van zulke armen van geest? Dat is van veel meer belang dan zij van zichzelf zeggen. Zij weten vaak niet wat zij van zichzelf moeten denken. Dat is nog van veel meer belang ook, dan wat de mensen van ze zeggen. Mensen zijn gelukkig onze rechters niet. Luister, wat de Heere Christus van de armen van geest zegt: Zalig zijn de ar men van geest, want hunner is het ko ninkrijk der hemelen. Zalig? En ze be lijden de rampzaligheid verdiend te hebben. Hunner is het koninkrijk der hemelen. Hunner, het staat met nadruk voorop. Hunner alleen. De grote Profeet, Jezus Christus ver zekert het. Hij spreekt als machtheb- bende, want Hij is de Koning van dat konüikrijk, door de Vader gezalfd. Hij heeft dat Koninkrijk voor hen verwor ven. Het Koninkrijk der hemelen met al zijn schatten en goederen, dat is de samenvatting van het heil dat in Chris tus Jezus is. De armen van geest krij gen en hebben, maar ook zij hebben en krijgen er deel aan, want zij worden overgebracht uit deze tegenwoordige wereld in het koninkrijk van Gods wel behagen. Zij worden aangeraakt met de gouden scepter der genade. Mijn lezer, zalig of rampzalig, op de brede of op de smalle weg, hemel of hel, het is een van beide. Een derde mo gelijkheid is er niet. Wat is het bij u? O, als gij nog zo rijk zijt met het aardse, met geld en goed, met uzelf, uw deugd en goede werken, uw vroomheid en ijver, dan geldt u de bedreiging van de Heiland: „Wee u, gij rijken!" Zoek toch de Zaligmaker der armen te leren ken nen. Hij is nog nabij. Hij is nog te vin den./ Misschien woelt een dodelijke kwaal in uw lichaam, maar ge zijt nog In het heden. Zo gij zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil- en troostrijk Woord Verhardt u niet, maar Iaat u leiden. Wijlen ds. S. van Dorp. Fragment uit de bundel predikaties: ,,Zalig...! Wie...! puin zijn echter veel grafzerken be schadigd. Zoals u wel weet werd vroe ger in de kerk begraven (bij Kon. Be sluit van 1 jan. 1829 is dat verboden), vele voorname families hadden er een eigen grafkelder. Zoals het opschrift: „Bidt voor de ziele" aanwijst, dateerden 23 grafzerken nog uit de Roomse tijd. De andere zijn van 1572 tot 1650, toen men rond de kerk begon te begra- ven< Bekende zeelieden hebben hier in de ze kerk hun graf gevonden: Joos de Moor, vice-admiraal van Zeeland (t 1618), met zijn 3 vrouwen. Andere be kende figuren uit de vrijheidsstrijd te gen Spanje waren vice-admiraal Joost van Trappen, ook wel Bankert genoemd, Marinus Hollaar, Logier Pietersen. Ver der vonden er vele burgemeesters, sche penen, predikanten en voorname Vlis- singers in de kerk hun laatste rust plaats. In 1638 begon men met het ophangen in de kerken van de wapens van de daar begraven aanzienlijke personen. De muren en pilaren hingen er vol van, wel een paar honderd. (In de St. Pieterskerk te Middelburg hingen er 405, een re cord aantal!) Maar in 1798 tijdens de Franse overheersing moesten ze terwille van de „gelijkheid" verwijderd worden. In 1315 heeft Vlissingen stadsrechten gekregen en enkele jaren later (1328) werd deze kerk gebouwd; een kruis kerk, aan Jacobus gewijd, daarom wordt de Grote kerk ook wel St. Jacobskerk genoemd. De kerk van het vervallen Oud-Vlissingen werd afgebroken en de bruikbare bouwstoffen werd voor deze nieuwe kerk in het steeds groter wor dende Nieuw-Vlissingen gebruikt. De laatste jaren. Na de kerkbrand van 1911 heeft de kerk nog een paar keer te lijden gehad. In november 1944 bij de bevrijding van Vlissingen was vooral het dak zwaar beschadigd. En in 1953 bij de grote wa tersnood van 1 februari heeft ook het water een kort poosje in de kerk ge staan. Alle beschadigingen zijn echter her steld en iedere dag in. de zomer is de kerk enkele uren open en kan men ze bezichtigen. De grote dikke pilaren zijn nog oorspronkelijk, maar verder is al les nieuw in dit 1200 zitplaatsen tellen de bedehuis. Op de psalmborden ziet u het kerkzegel: een fontein versierd met een fles (het stadswapen), daarboven een anker, het zinnebeeld der hoop. Het randschrift luidt: Hauri e fonte salutis, Flissinga! Wat in het Hollands wil zeg gen: Schept uit de fonteinen des hells, Vlissingen! In 1955 heeft men er 8 gerestaureerde wapenborden van de familie Lampsens opgehangen, een bekend Vlissings ge slacht, bij wie de jonge Michiel de Ruy- ter nog in de touwslagerlj heeft ge werkt. Op de Nieuwendijk staat hun vroegere woning met torentje. Ze noemden zich ook heer van Brigdamme en op enkele schilden staat als herinne ring hieraan een brug over een dam. Op de meeste staat een lam, de afleiding van de naam Lampsensj Ter gedachtenis van Vlissinger Mi chiel werd in 1966 een gedenkraam aan gebracht, het De Ruyterraam. Zoals in de meeste kerktorens hadden de Duitsers ook hier (in 1943) het caril lon uit de toren, bestaande uit 33 klok ken en een luidklok. Het was het derde carillon sinds de toren in 1583 een klok kenspel van 17 klokken had gekregen. In 1951 had de firma Petit en Fritzen te Aarle-Rixtel een nieuw klaar van 47 klokken. Met op de grootste luiklok van 1740 kg dit vers: „Soli Deo Gloria. Eenmaal verstomd door ruw geweld. Na acht jaar in zijn eer hersteld. Verkondt de toren andermaal De vrijheid in de klokkentaal". Middelburg. L. van Wallenburg. Telefoon (01870) 26 09 OM OVER NA TE DENKEN: „De genade is een bloem van de eeuwigheid, de dood verderft ze niet". Thomas Watson Niet het zeggen', maar liet doen maakt een Christen. Igantius. UITBREIDING TELEFOONCENTRALE MIDDELHARNIS Op zaterdag 28 oktober 1972 zal de lokale telefooncentrale te Middelharnis worden uitgebreid met 600 nummers, waardoor de capaciteit zal zijn gestegen tot 2000 nummers. De uitbreiding betreft de nummerse- rie 3400 t.m. 3999. Er zijn te Middelhar nis 200 wachtenden, die op 6 na allen zullen worden aangtsloten bij deze uit- breiding.i Genoemde 6 wachtenden zul len, i.v.m. kabel-teohnische moeilijkhe den, pas in het 3e kwartaal van 1973 van een aansluiting worden voorzien. DIRKSLAND Bejaardenmiddag. Onze bejaarden middag hopen we weer te houden op D.V. dinsdag 10 oktober om 2.30 uur n.m. in „Onder de Wiek". Deze middag zal voor ons komen spreken Ds. Tukker van Groot-Ammers. Wij hopen u allen weer in gezondheid op deze middag te ontmoeten. Wanneer u van vervoer gebruik wenst te maken geeft dan even een berichtje aan een van onderstaande adressen. Mevr. Spek van Zetten, Tel. 1348 Mevr. Hesselink, Tel. 1357 Mevr. Schuller, Tel. 1714 DAMMEN - OUDDORP Uitslagen 2 oktober 1972: Afdeling 1: K. Tanis J. Visbeen 0—2 K. Verhage K. Westhoeve 11 L. Moerkerk A. Meijer 1—1 J. Moerkerk P. van Dam O2 Afdeling II: R. Verhage A. de Boer 0—2 G. van Dam P. van Wijk 11 K. Akershoek J. de Jong 11 B. Bosloper L. Grinwis O2 i Cl Mierop H. Tanis afgebr. „Maar hoe zijt gij dan hier binnenge- raakt?" Langs de gewone weg. In de vroege morgenstond laat de bewaking wel eens iets te wensen over", antwoordde de vreemdeling. De verbazing van luitenant Beekman steeg meer en meer. „Maar weet ge dan niet, dat dit straf baar is? Gij kunt, als spion, gevangen genomen en opgeknoopt worden. De Prins van Oranje maakt daar korte metten mee". Scherp keek luitenant Beekman de ander aan. Zou hij bij een bedreiging met de dood niet veranderen van hou ding? Er was geen sprake van. Zelfs de oog leden van de vreemdeling knipten niet. ,,Er is niet de minste reden, om mij op te knopen", zeide hij op bedaarde toon. „Ik ben geen spion. Ik heb alleen een belangrijke tijding voor de Prins van Oranje". „Waarom laat gij u dan niet aandie nen? Waarom dwaalt gij dan in het kamp rond?" „Ik meende, dat het nog te vroeg was. Hoe eerder ik mij kan laten aandienen, hoe liever. Ziet gij daartoe kans, mijn heer?" „Ik ben adjudant van de Prins", ant woordde Beekman. „Het is dus voor mij een kleine moeite. Op het gelaat van de vreemdeling kwam een glimlach van verrassing. „Wel, dat treft bijzonder", zeide hij, op montere toonj „Indien het niet te veel moeite is, had ik gaarne, dat u mij aandiende". „Ik zal toch eerst dienen te weten, wie u is", meende Beekman voorzichtig. „Mijn naam doet er al heel weinig toe", antwoordde de vreemdeling. „Die is George Horne. Maar die zegt noch de Prins, noch u iets". „Maar uw kwaliteit dan?" „Daar komt het op aan", zei de ander op welbewuste toon. „Zoals gij hoort, ben ik een Vlaming. Maar ik woon sinds jaren in Engeland". „Dus u behoort thans tot de vijanden van de Republiek?" „Pardon, ik ben, zoals ik zeide, een Vlaming. Dat is iets anders dan een Engelsman", antwoordde de ander, iet wat spottend. „Gij houdt mij voor de gek, mijnheer", zei luitenant Beekman, toornig. „Gij vergist u, mijnheer. Gij denkt, dat de Engelsen vijanden van de Prins zijn. Maar niets is minder waar. „Ik sprak van de REPUBLIEK", merkte Beekman op, die meer en meer verrast was over het optreden van deze raadselachtige man. Op het onderscheid dat Beekman maakte, ging de vreemdeling echter niet in. „Engeland wilde niet de ondergang van de Prins", dus sprak hij verder. {Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1972 | | pagina 5